SchagerCourant
De positie van den tuinder
en het kwart-procent.
ONTERFD...!
Tweede Blad.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Woensdag 21 Januari 1931.
74ste Jaargang. No. 8802
Het is wel naar aanleiidng van het ingezonden
stuk van den heer Wagenaar, voorzitter van „Koop
handel", opgenomen in uw courant van Dinsdag 13
Januari, dat ik U beleefd verzoek opname dezer re
gelen in een van de eerstverschijnende nummers van
uw courant, waarvoor ik U bij voorbaat dank zeg.
Ik behoef na al datgene dat reeds door den heer
Wagenaar in bedoeld stuk is geschreven over de
wording van de contante betaling en het kortings
systeem, niets meer te schrijven. Alleen dit wil ik
er uit overnemen, en vaststellen dat de contante be
taling aan den Langendijk, gelijk de heer Wagenaar
reeds heeft geschreven, dertig jaar bestaat en niet
gebaseerd is op een contractueele overeenkomst, maar
dat dit een ingegroeid stelsel is oorspronkelijk alleen
ontstaan met een combinatie van handelaren en de
Broeker groenteveiling.
De stichting van de veilingsvereenigingen te War-
menhuizen, Obdam en den Noorder Marktbond is
van veel lateren datum.
Dat dit kortingssysteem op een zeer losse basis
was overeengekomen blijkt wel uit het geschrevene
van den heer Wagenaar. Was het aanvankelijk 1
successievelijk is dit bedrag verminderd tot Y*
Een wet van Meden en Perzen was hier niet op van
toepassing en het is inderdaad niet te betreuren dat
dusdanige overeenkomsten, welke Joch zeker van in
grijpende beteekenis zijn geworden, niet beter zijn
vastgelegd.
Hierdoor verkracht men elkanders vermeende
rechten en leidt het vaak tot moeilijkheden.
De drie later gestichte veilingen, zooeven ge
noemd, hebben traditioneel hetzelfde kortingspercen
tage vastgesteld als het gangbare aan de veiling te
Br. op Langendijk.
Hierdoor, nu juist, sprak niet de liefde voor dit
kortingsstelsel, maar wel de vreezende concurrentie
van de veilingen onderling, dit met het oog op de
bestaanszekerheid van de nieuw opgerichte veilin
gen.
Nu in den loop der jaren gebleken is, dat alle hier
genoemde groenteveilingen recht van bestaan hebben,
al heeft dan onderscheidenlijk de eene veiling bij de
andere een grootere vlucht genomen, zij kunnen allen
beschouwd worden als veilingsinrichtingen van blij-
venden aard en bestaan en hiernaar hun eigen huis
houding inrichten.
Als cevolg hiervan werd in de laatstgehouden alge-
mecne*vergadering van den Noorder Marktbond een
voorstel behandeld om het kortingspercentage, het
welk tot heden als een vrijwillige reductie aan den
handel werd vergoed voor de contante betaling, te
verlagen van K op 15/100 procent. Tegelijkertijd werd
hieraan gekoppeld om het totaal te heffen veilings
percentage te verhoogen van 15/100 op 165/100
Door dezen uit te voeren maatregel kwam in de kas
van de desbetreffende veilingsvereeniging Vt meer
van het totale jaarlijksche omzetcijfer.
Deze te verwachten beschikbare middelen waren
inderdaad noodig. De Noorder Marktbond is een flin
ke bloeiende organisatie en kan uit den aard der zaak
veel doen. Maar vergeet niet geachte lezers, dat juist
een dusdanige organisatie zoo ontzettend veel moet
doen, opdat het vooruitgaande peil waarop deze or
ganisatie zich beweegt, behouden blijft en zich in de
naaste en verre toekomst kan blijven doen ontwik
kelen.
Het lijkt me niet pndienstig om in dit verband eens
uit te stippelen welke positie de tuinder inneemt te
genover den handel en in dit verband vrijelijk zijn
rechten kan laten doen gelden op het dubieuse kwart
procent.
Noodig is nog te vermelden dat het geschil, tus-
schen handel en Veilingsorganisatie, na de aange
nomen houding van „Koophandel", op het gevallen
besluit van den N.M. Bond, gaat over het volle
kwart procent.
Het spreekt vanzelf dat ik als bestuurslid van den
N.M. Bond beter met deze organisatie bekend ben en
ik zal mij dan ook hoofdzakelijk hierbij doen bepa
len, hoewel ik er van overtuigd ben dat bij onze zus-
terveilingen een eveneens actief bestuur werkzaam
is.
Voor eenige jaren terug, toen bleek dat dn het be
lang van handel en scheepvaart een vergrooting van
de scheepsruimte noodig was en de bootmotoren aan
den Langendijk vrijwel algemeen met de helft vracht
inneming werden vergroot, heeft het N.M. Bondsbe-
stuur niet geaarzeld bij het gemeentebestuur van
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
DOLF WYLLARDE
12.
In gepeins verloren bleef ze een oogenblik in een
der vele armstoelen zitten en bouwde luchtkastee-
len
£e stond op en liep de kamer door. Voor de por
tretten op den rand van de betimmering, bleef ze
staan en keek er naar; eerst gedachteloos, toen met
klimmende belangstelling. Ze had ze daar vaak ge
noog zien staan en Harrel had haar op haar vragen
verteld, wie ze voorstelden. Maar het was alsof ze
enkele van deze portretten plotseling met andere
oogen zag dan vroegernu ze zich, door de
omstandigheden gedwongen, met Harrel alleen in
huis bevond, alsof ze hier de meesteres was
Do portretten van HarreTs ouders en diens zuster
lieten haar onverschilligtoen viel haar oog
op de beeltenis van kapitein Jack Morrence, de ern
stige, onverschillige Engelschman, die zooals zij
onmiddellijk gevoeld had, het tegendeel van bewon
dering voor haar koesterde.
„Wanneer hij eenmaal van mij houdt, zul je zijn
vrind niet meer blijven", zei zij op triumfantelijken
toon. „Ik wil je hier niet zien! Bah, loop heen met je
saai, plechtig gezicht! „En zij keerde het portret om.
Haar angst om den man, dien ze met een wilde,
onbesuisde liefde beminde, het beklemmend vreem
de samenzijn met hem in het doodstille huis, dat ze
niet durfde te verlaten in den toestand, waarin hij
nu verkeerde (hij kon immers weer gaan ijlen en
in zijn koorts het bed verlaten met de hemcl-mocht-
weten wat voor vreeselijke gevolgen!), schenen het
meisje hcelemaal uit haar evenwicht te brengen en
haar ongetemde opbruischende natuur steeds heftiger
op te zwcepen. De ziekenlijke gedachte had zich
steeds meer in haar brein vastgezet, dat Harrel van
haér was, dat zij alles opzij zou schuiven, dat zich
durfde plaatsen tusschen héér en hèm.
In die stemming nam zij het portret van Lady
Barbara Howard op, Harrel had vaag gezegd, dat het
„een oude vriendin uit Engeland was" en terwijl ze
met fonkelende oogen naar dc regelmatige edele trek
Noordscharwoude aan te dringen op vergrooting van
de aldaar liggende sluis. De gemeente als eigenares
van genoemde sluis, was niet ongenegen deze te ver-
grooien, maar vorderde een garantiebedrag van den
N.M. Bond tot dekking der rente benoodigd voor de
kostende uitbreiding.
Tot heden is door den N.M. Bond, ziende dit belang
uit een oogpunt van handel, scheepvaart en tuin
bouw, over 9 jaren f 6500 bijgedragen.
Op de rekening over het .jaar 1929, welke op de
laatstgehouden Bondsvergadering aan de leden werd
overgelegd, prijkte een post van f1820 voor het open
houden van 't vaarwater aan de laadplaats. Hiervan
is zoow.el geprofiteerd door den handel, de schippers
als door de tuinders. Niettegenstaande deze hooge
uitgaaf werd f 100 gesubsidieerd aan de schippers-
vereeniging voor het openhouden van de vaart
Langendijk-Alkmaar.
De telefoonbeambte aan de veiling, plus extra ver
binding met Broek op Langendijk, bijdrage nachtte
lefoon, electrisch verwarmde stoven in de veiling,
vorderen minstens een bedrag van f800 a f900 per
jaar.
Wat door onze veiling in de afgeloopen vier jaren
is bijgedragen aan reclame voor tuinbouwproducten,
hetwelk toch zeker in eerste instantie een taak ge
noemd mag worden van den handel zelf, laat ik hier
volgen. In 1927 f2930.97, 1928 f 3002.52, 1929 f2461.16,
1930 f2218.48.
Een bedrag van ruim f 10.000 is in genoemde jaren
aan dit werk door den N.M. Bond alleen bijgedragen.
Ook is aan deze veiling een keurmeester aange
steld, die toch zeker ook in het belang van den han
del werkzaam is, evenzoogoed als in dat van den
tuinder. Dit instituut komt den N.M. Bond op f 1500
per jaar.
De laatstgehouden nieuwbouw aan genoemde vei
ling heeft gekost f95000, terwijl hiermede nog maar
gesproken mag worden van een gedeeltelijke vernieu
wing en een gedeeltelijke voorziening in de be
hoeften.
Hiermede komen wij juist zoo goed te voelen
welke eischen gesteld worden aan een groeiende or
ganisatie. Steeds blijkt na eenig tijdverloop dat alles
weer te bekrompen is opgezet. Na verloop van eenige
jaren zal dan ook blijken in verband met het ont
stane onderhoud en de inrichting van het bestaan
de veilingsgebouw, dat wij weer voor een grooten
nieuwbouw zullen komen te staan.
liet nieuw gebouwde betaalkantoor met inrichting
vordert een uitgaaf van f25000. Deze nieuwbouw was
noodzakelijk, gezien de hoogst primitieve zeteling
van onzen betaalmeester in het oude gebouwtje. Een
bestuursvergadering van den N.M. Bond bij te wo
nen stond gelijk met het proces hetwelk in het rook-
hok van den slager wordt voltrokken.
„Last not least", werd tot heden aan den handel
een V\ procent vergoeding gegeven van het ge
kochte product, voor de contante betaling. Na het
geen cle heer Wagenaar hierover heeft geschreven
mag ik toch zeker wel vaststellen, dat dit kwart pro
cent dienstbaar wordt gemaakt als compensatie voor
een latere betaling. Ergo mogen wij hier toch uit
concludeeren dat ook door de tuinders gezorgd wordt
voor de betaling van rente voor het benoodigde han
delskapitaal van den handelaar.
In dit verband kan ik niet nalaten even te wijzen
op cle credietregeling, nog van zoo recenten datum,
ten behoeve van de tuinders, bevorderd door de over
heid. Door deze tuinders, die hiervan zullen moeten
gebruik maken, zal het gangbare rentetype moeten
worden betaald.
Het is wel een scherp contrast. Ook deze tuinders
dragen ieder naar hun aanvoer bij in het kwart pro
cent hetwelk den handel ten goede komt.
Dat het moeilijk is voor den handel om de noo-
dige zekerheid te verkrijgen, dat gedane zendingen
naar het buitenland richtig worden afbetaald, geef
ik Wagenaar gaarne toe. Maai* is dat moeilijker,
vraag ik hem in gemoede af, dan de positie van den
tuinder? Zijn deze zoo zeker, en vooral in den tegen-
woordigen tijd, van een bevredigende uitkomst.
Ook zij moeten vroeg in het voorjaar beginnen met
uitgaven voor ploegen, arbeidsloon en bemesting. De
tegenwoordige toestand geeft toch wel aanleiding om
dit eens ernstig te overwegen. Zoo juist werd mij be
kend dat in de gemeente Koedijk, nog geen 2000 zie
len tellende en bestaande uit een nijvere tuindersbe
volking, 94 aanvragen zijn ingediend tot verkrijging
ken van het Engelsche meisje keek, kwam er een
wilde jalouzie in Eulalie op.
In haar ijdele behaagzucht, had ze nooit beseft dat
dit meisje een mededingster kon zijn tegenover héar
schoonheid, maar nu vroeg ze zich met schokkende
adem af, of „die Engelsche nuf", zooals ze haar sma
delijk betitelde, wellicht niet de oorzaak was, dat
Harrel anderhalf jaar standvastig weerstand had ge
boden aan haar bekoorlijkheden.
„Ik héét je", mompelde Eulalie. „Jij bent het, die
tusschen mij en mijn geluk staat! Maar ik wil hem
hebben en ik zal hem hebbenjij niet!"
Harrel lag nog steeds onbeweeglijk in zijn bed
hij sliep zacht, dacht ze.
Zij keek om zich heen of ze iets vinden kon, waar
mee zij in haar blinde jalouzie het gehate portret
van haar mededingster kon vernielen. Verbranden
was niet mogelijk, daar er geen stookplaats in de
hall is van een West-Indische buitenhuis.
Opeens schoot haar iets anders te binnen. Eulalie
met haar onevenwichtige ziel, was zeer ontvankelijk,
zooals ook reeds bij het bezoek aan de warme bron
nen gebleken was, voor het bijgeloof der Inlanders.
Zoo vast was zij overtuigd van de kracht van „Obeah"
waaraan zij ook geneigd was Harrel's plotselinge
ziekte toe te schrijven, al wist ze niets van de ver
tooning met de bamboepalen en de flesschen. En als
zij op haar beurt de macht had deze geheimzinnige
kracht uit te oefenen tegen Lady Barbara, zou zij
zich daarvan door niets laten weerhouden. Zij zou
een bezweringsmiddel aanwenden, dat ondanks de
verre afstand, zijn uitwerking op haar mededingster
niet zou missen!
Zij trok een langen speld met glazen knop uit haar
japon en doorboorde daarmede de oogen, de keel en
de borst, van het meisje op de foto. Toen zocht zij
een plekje, waar zij het portret verbergen kon, want
om het resultaat te hebben, dat zij wenschte, moest
het in huis zelf verborgen worden.
Eulalie was zoo bezeten door haar jalouzie en haar
verlangen naar wraak dat zij voor niets anders aan
dacht had. Maar opeens voelde zij, dat iemand haar
zacht op den schouder tikte. Zij uitte een kreet van
schrik en liet het portret uit de handen vallen, keer
de zich trillend van angst om en zagDokter
Meillet, die zijn rustige blauwe oogen strak op haar
gevestigd hield.
„Eulalie, wat doe je daar?" vroeg hij streng, nog
steeds zijn hand op haar schouder.
„O. dokter, u hebt mij vreeselijk aan het schrikken
gemaakt! Kijk eens, hoe ik beef!" stamelde zij, ter
wijl zij haar trillende handen voor zich uithield. Maar
van credieten met borgstelling van de overheid. Han
delaren overweegt dit en zie uw uiterlijk welvarende
handelszaken eens aan.
M. de R., ik zal mij, om geen misbruik van uw
gastvrijheid te maken, bekorten.
Alleen de laatste zin van den heer Wagenaar, be
handelende den band tusschen betaalmeester en han
del, deze zou ik nog gaarne willen weerleggen. Wan
neer inderdaad van een band sprake mag zijn tus
schen deze twee personen, dan zal die kunnen voort
duren'alleen met dit verschil, dat in den vervolge
door den betaalmeester, bij latere betaling, dan de
geldende termijn van 2 dagen, rente zal moeten wor
den bijgerekend. Hierdoor zal de prikkel om con
tant te betalen blijven bestaan, aangezien de handel
bij latere betaling een renteberekening op zijn reke
ning zal vinden. Dit laatste, daar gaat het ook bij
den heer Wagenaar om, als zekerheid voor de rich-
tige nakoming van den betaalmeester, heeft geen
zin, daar blijft het bedrag altijd te laag voor.
Waarom hierdoor de geheele contante betaling in
gedrang zal moeten komen is mij onbegrijpelijk.
Ik hoop dat ik met dit al duidelijk heb gemaakt
dat de toestanden aan onze veilingen na een verloop
van 30 jaren zoo geheel veranderd zijn.
De organisatie beheert met het inzicht van een
domineerende vooruitstrevendheid, hetwelk tot he
den steeds in het belang van tuinder en handel is
geweest, eischt veel geld en zal ook in de toekomst
nog veel zorg baren.
Nog even wil ik mijn excuus maken, dit is althans
mijn persoonlijk gevoelen, dat wij geen overleg heb
ben gepleegd met „Koophandel", omtrent deze aan
gelegenheid.
Hoewel mijn meening onverwrongen vaststaat dat
in dit geschil door „Koophandel" nimmer aanspraak
mag worden gemaakt op een overeenkomst, noch
aanspraken kunnen gelden op eenigen rechtsgrond,
noch op den histoiischen oorsprong, om de eenvou
dige reden, dat de tijden zoo sterk zijn veranderd en
de bemoeienissen zoo gewijzigd, kan er niet anders
overblijven dan de schuld op ons te nemen voor een
bepaalde onbeleefdheid jegens „Koophandel".
Heerhugowaard, 19 Jan. 1930.
P. KOSTELIJK Pz..
Bestuurslid v. d. Noorder Marktbond.
VOOR DEN POLITIERECHTER.
Zitting van Maandag 19 Januari 193L
HYGIëNISCHE TRANSFIGURATIE.
De „primus inter Pares", heden voor den Bigg chicf
gedirigeerd, was de heer Klaas H. van Koedijk, thans
in voorarrest, op grond dat hij in den nacht van 10 op
11 Nov. te Bergen op een boerenerf op de makke
konijnenjacht was geweest. Het zindelijkheid werende
keelbaardje was thans verdwenen, waardoor zijn uiter
lijk en mannelijke schoonheid belangrijk was vooruit
gegaan. Gehoord werd als getuige de heer Wiggers,
reclasseeringsambtenaar, welke heer niet onverdeeld
voldaan was over de ondervonden medewerking. Er
waren verschillende bezwaren gerezen en werd besloten
deze vele haken en oogen opleverende zaak nog weer
een week aan te houden, waarmede de verdediger, mr.
de Groot, ook accoord ging. Het is de bedoeling hem
zoo mogelijk, voorloopig onder te brengen in het groote
Woudhuis.
DE VERNIELING VAN HET GROOTE V. en D.-
SPIEGELRUIT VAN F 100.
In deze eveneens aangehouden zaak tegen den los
werkman Joh. Anth. P. te Alkmaar, die op 18 October
onder meer ook een spiegelruit in het winkelgebouw
Van de firma V. en D. aldaar had verbrijzeld met een
straatklinker, werd alsnu ook gehoord den verbalisant
Rechercheur v. d. Burg, die de verklaring van den
getuige v. d. Graaf had gerelateerd. Deze getuige per
sisteerde de verklaring van de Graaf te hebben geno
teerd, zooals in het proces-verbaal was neergelegd,
v. d. Graaf had toen verklaard, dat verdachte had
gezegd: Durf ik, of durf ik niet? Waarop getuige had
geantwoord: „Dat moet je zelf weten"! Dit erkende
v. d. Graaf, doch hij beweerde zich niet met zekerheid
te' kunnen herinneren, dat verdachte toen had gezegd:
Daar gaat ie dan! maar het kan best wezen. Hij had
toen wel een knal gehoord, maar het feit zelf niet
gezien.
De verdachte was zoo vrij op te merken, dat het
geen hij gezegd zou hebben omtrent „durf ik niet?"
geen „bal" waar was. De getuige de Graaf ontkende
voorts onder eenigen dwang van verdachte te staan,
wat de Officier scheen te veronderstellen. Deze magi
straat verdacht er dezen getuige sterk van, te staan
draaien.
De Officier bleek ten slotte voldaan en meende be
wijzen genoeg voorhanden te hebben, om f 40 boete of
40 dagen te kunnen vorderen. Vonnis conform eisch.
DE DWAZE GEGEERLIJKHEID.
De 27-jarige mej. C. M. uit Heiloo stond terecht op
grond van de omstandigheid, dat zij op 6 Augustus van
haar poging om het antwoord op zijn vraag te ont
wijken, mislukte.
„Er bestaat gen reden om te beven behalve als
men zich schuldig voelt", verklaarde de oude dokter
op veelbeteekcnden toon. „Je bent geschrokken
dat is mogelijk; maar waarom beef je zo?"
De geest van norsch verzet, die haar wel vaker
bezielde, kwam over haar. Zij antwoordde niet, maar
tikte met haar voet zacht op den vloer.
„Ik zou zoo graag willen weten, Eulalie, wat je
hier doet."
Een oogenblik kon zij geen woorden vinden om
hem te antwoorden. Toen keek zij den dokter uitda
gend aan.
„Meneer Harrel is ziek".
„Ik heb gehoord, dat hij ziek was, en ik ben geko
men om voor hem te zorgen. Je kunt wel naar huis
gaan, Eulalie. Maar waarom heb je mij niet gewaar
schuwd, toen je van zijn ongesteldheid hoorde. Je
hebt een groote verantwoordelijkheid op je genomen
door dat na te laten."
„Het was mijn plan om naar Trinity door te rijden
en u te waarschuwen, dokter. Maar meneer Harrel
lag hier moederziel alleen; een van de negers ver
telde mij, dat ze allemaal van angst weggeloopen wa
ren en toen ik hier kwam en zag hoe wild hij was
en hoe hij ijlde, durfde ik hem niet meer alleen la
ten. Ik wist niet wat ik beginnen moest."
Dr. Meillet moest erkennen dat haar gedrag begrij
pelijk was en zei:
„Het was niet verstandig van je, Eulalie. Je had
moeten bedenken dat hij beter nog wat langer alleen
had kunnen blijven, dan deskundige hulp missen.
Het is een geluk voor jou en voor hem, dat ik in
Trinity van zijn ziekte gehoord hadanders
had je misschien zijn dood op je geweten had, ón
danks je goede bedoelingen."
En daarop ging de dokter de openstaande deur van
Harrei's slaapkamer in. Eulalie volgde hem, terwijl
hij langzaam op het bed toeliep en zich over de roer-
looze gestalte van den zieke boog.
„Kijk eens in de keuken of in een van de kasten
of je een of anderen alcoholischen drank kunt vin
den", zei hij zakelijk zonder het meisje aan te zien.
Toen zij na enkele minuten met een flesch brande
wijn terugkwam, die zij in een kast in de hall had ge
vonden, had Dr. Meillet het hoofd van den zieke hoo-
ger gelegd en was hij bezig om het lichaam zacht te
wrijven om de werking van het hart te herstellen.
Hij vroeg Eulalie om den kandelaar, die hij had aan
gestoken bij het gezicht van den zieke te houden en
een juffrouw die destijds met haar in dezelfde betrek
king was, een bankbiljet van f 20 had ontvreemd.' Het
avontuurlijke meisje had alstoen om de verdenking van
zich af te leiden, 'n soort van inbraak geënsceneerd,
doch deze truuk bleek niet bij machte, haar buiten be
reik der Justitie te houden. Zij stond thans voor dit
feit terecht en beweerde niet te hebben geweten, waar
om zij tot dit vermogensdelict was overgegaan. Het
bleek nocdig, de zitting eenige oogenblikken buiten
tegenwoordigheid van publiek vooit te zetten. De Offi
cier hield daarop een nogal streng requisitoir en vor
derde ten slotte voor het buitengemeen ernstige feit,
tegen een verdachte, die blijken gaf niet te willen
medewerken, 1 maand onvoorwaaidelijke gevangenls-
sraf. Uitspraak overeenkomstig requisitoir.
TREK IN EEN AALFUIK.
De 57-jarige heer Cornelis B., landbouwer te Boven-
karspel, stoffeerde de verdachtenbank ter zake een
hem ten laste gelegde diefstal van een aalfuik ten na-
deele van den getuige N. Dirkmaat, welk feit was ge
pleegd in Juni van 1930. De verdachte had zijnerzijds
een getuige a decharge in het vuur gebracht in den
persoon van zekeren heer Alexander Perrin. Verdachte
erkende wel de fuik te hebben ingepikt, doch zeide in
de meening te verkeeren, dat die fuik behoorde aan
Teunis Wit, 'n goeden kennis, die hij op deze wijze een
dienst trachtte te bewijzen. Zijn getuige Alexander Per
rin kon verklaren, dat hij de bewuste fuik „open en
bloot" buiten de deur van de boet had gelegd. Waar
de eigenaar haar ook had aangetroffen. Gevorderd werd
f 15 boete of 15 dagen. Vonnis overeenkomstig eisch.
'N STEENHARDE APPEL ALS PROJECTIEL.
De 19-jarige sigarenmaker Gysbertus K., wonende
te Alkmaar, had zich te verantwoorden, omdat hij op of
omstreeks 1 December j.1. met een appel een winkel
ruit had ingeworpen in het gebouw van de firma V. en
D. Deze ruiten schijnen een magische aantrekkings
kracht uit te oefenen op heeren amateurs-discuswerpers
en kogelstooters. De gebruikte appel was afkomstig uit
het magazijn van den heer Jansen in de Ridderstraat.
De granietwerker Collanto bevond zich in het gezel
schap van den heer K. Nadat de ruit met veel la
waai gesneuveld was, poetsten alle medewerkenden en
figuranten onverwijld de plaat, ook de heer Collanto.
De laatste als get. gehoord, verklaarde gezien te hebben
ben, dat de heer K. de ruit had ingegooid. De verdach
te heer K. ontkende pertinent een appel in bezit te
hebben gehad, waarmede natuurlijk ook het feit der
vernieling verviel. De heer Collanto had het voorts in
een kruisvuur van vragen door Politierechter en ver
dediger, mr. v. d. Loos, nogal hard te verantwoorden.
De heer Weel, winkelbediende, had in gezelschap van
verdachte en den heer Collanto in den winkel van
den heer Jansen een „nat" vischje geconsumeerd.
Volgens verdachte had deze getuige de appels uit den
winkel van Jansen weggenomen.
Ook deze getuige werd door verdediger met lastige
vragen bestookt, voornamelijk wat betrof de herkomst
van de appels.
Voorts werd gehoord de heer Chr. Jansen, winkelier
in fruit, vischwaren en comestibles, die verklaarde, dat
de heer Collanto dien avond het gezelschap trakteerde
op haring. Appels zyn niet gekocht ,doch weggenomen,
getuige wist niet door wien. Ook had getuige opge
merkt, dat Collanto buiten een appel stond op te eten.
Mej. Vogelpoel, coupeuse, die zich in de nabijheid
van de plek des onheils bevond, had een slag gehoord
en de heeren zien wegvluchten. Als getuige a decharge
werd vervolgens gehoord de heer v. d. BogaeMe, die
zich ook in het gezelschap had bevonden. Deze heer
verklaarde, dat verdachte K. nooit appels heeft gehad,
'n Bewering, die de heer Officier al tamelijk licht
vaardig toescheen. De getuige becijferde het aantal
meegenomen appels en kwam tot het getal 5.
Na het verhoor van dezen getuige verkreeg de heer
Officier het woord, die na een uitvoerige relevatie
van het voorgevallene tot de conclusie kwam, dat de
verdachte K. de dader was van de gepleegde vernieling
en requlreerde hij tegen dezen, die reeds eenmaal werd
veroordeeld f 50 boete of 50 dagen.
Mr. v. d. Loos, verdediger van verdachte, liet zich
niet onbetuigd om te trachten de bewijslevering van
den Officier te onzenuwen. Het was niet zijn overtui
ging dat verdachte K. het feit had gepleegd, zooals
hy meer in het breede trachte aan te toonen. Ook
protesteerde verdediger tegen het optreden van getui
ge Collanto, nademaal deze oorspronkelijk ook als ver
dachte was aangemerkt.
Pleiter ontkende dat het opzet was bewezen en ein
digde met te concludeeren: vrijspraak.
De heer Officier zeide in zyn repliek zeer teleurge
steld te zyn in de wijze waarop verdediger zijn verde
diging had gevoerd, liet zijn ontstemming ondubbel
zinnig biyken en zag van verder debat af.
Verdediger dupliceerde hierop, dat het zeer zeker
niet zyn bedoeling was geweest, den Officier pcrsoonlyk
onaangenaam te zijn. Voorts handhaafde pleiter zijn
genomen conclusie.
De Politierechter achtte eveneens het wettig bewijs
neit geleverd en sprak verdachte daarom vrij.
I
WAT AL TE NIEUWSGIERIG UITGEVALLEN.
De straat- en kistjesventer Dirk M te Schagen stond
terecht naar aanleiding van zyn al te ver gedreven
goot voorzichtig wat brandewijn tusschen de half ge
sloten lippen. Haar gezicht was zóo bleek als een
doek cn haar oogen vulden zich langzamerhand met
tranen. Een half uur achtereen zette de dokter zijn
behandeling voort. Toen week eindelijk de starre be
wusteloosheid en de patiënt viel in een rustigen
slaap.
„Ik heb goeden moed, dat wij het gewonnen hebben
en dat hij in het leven blijft", zei Dokter Meillet op
ernstigen toon. „Ik blijf vannacht hier en een van de
broeders uit het klooster zal mij morgenochtend wel
komen aflossen, als ze merken dat ik niet ben terug
gekomen. Ga nu eens even mee in de hall. Ik heb
je nog wat te zeggen."
Toen ze in de hall gekomen waren, zei de dokter
streng:
„Ga naar huis, Eulalie. Je ziet toch hopelijk in, dat
je aanwezigheid hier in hoogc mate ongepast is. Ik
kan me voorstellen, dat je hem straks niet durfde
alleen laten, maar nu ik hier ben, behoor je heen
te gaan. Het moest niet noodig zijn, dat ik je dat
zei: je eigen gevoel van kieschheid behoorde je dat
te zeggen!"
Plotseling greep ze den ouden man met een wan
hopig gebaar bij den arm.
„Toe dokter, stuur mij niet weg; laat mij alsjeblieft
blijven en u helpen om hem op te passen. „Ik kan
niet van hem weggaan. En toen opeens met een vol
slagen verandering van toon, ging zc met stugge vast
beslotenheid voort:
„Hij behoort mij toe!"
„Sedert wanneer, kind?" vroeg Dr. Meillet. Er
klonk zachte ironie in zijn toon. „Sedert hij ligt te
ijlen? Heeft hij je in zijn koortsvisiocnen misschien
voor een ander aangezien? Als hij iemand liefheeft,
Eulalie, dan ben jij het niet!"
Zij stond op. Haar oogen gloeiden door haar tranen
heen.
„Hij zél haar niet hebben!", sprak zij dreigend. „Ik
zal haar vermoorden!"
„Kom, kom, Eulalie" zei dokter sussend. „Beheersch
je en gedraag je als een verstandig mensch. Dacht
je dat je me imponeerde met dergelijke onzinnige
dreigementen? Je zult haar natuurlijk niet vermoor
den! Of geloof je heusch dat je haar met de goochel
kunsten van die arme onwetende negers kwaad kunt
doen? Vertel me eens, wat deed je eigenlijk toen ik
binnenkwam?"
Wordt vervolgd.