Waarnaar men luistert Al deze specifieke vereenigingen werken voor de zelfde menschen als de standsorganisatio en dienen uit dien hoofde reeds elkander en ook de standsorga nisatie naar vermogen te steunen. In aller belang is een goede rationeele a r b c i d s- verdeeling, opdat versnippering van krachten, verlies aan energie en het ontstaan van oneen igheid worde voorkomen. Een coöperatieve aankoopvereeni- ging moet zich buiten het werkgebied van hare zusterverenigingen houden en ook buiten de taak der coöp. zuivelfabrieken en der boerenleenbanken blijven. Omgekeerd geldt hetzelfde, en al deze ver- eenigingen dienen zich niet te begeven op het gebied der standsorganisatie en deze niet op het gebied der bestaande specifieke verenigingen. Het tegendeel moet gebeuren. De standsorganisatie dient de aansluiting bij de bestaande specifieke ver eeniging te bevorderen en de laatste dienen de stands organisaties te steunen. Het noodzakelijk gevoel van saamhoorighcid van al deze vereenigingen en organi- ties van hoeren, kan slechts geschaad worden, indien door hot betreden van elkanders terrein de indruk van gebrek aan waardeering voor het werk van den ander wordt gevestigd. Om dat te voorkomen is nauwe aaneensluiting van alle vereenigingen in een groot verband wenschelijk. Onderlinge gedachtenwis- seling en onderling contact bevordert het respectee ren van elkanders werk. Deze nauwe aaneensluiting is in vele opzichten van zelf gegroeid. De aankoopvereeniging e.n zijn reeds spoe dig er toe overgegaan den aankoop te centraliseeren. Dat was omstreeks 1900. Sindsdien heeft de wereld op het gebied der kunstmeststoffen-productie trust vorming gebracht, prijs-afspraken en afzetrcgelingen, die centralisatie van den aankoop eenvoudig noodza kelijk maken, om iedere tusschenschakel tusschen producent en hoer te voorkomen. De C o o p. Boerenleenbanken centraliseer den zich, omdat inzonderheid ook voor hen geldt, dat de wenschelijkhoid der samenwerking niet ophoudt hij de Gemeentelijke grenzen. Bij de zuivelfa brieken en andere vereenigingen zien wc veelal hetzelfde. Behalve een versterkte krachtsontplooiing bij het behartigen van het bijzondere bedrijfsbelang, brengt deze gecentraliseerde samenwerking allerlei andere vruchten op tafel. De Centrale Bank te Ut recht is de adviseur en controleur, de geidopnemer en voorschicter van de plaatselijke banken, de Alg. Ned. Zuivelhond heeft een uitgebreide technische dienst en het Centraal Bureau is in dezelfde richting werkzaam, hetgeen de technische en economische in richting onzer coop. bedrijven niet weinig ten goede kan komen. In de hier genoemde gevallen draagt deze ophouw tot centrale vereenigingen een federatief karakter. De plaatselijke aankoopvereenigingen, zuivelfabrieken en, zij het in mindere mate, de Boerenleenbanken, voe ren een zelfstandig leven. Dit heeft tot voordeel dat aan de plaatselijke een heden zekere eischen worden gesteld en dit brengt met zich mede, een grootere belangstelling der leden. Dit is hier even onmisbaar voor een voortdurende goede werking als hij de standsorganisatie. Bij de on- derlingen sociale verzekeringen is de centralisatie verder doorgevoerd, al wordt plaatselijk nog werk .verricht. Waar het hier wettelijk voorgeschreven ver zekeringen betreft, is de belangstelling der leden ook niet. zoo noodzakelijk voor het voortbestaan der or ganisatie Hiermede ontkennen wij geenszins, dat voor de onderlinge controle dor aangeslotenen voor meer dere decentralisatie juist hier zeker iets te zeggen is, doch wij willen op dit punt niet nader ingaan. Specifieke vereenigingen en standsorganisatie. Waar wij thans op willen wijzen is op de wen- schelijkheid van steun van de specifieke vereenigin gen aan de standsorganisaties. In den aanvang van mijne inleiding heb ik er op gewezen, dat. liet. bij den boerenstand niet doenlijk is, noch wenschelijk, standsorganisaties van bietenbou- wers enz. te formeeren, inzonderheid daar de boeren producenten zijn van meerdere en wisselende produc ten en het aantal vereenigingen reeds groot is. Door dit. groot aantal vcreenigen verflauwt, de be langstelling en de opofferingsgezindheid voor de standsorganisatio wel eenigermate, al is dit verstan dig beredeneerd onlogisch. De specifieke vereenigin gen zijn te beschouwen als verlengstukken van het bedrijf, men is er lid van omdat zij directe en indi recte voordeelcn brengen en voor den boerenstand on misbaar zijn. Daarnaast staat de standsorganisatie, die alle boeren in zich vereenigen wil. De industriecle. werkgevers hebben voor die standsorganisatie veel over, de arbeiders ook. De handels- en kantoorbedien den betalen voor hunne organisatie f 15.60 tot f 52. per jaar. De f 15.60 behoort bij een jaarloon van f 900. De metaalbewerkers betalen bij een jaarloon van f1250—f1500 een jaarlijksche contributie van f41.60. De typografen betalen gemiddeld f38.48 per jaar. De ambtenaren bij f1700f2000 salaris f21.32 per jaar. De landarbeiders betalen per week een uur loon plus 5 cent. De boeren echter betalen liever niet zooveel en waar vooral voor den boerenstand een krachtige standsorganisatie noodig is, is het gewenscht dat de specifieke vereenigingen die zaken drijven, steunpila ren worden van de standsorganisatie. Het valt aan de zakelijke instellingen gemakkelijker per lid een klei nigheid te reserveeren. In Friesland werkt men in die richting. De Fr. Mij. v. L. vindt steun in den Gentralen Bond van Zuivelfabrieken en in de andere zakelijke instellingen van Frieslands boerenstand. In Overijssel is de standsorganisatio zelfs geheel uit Coöp. Aankoopvereenigingen opgebouwd. Dit kan daar omdat practisch iedere boer er lid van is en de kleinheid der bedrijven den weg der directe con tributieheffing nog meer bezwaarlijk maakt dan hier. In Noord-Brabant, en Limburg is alles, de coö peratieve aankoop, de coöp. verwerking van zuivel producten, de onderlinge verzekeringsinstellingen en eigenlijk alle denkbare vormen van samenwerking zeer nauw met elkander verbonden. Pater v. d. Elzen heeft in zijn boek over sociologie der boeren de hecrschende meening bij de Roorrisch- Katholieken vertolkt. Zij meenen, dat de algemeene organisatie van boeren het toezicht moet hebben op iedere bijzondere v-ereeniging. Men acht dit niet al leen noodig, om op deze wijze tegen onderlinge twis ten t,e waken en de eenheid der R.K. boeren te be vorderen, doch ook ziet men in het nauw contact van de bijzondere vereeniging met de algemeene organi satie de gelegenheid om goed ontwikkeld en goed onderlegd personeel in dienst, der boeren te stellen. Iedere aangesloten organisatie zal daarvan kunnen profiteeron. De wenschelijkheid van dezen opzet vloeit dus mede voort uit de monschelijke gebreken en tekortkomingen. De boerenstand moet zuinig zijn met de besten in zijn midden en inzonderheid bij de R.K. organisatie ziet men door het centraliseeren allerwegen een goede kans om van de goede eigen schappen der leiders in de beste harmonie het meest te profiteeron. In België heeft de Belgische Boerenbond zoowel de aankoop, de verkoopver- eenigingen, als de technische diensten in zich gecen traliseerd. De invloed van deze organisatie is gewel dig. Haar werkzaamheden zijn zeer uitgebreid. Haar grootste kracht vindt zij in den steun, welke de za kelijke instellingen haar verleenen. In andere pro vincies van ons land en ook in de onze is op dit terrein nog wel iets te verbeteren. Als de specifieke vereenigingen, waarmede wij inzonderheid de zake lijke instellingen bedoelen, zoowel in Noord- als in Zuid-Holland er toe konden besluiten de centrale organisatie te steunen, dan zou veel meer tot stand kunnen worden gebracht. Tegenover dezen steun zal steeds het recht moeten staan van medezeggenschap en dat is nuttig, want een der voordeelen van het bestaan al onzer afzonderlijke instellingen is, dat zij de boeren, die daarin medewerken een dieper in zicht geven in bepaalde richting. Als er vraagstuk ken zijn, welke de Coöp. Aankoop betreffen, zijn in de eerste plaats zij aangewezen van advies te die nen, die in de Coöp. Aankoopvereen. werkzaam zijn. Indien op het gebied van de zuivel en den zuivel- export zich vraagstukken voordoen, dan zijn de meest deskundigen gekweekt in de Centrale Zuivel Orga nisatie en zoo kunnen wij doorgaan. Het is in het. belang van de specifieke vereenigin gen, dat hun belangen in de standsorganisatie op behoorlijke wijze zijn vertegenwoordigd en worden behartigd. De samenwerking tusschen standsorga nisatie en specifieke organisatie is een mooie en na tuurlijke. Zij vullen elkaar aan en bereiken daardoor het ge meenschappelijk doel, den boerenstand omhoog te voeren. Zij profiteeren van elkander. De standsorga nisatie heeft er groot belang bij de specifieke organi satie, voor zoover in haar vermogen is te steunen. Het vereenigingsleven in den boerenstand vormt een levend geheel. Het is als een lichaam, dat niet goed zou functioneeren, als een gedeelte er van niet goed werkt. Men komt echter in de werkelijkheid wel eens een precies omgekeerde gedachte tegen als hier is ont wikkeld. Men verwacht eerder subsidie van de standsorganisatie dan dat men er aan denkt haar te subsidieeren. En vooral in dezen tijd, nu groote pro blemen voor de deur staan en de standsorganisatie een taak heeft te vervullen van meer dan gewone verantwoordelijkheid, zou een dergelijke mentaliteit zeer zijn te betreuren. Er kleven aan de werking van iedere organisatie, ook van de st,andsorganisatie na tuurlijk fouten. Alles is menschenwerk en vertoont menschelijke gebreken. Doch als alle vormen van vereenigingen van de hoeren zich aaneen sluiten bij de standsorganisatie, om de gemeenschappelijke be langen op de juiste wijze te behartigen, dan vormt de Ned. boerenstand een harmonisch geheel, waarin ieder onderdeel zijn werk naar behooren verricht, met als middelpunt de standsorganisatie, die met zijn weekblad de leden behoort in te lichten, die met zijn werkzaamheden naar buiten den boerenstand een plaats dient te verzekeren, die hem toekomt. Nu is wel eens gezegd, dat de standsorganisatie op eenzijdige wijze voor de belangen der boeren behoort op te komen zonder om de belangen van andere groepen der bevolking te denken, omdat ook de an dere bevolkingsgroepen op die manier optreden. Zij, die zoo spreken hebben in vele opzichten gelijk. De werkelijkheid is dikwijls zoo, dat niet ontkend kan worden, dat, iedere groep streeft naar de vervulling van zijn eigen belang met verwaarloozing van de belangen van anderen. Toch wil ik er op wijzen, dat deze stand van zaken niet in strijd is, met mijne uiteenzetting, dat wij steeds naast eigen belang, het algemeen belang in het oog moet houden. Nu is meermalen ons eigen belang uitsluitend te bevorde ren door andere belangen te benadeelen. De wel vaart van het volk hangt af van haar arbeid en de productiviteit van kapitaal en natuur. Wenschen wij zonder onze eigen productie te vermeerderen meer welvaart te genieten, dan zal dit meerdere noodwendig bij de andere bevolkingsgroepen ge haald moeten worden. Dit is m.i. volkomen geoor loofd. De vraag is slechts of- men bij het stellen van zijn eischen te ver gaat, onrechtvaardig wordt. Eerst als dat het geval is, is het benadeelen. van an dere bevolkingsgroepen als in strijd met het alge meen belang te beschouwen. Als de landbouworga nisatie vrijstelling vraagt van het betalen der so ciale lasten, omdat zij als onbeschut bedrijf deze lasten ook voor de andere bedrijven betaald, dan is dit een vraag, die ongetwijfeld niet in het direct be lang is van de belastingbetalers, op wie de Staat deze lasten wellicht op zijn beurt zou verhalen. Als de boeren vragen de lasten, die op hen druk ken voor het onderhoud der wegen weg te nemen, voor zoover dit onderhoud niet door het gebruik van henzelf wordt veroorzaakt, dan zal dit niet in het direct belang zijn van hen die in de plaats der boeren tot het betalen dezer meerdere lasten'zullen worden genoodzaakt, doch de boeren vragen hier niet anders dan de opheffing van een zoo onrechtvaardigen toe stand als in een geordende Maatschappij met gelijk gerechtigde burgers niet behoort voor te komen. Op de vraag of de standsorganisatie der boeren ook eischen mag stellen, die andere groepen der bevol king wellicht schaden, moet bevestigend worden ge antwoord, doch bij dit alles is en blijft de grens, die hier getrokken kan worden bepaald door het alge meen belang. Zouden wij niet erkennen, dat het al gemeen belang de zedelijke maatstaf is van ons werk, dan zouden wij ons standpunt uitermate verzwakken. Zelfs bij de arbeiders, waar toch in algemeenen zin het eigen belang de actie bepaalt, wordt steeds ge zegd, dat uit een oogpunt van algemeen belang hun eischen gerechtvaardigd zijn. Voor zoover deze orga nisaties de socialistische beginselen zijn toegedaan, geschiedt dit door te zeggen dat hun uiteindelijk streven gericht is op het brengen van den heilstaat, Men moet nimmer vergeten, dat om indruk te maken en invloed te verkrijgen, daar waar het behoort, men overtuigd moet zijn dat de grondgedachte waarop de organisatie rust, redelijk is. Alleen dan behoudt men het recht klasse-egoisme van de andere zijde te be strijden. Voor deze beperking van het doel der standsorga nisatie behoeven vooral de boeren niet bezorgd te zijn. Hun bestaan is van zoo enorme beteekenis voor onze samenleving en hun belangen worden op zoo veel wijzen achtergesteld en verwaarloosd, dat zij niet bevreesd behoeven te zijn, dat het stellen van het algemeen welzijn als norm de werkzaamheid der standsorganisatie ook maar eenigszins zou kun nen belemmeren. Als ik al het voorgaande samenvat, dan kan de Conclusie niet anders zijn dan da tde Ned. boeren stand een sterke standsorganisatie dringend noodig heeft en dat deze standsorganisatie pas op haar volle sterkte kan worden gebracht, indien de voornaam ste vormen van boerenvereenigingen haar door hun lidmaatschap en contributie steunen. Een zoo opgebouwde organisatie is als een ge raamte, dat zoo volmaakt mogelijk is geschapen. Het leven, de geestkracht moet er echter door de boeren in worden gebracht. De opofferingsgezindheid dei- leden vormen de longen, die tot ademhalen in staat stellen, de liefde voor den boerenstand en zijne zor gen bij leden en bestuurderen vormen het hart, dat door voortdurende werkzaamheid het lichaam warm te en kracht verleent. De ontwikkeling en het zede lijk peil van hen, die in leidende functies geplaatst worden, bepalen het verstand en het gezag der or ganisatie. Het lichaam in zijn geheel is niet tot goed functio neeren in staat, indien een dezer onderdeelen gebre ken vertoont, doch dat is zeker, dat de opbouvr van het geraamte aan beteekenis verliest naarmate lon gen, hart en verstand perfecter functioneeren. En waar mag men deze goede functioneering eer der zoeken als bij eene vereeniging van goed onder legde jonge boeren als de uwe. Schoon is de vakbeweging, heeft eens een socio loog geschreven, men steune het schoone verlossings- en beschavingswerk. Het is de plicht van ieder de ontzettende macht van deze beweging te helpen lei den langs veiligen weg. Wij kunnen het hem nazeggen. De vakbeweging heeft door eenheid in streven grooten indruk maakt en invloed verkregen. Dat mijne inleiding er toe moge bijdragen het besef te verlevendigen, dat, ook de boerenbelangen waard zijn om voor te strijden, dat de boeren in geslo ten gelederen moeten optrekken en een sterke een heid moeten vormen. Dat opofferende liefde en soli dariteit tusschen de leden dan het cement dezer een heid moge zijn. Gedachtenwisseling. De heer Joch. Blaauboer, Kolhorn, heeft met veel genoegen de lezing van den heer Huisman aange hoord en is er ook van overtuigd, dat er onder de boeren nog veel tc weinig zin voor organisatie be staat en hij zou daarom den geachten inleider willen vragen, wat of hij meent te moeten aanbevelen om het organisatieleven wakker te schudden; de lauw heid van velen is bij de propaganda een groote teleur stelling voor hen, die wel wat voor de. organisatie voelen. Zou het misschien niet goed zijn om er op de scholen al reeds mede te beginnen, zooals dit bij de arbeiders reeds gebeurt, waar de kinderen reeds spreken van „ons blad", van onzen stand, enz. De heer E. van der Laan kan den heer Blaauboer hierop wel van antwoord dienen. Hij heeft Friesland gekend toen daar nog geen enkele landbouworganisa tie bestond buiten de Friesche Maatij. van Land bouw. De nu bestaande organisaties aldaar zijn gebo ren uit den nood der tijden; de menschen van toen waren dus genoodzaakt om te organiseeren, wilden zij hun hoofd boven water houden. Waar wij nu ook weer een dergelïjken tijd meemaken, hoopt spreker dat de landbouworganisaties op een beteren grond slag zal komen te staan en zich snel naar alle kanten zal uitbreiden. Ook de heer Ir. G. Veenstra heeft met veel genoe gen de inleiding aangehoord, doch meent op twee punten nader te moeten ingaan. Spreker heeft gezegd dat het aantal leden van groot belang is, al kan ook een vereeniging met minder leden, doch een uitste kende leiding veel goeds tot stand komen, doch spre ker meent dat een vereeniging meer aan invloed zal winnen als daarachter staat een groot aantal leden. Verder heeft de leider een ruimen blik noodig en een goede ontwikkeling is mede van groot belang. Spre ker zou het daarom toejuichen dat er instituten ver rezen of iets anders waar de jonge menschen werden klaar gemaakt voor de leidende functie in de boeren- organisaties. De heer P. Visser meent dat wel heit aantal leden van belang is, maar stelt ook eischen aan de leiding. Hieraan mankeert zeker nog wel wat, aangezien de leiders der landbouworganisaties nog heel weinig hebben kunnen bereiken. Dit moge niet klinken als een verwijt aan de leiders; mogelijk is een gebrek aan finantiën oorzaak dat de leiding in deie te kort schiet. De heer Huisman beantwoordt de sprekers als volgt: Het is ook zijn meening dat de organisaties nog wel een aanmerkelijke uitbreiding van hun le dental zouden toejuichen. Ook spreker is van mee ning dat de scholen zouden dienstbaar moeten wor den gemaakt aan hot verkrijgen van goede inzichten in het organisatieleven. Speciaal zou op de landbouw scholen veel meer aandacht moeten worden besteed aan de groote macht welke ei* gelegen is in de coö peratie voor den landbouw. Doch hiertegen verzet zich het leerplan dier scholen. Landbouworganisaties hebben al vaak getracht om hierin verbetering te brengen, doch de regeering maakt in deze haar in zichten mede afhankelijk van de inzichten van den handel. Spreker heeft de vaste overtuiging dat dit een verkeerde opvatting is. Het belang van de eene stand of den anderen vormt een deel van het alge meen belang en spreker kan dan ook niet begrijpen, waarom de Regeering zoo onverschillig staat tegen over het coöperatief streven, temeer niet omdat de minister zelf moet erkennen dat de Coöperatie onmis baar is voor den landbouwenden stand. De regeering moest op het standpunt staan dat organisaties daar gesteund moeten worden waar zij op de grootste moeilijkheden stuiten. Fabrikanten maken prijs-af- spraken, bakkers en slagers doen desgelijk en kun nen dat gemakkelijk doen; immers hun aantal is klein en overzichtelijk. De organisaties daarentegen staan tegenover een duizendkoppige menigte. Nu moge het waar zijn dat de jongeren vergeten zijn de groote voordeelen die de coöperatie heeft geleverd aan den landbouw in vroegere crisisdagen, zij hebben zich maar eens in gedachten te brengen, hoe de toe stand nu zou zijn als de coöperaties er niet waren. Molenaars zien wij tegen de coöperaties ageeren, scherp en fel; brandstoffenhandelaren trachten het gedaan te krijgen, dat de Staatsmijnen niet meer aan coöperaties zullen leveren. Vroeger zou men over der gelijke dingen niet durven spreken, toen een krach tige Directeur-Generaal met vaste hand de landbou wers wees op het nuttig effect der coöperaties. Alle keuringen van gewassen door de diverse Maatij. wor den verricht door personen die bij den verkoop dier gewassen geen belang hebben. Alleen de Keurings dienst voor de handelaren maakt daarop een uitzon dering. De Minister moest nu ook durven zeggen; het standpunt der landbouworganisaties is het eenige juiste en een waarborg voor den afzet van goed poot- goed, doch onze buitenlandsche consulenten hebben in opdracht om bij informaties ook de adressen op te geven van particulieren, die niet in de eerste en eenigste plaats in aanmerking komen om de supe rioriteit van ons zaai- en pootgoed in het buitenland hoog te houden. De beste weg om tot uitbouw der organisatie te ko men is propaganda, die van de besturen in eigen omgeving moet uitgaan. Met den toeloop naar de organisaties zooals die vroeger geschiedde, staat het nu wel iets anders. Dit aan het adres van den heer v. d. Laan. In vroeger dagen waren het meer per soonlijke belangen die werden verwaarloosd. Geknoei met kunstmest en veevoeder enz., hoewel nog niet geheel verdwenen zijn door de werking der proef stations overwonnen. De landbouwers voelen zich in dit opzicht niet meer zoo afhankelijk. Tegenover den nood dezer tijden kunnen de organisaties weinig of geen maatregelen treffen. Deze maatregelen moeten komen van regeeringswegen. De landbouwers en vee houders zijn ten deze afhankelijk van hetgeen daar wordt voorgesteld ter opheffing der crisis. Aan de heeren Veenstra en Visser wil spreker ant woorden dat veel leden en een goede leiding twee factoren zijn, die niet van elkaar zijn te onderschei den. Zij moeten samen gaan; hoe meer leden, hoe meer finantiën, om knappe ambtenaren aan te stellen en knappe boeren opdrachten te geven om iets in het belang van den landbouw daar te stellen. Dat door de leiding nog zoo weinig bereikt is, moge mis schien van buiten af bekeken waar zijn, doch dan moet men daarbij niet vergeten dat het voor de land- bouwleiding een heele taak is geweest om eerst de regeering te doordringen van den noodtoestand waarin cïe boeren verkeeren. Tot nu toe bestond toch de meening, dat voor den landbouw al zoo veel wordt gedaan. In die sfeer leefde eigenlijk iedereen in den lande. Dank zij het werken der landbouwver- eenigingen, is daarin nu een kentering gekomen. De boeren zijn thans afhankelijk van de inzichten der Regeering en Volksvertegenwoordiging. En zoo be zien valt op de leiders der organisaties pas in de) laatste plaats een woord van venvijt. Het onvoldoen de geoutilleerd zijn der Regeering en de Volksverte genwoordiging draagt in de allereerste plaats er toe bij dat nog niet meer voor den landbouw is gedaan. Naar aanleiding van het punt coöperatie als deel van het vak Staatshuishoudkunde, hetwelk op de landbouwwinterscholen wordt onderwezen, merkt de heer Velders alsnog op, dat over het algemeen bin nen het raam van het leerplan over coöperatie veel meer zou kunnen worden verteld. Wie het doorvoelt dat coöperatie in den landbouw een machtige factor is om tot betere toestanden te komen, zal vanzelf bij zijn onderwijs meer het licht laten vallen op de voordeelen en minder aandacht wijden aan de nadee- len. Dat is meer een quaestie van persoonlijkheid dan van leerplan. Doch in het algemeen wordt coöpe ratie op de landbouwwinterscholen niet zoo onder wezen, dat de gediplomeerde jongelui enthousiaste voorstanders zijn van de coöperatieve gedachte. De heer Joch. Blaauboer Kzn., Schagen, zegt dat in de coöperatierichting een rechtsvorm is gelegen, waaraan de coöperatoren de macht ontleenen om de meerderheid te brengen waar wij willen zijn. We zijn met ons vereenigingsleven in een overgangs tijdperk gekomen. Het individueels lidmaatschap zal langzamerhand verdwijnen. Hoe eerder dit geschiedt, des te beter en daarvoor komt dan in de plaats het lidmaatschap der specifieke vereenigingen. Deze kun nen dan worden de hoeksteenen voor de algemeene organisaties. Deze kunnen dan rusten op sterke fun damenten. Hij beveelt aan het in studie nemen op welke manier de toetreding van leden tot de coöp. vereenigingen kan worden bevorderd in ons district en in geheel ons land. Vooral de jongere boeren moeten bewerkt worden. Wij zijn uit een tijd, die niet bevorderlijk is tot het toetreden. De jongeren denken veel te veel het zal wel gaan zonder coöperatie. Te betreuren is het dat enkele coöperaties in moeilijke tijden niet die weerstand hadden om zich staande te houden, doch daarbij heeft men te bedenken dat naast de coöperaties ook vele Naarmooze Vennoot schappen aan dit zelfde euvel ten gronde zijn gegaan. Het eigen belang der boeren brengt niettemin mee om zich coöperatief te organiseeren en hij spoort dan ook iedereen aan om zooveel mogelijk de coöperatie ve instellingen in eigen omgeving te steunen. De voorzitter maakt zich de tolk der aanwezigen door aan den heer Huisman zijn dank te betuigen voor de gehouden inleiding. Hij is er van overtuigd dat deze lezing er toe zal bijdragen om de organisatie te versterken en daarmede wordt een groot land bouwbelang gediend. Vrijdag 23 Januari. Hilversum (1875 M.) V.A.RA. 8.00 Gramofoonmuziek, VJP.R.O. 10.00 Morgenwijding. V.A.R.A. 10.15 Voordracht door Jo. Sternheim; 10.30 Zieken- uurtje; 11.30 Voormiddagconcert VARA-Septet. A.V.R.O. 12.302.30 Concert door het Omroep-Orkest o.l.v. Nico Treep. Vioolvoordracht door Fernando Zepparoni; 2.30 3.00 Uitzending voor Scholen: A. de Geus van den Heuvel spreekt over „De geschiedenis van oude kran ten"; 3.004.00 Middagconcert door het AVRO-Kwintet. VARA. 4.00 Orgelspel door Johan Jong; 4.30 Knutselwerkjes voor kinderen; 5.15 Concert door het VARA-Orkest o.l.v. Hugo de Groot, afgewisseld door voordracht van J. Kuipers; 7.00 Actueel allerlei uit de arbeidersbewe ging; 7.15 Gramofoonmuziek; 7.20 Oorsprong, geschie denis en hedendaagsche stand der socialistische bewe ging, door W. H. Vliegen; 7.45 Politieberichten. V.P.R.O. 8.00 Tijdsein; 8.01 Catechisatie door Ds. F. W. J. van den Kieboom; 8.30 Gramofoonmuziek; 9.00 Spreker: Dr. Herman Wolff. Onderwerp: Franz Werfel als lyricus; 9.30 Gramofoonmuziek; 10.00 Persberichten van het Vrijz. Godsd. Persbureau; 10.05 Vaz Dias; 10.15 Decla matie door Mevr. E. Sanders—Herzberg; 10.45 Gramo foonmuziek. V.A.R.A. 11.00 Gramofoonmuziek; 12,00 Sluiting. Hulzen (1875 M.) N.C.R.V. 8.008.15 Schriftlezing; 8.159.30 Gramofoonmuziek; 10.30—11.00 Korte Ziekendienst; 11.00—12.30 Gramofoon- platen; 12.302.00 Midagconcert door trio; 2.003.15 Gramofoonplaten; 3.154.45 Concert; 4.455.00 Verzor ging van den zender; 500 Cursus Handenarbeid voor Ouderen; 5.306.30 Orgelconcert uit de Ronde Luth. Kerk te Amsterdam, door Cor Kce; 6.307.00 Bezoek van den Radiodokter; 7.007.30 Cursus Engelsch voor beginners; 7.308.00 Causerie over „Volkstuinen" door A. J. Herweg; 8.0010.45 Concert door het Chr. Radio- Orkest. Spreker: Prof. Dr. J. Waterink. Onderwerp: „Het moeilijke en achterlijke kind en de wetenschap"; pl.m. 10.00 Persberichten Vaz Dias; 10.4511.30 Gra mofoonplaten. Zaterdag 24 Januari. Hilversum (1875 M) VARA. 8.00 Gramofoonmuziek. V.P.R.O. 10.00 Morgenwijding. VARA. 10.15 Uitzending voor arbeiders in de Continu-bedrijven. Met medewerking van Kees Pruis, Stella 1 Seemer, Willem Clere en anderen; 12.00 Politieberichten; 12.30 Middagconcert door het VARA-Septet; 1.45 Onderbre king voor verzorging van den zender; 2.15 Gramofoon muziek; 2.30 Spreker: P. K. Polderman. Onderwerp: „Het Groot Volkstooneel"; 2.45 Paedagogisch Concert; 4.15 Cursus Duitsch; 4.45 Gramofoonmuziek; 4.50 Popu laire Kunstbeschouwing door Otto van Tussenbroek; 5.20 „Ons Huis een Tehuis" door T. Landré; 5.45 S.D. A.P.-kwartiertje; 6.00 Instrumentaal Concert; 6.45 Li terair halfuurtje door A. M. de Jong; 7.30 Politiebe richten; 8.00 Populaire avond door het VARA-Orkest o.l.v. Hugo de Groot, Henri Marchand, liedjes, Willem van Cappellen, voordracht; 9.00 Bestuursmededeelingen door A. de Vries; 9.10 Vervolg Populaire avond; 10.20 VARA-Varia, voetbalmededeelingen en gramofoonmu ziek; 10.35 Orkest; 11.00 Persberichten van Vaz Dias; 11.0012.00 Gramofoonmuziek; 12.00 Sluiting. Huizen (298 M.) K.R.O. 8.009.15 Morgenconcert; 11.3012.00 Godsdienstig Half uurtje; 12.00 Tijdsein; 12.011.30 Lunchmuziek door het K.R.O.-Eextet; 1.302.30 Gramofoonmuziek; 2.303.00 Vragenhalfuurtje voor jeugdige personen; 3.004.15 Kinderuurtje; 4.15—4.30 Verzorging van den zender; 4,305.30 Concert door het K.R.O.-Salon-Orkest; 5.30 5.45 Sportpraatje door S. P. J. Borsten; 5.456.05 Ver volg concert; 6.056.25 Journalistiek weekoverzicht door Paul de Waart; 6.256.45 Vervolg Concert Salon- Orkest; 6.457.15 Cursus Esperanto; 7.157.45 Lezing over: Sociale problemen op Java; 7.459.00 Concert door het Dubbel Mannenkwartet „De West-Friezen" te Wognum; pl.m. 9.00 Nieuwsberichten van Vaz Dias; 9.1510.45 Avond-concert door het K.R O.-Sextet; 10.45 12.00 Vroolijke Gramofoonmuziek.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 10