- De Wereldreis van - Dicky en Dirrekie Durf PLANTEN IN KAMER EN TUIN. HUMOR. WARE WOORD"" met Inscriptie, In... bioscoop. Voor afspraak bel op nr. 12985." Sharp had mijn telefoonnummer opgegeven! „Wat moet dat beteelienen?" vroeg ik stomverbaasd. „Niks bijzonders", zei Sharp nuchter, ,hier heb je de ring". Hij gaf me een breeden gouden ring, met drie kostbare diamanten bezet, en aan den binnenkant ston den de letters M.B.S. ,,'n Prachtige ring, Sharp," zei ik, „dat ding moet een paar duizend pop waard zijn. Maar is die van den aan gevallene?" „Werd op hem gevonden," was Sharp's antwoord. „Maar wat moet dan beduiden, dat je zegt, dat hij in de bioscoop gevonden Is? Wie moet daar nu op af ko men, als die ring van niemand anders is, dan van den aangevallen man?" „Hoor eens, persmuskiet," zei Sharp beschermend lachend op een manier die me altijd een beetje irriteert, „dat zijn nu dingen, die jij toch niet begrijpt. Nu ten minste niet. Wees nu een brave jongen, en neem die ring mee, en als iemand erom komt, zeg je, dat je hem In de bioscoop vond, onder je stoel. En dat Je hem eerst aan de kas had willen afgeven, maar dat je zag, dat het een kostbaar ding was, en dat je daarom maar een advertentie zette." Den volgenden dag werd er opgebeld en een uprtje later kwam een man mij op mijn kamers opzoeken. Het was een lange, magere, ongunstig uitziende kerel, die mij doordringend aankeek en vroeg: „Heeft u de ring?" „Ja," zei ik, „kunt u er een beschrijving van geven?" „Zeker," zei de man, „er zitten drie diamanten in en aan den binnenkant staan de letters M.B.S. „Dat klopt precies," zei ik, „hier is hij." Ik gaf hem den ring, waarop hij zijn portefeuille uit zijn zak haalde en er een biljet van honderd gulden uit vischte. „O, nee," zei ik afwerend, ,ik wil er niets voor hebben." De man keek even verbaasd, stopte dan het geld weer weg en zei: „Nou, je bent een rare snijboon, meester, maar als je niks wil hebben, moet je het zelf weten. Dank Je wel. Saluutjes!" En hij verdween. Ik zag hem op straat in een auto etappen en wegrijden. Meteen belde ik Sharp op en vroeg hem, waar hij toch zat. Nu was de man met de kostbare ring weg en hadden we nog niets. Wat een onzin! Sharp was niet eens woedend, dat hij den man gemist had en den kostbaren ring onherroepelijk kwijt was. Hij zei alleen maar: „Beste jongen, dat zijn nu eenmaal de risico's van het bedrijf. Je moet wat wagen". Den volgenden dag kwam die ezel van een Sharp me opzoeken en vroeg of ik lust had met hem een eindje te gaan rijden in zijn auto. We reden naar een ongunstig Uitziend stil straatje, waar hier en daar een paar kerels rondzwierven. Als je niet geweten had, dat het agenten In burger waren, dan zou je je daar niets op je gemak gevoelt hebben. Zelfs niet in het gezelschap van een kerel als Sharp. Maar nu gingen vier van die kerels plotseling een perceel binnen, forceerden een deur, Sharp en ik erachter aan. Terwijl een van de agenten in burger «net zijn electrische lamp de kamer belichtte, zagen we drie kerels, die met hun handen in de hoogte stonden, op bevel van de politie. Een van die drie was de lange, magere kerel die den ring gehaald had. Toen ze in den inmiddels gearrlveerden politieauto veilig weggeborgen waren, vroeg ik aan Sharp: „Zou je me nu een3 wllen vertellen, wat dit allemaal beteekenen moet?" „O, ja," zei Sharp, „het was net zooals ik je zei. Die kerels kwamen dien jongen tegen, die naar Parijs zou gaan en veel geld bij zich had. Toen hebben ze kennis met hem gemaakt en zijn samen op stap gegaan." „Nee, dat bedoel ik niet, ik meen dat met dien ring", rel Ik boos. „O, bedoel Je dat!" deed Sharp kwasi-verbaasd. „die ring? O, die vonden we onder den arm van den getrof fene. Een van de dieven had hem verloren blijkbaar, toen ze den man uit den auto sjorden. Die ring nu was weer afkomstig van een juweelendiefstaJ, een jaar te rug of zoo. Ik dacht zoo, dat de kerel, die hem verloren had, hem wel graag terug zou willen hebben, omdat het ding een bom waard is. Maar hij wist natuurlijk niet waar hij hem kwijt was geraakt Door te adverteeren, dat de ring in de bioscoop gevonden was, bracht ik den man in de waan, dat hij hem daar verloren had, zoodat „Met dat meisje!" Er kwam een ernstige uitdrukking op Harrei's ge zicht. Het was het laatste vertrouwelijke gesprek dat zij voorloopig zouden hebben. Over een half uur moesten ze naar Trlnity vertrekken, vanwaar de kleine stoom boot Morrence naar de garnizoensplaats zou terugbren gen. „Je bedoelt Eulalie de Floissac?" vroeg Harrel na een langdurig stilzwijgen. Het was duidelijk dat hij zeer te gen zijn zin over dit onderwerp sprak. „Waarom vraag je haar niet ten huwelijk, als je het hier zoo eenzaam hebt?" Morrence stelde deze rechtstreeksche vraag om zijn vriend te dwingen open kaart te spelen. In de eerste plaats tegenover zichzelf. „Ik verlang niet met haar te trouwen." antwoordde Harrel op wanhoplgen toon. „Je hebt er geen Idee van hoe ze me probeert in te palmen. Je hebt zelf kunnen zien wat voor charme er van haar uitgaat, Jack. En toch heb ik nooit de bedoeling gehad om anders dan zuiver vriendschappelijk met haar om te gaan. Ik denk er eenvoudig niet over om met haar te trouwen," barstte Harrel plotseling uit. „Al mijn gedachten en verlangens gaan nog altijd uit naar Barbara Howard. Ik zou geen «ndere vrouw naast me kunnen dulden! Denk toch vooral niet dat ik een lichtzinnig spelletje speel met Eulalie de Floissac, Jack!" „Ilc begrijp je, ouwe Jongen. En ik bewonder je stand vastigheid. Als ik bedenk hoe eenzaam je 't hier hebt.' „In het begin, toen ik pas hier was," zei Harrel laoig- zaam. „Dacht ik dat het alleen maar speelsche behaag zucht van haar was en ik plaagde haar en maakte grap- Jta, zooals je met een onschuldig kind doet. Toen drong het opeens tot me door, dat het van haar kant wel eens ernst zou kunnen zijn en toen hield ik er onmiddellijk mee op. Het was die nobele oude kerel, Dr. Meillet, die mijn oogen geopend heeft, voor het kwaad dat ik zou kunnen stichten. Ik volgde zijn raad en trachtte haar zooveel mogelijk te mijden, maar ongelukkigerwijze viel ik juist in de termen om haar te redden uit de handen van een grlezeligen ouden neger, den bewoner van de aangrenzemie plantage, die haar lastig viel met zijn at tenties." „Dus je hebt dien vent een pak slaag gegeven?" „En niet zoo zuinig ook. Hij kon zijn gezicht in geen drie weken ergens laten zien. Het verwondert me ove rigens, dat ik niets meer van hem gemerkt heb, maar hij zal wel hebben ingezien, dat hij beter deed met over dat heele gevalletje te zwijgen. Het zou zijn reputatie niet bepaald ten goeden zijn gekomen...!" „Het verbaast me dat hij niet getracht heeft je met „Obeah" te bestoken." ,Jk denk niet dat me dat veel kwaad zou hebben ge daan! Maar ook dat heeft hij, voor zoover ik weet, niet geprobeerd. Maar sedert dien dag heeft Eulalie het mij hij zonder vrees voor de gevolgen, naar den vinder toe kon gaan. Had Ik jeu verteld, wat dc bed.cllng was, dan had je waarschijnlijk erg zenuwachtig of achterdochtig gekeken, en had hij gedacht, dat het een valstrik was van de politie vanwege den juweelcndiefstal, en dan had hij waarschijnlijk gezrgd, dat het de ring niet was, die hij bedeelde, of ,iets van dien aard. Maar nu ging alles als gesmeerd, en ik liet den man die om den ring kwam, •olgen en die bracht ons netjes naar de anderen, zoodat het heele stel geknipt is." XIX. Vragen en Mededeehngen, deze rubriek betreffende, in te zenden aan den heer K. VAN KEULEN, Lootstraat 24 He etage, Amsterdam (W.) PLANTEN MET SIERLIJKEN BLADERTOOL Als een bizondere bladplant voor de kamer wil ik nog noemen de Farfugium Grande of Geelvlek- kig Hoefblad, een kruidachtige plant, welke we ook weer aan Japan te danken hebben. Ze behoort tot de familie der samengesteldbloemige planten of Com- positae. De planten zijn lang gesteeld, wat de bladeren be treft, eenigszins leerachtig tot vleezig en hoekig ge vormd, alsof er rechtaf, stukken waren afgesneden. Bij dien merkwaardigen vorm, vertoonen de bladeren groote en kleine cirkelronde, gele vlekken, welke het bijzonder uiterlijk dezer plant nog versterken. De bloemhoofdjes zijn geel, maar, uit schoonheidsoogpunt, van ondergeschikt belang De Farfugium Grande ver langt een humusrijken grond met zand vermengd, een niet grooten pot en veel water. Ten slotte een goed woordje voor het Japansche Oranjeappeltje: Citrus Japonica, ook C. Chinen- sis genoemd. Ge kent het wel, het vertakte boompje met de stevige bladeren en welriekende, witte bloesems, als Oranjebloesems bekend, ln den voorzomer, welke opgevolgd worden door de eerst groene, later Oranje- gekleurde, sinaasappeltjes. Een sierlijk heestertje, dat reeds als klein struikj%,bloeit en vrucht zet, maar niet gemakkelijk steeds goed te houden is. Een zonnige, luchtige standplaats voldoet deze plant het beste, 's Winters moet het struikje in een matig verwarmde kamer staan, dicht aan het venster. Het moet voorzich tig begoten worden en 's zomers nu en dan wat vloei- mest hebben. JANUARI. De maand Januari is voor de kamerplanten nog een zeer slechte maand. Wel beginnen de dagen reeds een weinig langer te worden en breekt de zon reeds nu en dan door de wolken, maar het kan nog zeer koud zijn en wij moeten er dus op letten, dat de vertrekken, waarin wij planten kweeken, behoorlijk verwarmd wor den. Is het zeer koud, dan moet men, wanneer men in de kamers geen vulreguleerkachels heeft staan, de kachels 's avonds laat nog eens goed laten doorbranden, daar de temperatuur des nachts wel wat lager mag zijn dan overdag, maar dit verschil toch niet al te groot moet wezen. Ook moet men de planten des avonds van het venster verwijderen en ze verder in de kamer zetten. In koude nachten heerscht er bij de vensters altijd een zeer lage temperatuur, de warmtegraad daalt er aanmerkelijk, somtijds zoo sterk, dat de aarde in de potten bevriest en de teere planten doodgaan. De Primula's, die op de vensterbank staan, kunnen, wanneer zij overdag niet in de zon staan, wel eenlge graden vorst verdragen, maar men doet toch beter ze ln de kamer te zetten, daar door het bevriezen, de potten wel eens kunnen springen. Heeft men in Januari zachte dagen, zooals nu, dan moeten de kamers gelucht worden, waartoe men de teere planten eerst ln een ander vertrek zet. Bijzonder voorzichtig moet men ln deze maand met het gieten zijn. Met uitzondering van eenige winterbloeisters en de in bloei getrokken planten bevinden zich alle kamerplanten nog in de rustperiode. De rustende planten moeten meer droog aan vochtig gehouden worden, maar men mag ze niet geheel laten uitdrogen, met uitzondering van de cactussen, die men kurkdroog kan laten worden. Waarheid is vaste grond, leugen drijfzand. o Met een zuiver hart, een levendige verbeelding is men nooit minder alleen dan in de eenzaamheid. o Een koppig man heeft geen meeningen, de meenin gen hebben hem. o Geloof is de innerlijke overtuiging van de werkelijk heid der zedelijke idealen. o Beleefdheid is zachte lichte watten, die men tusschen kostbare voorwerpen ligt, om te beletten, dat ze zich -stooten. o Ervaring van anderen kan onze eigen meeningen wijzigen. o Achting, liefde, vertrouwen ziedaar de drie grond zuilen en het wezen van het huwelijk. Vader: Je bent een luie vlegel! Wat zou je wel gedaan hebben, als je nu eens grootgebracht was onder de menschen, die In het zweet huns aanschijns hun brood verdienen? Blasé zoon: Ik zou ze zakdoeken verkocht hebben! Wat een groote hond is dat! Die eet beslist wel zoo veel als drie kleine honden! Daar zit 'm nu juist de kneep. Ik doe het uit zuinigheid! Want ik betaal maar belasting voor één hond! Filosofische ontboezemingen: Sommige erg beroemde en erg gevoelige zangeressen doen onder het zingen hun oogen dicht. Zou het niet heerlik zijn, als ze dat ook met hun mond deden? Amsterdam. K. VAN KEULEN. moeilijk genoeg gemaakt... ofschoon ik haar zooveel mo gelijk uit den weg ben gebleven. Maar haar heelemaal ontloopen kan Ik natuurlijk niet." „Wel, Digby, als dat allemaal zoo Is als je daar ver telt", zei Morrence ernstig, „kan Ik alleen mijn raad maar herhalen dat je zoo gauw mogelijk voor een poosje naar Engeland gaat." Harrel liet het hoofd ln de handen rusten. „Het is ln elk opzicht de beste oplossing." drong Morrence aan. „Het zou Cecily buitengewoon goed doen als ze je weer zag en als je Lady Barbara terugziet, kun je voor jezelf uitmaken, of je gevoelens voor haar In derdaad hetzelfde zijn gebleven. Als dat het geval is, draai die juffrouw de Floissac d?n voorgoed den rug toe! En kom je tot de conclusie, dat je je ten opzichte var. Barbara vergist, welnu, kom dan hier terug, sticht een huisgezin en leef verder gelukkig. Ik hoop van harte dat je dat zult worden." Hij stak de hand uit en Harrel greep die. „Ik geloof niet, dat er twijfel bestaat omtrent mijn gevoelens", zei hij zaoht. „Sinds jij mijn gedachten weer naar de oude tijden geleid hebt, is de herinnering aan haar zoo levendig geworden, dat ik dikwijls vervolgd word door de Idee, dat ze hier in huis is! Het Is als een benauwde, onzinnige droom, maar dan zie ik haar door den tuin wandelen tusschen de rozen, dan voel ik haar nabijheid als ik 's avonds in m'n eentje op de veranda zit Ik heb de laatste dagen meer en meer het gevoel gekregen, dat het zelfs hier een paradijs zou zijn als Babara bij mij was." „Waarom vraag je haar in vredesnaam dan niet, of ze komen wil?" viel Morrence uit. „Je gaat immers niet naar huis als een mislukkeling! Integendeel: alles wijst er op dat L'Opale bezig is succes te worden en je hebt je tegenspoed gedragen, op een manier, die maar heel weinig je zouden nadoen!" Harrel aarzelde. „Ik heb een gevoel, alsof er zoo'n breede kloof tusschen ons bestaat," zei hij langzaam, „dat het vrijwel onmoge lijk zou zijn om die te overbruggen. En toch, Jack, zie ik in dat er een heeleboel waars is in wat je zegt. Je hebt mijn oogen geopend voor den werkelijken toestand. Ik zal in ieder geval ernstig over je raad nadenken." „Dat is tenminste al iets gewonnen," meende Mor rence opgewekt „Kijk, daar komen de ponnles. Tijd om te vertrekken!" Het was nog vroeg in den morgen, maar de tropen zon brandde al met bijna ovcrdragclijke felheid op Tri- nity, toen zij door de nauwe, kwalijk-riekende straatjes reden en de beide ruiters veegden zich onophoudelijk het zweet van het voorhoofd. De atmosfeer leek wel een gloeiende oven. Ook aan den kleinen landingssteiger bracht geen zuchtje uit zee eenige verkoeling. De gouvernements- stoomer lag gemeerd, de loopplanken waren uitgelegd X: Heb jij soms een bad genomen? Y: Ik niet Wordt er een vermist? 189. Tien minuten later is er van Fatma el Sunllght Soap de parel van het Morgenland, niet veel meer over. Haar schoone gewaad hebben de ruiters afgerukt en Gerrit Is er onder vandaan gekomen. Dadelijk wordt hij aan handen en voeten gebonden. Ook Dicky en Dirrekie worden geboeid. Ze zijn zoo bang, dat ze geen kik durven geven. Dirrekie vergeet van den schrik zelfs om te hullen. Gij jakhals met uw hondenneus, zegt de hoofdman van de ruiters deftig, gij dacht geslepen te zijn gelijk een vos, doch gij waart dom gelijk het achtereind van een ezel. Wij zullen u meevoeren naar Benghasl, waar onze meester Ibrahim el Ongemak zeer veel belang stelt in jak halzen en dwergcactussen. Hij zal u ongetwijfeld goed verzorgen... Je praot wel aordig, moppert Gerrit, jammer dat ik er gain zikkepitje van verstao. 't Beste is maor te swage. Anders finden ze 't segaore- kizzie auk nog en dan is al ons geld m e t a i n naor de maon. Om aon onze vane druiven maor niet te denken... 190. De hoofdman is intusschen naar Enver ben Sa- lom .toegestapt. Gij schurkachtige koopman, buldert hij, uitvaagsel van de woestijn, zoon van een gevlekte hyena en een ratelslang, gij hebt mij vooze knollen voor sappige citroenen willen verkoopen. Bij den baard van Ibrahim ben Ongemak, Allah behoede hem voor bedriegers als gij zijt, ik moest u eigenlijk meenemen met al uw handlangers. Maar ik wil voor ditmaal goe dertieren zijn omdat Ik de booswichten, die ik zocht, en een aantal negers liepen af en aan met groote tros sen bananen op het hoofd, balen saamgepakt groen dat als veevoeder werd gebruikt en bundels suikerriet Het laden van het soheepje bracht leven en vertier in het anders zoo stille negerdorp. Morrence betrad een van de loopplanken en drukte Harrel stevig de hand. „Denk nog maar eens goed over mijn voorstel", zei hij ten afscheid. „Je moet een weekje bij me komen logee- ren voor de mailboot vertrekt" „Dat kan lk ook wel doen,: zonder dat ik naar En geland ga," antwoordde Harrel met een nauwelijks-ver- borgen, veelbeteekenende glimlach. Hij wachtte nog even om het stoombootje te zien vertrekken, steeg toen weer te paard en reed ln de richting van L'Opale, met een gevoel van weerzin tegen de drukkende eenzaam heid, die daar zijn deel zou zijn, nu zijn gast ver trokken was. Het was alsof hij het nog nooit zoo af schuwelijk en ondragelijk warm had gehad. De groote klok van de kerk luidde voor den ochtenddienst en ver scheidene kerkgangers traden het koele interieur bin nen. Harrel meende een glimp op te vangen van een welbekend figuurtje en hy reed haastig verder; na zijn laatste gesprek met Morrence wilde hij nog meer dan vroeger, trachten ontmoetingen met Eulalie zooveel mo gelijk te vermijden. Hij wilde wel, dat ze zich maar niet had aangewend om op haar tochten naar Trinity op L' Opale aan té rijden en tijdens zijn afwezigheid het in- terrieur van zijn huiskamer verzorgen! Hij had het haar moeilijk kunnen beletten zonder onbeleefd te zijn en de zaak nog erger te maken, want het was, oppervlakkig beschouwd, immers doodnatuurlijk dat de weinige blan ken in deze afgelegen streek elkaar attenties bewezen... Maar gezien in het licht van zijn gesprek met Jack, wa ren de goede zorgen van Eulalie aem wel zeer onwel kom, ofschoon hij ze uit gewoonte langzamerhand als vanzelfsprekend had geaccepteerd en hij zichzelf moest bekennen dat hij het op prijs stelde, als zijn vrijgezellen- woning er een beetje huiselijk uitzag. Toen hij langs het klooster reed, stelde hij zich onwil lekeurig de vraag of hij Dr. Meillet weer spoedig bij zich zou zien. Er waren weer veel gevallen van koorts, had hij gehoord, maar hij had er niet aan gedacht, om den raad van den ouden dokter op te volgen en als voor behoedmiddel kinine in te nemen, want hij had in al den tijd dat hij nu hier was nog niet den lichtsten aan val van koorts gehad en was ov..tuigd dat deze min der een gevolg was van de muskieten, dan wel van de verregaande onzindelijkheid in de negerwoningen. En in dat opzicht liet L'Opale niets te wenschen over. Hij rekende zichzelf dan ook volkomen veilig. Terwijl hij langs den uitersten rand van zijn bezittin gen reed, zag hij opnieuw met voldoening, hoe groot het verschil was tusschen den tcgenwoordigen toestand en dien van anderhalf jaar geleden. Hij begen langzamer eindelijk heb gevonden... Als de hoofdman deze rede voering gezond is kwijtgeraakt, wendt hij zich opnieuw tot Gerrit. Blaffende jakhals, buldert hij, gij zult mij dadelijk vertellen, waar de walm-, stof- en reutelmachine gebleven is. Onmiddellijk alstublieft. Doch Gerrit doet net of hij de vriendeijke uitnoodiging niet begrijpt. Met groote, verbaasde oogen staart hij naar het woedende gezicht en de steigerende knevels van den hoofdman... hand te gelooven dat de plantage met enkele jaren een winstgevend bezit kon worden gezien de resultaten, die hij nu reeds had bereikt. Een vergrooting van zijn terrein met een paar stukken weidegrond, zou niet on- voordeelig zijn, bedacht hij. Misschien kon hij wel goed koop de hand leggen op een deel van de verwilderde gronden van Le Saphir! Terwijl hij zoo, verdiept in toekomstplannen, voortreed, werd zijn aandacht plotseling door iets zonderlings ge trokken. Op het eerste gezicht leek het alsof Iemand de wei, waar zijn ponnies meestal graasden, had willen herscheppen tot een inrichting-op-groote-schaal tot het drogen van waschgoed! Een aantal bamboepalen waren, niet ver van de haag, in den grond gedreven en vorm den een ruw vieraknt. De palen waren door lijnen met elkaar verbonden en daaraan bungelden, aan dunnere touwtjes bevestigd, oude soda-waterflesohjes, gevuld met rosé vocht. Het aldus afgepaalde stuk grond was be legd met een massa in elkaar geknoopt touw, een soort van geinproviseerd net, waarin een heele verzameling haneveeren was gestoken. „Obeah!" mompelde Harrel. „Dus ze oefenen „Obeali" tegen me uit Nu zullen we het hebben!" Hij wist niet hoelang die wonderlijke bedoening daar al stond opgesteld, waarschijnlijk al een paar dagen, want sedert de eerste dagen van Morrence's bezoek, toen hij met zijn gast de plantage was rond geweest, had h|J dezen uithoek van zijn terreinen niet bezocht. De negers hadden het vermoedelijk wèl gezien, maar die hadden natuurlijk niets gezegd; die waren veel te bang om over deze geheimzinnige en gevaarlijke kracht te spre ken...! De zwartjes waren ongetwijfeld ln hun ziel over tuigd, dat hij ten doode was opgeschreven en zouden ln hun angst niet nalaten om een voorwendsel te zos- lcen om zoo spoedig mogelijk zijn dienst te verlaten. „Bah! wat een vervelend gezeur!" mopperde hij. Hij reed door een opening in de haag het weiland in, steeg af en wrong en trok de palen een voor een uit den grond, waarbij hij in zijn ontstemming veel te veel kracht gebruikte, want ze waren vrij losjes erin gedreven. Daarop smeet hij alles op een hoop en schopte het on der de haag, met het voornemen de negers order te ge ven het den volgenden dag weg te ruimen. Toen hij weer opsteeg, had hij het vreeselijk warm, zoo had hij zich ingespannen en het was elf uur; dus daarin zag hij niets vreemds. Met een zucht van ver lichting kwam hij even later zijn koele veranda ln. liet zich een glas melk met soda-water brengen en dronk het in écn teug leeg. Dat verkoelde hem, maar opeens voelde hij een lichte trilling en hij vroeg zich af of hij kou zou hebben gevat. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 18