Stbaser Courant De Keizerskroning te Aken. ONTERFD...! Tweede Blad. 400 Jaar geleden roor het laatst Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Woensdag" 14 Januari 1931. 74ste Jaargang. No. 8798 Feesten in het leven van Keizer Karei. DEZER dagen was het vier honderd jaar geleden sedert de laatste keizerkroning in den domkerk te Aken plaats vond en sinds de eerwaardige Keizerzaal van het raadhuis getuige was van <je schitterende kroningsmaaltijden, de zaal, waarin Schiller in zijn gedicht verhaalt: „In Aachen in seiner gfiiserpracht im altertümliche Saaie..." De keizerpracht van Aken: een verzonken wereld van verheven beelden, in legenden verheerlijkt, die ons thans onwerkelijk toeschijnen, ook al staan wij nu in den domkerk zelf en verwijlen op de plaats waar de kronings maaltijden gehouden werden. Alleen in de schatkamer van de domkerk schemert temidden van de, in een enge juimte saamgebrachte vroegere kostbaarheden, een vleugje van vergane keizerspracht. Daar zien wij, voor ons moderne menschen, haast te onwezenlijk om te be grijpen, de zilveren buste van Karei de Groote, die het gebouw, dat thans als raadhuis dienst doet, en later ook de domkerk stichtte. Deze levensgroote buste is iwaar verguld en het hoofd is door een kroon gesierd, fonkelend van juweelen en met antieke kamees getooid. Met deze kroon zou eens een Richard von Cornwallis gekroond zijn. In het zilveren hoofd onder de kroon eljn de hersenen van Karei de Groote geborgen. Middel- eeuwsche mystiek overhuift deze pronkvolle relikwieën Wij kunnen daar ook nog een van zilver vervaardigde arm bewonderen, die achter een klein ruitje van Marie- glas opgesteld, het arm-gebeente van den grooten Kei zer bevat. Wij hooren, dat deze Kareis-buste in eerbie dige wijding tot aan de stadspoorten werd gedragen, «wanneer gekroonde Keizers en Duitsche Koningen Aken, de oude kroningsstad binnentrokken. Dan ook vond een feestelijke eeredienst plaats tot verheerlijking van den Karelsrelikwie. Een der grootste kerkelijke feesten. Keizerkroning in Aken, dat beteekent een van de groot ste kerkelijke feesten en één van de verhevenste feesten van het Duitsche volk. Steeds stonden deze feesten in het teeken van Keizer Karei, die niet alleen met zijn hoofd aanwezig was, maar eveneens in de gestalte van een reusachtige pop. Uit een kroniek van de stad Aken en een bericht uit het jaar 1521 ervaren wij over den intocht van Karei den Vijfden nauwkeurige bijzonderheden over deze pop, van Karei de Groote die overigens later door Na poleon werd geroofd: „Achter de herauten is de pro cessie gegaan met vele priesters, waarin het heilige Keizer Karei hoofd, gevat in goud en ook vele andere heiligdommen werden meegedragen. In dezelfde proces- De Keizer Karei busle, waarin de hersenen van Karei den Groote zijn geborgen. FEUILLETON Uit het Engelsch van DOLF WYLLARDE 8. Het duurde een poosje voor Harrel antwoord gaf. Hij stak een nieuwe sigaret aan en vroeg toen langzaam en aarzelend: „Hoe is het... met de Howards?" „Zoo ongeveer als het altijd geweest is. Lady Bryant (Tot goed begrip van de familie-verhouding is het toodig te weten, dat bij de Engelsche adellijke families, de jongere leden meestal een andere achternaam hebben, dan de geslachtsnaam, die op den oudsten zoon over gaat. In dit geval is de geslachtsnaam „Bryant" en de familienaam, die de jongere leden van het gezin dragen „Howard",) speelt bridge en maakt ruzie met haar zoons over geldzaken, precies zooals ze het de laatste tien jaar altijd gedaan heeft En Barbara is ook nog flet als altijd." „Dezelfde?" „Ze is nog altijd Lady Barbara Howard. Ik heb haar In Londen gesproken kort voor mijn vertrek hierheen." Harrel zuchtte diep; als iemand die pijn heeft. „Enfin, ik heb er niets mee te maken," zei hij schor „Heb je ooit Barbara's oordeel gevraagd over je ver lies van je positie en fortuin?" „Neen." „Vindt je dat billijk tegenover haar?" „Kijk eens Jack; jij weet dat re maar één vrouw is, om wie ik ooit heb gegeven en dat is Barbara Howard. Het is een onderwerp waarover ik mooit iemand anders zou praten dan met jou. Maar laat ik je zeggen, dat het nooit in mijn hersens zou opkomen om een meisje dat in Engeland aan luxe en comfort gewend is, te vragen in een land als dit mijn leven te komen deelen. Dat zou Immers onverantwoordelijk zijn!" .Morence's blik dwaalde naar de foto op den richel. Eat waren niet de trekken van een zwakke vrouw. „Ik geloof niet dat ze haar tegenwoordig leven zoo prettig vindt. Het is overigens je eigen zaak. Maar ik zie duidelijk dat je nog altijd van Barbara houdt en daarom kerel, waarschuw ik je, dat wanneer je uit meedoogen- loosheid en eenzaamheid, met een andere vrouw trouwt, je jezelf levenlange ellende op den hals haalt." „Ik ben niet van plan te trouwen", antwoordde Harrel tie ging ook een groote lange man, die den heiligen Keizer Karei moest verbeelden met een kroon op het hoofd en den rijksadelaar voor en achter op zijn klee ding." Volgens 'n ander bericht begeleidden zes hoorn blazers uit de stad Aken dit merkwaardige beeld, dat veel geleek op een maskerade-pop van dit kleurijke tijdperk, doch volkoman e*nstig werd opgevat. Zoo diep was het beeld van 45^*" heiligen Keizer in de zielen der geslach ten gegrif.^iat het de eeuwen door stand hield. Het poppenbeeld van Keizer Karei werd later als een waar schuwing njg vaak door de straten van Aken gedragen Een volksdichter uit de achttiende eeuw doet in de vol gende regels daarvan mededeeling: Drum lieas der Rat als Dankeszeichen Ein Bild, das Kaiser Karl sollt gleichen, lm Prachtkleid, stattlich anzusehen, Dreimal im Jahr durch Aachen gehn. De kroningsfeesten namen als punt van uitgang steeds de oude Pfalz, waarvan men thans nog een ge deelte van den toren in het metselwerk van het nieuwe raadhuis kan aanschouwen. Hier resideerden de Duit sche Koningen. De Pfalz was door een overdekte gang met de domkerk verbonden. In de oude paleiskapel werd de Keizer, die gekroond moest worden door de priesters ontvangen, nadat hij in het paleis eerst de Duitsche vorsten door handdag had beëedigd. Een kroning in het jaar 988. Wij lezen in een oude kroniek over de kroning van Otto in het jaar 936, dus uit den begintijd van het Duit sche Keizerschap, hoe het er toeging. Toen streden de hooge kerkvorsten van Keulen, Trier en Mainz om de eer van de kroning. De aartsbisschop van Mainz wist te zegevieren. Hem viel de eer te beurt den Keizer na de ontvangst door de geestelijkheid uit de kapel naar het achterhoekige middengedeelte van de door Karei den Groote zoo monumentaal aangelegde Domkerk te voeren en hem daar voor te stellen aan het volk, dat zich op de galerijen rond het middengedeelte verdrong De Aartsbisschop sprak tot het volk: „Ziet, hier breng ik u Keizer Otto, door God uitverkoren. Is deze keuze naar Uwen zin, verheft dan de rechter hand ten hemel en verkondigt de mare." Daarop hief het volk de handen op en riep den gekozen Keizer zijn heil-roep toe. Het was dus formeel een keuze van het volk, dat hier den Koning en Keizer „keurde". Later raakte dit gebruik in vergetelheid. Na de bevestiging door het volk nam de Aartsbisschop de kronings-voorwerpen van het altaar en legde ze den Keizer om: eerst het zwaard en den gordel, vervolgens den mantel en het arm-beslag, daarna de staf en scepter en tenslotte den kroon. Dit overreiken en deze kroning gingen gepaard met strenge formalitei ten. Tegenwoordig bevinden zich de oude kronings- eereteekenen gedeeltelijk in Ween en. In 't raadhuis te Aken zijn copiën ervan aanwezig. Midden in den acht hoek van de Domkerk stond toen ook de Sarcophaag van Karei den Groote. De gekroonde Koning nam ver volgens plaats op den Koningszetel, die op de eerste ver- dieping van den achthoek staat en waarop vroeger Kei zer Karei de Godsdienstoefeningen bijwoonde. Het feestmaal. Aansluitend op de kroning vond in de Pfalz, later in het raadhuis in de nog thans bestaande zaal 't feest maal plaats, waarbij de keurvorsten, weike den Keizer en Koning hadden gekeurd, den gekroonde bedienden. Aan kleine tafeltjes aten de Keizer en de vorsten, ter wijl buiten op het voorplein het volk zioh laafde aan openbare wijnbronnen en smulden van gebraden ossfen. De tegenwoordige zaal in het raadhuis werd voor het eerst in 1349 bij de kroning van Karei IV voor een feest maaltijd gebruikt en voor het laatst Nu vier honderd jaar geleden, bij de kroning van Ferdinand I in het jaar 1531. In deze zaal heeft in de loop der eeuwen veel pracht en praal geheerscht, ook later nog toen de kro ning van den Keizer niet meer in Aken, maar in Frank fort plaats vond. Frankfort was het formeele middel punt van het Rijk. Wij weten, dat de ware hoofdstad van het „Roomsche rijk van Duitsche nationaliteit" reeds lang Weenen was geworden, de residentie der Habsburgers. Het Keizerschap was reeds vervallen, toen nog eenmaal het huis Habsburg zich in zijn laatste re presentanten vóór den Napoleontischen tijd in Frank fort als gekroonde Keizers liet bejubelen in den glans en pracht van den rococo-stijl. Maria Theresia bejubel de oolc daar haar geliefden echtgenoot Frans, toen hij eindelijk door haar drijven tot Keizer was gekozen. onverschillig,' .zelfs niet om aan de eenzaamheid te ont komen. Maar ik geef toe, eenzaAm is het hier dikwijls, geweldig eenzaam. Ik hoop dat jij tenminste een poosje blijft" „Ik heb een week verlof." „Een week maar?" klonk het teleurgesteld. „Enfin, je bent in ieder geval dichter bij dan op Ceylon", ging Harrel opgewekter voort, ,het is heerlijk dat we elkaar weer gevonden hebben. Maar als goed gastheer moet ik natuurlijk voor amuzementen zorgen! Ik zal je de om geving laten zien en we zullen met de Salmons gaan pic- nicken bij de watervallen van Le Saphir. Dat is een uit gelezen plek voor zooiets." „Wie zijn de Salmon's?" vreog Morrence langs den neus weg. Hij hield zich van den domme, om te zien hoe zijn vriend op zijn vraag zou antwoorden. „Een plantersfamilie op San Joseph, Rêve d'Or heet hun plantage, je moet er langs gereden 'zijn. Ze wonen nóg afgelegener dan ik, maar ze voelen de eenzaamheid minder, omdat ze met elkaar zijn. „Uit wie bestaat de familie?" „Vader en moeder, twee kinderen, een meisje en een jongen, en verder de gouvernante... een heel knap meis je; ik zal je niet met haar in kennis brengen." Hij sprak op zulk een natuurlijken toon, dat Morrence zich een oogenblik gerustgesteld voelde. „De oude lui zullen niet meekomen, maar Alice en Bob natuurlijk wel, die zijn dol op zooiets. Het zijn leuke kinderen; we hebben veel plezier met elkaar. Ik ben altijd blij als ze komen, maar ze zijn er nu een heele poos niet geweest." „Ik zie dat je Sancho nog altijd hebt," zei Morrence op eens, terwijl hij zich bukte en den witten terrier vriend schappelijk aan do ooren trok. „Heb je hem megenomen voor gezelschap?" „Ik kon het niet over me verkrijgen om den kleinen baas achter te laten. Dan heb ik Lucas nog, een cadeau van Lady Bryant... Het vervelende is, dat ik een zwarte knecht heb, nog een erfstuk van mijn voorganger, dien ik er ernstig van verdenk, dat hij mijn veestapel wel eens stiekum mishandelt en kwelt. Als ik het hem bewijzen kan gaat hij er uit. Ik kan niet zien dat iemand wreed is tegen onschuldige dieren..." De opmerking van zijn vriend over den zwarten knecht, kwam Morrence dien middag weer in de ge dachten door een onverwacht voorval. Hij was na het eten naar zijn frissche logeerkamer op de bovenverdie ping gegaan en tegen vier uur kwam hij uitgerust en verkwikt beneden voor de thee. Toen hij de trap af liep, aan het eind waarvan zich een deur naar het erf bevond, die openstond, was hij getuige van een amusant tooneeL Wat achter den praal verborgen was. De Keizerlijke waardigheid schijnt ons moderne men schen door glans en mystiek te zijn omgeven geweest, als wij de kronen en de relikwieën zien en hooren van wijn-bronnen en feestmaaltijden, van Bisschoppen en vorsten. Maar weinig weten wij af van het menschelijk verdriet en de politieke ellende, welke geleden werd achter de pronkvolle coulissen van het oude keizerschap Wat werden er geen listen uitgedacht als er een of an dere vorst moest verdrongen, of een hooge post moest veroverd worden. Dikwijls waren het zwakke menschen, dien den last van den kroon werd opgeladen. Menig voorbeeld kan men hierover in de geschiedenis vinden. Het jaar 1431 wekt herinneringen op aan dien Duit- Het achthoekige middengedeelte van de domkerk te Aken, waar de Keizerskroningen plaats vonden. schen Koning, die naar Rome ging om zich door Z.H. den Paus tot Keizer te laten wijden. Het was Sigismund, die In het jaar 1341, dus vijf honderd jaar geleden, naar Italië reisde. Dezen armen vorst werden op zijn tocht vele moeilijkheden in den weg gelegd, dien hij door vij andige steden en legers vaalt vond versperd. Het was de gewoonte geworden, dat de Duitsche Koning als het hem ten Noorden van de Alpen te warm onder de voeten werd, naar het Zuiden te gaan om op een tocht naar Rome wat te bekomen van de plagerijen van zijn eigen vorsten. Ook de tocht van Sigismund was een dergelijke en tegelijkertijd een diplomatieke schaakzet. Het is tee kenend voor den toenmaligen positie van den Duitschen Koning, dat hij zich een jaar lang in de Italiaansche stad Sienna ophield. Hij was geheel zonder middelen en de inwoners van Sienna, ver-zorgdep hem zoo vriendelijk, dat hij maand na maand liet verstrijken, alvorens zijn kanselier naar Rome te zenden om de Koning te laten voorbereiden. Doch eerst moest Sigismund menige con cessie toestaan, voordat hij zijn doel wist te bereiken^ Hij was «eer gebrekkig en leed ernstig aan jicht, toen men hem door de machtige Sint Pieterskei-k naar het altaar voerde, waar hij eerst tot geestelijke werd gewijd. De Paus zette hem daarna den diaken-mijter van den Sint Pieter op en plaatste daarop den Keizerskroon. Vervolgens moest de vermoeide Keizer nog dien vreem den dienst verrichten, welke een oude wet aan ge- kroonden voorschrijft. Hij moest den muilezel, waarop Z.H. de Paus reed, over het voorplein van den Sint Pie ter voeren. De door jicht geplaagde, slaagde er echter slechts in enkele stappen te doen. jHet is geen verheffend beeld, dat in de actcn over deze kroning van een zwakken, verslagen Duitschen Keizer is opgeteekend. Reeds lang is de glans verdoft., de praal verdwenen, die vroeger over deze heerlijkheid lag gespreid. Er be staan geen opvolgers meer van de Caesar, die in Rome of in Aken als Roomsch Keizer hun wijding haalden.' Toen de artillerie-luitenant van Corsica, Bonaparte in de Notre Dame te Parijs zichzelf den Keizerskroon der; revolutie op het hoofd zette, cn (laarbij in de veronder stelling verkeerde, dat het den kroon van Karei den Groote was, viel het oude Roomsch-Duitsche Keizerschap in stof uiteen. Slechts de dynastieën bleven over. Maar tegenwoordig omwaait ons nog de tooveradem. van het grootsche, als wij de Domkerk te Aken binnen treden. die als een zinnebeeld van de Roomsche waar* digheid werd gebouwd. (Nadruk verboden). VOOR DEN POLITIERECHTER. Middagzitting van Maandag 12 Januari UITSTEL WEGENS ZIEKTE. De eerste zaak, waarvan verdachte Hendr. G. en de getuige Molenaar in de lappenmand bleken te zitten, werd om die reden uitgesteld. EEN FUIK IN DE WACHT GESLEEPT. De uitgestelde zaak tegen den visscher P. D. L. te Enkhuizen, die zich een vischfuik wederrechtelijk had toegeëigend, werd thans voortgezet met het hooren van den heer Wiggers, reclasseeringsambtenaar, die een rapport had uitgebracht en een voorw. straf had ge adviseerd. Gevorderd werd 2 maanden gev. voorw. met 3 proefjaren. Vonnis conform dit requisitoir. De re- classant zal zich o.m. en die drie jaren van alcohol hebben te onthouden, alsmede is het hem alsdan ver boden een café te bezoeken. NIEMAND PRESENT. Nadat was uitgeroepen een zaak tegen de heeren O. en W. te Bovenkarspel, die aldaar op 16 Nov. zeke ren heer Jb. de Zwart zouden hebben mishandeld, bleken geen verdachten noch getuigen aanwezig te zijn. Het proces werd desondanks doorgezet en gevorderd tegen ieder f 20 boete of 20 dagen. Uitspraak conform eisch. EEN AUTOMOBIELRUÏT VERNIELD. Aan den heer Pieter R., niet verschenen, werd bij dagvaarding ten laste gelegd dat hij op 7 November te Opperdoes of daaromtrent met een stok 'n automobiel- ruit had verbrijzeld. Gezegde heer R. had zich belast met het voortdrijven van een groot gezelschap koeien en werd door de verschijning van een vrachtauto naar zijn meening in de bediening van dit ambt gehinderd. De koeien waren niet genegen om een brug over te wandelen, waarop de auto bereids was verschenen. Eisch en vonnis f 25 boete of 25 dagen ter zake ver nieling. GEANIMEERDE VECHTPARTIJ TE BOVEN KARSPEL. De 19-jarige landbouwer Nicolaas Gr. uit Bovenkar spel verscheen op de bekende bank der zondaren als gevolg van het feit, dat hij in den nacht van 9 op 10 November den kantoorbediende Out uit Enkhuizen had Lucas, de gele Perzische kat, lag, behaaglijk ineenge doken te genieten van den zonneschijn. Jacob, de oude negerknecht, kwam uit de keukendeur en strompelde het erf op. Hij zag Lucas niet en had op het opgeorlde kattenlijf getrapt, vóór het beest hem hoorde aankomen Met een nijdig gegrom pakte de neger de kat bij haar nekvel en stopte het dier in de groote tobbe water, waar de paarden uit dronken. Er was een geweldig gesis en geproest, geblaas en gespat van water, toen Lucas, door nat en razend van woede, uit de tobbe klom en den tuin Inholde. Jacob klapte verrukt in de handen. Maar de wrekende hand der gerechtigheid was nabij! Harrel was het erf opgekomen, te laat om de poes van het onvrijwillige bad te redden, maar vroeg genoeg om er getuige van te zijn. Met een paar passen was hij bij Jacob, die in zijn vreugde de nadering van zijn meester niet bemerkte. Hij pakte Jacob bij den kraag en ondanks het razen en tieren van den neger sleepte hij hem naar de tobbe en deed hem eenzelfde onderdompeling ondergaan als waarop Jacob de kat getracteerd had. Jacob klauterde niet uit de tobbe en rende niet weg. zooals Lucas gedaan had. Hij stond recht overeind, een dwaze figuur, dwoorweekt van zijn kroezig hoofd tot zijn bloote voeten, terwijl Harrel hem met van boosheid fonkelende oogen aankeek. „Ik heb je gewaarschuwd dat het zou misloopen, als ik merkte dat je de beesten slecht behandelde," zei hij op driftigen toon. „Je kunt je bezittingen bij elkaar pak ken en verdwijnen. Ik zal je je loon geven, zoodra je droge kleeren hebt aangetrokken." Jacob begon erbarmelijk te snikken. Hij was een oude man," verklaarde hij gevoelvol en had den ouden me neer zooveel jaren trouw en ijverig gediend... „Kom uit die tobbe en houd je mond", viel Harrel uit, zóó boos, dat de andere bedienden, die op het rumoer waren afgekomen, stilletjes afdropen. Jacob volgde hen schoorvoetend. Tien minuten later ontving hij zijn loon met de herhaalde mededeeling dat hij voldoende gewaar schuwd was en zijn ontslag aan zichzelf had te wijten en tevens de belofte van een getuigschrift voor goed koken en zindelijkheid. Toen hij met sluipende tred het huis verliet, keek hij met gemeenen loerenden blik en Moi'rence daoht bij zichzelf, dat hij nog nooit in zijn le ven zoo'n intens-slecht en wraakzuchtig gezicht had ge zien. „Die oude neger haat je," zei hij tegen zijn vriend, „je hebt hem vernederd, waar de andere bedienden bij wa ren." „Hij heeft het van den aanvang af niet op me begre pen gehad", antwoordde Harrel. „Ik heb te veel nieu wigheden ingevoerd, naar meneer z'n zin, en hem te mishandeld. Gezegde heer Gr. toonde zich vechtlustig en vervelend en wilde al direct Out aftuigen, omdat deze naar zijn meening, zijn zuster had getrapt. Door den heer Out werd zulks ontkend. De mishandelde diende voorts een civiele vordering in ten bedrage van f 8.75 wegens uitstoomen van zijn bemodderde kleede ren. Op grond van de twijfelachtige houding van een naar bier riekend getuige, werd deze overigens zeer onbelangwekkende zaak aangehouden tot nader onder zoek door den rechter-commissaris. HET IS GEEN KUNST EEN KIND TE SLAAN. De 26-jarige arbeider Willem K. uit St. Maarten compareerde als verdachte, omdat hij op 12 Maart den 16-j arigen, maar nog zeer schriebeligen jongeheer Bart Middelbosch 'n vuistslag op zijn neus had gegeven. De heeren zaten allemaal op een voertuig en naar Willem's meening werd hij door Bartje geplaagd, waarop hij op ongeoorloofde wijze revanche nam. Het neusbeentje van Bart bleek beschadigd te zijn, welke omstandigheid den politierechter aanleiding gaf te gedenken het spreekwoord: Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht. Gevorderd werd f 20 boete of 20 dagen. Vonnis f 15 boete of 15 dagen. MET EEN STUK HOUT GEKEGELD. De 27-jarige arbeider Hendrik H„ wonende te Wie- ringen, stond terecht ter zake hel hem ten laste ge legde feit, dat hij op 17 November een employé van de Heide-maatschappij, de heer B. M. K. Bottrop met een stuk hout tegen den rug had geworpen. Deze hout werper was kortelings ontslagen bij de Heidemaatschap pij wegens mishandeling van een onderbaas en was zijn handeling te beschouwen als een uiting van wraak zucht. Verdachte ontkende :het feit in tamelijk krasse termen en beweerde dat de getuige door dik en dun loog. Het behoeft natuurlijk geen betoog, dat de Po litierechter hem dienaangaande tot de orde riep. De heer H. H. zette daarop den toestand uitvoerig uiteen. Hij gaf vervolgens nog eenige getuigen op, die in zijn voordeel konden verklaren en aangezien een der getuigen a charge ook niet aanwezig was, werd da zaak voor onbepaalden tijd geschorst. EEN GELAATSTOMPER. De niet verschenen verdachte Botte Timen V. te Enkhuizen, zou op 13 November den 16-jarigen tim- mermans-elève Gerard Noteman een stomp of slag in het gelaat hebben gegeven. Het betrof hier een relletje door opgeschoten kwajongens, die gewoonlijk 's avonds de straat in dit stille stadje onveilig maken. Eisch f 25 boete of 25 dagen. Vonnis dito. goed gecontroleerd. Dat was hij onder mijn voorganger niet gewoon. HOOFDSTUK VI. „Het gezelschap van Rêve d'Or zal om ongeveer vier uur hier zijn. We kunnen dan thee drinken voor we naar de watervallen gaan," zei Harrel. „Ik heb gisteren iemand gestuurd om ze te vragen en ze lieten v/eten, dat ze heel graag zouden komen." Morrence was niet bijzonder in zijn schik over het feit, dat Digby dit uitstapje had georganiseerd. Het was buitengewoon warm en drukkend en de twee dagen dat hij nu hier was, had hij zich op zijn gemak gevoeld met zijn ouden vriend, dat hij niet de minste behoefte had aan vreemd gezelschap. Ze hadden samen de heele plantage bezichtigd en Morrence had met belangstelling gezien hoe Digby de verwilderde en verwaarloosde plaats in cultuur had gebracht. Verder hadden ze den tijd doorgebracht rr^t het ophalen van oude herinneringen en het wederzijdse!» vertellen van de levenservaringen, die ze opgedaan had den in de jaren dat ze elkander uit het oog hadden verloren. In 't kort, Morrence had "het buitengewoon naar zijn zin gehad... „Is het dat drietal, dat je verwacht?" vroeg hij aan zijn vriend. „Ja; de kinderen met hum gouvernante. Je zult de kinderen wel erg aardig vinden, denk ik, ze zijn zoo natuurlijk en ongedwongen. Alice en ik zijn dikke vrienden." „Dat snap ik best! Kinderen en dieren zijn altijd dol op je geweest. Hoe oud is Alice?" „Een jaar of dertien. En paardrijden dat die kleine duvel kan!" Harrel duwde zijn stoel achteruit en lach te; er kwam een zachte uitdrukking op zijn gebruind gezicht. „En wat de gouvernante betreft..." „O, ja dat is ook zoo; ik had je al eerder naar haar willen vragen. Maar we waren zoo vervuld van onze gemeenschappelijke herinneringen dat het me door het hoofd is gegaan. Ik heb in Port-Gragas over die juf frouw de Floissac hooren spreken." „Zoo? Door wien? Door Brown?" „Ja, en ook door anderen. Brown heeft de groeten voor haar megegeven." „Ik geloof dat Brown erg verrukt van haar was. Ik heb een keer met hem op de Rêve d'Or gedineerd en in vijf minuten was hij eenvoudig wèg. De oogen van juf frouw de Floissac dooden op vijf-en-twintig meter af stand!" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 5