PLANTEN IN KAMER EN TUIN. WAAROM NIET? Bij den dood van Joffre. Chaplin's schaduw. De wereldstrijd tegen het lawaai. Minder optimistisch zijn wij gestemd omtrent de tarieven van gas, electriciteit en water, die in ons district gelden. Vooral in de huidige tijdsomstandgheden drukken deze nog veel te zwaar op het bedrijfsleven en ik verzoek de Kamer in het komende jaar te willen medewerken om te trachten daarvoor gunstiger voor waarden te verkrijgen. Uit de u beleende enquête, die in het afgeloopen jaar door onze Kamer is gehouden naar de tarieven van bedrijfswater, is U o.a. gebleken, dat van de 71 ge meenten buiten ons district, waarvan opgaven werden verkregen, er 68 zijn, die zich in voordeeliger voor waarden voor de levering van groote hoeveelheden be drijfswater mogen verheugen dan onze Gemeenten. Ik vertrouw dat nog in den loop van dit jaar het P.W.N.- tarief van 25 ets. per M3. (ongeacht voor welke doel einden het water wordt aangewend of welk kwantum wordt afgenomen) aanmerkelijk verlaagd zal worden, opdat het bedrijfsleven ook te dezen opzichte niet lan ger in een belangrijk ongunstiger positie zal blijven verkeeren dan de elders gevestigde bedrijven. Het lijkt mij onjuist, dat de hooge kosten van de Provinciale Watervoorziening, die vooral ook uit overwegingen van hygiënischen aard geschiedt, in het bijzonder moe ten drukken op de afnemers in de aangesloten 104 ge meenten en niet op de geheele provincie, hetgeen te meer klemt, wanneer men bedenkt, dat de dichtbevolk te centra van Amsterdam en Haarlem niet onder de aangesloten gemeenten vallen, en Zaandam (met 8691) en Alkmaar (met 7382 abonnementen) de plaatsen met het grootste aantal afnemers zijn. Een groot-afnemer te Alkmaar liet zelf pompen slaan om bedrijfswater te wihnen. Alhoewel wij het standpunt van dezen afne mer kunnen begrijpen, moeten wij toch dien kant niet uit, want dan zouden de overblijvenden op den duur mogelijk nog meer moeten betalen. De lasten dienen m.i. volkomen zuiver verdeeld te worden en de tarie ven op een niveau gebracht, dat meer In overeenstem ming is met de elders geldende voorwaarden. De wegenverbetering in het District der Kamer heb ben wij met belangstelling en waardeering gevolgd. Toch zouden wij, vooral wat de Provinciale wegen betreft, gaarne een belangrijk sneller tempo van uitvoering zien De verlteerscommissle zou Ik willen verzoeken vooral haar aandacht aan het bruggenvraagstuk in ons district te wijden. De klachten, die ons o.a. over de vlotbruggen te Alkmaar, Koedijk en 't Zand bereiken, zijn van dien aard, dat er dringend noodzakelijk naar een afdoende verbetering dient te worden gestreefd. Met trots voor het kloeke ondernemen wil ik hier het invoeren van den 14-daagschen vliegdienst tusschen Ne derland en Indië noemen, waardoor het mogelijk is ge worden met de relaties in de koloniën vlotter contact te hebben, hetgeen ook door de gelegenheid tot het hou den van telefoongesprekken met de overzeesche Gewes ten ten zeerste is bevorderd. Omtrent den ai'beid der Kamer verwijs ik weder naar het uitvoerig jaarverslag, dat binnenkort zal verschijnen. Inzake het Handelsregister zou ik nog even willen vermelden, dat het aantal dossiers op 31 December 1930 bedroeg 8397, terwijl het aantal ter inzage verstrekte dossiers sedert de instelling van het Handelsregister to taal heeft bedragen ruim 34000, De cursus in de Spaansche taal, "die de Kamer gedu rende twee jaren heeft gehouden en waarvan verschil lende leerlingen zeer gunstige resultaten boekten, dank zij de uitstekende lessen van mevr. J. L. van SluysBar biers, werd aan het einde van het vorige jaar opgehe ven, daar er voor een nieuwen cursus te weinig deel name bleek te zijn. Voor de aangename samenwerking, die de Kamer in hét afgeloopen jaar van verschillende Colleges, Midden- standsvereenigingen en andere organisaties mocht on dervinden, is zij ten zeerste erkentelijk. De ondervonden medewerking van de pers zij hier tevens met waardee ring genoemd. Nadat ik nog onzen secretaris en zijn staf gaarne een woord van dank breng voor de wijze, waarop zij zich wederom van hun plicht hebben gekweten, wensch ik u allen een in elk opzicht gezegend jaar 1931 toe! S. W. ARNTZ. xvn. VRAGENBUS. P. de J. te Sint Pancras schrijft en vraagt het vol gende: „Gaarne wilde ik u een paar vragen doen, in de hoop, dat ik er antwoord op mag ontvangen in de „Schager Courant" Ik heb een bloeiende cyclamen ge kregen, maar als zij uitgebloeid :s, hoe moet ik haar dan verder behandelen? Dan heb ik een Azalea, die heb ik twee jaar in bloei gehad, van 't jaar hetzelfde be handeld, maar er is geen knop aan gekomen en nu gaat zij al meer achteruit. Is hier nog iets aan te doen? En dan heb ik van de herfst een Chrysanth in een bloempot gezet en die is gaan bloeien. Toen zij uitge bloeid was, heb ik haar afgesneden, daar zij van boven erg afviel en van onder flink uitliep. Kan ik die van 't voorjaar buiten zetten, in de bloempot of los in de aarde? Het zijn drie kleine planten bij elkaar. Een broeiraam of kas heb ik niet. Mijn ramen zijn op het Oosten en Noorden. Antwoord: I) sohrijft in Uw brief over Ciclame, Azalia en Grissant. Mag ik U er even opmerkzaam op maken, dat dit moet. wezen: Cyclamen, Azalea en Chrysanth. Over Uw vragen het volgende: Als de Cyclamen uit gebloeid zijn, moet U de plant koel laten staan en van 't voorjaar buiten, liefst op een halfbeschaduwde plaats ingraven. Als er nieuwen groei komt wat vloeimest geven. Bij het binnenbrengen, moet U vooral zorgen voor een geleidelijken overgang, eerst voor 't open raam, dan in een onverwarmd vertrek, daarna in de gewone kamer. De Azalea zal wel verloren zijn, als die achteruit gaan, komt er in den regel niets meer van terecht. In een van mijn laatste artikelen heb ik de behandeling van de Azalea nog beschreven, ziet U die krant nog te krijgen. Ik kan er nu weer niet over gaan schrijven. De Chrysanth kan buiten worden gezet en kan des noods gescheurd worden. U krijgt dan drie afzonder lijke planten. U moet ze echter niet in den pot laten staan. Ik hoop U zoo afdoende geantwoord te hebben. VASTE PLANTEN. (Vervolg), Dekken. In geval van najaarsplanting is een lichte bedekking met dennetakken, turfstrqolsel enz. niet overbodig. Hier vallen echter buiten de soorten, die des winters hun blad behouden, zooals Arabis, Aubrietia, Campanula Persicifolia enz. daar deze onder hun be dekking zouden verrotten. Voor Anemone Japonica ge- bruike men een laag blad, terwijl dennetakken voor Chrysanthemum Indicum beter zijn. Onderhoud. Het onderhoud bestaat voornamelijk in opbinden. Dit moet zooveel mogelijk onzichtbaar ge schieden; ncoit mag men een plant dwingen te groeien, anders dan haar natuur is. De stokken worden tus schen of achter de planten gezet, waarbij men moet zorg dragen, ze zoo ver van het hart der plant te plaatsen, dat de wortels niet beschadigd worden. Van daar uit make men (tenminste bij forschgroeiende soorten) een raffiaverbinding liefst naar eiken tak afzonderlijk. Verder is van belang het wegsnijden der uitgebloeide bloemstengels, waardoor bij vele soorten een tweede bloei volgt. Amsterdam K. VAN KEULEN. Zoo is de groote generaal gestorven, Die in den donk'ren, bangen oorlogstijd, Gewikkeld In een ongelijken strijd, Den grondslag voor de zege heeft verworven, Toen 't stervend Frankrijk, in het hart gewond, 't Vijand'lijk leger stuwend voort zag dringen, En men geen middel tot den afweer vond, Om 't vreeslijk noodlot in zijn loop te dwingen! Daar trok een vloedgolf stormende soldaten Al verder op zijn overwinningsreis, En overmoedig klonk het: „Naar Parijs!" Bij 't scherp gekrijsch van gierende granaten. En steeds maar rolde deze vloedgolf aan, Wie was de held, die dit gevaar zou keeren, Waar was de macht, die Duitsehland kon weerstan, De breidel tot zijn militair begeeren? Toen was 't, dat Joffre vol van zelfvertrouwen, En vol vertrouwen op zijn grande armée, Zijn vaderland verloste van het wee. Dat dreigend aansloop in een groot benauwen. Hij gaf zijn sterke legerorder uit, Hij zag de zwakheid van 't vijand-lijk dreigen, Een maohtig: „Halt!" bekroonde zijn besluit, En bracht de groote overmacht tot zwijgen! Hij wist zijn land aan het gevaar t' ontrukken, Dat het bedreigde met den ondergang, Die tergend opklonk uit de zegezang, Om 't Fransche volk vernederd te doen bukken. Rust zacht dan Joffre, 't strijden kwam tot staan, Al hadt gè ook een militair geweten, Als man van eer hebt gij uw plicht gedaan, Dat zal zelfs een Genève niet vergeten! Januari 1931. KROES. (Nadruk verboden). Kort verhaal WAAROM vraagt hij me nu niet?" dacht Ini. Max en zij zaten samen in den zomersch mooien tuin. En „waarom vraagt hij me niet?" dacht Ini herhaaldelijk. „Nu is er zoovoel gelegenheid en de volgende week is hij weer weg, wie weet voor goed. Ik begrijp het niet. Wij schieten toch zoo goed op samen en hij moet een vrouw hebben, dat vindt iedereen, en dat weet hij zelf ook wei. En de heelo stad'weet langzamerhand, dat hij van mij houdt! En ik ben toch ook altijd heel aardig tegen hem... Waarom vraagt hij me nu niet?" Toen kwam André den tuin in, en de kans was weer voorbij. En 's middags ging Ini met André roeien, en nog een dag tennissten zij beiden met Max en toen was Max's vacantie om, en vertrok hij, zonder Ini ge vraagd te hebben. „Ik begrijp het niet," dacht Ini. „Eerst ging alles zoo goed. Alleen de laatste dagen..." André bleef nu en dan komen. Inl's vader was zijn voogd, en hij had altijd zijn vacanties en week-ends grootendeels bij hen doorgebracht. Toen hij eenige weken achter elkaar niet kwam, voelde Ini zich eenzaam, dacht weer aan Max. Zij dwaalde door de nu herfst-getinte bosschen en dacht weer: „Waarom vraagt hij me toch niet?" In haar hart. was zij overtuigd geweest, dat hij schrijven zou, zoodra hij weg was. Maar zij hoorde niets. Haar moeder be zocht soms de zijne, en kwam dan met het bericht thuis, dat hij het goed maakte. Hij had een kantoor op een kleine achteraf plaats. „Daar zit hij nu alleen en ongezellig," dacht Ini, „en ik hier ook alleen... En wat zouden we een plezier kunnen hebben samen!" Zij stelde zich dat leven heel licht en prettig voor. Zij zouden een klein auto'tje hebben .samen, en overal naar toe gaan. En veel uitgaan in de stad. En hun huishouden samen, dat zou gek zijn, maar het zou wel rollen veel verder dacht zij niet. En zij bleef maar niet begrijpen, waarom hij haar niet vroeg. „Zou hij niet durven?" Maar ik ben toch aardig ge noeg tegen hem geweest. Ik ben werkelijk heel lief geweest, altijd!" En Ini ken werkelijk heel Hef tegen iemand zijn. Zij kon zoo lief zjjn, dat iemand zich uitverkoren kon wanen, zonder dat zij iets bedoelde. End an Max, dien zij zoo bedoeld had! Het was waar: hij was den korten tijd, dat hij in dt stad was, onafscheidelijk van haar geweest. Maar nu... „Het leven is niet zoo eenvoudig," kwam voor het eerst in Ini op. „Ik had nooit gedacht, dat er voor een hu welijk meer noodig was, dan twee menschen, die wel willen. En geld natuurlijk. Maar dat verdient hij..." Toen schreef zij eens aan Max. Zoo maar wat. Maar zij hoopte door zijn antwoord nader komen aan de oplossing van het raadsel. Hij schreef kort maar hartelijk terug, en vertelde al leen, dat hij van plan was volgende Zondag weer eens thuis te komen, en haar dan ook hoopte te zien. Teleurgesteld jn haar romantische verwachtingen zat zij met den brief in haar hand. „Maar hij komt toch," troostte zij zichzelf. „Daar moest je toch blij om zijn!" Toen zij het haar moeder vertelde, zei die haar, dat zij het bericht had gekregen, dat André ook weer eens kwam, dien Zondag. „O, leuk," zei Ini. Er kwam nieuw leven in haar. Geen enkele jurk was meer goed genoeg,om die Zater dag en Zondag te dragen, overal moest wat aan ver anderd; zij maakte haar haar anders op, en^-kocht een nieuwe hoed. Max kwam Zaterdagmorgen al. Hij vond Ini zoo stralend en zoo lief, dat hij geen aanstoot nam aan haar: „Ben je daar nu al?" En 'b middags liepen zij samen het bosch in. Max kon nog net iets van herfsttinten zien, had Ini gedacht. De Amerikaansóhe eiken tegen den donkeren dennen achtergrond waren verrukkelijk. In het beukenbosch, waar het oranje vlamde over den geheelen grond en tot hoog boven hun hoofden, wash et als in een toover- land. Max nam haar mee op een lange wandeling. Heel alleen waren ze op de zandpaden en in het al win- tersch verlaten bosch. Zelfs Ini was nu stil in zwijgende bewondering. Toen zij een heuvel beklommen hadden, en stil ston den om van het uitzicht te genieten, was het Max, die eerst wat zei: „Heb je me gemist, Ini, toen ik weg was?" „O, ja!" zuchte Ini; ze kwam heel dicht bij hem staan, en keek vragend naar hem op. „Heel erg," zei ze toen, wat klagend, „Ik was zoo alleen... Ze wou het erge vertellen, dat André haar ook in den steek had gelaten, maar Max voorkwam haar: „Ini," zei hij, „is het dan toch waar?" Hij sloeg een arm om haar heen, en trok haar naar zich toe. ,Hou je dan toch van me? Wil je mijn vrouw worden, Ini?" „Ja", zei Ini, rustig tegen hem aanleunend. Haar oogen keken kalm op in zijn ontroerd gezicht. Zij liet zich stil door hem kussen en vond het niet naar en niet prettig. Die arm om haar heen, toen zij terugwandel den, was wel een warm-makend gevoel. En zoo dicht tegen iemand aangeleund, in het bosch in den vroeg-in- vallenden schemer, tegen iemand, die echt van je hield en die zoo gelukkig met je was, dat was wel heerlijk. En ze vergat dat te vragen wat haar zoolang bevrc-: had, en wat zij hem altijd had willen vragen, zoodra zij maar een kans krijgen zou: „Waarom hij haar niet eer der verteld had ,dat hy vaji haar hield, waarom niet in zijn vacantie, dezen zemer, waarom niet, toen er zoo alle aanleiding toe was, waarom niet? Maar zij vergat het .Haar gedachten waren nu meer bij de toekomst, dan bij het verleden. „Max", zei ze, „Gaan we gauw trouwen?" „Morgen," lachte Max. „Morgen als je wilt, wil je dat?" Nu lachte Ini cok en was blij, dat alles niet meer zoo ernstig was. Het begon haar juist wat te benauwen. Ze begon een beetje op te zien tegen die toekomst, die zij zich zoo aardig had voorgesteld. En waar was het blije, waar zij zich al deze dagen, en zoo kort tevoren nog op had verheugd? Was dit het dan niet, dat nu eindelijk in vervulling was gegaan? Nee, toen zij haar huis voor zich zag, wist zij het in eens: het prettige moest nog gaan gebeuren. Was er misschien al, daar thuis. Ze maakte zich los, en ging wat harder loopen. André zou immers komen! Waarom was het nu ineens of het niet in orde was, dat zij zich daar zoo op verheugde? Wat was dit vreem de, onzekere gevoel in haar? Zij had het nog willen zeg gen: „Laten wij wat doorloopen, André is er misschien al, en ik heb hem in zoolang niet gezien!" Maar nu Max vroeg: „Waarom loop je zoo hard?" Wist zij "ineens niet, of het goed was om het te zeggen, en zij ging zonder antwoord "wat langzamer loopen. André... zij had er nooit over gedacht, maar nu zij dat deed, leek het haarzelf ook ineens vreemd, dat het zoo was of de hemel openging bij de gedachte aandien naam alleen... André! Zij had willen vliegen, om maar dadelijk bij hem te zijn. Maar zij stak haar arm weer door die van Max, en liep langzaam, heel langzaam met hem naar huis. Ze was nu immers gesngageerd, vertelde zij zichzelf, dat veranderde alles, nu had ze verplichtin gen, kon niet meer zoo precies doen, wat zij zelf wou. En zij zou Immers André den heelen avond kunnen zien, en morgen den heelen dag? Maar toen zij het tuinhek binnen waren, riep zij het. door de avondstilte: „Is André er al?" En haar moeders stem antwoordde: „Nee, hij komt heelemaal niet, er is een telegram." Ini 'bleef als aan den grond genageld staan in het donkere laantje. „Wat is er?" vroeg "Max. „Och..." zei ze. „Och..." Maar zij was haar teleurstelling niet dade lijk meester. Tranen kwamen in haar oogen, haarlip pen trilden. Max bracht zijn gezicht vlak bij het hare, keek haar aan. „Is dat om André?" vroeg hij. Ini veeg de driftig over haar oogen. „Flauw hè?" haperde haar stem. „Maar waarom..." zei Max, „waarom heb je dan toch ja gezegd? Ik heb je nooit willen vragen, hoewel ik al lang van je houd, en hoewel het soms scheen of je het verwachtte, maar ik heb je nooit willen vragen, omdat ik immers wist, omdat ik het zag, dat je van André hield. Wist je dat dan zelf niet? Weet je dan niet, dat je van André houdt, meer dan van mij, meer dan van iemand anders „Nee," zei Ini, „eigenlijk niet...!" Zij was nog in de war. „Vergeef me", smeekte ze, toen Max weg wou gaan. „Het spijt me zoo, heusch, ik wist het niet, ik had er nooit zoo over gedacht..." Alleen stond Ini in het laantje.. „Ik houd van André," zei zij toen tegen zichzelf, „van André, niet van Max, Hoe kwam het, dat zij dat niet geweten had?" „En Max wist het..." „Daarom was het..." „Max wist het, al dien tijd... (Nadruk verboden). Uit de Filmwereld De onbekende Mentor van den grooten kunstenaar. Dikwijls ziet men Charlie Chaplin op straat loo pen naast een waardigen ouden heer met een vrien delijk gezicht. En doordat de menschen gewoonlijk, alleen op den grooten Chaplin lotten, vragen zij zich nooit af, wie die oude heer wel mag zijn. Het is hem nu niet meer aan te zien, dat hij vroeger in een derderangs circus als clown speelde en eindelijk ont slagen werd, omdat hij niet lenig genoeg meer was. Maar in zijn hoofd zitten nog wel duizend van die goede ideeën, waarmee hij vroeger zijn publiek aan het lachen bracht. Hij heeft het onfeilbare psycholo gische instinct om de duizend tragi-comischc episo des van het dagelijksche leven te vinden, waarin de menschen zichzelf, hun eigen domheden en de kleine tragedies van hun dagelijlcsch leven terugzien en er om kunnen lachen. Deze oude heer heet Frank Dawson en Charlie Chaplin heeft hem leeren kennen, toen hij op zekeren dag een scène bijwoonde, die Harold Lloyd in zijn atelier speelde. De onbekende oude man uitte toen een paar interrupties, die getuigden van onbarmhar tige kritiek, doch teven van origineele opwekking, die door hun juistheid Charlie Chaplin verrasten. Hot duurde niet lang, of Frank Dawson werd de trouwe mentor en stille medewerker van Gharlie Chaplin. Hij helpt niet alleen bij het in elkaar zet ten van het scenarie, maar" vooral bij het ontwikke len der afzonderlijke tooneeltjes. Want Chaplin ver krijgt zijn effecten het liefst door improvisatie, door de ingeving van het oogenblik te volgen. Hij denkt b.v. na over een situatie in zijn nieuwe film, terwijl hij in zijn villa te Hollywood op een divan ligt. „Ik zie dat kind met een boterham in de hand en kijk verlangend naar het brood goed Ja, maar wat moet ik nu doen, nadat ik ©enigen tijd naar het brood gekeken heb." Uit den achtergrond klinkt een stem: „Je gaat met het kind spelen, tot dat je het brood te pakken hebt." Dit is Dawson, die raad geeft. Charlie blijft onbewegelijk liggén. „Ik zou het kind dus het brood moeten afnemenMaar dat is gemeen, daarover lachen de menschen niet." ..Ik verzeker je, dat ze er wel om zullen lachen", klinkt het weer uit den achtergrond. Charlie geeft toe, speelt de scène, zooals Dawson het hem aangeraden heeft en bij de première blijkt, dat de menschen niet all.een lachen, maar zelfs brullen. Zoo werkt Dawson ook mee bij het opnemen in het atelier. Do scène wordt opgenomen volgens het manuscript. Chaplin staat op en begeeft zich in het licht der schijnwerpers. Hij is het nog niet met zichzelf eens, hoe hij spelen zal. Opzij zit Dawson op een stoel en volgt zijn bewegingen met kritischen blik. Plotseling roept hij hc-m toe; „Charlie, zwaai toch met je stokje, zoodat het met zijn knop tegen je rechtervoet kon t en draai je dan schijnbaar auto matisch om." Charlie begrijpt direct het doel van dit kleine trekje; hij gaat een paar passen voor waarts, zwaait vroolijlc met zijn stokje, raakt schijn baar onopzettelijk zijn rechterbeen aan en brengt zichzelf daardoor in de richting, die het meisje, dat hij na wil loopen, heeft ingeslagen. Hij was heele maal niet van plan, dio kant uit te gaan, maar hot in gedachten gezwaaide stokje wilde het zoo. Dat hoeft een ongeacht komische uitwerking en ieder, die het ziet, moet onwillekeurig lachen. Chaplin is blij, zijn gezicht straalt, maar Dawson blijft onbe wegelijk in zijn stoel zitten. Uit allemaal zulke kleine invallen ontstaat een groote succesfilm, daar zijn dus weken een soms maanden voor noodig. Het kan echter ook zijn, dat een idee in het atelier schitterend lijkt, doch op hot witte doek niet eens opgemerkt wordt. Daarom laat Chaplin altijd een proefvoorstelling van zoo'n nieuwe film geven in een van die kleine bioscopen te Los Angelos, die den geheelen dag geopend zijn en heel oude films vertoonen. Met Dawson gaat hij dan in de bioscoop zitten en dan wordt tusschen de andere films door de zijne gespeeld zonder voorafgaande aankondiging. Elk idee, dat geen succes heeft, wordt omgewerkt. Dat kgst veel tijd en veel geld, maar dat speelt geen rol. Met dat al is Frank Dawson een rijk man gewor den; hij zou zich best uit het werk kunnen terug trekken van zijn rente gaan leven. Voor sommige invallen betaalt Chaplin hem een paar duizend dol lar, enkel uit blijdschap over het goede idee en de zekerheid van het succes. En Dawson zelf denkt er niet aan, zijn werk op tc geven, want zijn samenwer ken met Chaplin geeft ook hem een vroeger niet gekende vreugde. (Nadruk verboden.) EEN INSTITUUT VOOR KAMER- EN WONINGACOUSTIEK. Een Parijsch blad publiceerde dezer dagen een ar tikel, waarin gewezen werd op het opmerkelijke ver lies van geheugen, waaraan de menschheid is gaan lijden. Groote werken als de Ilians en de Odyssee zijn eeuwenlang bewaard gebleven door mondelinge over levering, alvorens zij te boek werden gesteld. Zulke staaltjes van geheugen worden in den loop der tijden steeds zeldzamer. Een van de voornaamste redenen daarvan zoekt het blad in het steeds toenemende la waai, dat de jaensch te verdragen krijgt. Dat is iets wat te denken geeft en er zit een kern van waarheid in deze bewering. Wij weten immers allen, hoe de golf van geluid, die eiken dag opnieuw over de groote steden losbarst, de zenuwen verwoest en zelfs tot hysterie en slapeloosheid leidt. Wij hebben aan den anderen kant kunnen opmerken, dat groote prestaties van onverschillig welken aard bijna steeds volbracht zijn door menschen, wier geest in evenwicht was, zoodat zij rustig aan hun eigen gedachtengang verder konden arbeiden; hun zenuwen waren niet voortdurend gespannen. Misschien zal later de 20e eeuw de eeuw van het lawaai worden genoemd, tenminste wanneer de men schen niet inzien, dat zij toch reeds te laat moe ten strijden tegen een van hun ergste vijanden. Het dient gezegd te worden, dat in Amerika de vooi'hoede reeds voeling met den vijand heeft gezocht. Er worden statistieken gemaakt en geheel of gedeeltelijk ver woeste zenuwstelselsworden systematisch onderzocht. Doch alleen het constateeren van het reeds algemeen bekende feit, dat het zoo niet langer kan gaan, is niet genoeg. Thans heeft de Berlijnsche professor Johannes Blehle zich voorloopig moederziel alleen gestort in het woud van bajonetten van het leger der kwel geesten. Wij vroegen hem naar zijn nieuwe ideaal en met enthousiasme gaat hij aan het uitleggen. Wij zien een least met vele vakjes voor ons, de grondslag van een nieuw op te richten, afzonderlijk museum, dat alleen betrekking zal hebben op den strijd tegen het lawaai. Veel van wat hier ligt, heeft de industrie geleverd, doch er is ook heel wat bij, dat de professor zelf heeft gemaakt of onder zijn leiding heeft, laten maken in zijn technisch laboratorium, een onderdeel van de be kende Siemens-fabrieken. Wij zien b.v. kegels, die op den kegelbaan geluidloos omvallen Er ontstaat nog wel een zwak geluid, doch ook dat kan door een speciale constructie van den baan worden opgeheven. Verder was er de reeds lang bekende stomme viool, waarvan slechts de studeerende zelf een zwak geluid hoort. Iets bclangrijkers was de geluidlooze hamer van gummi, die even goed werkt als een van ijzer en n!et zoo'n eoluid maakt. Er zijn tandraderen van bepaalde stoffen, waar door de groote machines veel minder lawaai maken, terwijl deze geleerde ook vilten pooten voor meubels heeft geconstrueerd en zelfs een apparaat waardoor men zich geruischloos kan oefenen in het slaan op trommels of pauken. Zelfs wanneer men het ongeluk heeft, dat zijn kamer vlak naast een lift is, behoeft hij niet te wanhopen, want de „trillingsdempers" van Professor Biehie slokken al het geluid op. U ziet dus, dat er in dit „Instituut voor kamer- en woningacoustiek flink gewerkt wordt en dat ook klei nigheden er niet over het hoofd gezien worden. Doch boven alle afzonderlijke vindingen is het oog gericht op het groote geheel: den strijd tegen het lawaai. Hier wordt systematisch al het materiaal verzameld, dat den schadelijken invloed van het geluid aantoont. Elk voorstel, elke nieuw materiaal wordt onderzocht op zijn deugdelijkheid en ieder, die het yerlangt, krijgt inlich tingen over het onderwerp. Zoo is het thans reeds mogelijk, om de kamers van een huls zoo ondoordringbaar mogelijk te maken voor het geluid, dat zelfs het luidste gerucht daarbuiten niet anders dan zeer verzwakt en niet hinderlijk doordringt. Bij een nieuw huis worden de bouwkosten daardoor slechts 5 pet. hooger! Daarbij worden de isoleerende stoffen, zooals kurk, katoen, e.d. aangebracht in lagen van bepaalde dikte. Verder kan men het geluiddicht maken van kamers in mindere mate doorvoeren, wanneer men naaimachines, motoren en andere lawaai- veroorzakende voorwerpen zoo inbouwt, dat zij minder gedruis maken. De geluidgolven worden dan zoo snel mogelijk tot staan gebracht. Nu is de geluids demping nooit geheel volmaakt: de isoleerende laag werkt zelf eenigszins als membraan en vormt zoo in zijn geheel nog eenig geluid. Doch ook deze moeilijk heid is niet onoverkomelijk. Het grootste bezwaar is, dat de menschen in dit opzicht nog zoo onverschillig zijn en dat alle wettelijke bepalingen ontbreken. Het is een zaak van algemeen belang, dat de huidige toestand veranderd wordt. Ve len berusten zelfs in het lawaai, omdat zij meenen, dat het onvermijdelijk is. Het uit den weg ruimen van dit onjuiste denkbeeld is het eerste, waarvoor wij moeten vechten. Het moeilijkste zal de strijd tegen het straatrumoer blijken, omdat elke verandering van den bestaanden toestand haar gevolgen heeft op economisch gebied. Tot nu toe kunnen wij daar slechts aandringen op zelfbe- heersching en op het ontzien der medemenschen door de bestuurders van de verschillende voertuigen. Daar door zou het straatrumoer reeds belangrijk verminderd kunnen worden. Het geraas der rijdende vervoermidde len wij denken vooral aan de hinderlijke electrische tram zal echter moeilijker op te heffen zijn. (Nadruk verboden). SLIM. (Lustige Sachse.) zien, hoe laat het is.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 6