- De Wereldreis van -
Dicky en Dirrekie Durf
PLANTEN
IN KAMER EN TUIN.
HUMOR.
WARE WOORD""
met Inscriptie, In... bioscoop. Voor afspraak bel op nr.
12985."
Sharp had mijn telefoonnummer opgegeven!
„Wat moet dat beteelienen?" vroeg ik stomverbaasd.
„Niks bijzonders", zei Sharp nuchter, ,hier heb je de
ring". Hij gaf me een breeden gouden ring, met drie
kostbare diamanten bezet, en aan den binnenkant ston
den de letters M.B.S.
,,'n Prachtige ring, Sharp," zei ik, „dat ding moet een
paar duizend pop waard zijn. Maar is die van den aan
gevallene?"
„Werd op hem gevonden," was Sharp's antwoord.
„Maar wat moet dan beduiden, dat je zegt, dat hij in
de bioscoop gevonden Is? Wie moet daar nu op af ko
men, als die ring van niemand anders is, dan van den
aangevallen man?"
„Hoor eens, persmuskiet," zei Sharp beschermend
lachend op een manier die me altijd een beetje irriteert,
„dat zijn nu dingen, die jij toch niet begrijpt. Nu ten
minste niet. Wees nu een brave jongen, en neem die
ring mee, en als iemand erom komt, zeg je, dat je hem
In de bioscoop vond, onder je stoel. En dat Je hem eerst
aan de kas had willen afgeven, maar dat je zag, dat
het een kostbaar ding was, en dat je daarom maar een
advertentie zette."
Den volgenden dag werd er opgebeld en een uprtje
later kwam een man mij op mijn kamers opzoeken. Het
was een lange, magere, ongunstig uitziende kerel, die
mij doordringend aankeek en vroeg: „Heeft u de ring?"
„Ja," zei ik, „kunt u er een beschrijving van geven?"
„Zeker," zei de man, „er zitten drie diamanten in en
aan den binnenkant staan de letters M.B.S.
„Dat klopt precies," zei ik, „hier is hij." Ik gaf hem
den ring, waarop hij zijn portefeuille uit zijn zak haalde
en er een biljet van honderd gulden uit vischte. „O,
nee," zei ik afwerend, ,ik wil er niets voor hebben."
De man keek even verbaasd, stopte dan het geld weer
weg en zei: „Nou, je bent een rare snijboon, meester,
maar als je niks wil hebben, moet je het zelf weten.
Dank Je wel. Saluutjes!"
En hij verdween. Ik zag hem op straat in een auto
etappen en wegrijden. Meteen belde ik Sharp op en
vroeg hem, waar hij toch zat. Nu was de man met de
kostbare ring weg en hadden we nog niets. Wat een
onzin! Sharp was niet eens woedend, dat hij den man
gemist had en den kostbaren ring onherroepelijk kwijt
was. Hij zei alleen maar: „Beste jongen, dat zijn nu
eenmaal de risico's van het bedrijf. Je moet wat wagen".
Den volgenden dag kwam die ezel van een Sharp me
opzoeken en vroeg of ik lust had met hem een eindje
te gaan rijden in zijn auto. We reden naar een ongunstig
Uitziend stil straatje, waar hier en daar een paar kerels
rondzwierven. Als je niet geweten had, dat het agenten
In burger waren, dan zou je je daar niets op je gemak
gevoelt hebben. Zelfs niet in het gezelschap van een
kerel als Sharp. Maar nu gingen vier van die kerels
plotseling een perceel binnen, forceerden een deur, Sharp
en ik erachter aan. Terwijl een van de agenten in burger
«net zijn electrische lamp de kamer belichtte, zagen we
drie kerels, die met hun handen in de hoogte stonden, op
bevel van de politie. Een van die drie was de lange,
magere kerel die den ring gehaald had.
Toen ze in den inmiddels gearrlveerden politieauto
veilig weggeborgen waren, vroeg ik aan Sharp: „Zou je
me nu een3 wllen vertellen, wat dit allemaal beteekenen
moet?"
„O, ja," zei Sharp, „het was net zooals ik je zei. Die
kerels kwamen dien jongen tegen, die naar Parijs zou
gaan en veel geld bij zich had. Toen hebben ze kennis
met hem gemaakt en zijn samen op stap gegaan."
„Nee, dat bedoel ik niet, ik meen dat met dien ring",
rel Ik boos.
„O, bedoel Je dat!" deed Sharp kwasi-verbaasd. „die
ring? O, die vonden we onder den arm van den getrof
fene. Een van de dieven had hem verloren blijkbaar,
toen ze den man uit den auto sjorden. Die ring nu was
weer afkomstig van een juweelendiefstaJ, een jaar te
rug of zoo. Ik dacht zoo, dat de kerel, die hem verloren
had, hem wel graag terug zou willen hebben, omdat het
ding een bom waard is. Maar hij wist natuurlijk niet
waar hij hem kwijt was geraakt Door te adverteeren,
dat de ring in de bioscoop gevonden was, bracht ik den
man in de waan, dat hij hem daar verloren had, zoodat
„Met dat meisje!"
Er kwam een ernstige uitdrukking op Harrei's ge
zicht. Het was het laatste vertrouwelijke gesprek dat zij
voorloopig zouden hebben. Over een half uur moesten
ze naar Trlnity vertrekken, vanwaar de kleine stoom
boot Morrence naar de garnizoensplaats zou terugbren
gen.
„Je bedoelt Eulalie de Floissac?" vroeg Harrel na een
langdurig stilzwijgen. Het was duidelijk dat hij zeer te
gen zijn zin over dit onderwerp sprak.
„Waarom vraag je haar niet ten huwelijk, als je het
hier zoo eenzaam hebt?"
Morrence stelde deze rechtstreeksche vraag om zijn
vriend te dwingen open kaart te spelen. In de eerste
plaats tegenover zichzelf.
„Ik verlang niet met haar te trouwen." antwoordde
Harrel op wanhoplgen toon. „Je hebt er geen Idee van
hoe ze me probeert in te palmen. Je hebt zelf kunnen
zien wat voor charme er van haar uitgaat, Jack. En
toch heb ik nooit de bedoeling gehad om anders dan
zuiver vriendschappelijk met haar om te gaan. Ik denk
er eenvoudig niet over om met haar te trouwen," barstte
Harrel plotseling uit. „Al mijn gedachten en verlangens
gaan nog altijd uit naar Barbara Howard. Ik zou geen
«ndere vrouw naast me kunnen dulden! Denk toch
vooral niet dat ik een lichtzinnig spelletje speel met
Eulalie de Floissac, Jack!"
„Ilc begrijp je, ouwe Jongen. En ik bewonder je stand
vastigheid. Als ik bedenk hoe eenzaam je 't hier hebt.'
„In het begin, toen ik pas hier was," zei Harrel laoig-
zaam. „Dacht ik dat het alleen maar speelsche behaag
zucht van haar was en ik plaagde haar en maakte grap-
Jta, zooals je met een onschuldig kind doet. Toen drong
het opeens tot me door, dat het van haar kant wel eens
ernst zou kunnen zijn en toen hield ik er onmiddellijk
mee op. Het was die nobele oude kerel, Dr. Meillet, die
mijn oogen geopend heeft, voor het kwaad dat ik zou
kunnen stichten. Ik volgde zijn raad en trachtte haar
zooveel mogelijk te mijden, maar ongelukkigerwijze viel
ik juist in de termen om haar te redden uit de handen
van een grlezeligen ouden neger, den bewoner van de
aangrenzemie plantage, die haar lastig viel met zijn at
tenties."
„Dus je hebt dien vent een pak slaag gegeven?"
„En niet zoo zuinig ook. Hij kon zijn gezicht in geen
drie weken ergens laten zien. Het verwondert me ove
rigens, dat ik niets meer van hem gemerkt heb, maar
hij zal wel hebben ingezien, dat hij beter deed met over
dat heele gevalletje te zwijgen. Het zou zijn reputatie
niet bepaald ten goeden zijn gekomen...!"
„Het verbaast me dat hij niet getracht heeft je met
„Obeah" te bestoken."
,Jk denk niet dat me dat veel kwaad zou hebben ge
daan! Maar ook dat heeft hij, voor zoover ik weet, niet
geprobeerd. Maar sedert dien dag heeft Eulalie het mij
hij zonder vrees voor de gevolgen, naar den vinder toe
kon gaan. Had Ik jeu verteld, wat dc bed.cllng was, dan
had je waarschijnlijk erg zenuwachtig of achterdochtig
gekeken, en had hij gedacht, dat het een valstrik was
van de politie vanwege den juweelcndiefstal, en dan had
hij waarschijnlijk gezrgd, dat het de ring niet was, die
hij bedeelde, of ,iets van dien aard. Maar nu ging alles
als gesmeerd, en ik liet den man die om den ring kwam,
•olgen en die bracht ons netjes naar de anderen, zoodat
het heele stel geknipt is."
XIX.
Vragen en Mededeehngen, deze rubriek betreffende,
in te zenden aan den heer K. VAN KEULEN,
Lootstraat 24 He etage, Amsterdam (W.)
PLANTEN MET SIERLIJKEN
BLADERTOOL
Als een bizondere bladplant voor de kamer wil ik
nog noemen de Farfugium Grande of Geelvlek-
kig Hoefblad, een kruidachtige plant, welke we ook
weer aan Japan te danken hebben. Ze behoort tot de
familie der samengesteldbloemige planten of Com-
positae.
De planten zijn lang gesteeld, wat de bladeren be
treft, eenigszins leerachtig tot vleezig en hoekig ge
vormd, alsof er rechtaf, stukken waren afgesneden. Bij
dien merkwaardigen vorm, vertoonen de bladeren
groote en kleine cirkelronde, gele vlekken, welke het
bijzonder uiterlijk dezer plant nog versterken. De
bloemhoofdjes zijn geel, maar, uit schoonheidsoogpunt,
van ondergeschikt belang De Farfugium Grande ver
langt een humusrijken grond met zand vermengd, een
niet grooten pot en veel water.
Ten slotte een goed woordje voor het Japansche
Oranjeappeltje: Citrus Japonica, ook C. Chinen-
sis genoemd. Ge kent het wel, het vertakte boompje
met de stevige bladeren en welriekende, witte bloesems,
als Oranjebloesems bekend, ln den voorzomer, welke
opgevolgd worden door de eerst groene, later Oranje-
gekleurde, sinaasappeltjes. Een sierlijk heestertje, dat
reeds als klein struikj%,bloeit en vrucht zet, maar niet
gemakkelijk steeds goed te houden is. Een zonnige,
luchtige standplaats voldoet deze plant het beste,
's Winters moet het struikje in een matig verwarmde
kamer staan, dicht aan het venster. Het moet voorzich
tig begoten worden en 's zomers nu en dan wat vloei-
mest hebben.
JANUARI.
De maand Januari is voor de kamerplanten nog een
zeer slechte maand. Wel beginnen de dagen reeds een
weinig langer te worden en breekt de zon reeds nu en
dan door de wolken, maar het kan nog zeer koud zijn
en wij moeten er dus op letten, dat de vertrekken,
waarin wij planten kweeken, behoorlijk verwarmd wor
den. Is het zeer koud, dan moet men, wanneer men in
de kamers geen vulreguleerkachels heeft staan, de
kachels 's avonds laat nog eens goed laten doorbranden,
daar de temperatuur des nachts wel wat lager mag zijn
dan overdag, maar dit verschil toch niet al te groot
moet wezen. Ook moet men de planten des avonds van
het venster verwijderen en ze verder in de kamer
zetten. In koude nachten heerscht er bij de vensters
altijd een zeer lage temperatuur, de warmtegraad
daalt er aanmerkelijk, somtijds zoo sterk, dat de aarde
in de potten bevriest en de teere planten doodgaan.
De Primula's, die op de vensterbank staan, kunnen,
wanneer zij overdag niet in de zon staan, wel eenlge
graden vorst verdragen, maar men doet toch beter ze
ln de kamer te zetten, daar door het bevriezen, de
potten wel eens kunnen springen. Heeft men in Januari
zachte dagen, zooals nu, dan moeten de kamers gelucht
worden, waartoe men de teere planten eerst ln een
ander vertrek zet. Bijzonder voorzichtig moet men ln
deze maand met het gieten zijn. Met uitzondering van
eenige winterbloeisters en de in bloei getrokken planten
bevinden zich alle kamerplanten nog in de rustperiode.
De rustende planten moeten meer droog aan vochtig
gehouden worden, maar men mag ze niet geheel laten
uitdrogen, met uitzondering van de cactussen, die men
kurkdroog kan laten worden.
Waarheid is vaste grond, leugen drijfzand.
o
Met een zuiver hart, een levendige verbeelding is
men nooit minder alleen dan in de eenzaamheid.
o
Een koppig man heeft geen meeningen, de meenin
gen hebben hem.
o
Geloof is de innerlijke overtuiging van de werkelijk
heid der zedelijke idealen.
o
Beleefdheid is zachte lichte watten, die men tusschen
kostbare voorwerpen ligt, om te beletten, dat ze zich
-stooten.
o
Ervaring van anderen kan onze eigen meeningen
wijzigen.
o
Achting, liefde, vertrouwen ziedaar de drie grond
zuilen en het wezen van het huwelijk.
Vader: Je bent een luie vlegel! Wat zou je wel
gedaan hebben, als je nu eens grootgebracht was
onder de menschen, die In het zweet huns aanschijns
hun brood verdienen?
Blasé zoon: Ik zou ze zakdoeken verkocht hebben!
Wat een groote hond is dat! Die eet beslist wel
zoo veel als drie kleine honden!
Daar zit 'm nu juist de kneep. Ik doe het uit
zuinigheid! Want ik betaal maar belasting voor één
hond!
Filosofische ontboezemingen:
Sommige erg beroemde en erg gevoelige zangeressen
doen onder het zingen hun oogen dicht. Zou het niet
heerlik zijn, als ze dat ook met hun mond deden?
Amsterdam.
K. VAN KEULEN.
moeilijk genoeg gemaakt... ofschoon ik haar zooveel mo
gelijk uit den weg ben gebleven. Maar haar heelemaal
ontloopen kan Ik natuurlijk niet."
„Wel, Digby, als dat allemaal zoo Is als je daar ver
telt", zei Morrence ernstig, „kan Ik alleen mijn raad
maar herhalen dat je zoo gauw mogelijk voor een
poosje naar Engeland gaat."
Harrel liet het hoofd ln de handen rusten.
„Het is ln elk opzicht de beste oplossing." drong
Morrence aan. „Het zou Cecily buitengewoon goed doen
als ze je weer zag en als je Lady Barbara terugziet, kun
je voor jezelf uitmaken, of je gevoelens voor haar In
derdaad hetzelfde zijn gebleven. Als dat het geval is,
draai die juffrouw de Floissac d?n voorgoed den rug
toe! En kom je tot de conclusie, dat je je ten opzichte
var. Barbara vergist, welnu, kom dan hier terug, sticht
een huisgezin en leef verder gelukkig. Ik hoop van harte
dat je dat zult worden."
Hij stak de hand uit en Harrel greep die.
„Ik geloof niet, dat er twijfel bestaat omtrent mijn
gevoelens", zei hij zaoht. „Sinds jij mijn gedachten weer
naar de oude tijden geleid hebt, is de herinnering aan
haar zoo levendig geworden, dat ik dikwijls vervolgd
word door de Idee, dat ze hier in huis is! Het Is als een
benauwde, onzinnige droom, maar dan zie ik haar door
den tuin wandelen tusschen de rozen, dan voel ik haar
nabijheid als ik 's avonds in m'n eentje op de veranda
zit Ik heb de laatste dagen meer en meer het gevoel
gekregen, dat het zelfs hier een paradijs zou zijn als
Babara bij mij was."
„Waarom vraag je haar in vredesnaam dan niet, of
ze komen wil?" viel Morrence uit. „Je gaat immers niet
naar huis als een mislukkeling! Integendeel: alles wijst
er op dat L'Opale bezig is succes te worden en je hebt
je tegenspoed gedragen, op een manier, die maar heel
weinig je zouden nadoen!"
Harrel aarzelde.
„Ik heb een gevoel, alsof er zoo'n breede kloof tusschen
ons bestaat," zei hij langzaam, „dat het vrijwel onmoge
lijk zou zijn om die te overbruggen. En toch, Jack, zie
ik in dat er een heeleboel waars is in wat je zegt. Je hebt
mijn oogen geopend voor den werkelijken toestand. Ik
zal in ieder geval ernstig over je raad nadenken."
„Dat is tenminste al iets gewonnen," meende Mor
rence opgewekt „Kijk, daar komen de ponnles. Tijd om
te vertrekken!"
Het was nog vroeg in den morgen, maar de tropen
zon brandde al met bijna ovcrdragclijke felheid op Tri-
nity, toen zij door de nauwe, kwalijk-riekende straatjes
reden en de beide ruiters veegden zich onophoudelijk
het zweet van het voorhoofd. De atmosfeer leek wel een
gloeiende oven.
Ook aan den kleinen landingssteiger bracht geen
zuchtje uit zee eenige verkoeling. De gouvernements-
stoomer lag gemeerd, de loopplanken waren uitgelegd
X: Heb jij soms een bad genomen?
Y: Ik niet Wordt er een vermist?
189. Tien minuten later is er van Fatma el Sunllght
Soap de parel van het Morgenland, niet veel meer over.
Haar schoone gewaad hebben de ruiters afgerukt en
Gerrit Is er onder vandaan gekomen. Dadelijk wordt
hij aan handen en voeten gebonden. Ook Dicky en
Dirrekie worden geboeid. Ze zijn zoo bang, dat ze
geen kik durven geven. Dirrekie vergeet van den
schrik zelfs om te hullen. Gij jakhals met uw
hondenneus, zegt de hoofdman van de ruiters deftig,
gij dacht geslepen te zijn gelijk een vos, doch gij
waart dom gelijk het achtereind van een ezel. Wij
zullen u meevoeren naar Benghasl, waar onze meester
Ibrahim el Ongemak zeer veel belang stelt in jak
halzen en dwergcactussen. Hij zal u ongetwijfeld goed
verzorgen... Je praot wel aordig, moppert Gerrit,
jammer dat ik er gain zikkepitje van verstao. 't
Beste is maor te swage. Anders finden ze 't segaore-
kizzie auk nog en dan is al ons geld m e t a i n naor
de maon. Om aon onze vane druiven maor niet te
denken...
190. De hoofdman is intusschen naar Enver ben Sa-
lom .toegestapt. Gij schurkachtige koopman, buldert
hij, uitvaagsel van de woestijn, zoon van een gevlekte
hyena en een ratelslang, gij hebt mij vooze knollen
voor sappige citroenen willen verkoopen. Bij den baard
van Ibrahim ben Ongemak, Allah behoede hem voor
bedriegers als gij zijt, ik moest u eigenlijk meenemen
met al uw handlangers. Maar ik wil voor ditmaal goe
dertieren zijn omdat Ik de booswichten, die ik zocht,
en een aantal negers liepen af en aan met groote tros
sen bananen op het hoofd, balen saamgepakt groen dat
als veevoeder werd gebruikt en bundels suikerriet Het
laden van het soheepje bracht leven en vertier in het
anders zoo stille negerdorp.
Morrence betrad een van de loopplanken en drukte
Harrel stevig de hand.
„Denk nog maar eens goed over mijn voorstel", zei hij
ten afscheid. „Je moet een weekje bij me komen logee-
ren voor de mailboot vertrekt"
„Dat kan lk ook wel doen,: zonder dat ik naar En
geland ga," antwoordde Harrel met een nauwelijks-ver-
borgen, veelbeteekenende glimlach. Hij wachtte nog
even om het stoombootje te zien vertrekken, steeg toen
weer te paard en reed ln de richting van L'Opale, met
een gevoel van weerzin tegen de drukkende eenzaam
heid, die daar zijn deel zou zijn, nu zijn gast ver
trokken was. Het was alsof hij het nog nooit zoo af
schuwelijk en ondragelijk warm had gehad. De groote
klok van de kerk luidde voor den ochtenddienst en ver
scheidene kerkgangers traden het koele interieur bin
nen. Harrel meende een glimp op te vangen van een
welbekend figuurtje en hy reed haastig verder; na zijn
laatste gesprek met Morrence wilde hij nog meer dan
vroeger, trachten ontmoetingen met Eulalie zooveel mo
gelijk te vermijden. Hij wilde wel, dat ze zich maar niet
had aangewend om op haar tochten naar Trinity op L'
Opale aan té rijden en tijdens zijn afwezigheid het in-
terrieur van zijn huiskamer verzorgen! Hij had het haar
moeilijk kunnen beletten zonder onbeleefd te zijn en de
zaak nog erger te maken, want het was, oppervlakkig
beschouwd, immers doodnatuurlijk dat de weinige blan
ken in deze afgelegen streek elkaar attenties bewezen...
Maar gezien in het licht van zijn gesprek met Jack, wa
ren de goede zorgen van Eulalie aem wel zeer onwel
kom, ofschoon hij ze uit gewoonte langzamerhand als
vanzelfsprekend had geaccepteerd en hij zichzelf moest
bekennen dat hij het op prijs stelde, als zijn vrijgezellen-
woning er een beetje huiselijk uitzag.
Toen hij langs het klooster reed, stelde hij zich onwil
lekeurig de vraag of hij Dr. Meillet weer spoedig bij zich
zou zien. Er waren weer veel gevallen van koorts, had
hij gehoord, maar hij had er niet aan gedacht, om den
raad van den ouden dokter op te volgen en als voor
behoedmiddel kinine in te nemen, want hij had in al
den tijd dat hij nu hier was nog niet den lichtsten aan
val van koorts gehad en was ov..tuigd dat deze min
der een gevolg was van de muskieten, dan wel van de
verregaande onzindelijkheid in de negerwoningen. En
in dat opzicht liet L'Opale niets te wenschen over. Hij
rekende zichzelf dan ook volkomen veilig.
Terwijl hij langs den uitersten rand van zijn bezittin
gen reed, zag hij opnieuw met voldoening, hoe groot het
verschil was tusschen den tcgenwoordigen toestand en
dien van anderhalf jaar geleden. Hij begen langzamer
eindelijk heb gevonden... Als de hoofdman deze rede
voering gezond is kwijtgeraakt, wendt hij zich opnieuw
tot Gerrit. Blaffende jakhals, buldert hij, gij
zult mij dadelijk vertellen, waar de walm-, stof- en
reutelmachine gebleven is. Onmiddellijk alstublieft.
Doch Gerrit doet net of hij de vriendeijke uitnoodiging
niet begrijpt. Met groote, verbaasde oogen staart hij
naar het woedende gezicht en de steigerende knevels
van den hoofdman...
hand te gelooven dat de plantage met enkele jaren een
winstgevend bezit kon worden gezien de resultaten,
die hij nu reeds had bereikt. Een vergrooting van zijn
terrein met een paar stukken weidegrond, zou niet on-
voordeelig zijn, bedacht hij. Misschien kon hij wel goed
koop de hand leggen op een deel van de verwilderde
gronden van Le Saphir!
Terwijl hij zoo, verdiept in toekomstplannen, voortreed,
werd zijn aandacht plotseling door iets zonderlings ge
trokken. Op het eerste gezicht leek het alsof Iemand
de wei, waar zijn ponnies meestal graasden, had willen
herscheppen tot een inrichting-op-groote-schaal tot het
drogen van waschgoed! Een aantal bamboepalen waren,
niet ver van de haag, in den grond gedreven en vorm
den een ruw vieraknt. De palen waren door lijnen met
elkaar verbonden en daaraan bungelden, aan dunnere
touwtjes bevestigd, oude soda-waterflesohjes, gevuld met
rosé vocht. Het aldus afgepaalde stuk grond was be
legd met een massa in elkaar geknoopt touw, een soort
van geinproviseerd net, waarin een heele verzameling
haneveeren was gestoken.
„Obeah!" mompelde Harrel. „Dus ze oefenen „Obeali"
tegen me uit Nu zullen we het hebben!"
Hij wist niet hoelang die wonderlijke bedoening daar
al stond opgesteld, waarschijnlijk al een paar dagen,
want sedert de eerste dagen van Morrence's bezoek, toen
hij met zijn gast de plantage was rond geweest, had h|J
dezen uithoek van zijn terreinen niet bezocht. De negers
hadden het vermoedelijk wèl gezien, maar die hadden
natuurlijk niets gezegd; die waren veel te bang om
over deze geheimzinnige en gevaarlijke kracht te spre
ken...! De zwartjes waren ongetwijfeld ln hun ziel over
tuigd, dat hij ten doode was opgeschreven en zouden
ln hun angst niet nalaten om een voorwendsel te zos-
lcen om zoo spoedig mogelijk zijn dienst te verlaten.
„Bah! wat een vervelend gezeur!" mopperde hij. Hij
reed door een opening in de haag het weiland in, steeg
af en wrong en trok de palen een voor een uit den
grond, waarbij hij in zijn ontstemming veel te veel kracht
gebruikte, want ze waren vrij losjes erin gedreven.
Daarop smeet hij alles op een hoop en schopte het on
der de haag, met het voornemen de negers order te ge
ven het den volgenden dag weg te ruimen.
Toen hij weer opsteeg, had hij het vreeselijk warm,
zoo had hij zich ingespannen en het was elf uur; dus
daarin zag hij niets vreemds. Met een zucht van ver
lichting kwam hij even later zijn koele veranda ln. liet
zich een glas melk met soda-water brengen en dronk
het in écn teug leeg. Dat verkoelde hem, maar opeens
voelde hij een lichte trilling en hij vroeg zich af of hij
kou zou hebben gevat.
Wordt vervolgd.