Schaper Courant
Or ganisatie.
Derde Blad.
Donderdag 22 Januari 1931.
74ste Jaargang. No. 8803
Xereeniging van Oudleerlingen der
Rijkslandbouwwinterschool te Schagen
Na de pauze werd het woord verleend aan den Heer
Ir. T. P. HUISMAN, Secretaris van de H. M. v. L.
te 's-Gravenhage, welke een inleiding zal houden
over: „Organisatie."
Mijne Hoeren,
Reeds Plato zeide: „Niemand wordt voor zich al
leen geboren". De Mensch is in zijn bestaan afhanke
lijk van de aanwezigheid, werkzaamheid en het ge
drag zijner medemenschen en een noodwendig gevolg
daarvan is, dat ieder individu niet alleen aan het be
perkte eigenbelang mag denken, doch ook mede dient
te arbeiden aan de belangen van allen, aan het al
gemeen welzijn. Dit is een zedelijke plicht, welke
voortspruit uit de samenleving en waaraan ieder in
dividu onderworpen is.
In de oude dorpsgemeenschap werkten
de dorpsgenooten reeds samen voor de handhaving
van veiligheid, orde en gezag. Dit gemeenschappelijk
belang vergde eenige opoffering en zelfbeperking van
ieder individu, doch deze zedelijke plicht werd en
wordt als vanzelfsprekend gevoeld. Men leeft dus
niet alleen voor zich en zijn gezin, men heeft ook te
denken aan hot belang van allen.
Bij de ontwikkeling der Maatschappij is de onder
linge afhankelijkheid der menschen en het aantal
(belangen zeer toegenomen. Produceerden in vroeger
dagen de boeren in hoofdzaak voor eigen gezin en
werd relatief weinig verkocht, thans zijn de boeren
bedrijven ingericht op productie voor den verkoop.
Allerlei artikelen moeten, meer dan vroeger, voor
(bedrijf en huishouding worden aangekocht. Door de
toenemende welvaart, door het ontstaan van meer
dere behoeften, door de ontwikkeling van verkeer en
techniek zijn steeds nieuwe beroepen, nieuwe be
drijfstakken ontstaan en is niet alleen de eene dorps
genoot afhankelijk \an den ander. Het dorp is afhan
kelijk geworden van de stad, het eene land kan niet
leven zonder verkeer met de andere landen. Door de
specialisatie in de bedrijven, waarbij de fabrikant zich
op het producceren van slechts één of een beperkte
groep artikelen toelegt, de handelaar zich met het
verhandelen van een of slechts enkele producten be
zig houdt en zoo voort, is het aantal beroepen onein
dig toegenomen en is de welvaart der gemeenschap
afhankelijk geworden van een verscheidenheid van
belangen, die geen mensch, ook niet de Overheid, kan
overzien.
Toch is het wenschelijk ter verkrijging en voor het
behouden van de hoogste welvaart, dat al deze be
langen behartigd worden en wel in onderling verband.
Hiervoor is noodig, dat zij, die gelijke belangen be
zitten en deze uit den aard der zaak zelf het beste
kennen, gaan samenwerken.
Het is wenschelijk, doch ook een natuurlijken gang
van zaken, dat zich de producenten, de handelaren,
de middenstand en de vvérknemer, groepen dus met
gelijke belangen, tot vakbonden en verder tot stands
organisaties vereenigen. Dit is in hun eigen belang,
doch het is ook in het belang der gemeenschap.
In het eigen belang, omdat alleen door on
derlinge bespreking van belanghebbenden de gemeen
schappelijke belangen duidelijk kunnen worden om
lijnd en afwijkende inzichten kunnen worden geëli
mineerd, omdat alleen langs organisatorischen weg
deze belangen, ik denk hierbij aan vakonderwijs en
voorlichting, doch ook aan het scheppen van gunstige
sociale en economische voorwaarden voor het bedrijf,
op deugdelijke wijze kunnen worden behartigd.
In het algemeen belang, omdat zonder deze
beroeps- en standsorganisatie bedoelde belangen ver
waarloosd en door de Ovei'heid vergeten zouden wor
den en dit zou bij de onderlinge afhankelijkheid der
menschen ten nadeele zijn van de gemeenschap.
Een lichaam is niet gezond en niet tot volle werk
zaamheid in staat als een der ledematen ziek is.
Slechts dit voorbehoud dient gemaakt te worden,
dat de gemeenschap het grootste belang heeft bij be
roeps- en standsorganisatie op alle gebied, zoodat
oen evenwicht ontstaat in de wijze waarop diverse
belangen worden behartigd en voor diverse belangen
bij de Overheid wordt gepleit.
Wordt door een bepaalden stand de standsorgani
satie verwaarloosd,, dan zullen zijne belangen ook
door de Rcgcering worden vergeten en die van andere
worden voorgetrokken. Als de eene tak van een boom
meer sap naar zich toetrekt, dan gaat dit ten koste
van sap voor de andere takken bestemd.
De Nederlandsche boeren zijn alleen reeds door de
bestaande sterke organisatie van industriëelen, mid
denstanders en arbeiders aan zichzelve verplicht, zich
sterk in een standsorganisatie te vereenigen. Zonder
dat zouden zij aan sap, aan welvaartszorg te kort ko
men.
De standsorganisatie dient echter niet uitsluitend
de standsbelangen in het oog te houden, doch ook het
algemeen belang.
Bij het bevorderen der standsbelangen dient het
zedelijk besef te bestaan, dat niet meer verlangd mag
worden, dan waarop men redelijkerwijs recht heeft,
het algemeen belang te bevorderen is ten slotte ook
een standsbelang.
Door verschillende sociologen wordt aan de
standsorganisatie zoo'n waarde toegekend, dat zij er
de kernen in zien van een toekomstig harmonisch op
gebouwde volksgemeenschap.
Voor de verhouding tusschen een zoo opgezette
standsorganisatie, die het algemeen belang niet. uit
het oog verliest en inderdaad een onmisbare scha
kel is in de tegenwoordige samenleving, en hare le
den, geldt hetzelfde als voor de verhouding tusschen
Gemeente en dorpsgenoot. Ook hier mag men spreken
van den zedelijken plicht van een ieder, lid te zijn
van zijn standsorganisatie. Iedere boer dient voor de
gemeenschappelijke belangen van den boerenstand
zich opofferingen te getroosten, omdat iedere boer
van het werk dier standsorganisatie ook de vruch
ten plukt.
Naast de stands- en beroepsbelangen zijn er nog
oneindig veel andere, die aan groote groepen gemeen
schappelijk zijn en dan ook aanleiding tot organisatie
hebben gegeven. Inzonderheid is dit ook het geval bij
den boerenstand, wij komen daarop nog wel even te
rug. Wij willen eerst onze bijzondere aandacht wij
den aan de standsorganisatie.
De Standsorganisatie.
De standsorganisatie is die vorm, die in haar taak
het dichtste staat bij de taak der Overheid. Als men
het over organisatie heeft, hetzij van boeren, hetzij
van middenstanders, hetzij van arbeiders, dan denkt
men het eerst aan de standsorganisatie.
De sigarenfabrikanten vormen samen een ver-
eeniglng, wij zouden deze vereeniging een vak- of
beroepsverecniging kunnen noemen, de lederfabri
kanten, de textielfabrikanten, bouwpatroons, druk
kerspatroons, werkgevers in het kleedingbedrijf, glas-
en aardewerk, oliefabrieken, scheeps- en werktuigen-
bouw, papier, enz. enz. doen dit eveneens, doch al
hun vakvereenigingen hebben zich gecentraliseerd,
b.v. in den Bond van Ned. Werkgevers, ter bevorde
ring der talrijke gemeenschappelijke industrieele be
langen. Deze Bond is een standsorganisatie en be
staat uit niet minder dan 48 ledon-vereenigingen.
De bakkers hebben hun vereeniging, de slagers
niet minder, de andere beroepen eveneens, doch al
deze vereenigingen hebben zich eerst landelijk als
vak- of beroepsorganisatie vereenigd en deze helpen
opbouwen de Xed. Middenstandsbond
Deze Middenstandsbond, de naam zegt het reeds,
is een standsorganisatie, die gelegenheid biedt voor
de gemeenschappelijke middenstandsbelangen eens
gezind en krachtig op te treden.
De bouwvakarbeiders vormen tezamen een bond,
de arbeiders in andere vakken, ook de landarbeiders
hebben zich vereenigd en landelijk gecentraliseerd.
Vele dezer gecentraliseerde belangen zijn opnieuw ge
concentreerd, o.m. in het N.V.V. (transport, metaal,
sigarenmakers, spoorweg, bouwvak, kantoorbedien
den, fabrieksarbeiders, enz., welk centraal lichaam
door zijn geldelijk krachtige positie in staat is, be
kwame krachten in dienst te stellen om voor de
gemeenschappelijke arbeidersbelangen op te treden.
Voor de arbeidersorganisatie gébruikt men als regel
het woord vakvereeniging. doch de centrale vak ver
eeniging is met de standsorganisatie van andere be
roepen te vergelijken.
Het spreekt van zelf dat ook de boeren hun stands-
organisatie hebben, hun eigenbelang, doch ook het
algemeen belang eischt dit. Alle boeren bekleeden
dezelfde functie, stand en plaats in de Maatschappij,
zijn onderhevig aan dezelfde economische en sociale
omstandigheden, aan dezelfde overheidsverwaarlou-
zing of bemoeiing en hebben meer dan eenig andere
stand tallooze andere belangen met den aard van
hun bedrijf verband houdend, gemeen. De standsor
ganisatie der boeren wordt gevormd door de Pro
vinciale Maatschappijen van Landbouw, die zich ge
centraliseerd hebben in het K.N.L.C.
Bij al de genoemde standsorganisaties heeft in ons
land een splitsing plaats gehad naar godsdienstige
richtingen. De motieven dezer splitsing liggen niet
in de vak- en standsbelangen besloten, doch daar
buiten. Ik laat ze verder rusten.
Ece dient de standsorganisatie der boe
ren opgebouwd te zijn.
Dat de sigarenfabrikanten zien onderling organi-
seeren om de gemeenschappelijke belangen te be
vorderen is begrijpelijk. Dat hun vereeniging zich
vervolgens aaneensluit bij andere fabrikantenver
een. tot 'n Bond van werkgeversverenigingen is even
eens begrijpelijk. Dit is de meest logische opzet, die
zich donken laat. Men organiseert zich van onder
•jp in kleinere groepen met gelijke belangen en zoo
vervolgens. Ook bij den boerenstand wordt deze weg
soms wel aanbevolen. Een bond van bietenbouwers,
een bond van tarwebouwers, een bond van karwij-
verbouwers, ja ook een bond van fijnzaadtelers laat
zich denken. Bij de veehouders is het moeilijk zoo'n
bond te maken, doch ook daar hebben de 40 plus fa-
briekskaasmakers niet volkomen gelijke belangen
met de volvet-boerderij-kaasmakers, de baconmesters
zijn te onderscheiden van de zware-varkensraesters,
de consumptie-melkleveranciers hebben geheel af
zonderlijke belangen.
Bij wat goeden wil is er in deze richting veel uit
te denken.
Toch zou een opbouw der standsorganisatie in
deze richting voor den boerenstand fataal zijn.
De sigarenfabrikant maakt alleen sigaren en geen
leder, de akkerbouwer verbouwt of kan verbouwen
al de genoemde en niet genoemde akkerbouwgewas
sen. De bieten-, tarwe-, karwij- enz. verbouwers zijn
dezelfde personen. De veehouder kan bacon, doch
ook zware varkens mesten. Men zou met een organi
satie naar de producten de boeren verplichten van
meerdere vereenigingen lid te worden. Dit zou niet
lukken, doch ook al zou dit lukken, dan nog is het
een versnippering van krachten met a'le kwade ge
volgen van dien voor de gemeenschappelijke belan
gen der boeren.
Zelfs een meer voor de hand liggende scheiding, die
tusschen akkerbouwers en veehouders is verkeerd.
De meeste Ned. boeren hebben gemengde bedrijven,
zoodat zij van twee organisaties lid zouden moeten
worden. De bedrijven van veehouders en akkerbou
wers zijn overigens zoo nauw aan elkaar verwant,
hebben zoo oneindig veel gelijke bedrijfsbelangen, in
tegenstelling met den sigaren- tegenover den leder
fabrikant, dat de ^uiteenloopende belangen hierbij op
den achtergrond dienen te worden gesteld.
Meer versnippering dan strikt noodig is leidt vooral
bij den boerenstand tot verzwakking der organisatie.
Ten eerste omdat vele boeren, die feitelijk lid van
meerdere vereenigingen zouden moeten zijn, zich
deze opoffering, mede omdat zij het niet te breed
hebben en niet gewend zijn voor hun organisatie zoo
veel over te hebben als bij andere bevolkingsgroepen
het geval is, niet zouden getroosten, ten tweede, om
dat overbodige versnippering maar al te vaak leidt
tot toespitsing van het verschil in belangen.
Hierbij komt nog een zeer bijzonder motief. De boe
renstand kent, als geen andere stand, reeds allerlei
vormen van vereenigingen ter behartiging van be
paalde bedrijfsbelangen. Coöp. boerenleenbanken,
Coóp. Aankoop- en Zuivelfabrieken, fok- en controle-
vereenigingen, zaaizaadvereenigingen, onderlinge ver
zekeringen van allerlei soort.
Deze vereenigingen, die ais verlengstukken van het
boerenbedrijf zijn te beschouwen, verdienen den steun
van hen voor wier belangen ze zijn opgericht, "doch
zoodoende is iedere boer reeds lid van vele vereeni
gingen en al deze vereenigingen hebben het zedelijk
recht op zijne belangstelling en medewerking.
Deze toestand maakt het lot een eisch van het ge
zond verstand bij de vorming der standsorganisatie
iedere niet strikt noodige splitsing achterwege te
laten.
De eenige splitsing, die wellicht te rechtvaardigen
is, is die in boeren en tuinders, ofschoon bij de con-
fessioneele organisaties ook deze splitsing niet is
doorgevoerd.
Nadere bespreking van het doel der
standsorganisatie.
Het doel der boeren standsorganisatie 2feide ik reeds
is de belangen harer leden te bevorderen in het raam
van het algemeen belang. Zij kan naar binnen toe
reeds veel in deze richting doen op 't gebied van
voorlichting, onderwijs en organisatie. Zij ondervindt
daarbij een welkomen steun in vereenigingen als die
welke U allen hier heeft bijeengeroepen, doch wij
boeren zijn zoo gauw geneigd te denken dat het
uiterste is bereikt.
Naar buiten uit dient zij te streven naar het ver
krijgen en behouden van de plaats die de boerenstand
in onze samenleving toekomt. Zij dient te strijden
tegen de eischen van andere standsorganisaties, die
het boerenbelang schaden. Zoowel tegenover de
Overheid als tegenover de andere bevolkingsgroepen,
dient zij te verlangen, dat met de rechten en belan
gen van den boerenstand rekening wordt gehouden.
Zij behoeft hierbij geen bevoorrechting te vragen,
doch wel gelijkstelling en opheffing van onrecht
vaardigheden.
üm deze taak te volbrengen is noodig, dat de boe
ren worden opgewekt tot een krachtig medeleven
met het werken en streven voor de gemeenschappe
lijke belangen, tot het mede helpen vormen van een
machtige invloedrijke organisatie. Vroeger was en
ook thans nog is de boerenstand in vele opzichten
het vergeten kind in onze samenleving, wier belan
gen meermalen op schromelijke wijze worden ver
waarloosd.
Dit zal pas anders worden als de boerenorganisatie
er in slaagt Regeering en Volksvertegenwoordiging
en ook de kringen der andere bevolkingsgroepen te
doordringen van de geweldige belangen voor de ge
meenschap, die hier liggen, van de redelijkheid der
door haar naar voren gebrachte wenschen.
Welke factoren bepalen de kracht der
organisatie.
In dezen democratischen tijd wordt als een der
voornaamste factoren om invloed uit te oefenen
steeds naar voren gebracht het aantal. Een organi
satie met meer leden, met veel kiezers achter zich,
kan meer bereiken dan een organisatie wier aanhang
geringer is. Inderdaad is dit een factor van niet te
onderschatten beteekenis, maar toch verzoek ik L'
deze beteekenis niet te overdrijven, er zijn ook nog
andere factoren die den invloed der organisatie be
palen. De voornaamste hiervan is te zoeken in het
gehalte der leden en in de bekwaamheid dei-
leiding, in de bekwaamheid van de voormannen die
de landbouwbelangen moeten verdedigen bij de re
geeringen, in commissies, waarin ook de bekwaam
ste uit nijverheid, handel en middenstand zitting
hebben.
Het is heel goed denkbaar, dat een organisatie met
minder leden een veel grooter invloed heeft dan een
organisatie met een groot aantal leden, alleen al
doordat het peil van de'ontwikkeling der leden en
vooral van de bekwaamheid der leiders bij de klein
ste organisatie veel beter is,- waardoor bij de be
spreking van groote maatschappelijke vraagstukken
het overwicht niet daar ligt waar het ledental dit
zou doen vermoeden, doch daar waar de bekwaamste
woordvoerders zitten. Daarom is het de plicht der
standsorganisatie om onderwijs en ontwikkeling
zijner leden met kracht te bevorderen en is het de
plicht der boeren de bekwaamste uit, hun m'dden
aan te wijzen om de gemeenschappelijke belangen te
dienen. Het aantal vraagstukken dat de leiders van
de boerenorganisatie onder de oogen krijgen is ech
ter te groot om deskundigheid voor al deze gevallen
van hen te mogen verwachten.
Wij hebben specialisten noodig die zich den
tijd geven een bepaald economisch en sociaal ter
rein ernstig en bij voortduring te bestudeeren. Deze
specialisten worden in vele gevallen verkregen door
bekwame krachten als ambtenaar aan te stellen,
doch voor een goede organisatie is onontbeerlijk dat
de bestuurderen zelf tot oordeelen bevoegd blijven.
Zoo zou het wenschelijk zijn, dat de centrale orga
nisatie v§n boeren personen tolt die zich specialisce-
ren op het gebied van de handelspolitiek en de belan
gen welke hier voor den boerenstand zijn gelegen.
Zoo zouden er ook boeren moeten zijn die zich ge
ducht bekwamen in de sociale vraagstukken en goed
thuis zijn niet alleen op het gebied der bestaande
sociale verzekering, doch ook doorzien de stroomin
gen welke op djt gebied werkzaam zijn.
Wij zouden specialisten moeten hebben op het ge
bied van de belastingen ip den meest uitgebreiden
zin bedoeld, die nauwkeurig nagaan in hoeverre onze
.boerenstand onredelijk zwaar wordt belast.
Wij zouden menschen moeten hebben, die de alge-
meene economische vooruitzichten van onzen boeren
stand bestudeeren en zoo kunnen wij doorgaan.
Nu zullen velen zeggen, dat al deze zaken behooren
tot de Regeering en inzonderheid tot de Directie van
den Landbouw en zij hebben gelijk. Ook de Regee
ring behoort op dit terrein deskundig te zijn, doch
al was dit zoo, dan nog zou het onontbeerlijk zijn
dat ook de boerenorganisatie zich in al deze opzich
ten bekwaamde.
Ik wil u dit met enkele voorbeelden illustreeren.
De Regeering laat zich voorlichten door de stands
organisaties. De middenstandsbonden zijn hier ver
eenigd in den middenstandsraad. De industrieele
werkgevers zijn vereenigd in den nijverheidsraad. De
centrale landbouworganisaties plegen gemeenschap
pelijk overleg en worden door de Regeering regelma
tig om advies gevraagd. Voor de voorbereiding en be
oordeeling van de handelsverdragen bestaat een com
missie welke de Regeering adviseert.
Waar de land- en tuinbouw de helft van den Ned.
export levert, behoort hij sterk in deze commissie
voor de handelsverdragen vertegenwoordigd te zijn.
Tot voor eenige jaren was dit niet het geval en het
heeft heel wat strijd gekost voordat land- en tuin
bouw het recht verkregen in deze commissie zitting
te nemen.
Doch wat geeft het indien de organisaties niet in
staat zijn in deze commissie uiterst deskundige per
sonen te zetten, die den tijd hebben de allerbelang
rijkste vraagstukken welke aan hun oordeel worden
voorgelegd, ernstig te bestudeeren. Op het gebied van
de handelspolitiek kunnen onze afzet-organisaties
door het opleiden van specialisten goede diensten aan
den landbouw bewijzen. Op het gebied van de sociale
verzekering laat de Regeering zich voorlichten door
den Hoogcn Raad van Arbeid. Hierin hebben werk
gevers en werknemers, alsmede een aantal onafhan
kelijke deskundige en de Regeering zitting. Onder de
groepen werkgevers zitten ook de vertegenwoordigers
der boerenstandsorganisaties, doch wat geeft deze ver
tegenwoordiging in zoo'n groot en uitgebreid college
als-de personen niet uiterst deskundig zijn op het ge
bied van den landbouwarbeid en op het gebied van de
sociale verzekering, cn indien zij niet in staat zijn
hun kennis op de juiste wijze naar voren te brengen?
In de colleges door mij genoemd heeft het zelfs
wellicht meer beteekenis bekwame vertegenwoordigers
te bezitten als veel vertegenwoordigers. De nijverheid
en de handel zijn in dergelijke commissies door goed
onderlegde economen vertegenwoordigd. De arbeiders
hebben hun vrijgestelden die zich geheel wijden aan
de belangen van den arbeidersstand. De eene op dit,
de ander op dat terrein. De boeren hebben op dit ge
bied zeer zeker een achterstand.
Dat de andere sfandsorganisaties op dit terrein wol-
eens beter zijn geoutilleerd, hebben zij te danken niet
alleen aan de goede ontwikkeling van de leden der
organisatie, waaruit de leiders worden gerecruteerd,
doch ook aan het geld waarover zij door hooge contri
buties kunnen beschikken.
Zoowel op het terrein van de handelspolitiek als
op dat der sociale verzekering heeft de boerenstand
bijzondere belangen. Het boerenbedrijf is een onbe
schut bedrijf. Het werkt voor de wereldmarkt en
he'eft slechts bij de hoogste uitzondering gelegenheid
door organisatie de prijs van een product blijvend te
beïnvloeden. Het heeft te concurreeren met de achter
lijke streken in de wereld, waar de welvaart het ge
ringste is en men geen sociale bemoeiingen kent.
Deze factoren maken dat de sociale wetgeving juist
voor het boerenbedrijf eenerzijds het nuttigst, ander
zijds het gevaarlijkst, is te achten. Het nuttigst wel
licht voor de landarbeiders, het gevaarlijkst wel
licht voor de landbouwers.
De verdeeling van het bedrijfsinkomen over boeren
en landarbeiders is in den landbouw geenszins zoo,
dat het inkomen van den werkgever onredelijk is te
achten. Zeer velen verdienen niet meer, wel eens min
der, dan hun arbeiders.
Waar de landbouwwerkzaamheid afhankelijk is
van het daglicht en de weersgesteldheid, zal een
8-urigen arbeidsdag moeilijker zijn in te voeren dan
in de andere bedrijven.
De richting, welke de sociale wetgeving inslaat,
wordt te veel beheerscht door de opvatting van hen
die in de nijverheid hun bestaan vinden. Daar heeft
men sterke organisaties van werkgevers en werkne
mers, daar heeft men collectieve arbeids-overeenkom-
sten en meermalen beschutte bedrijven. Thans wordt
er reeds over het bindend verklaren van collectieve
arbeidsovereenkomsten gesproken om daardoor te be
reiken dat een werkgever niet tegen zijn collega's
kan concurreeren door zijn arbeiders onder slechtere
loonsvoorwaarden te laten werken.
Dit is een redelijk motief, doch ook hier wordt maar
al te licht vergeten, dat deze bindend verklaring de
strekking heeft de beschutte bedrijven nog meer on
afhankelijk te maken van de onderlinge concurrentie,
nog meer in de gelegenheid te stellen hun prijzen te
regelen naar dc loonsvoorwaarden, hetgeen mede be
taald zal moeten worden door den boerenstand, ter
wijl voor dezen boerenstand de gelegenheid niet be
staat langs dezen weg de prijzen van zijn producten
te verhoogen.
Dan hebben wij nog als bij uitstek belangrijke so
ciale factoren het verschil in loonpeil tusschen land
bouw en industrie, welk verschil door sociale wetge
ving de neiging heeft grooter te worden. De trek naai
de steden, de ontvolking van het platteland wordt er
door bevprderd.
Met deze eigenaardigheden van den landbouw wordt
tot nu toe geen rekening gehouden, als men de so
ciale voorziening wenscht uit te breiden.
Al deze hier zeer in het kort geschetste punten
zullen voldoende zijn om u duidelijk te mhken dat
de standsorganisatie der boeren een zeer gewichtige
taak op dit terrein te vervullen heeft. Zij moet pogen
de Regeering en volksvertegenwoordiging cn de ver-i
tegenwoordigers der organisaties uit andere groepen
van de bevolking te overtuigen van dc bijzondere
omstandigheden waaronder dc landbouw leeft.
Zoo kunnen wij doorgaan. De Nijverheidsraad wordt
door de Regeering meermalen gehoord, doch geeft ook
meermalen vrijwillig advies, over onderwerpen die
ook den boerenstand raken. De boerenstand moot er
voor waken, dat hij niet alleen goede adviezen geeft
over de onderwerpen, welke door de Regeering aan
hen worden voorgelegd, doch ook direct op te komen
voor zijn rechten tot het geven van advies, indien
andere groepen van de bevolking in deze door dc Re
geering worden voorgetrokken.
ik heb met al het voorgaande met willen zeggen,
dat de leiders der boerenorganisatie tot heden hun
taak niet naar behooren vervullen. Natuurlijk is er
steeds nog verbetering denkbaar, doch we mogen op
onze vertegenwoordigers niet ontevreden zijn. Ik
neb U alleen willen duidelijk maken welke eischen
aan hen worden gesteld, want deze eischen te ken
nen is van meer dan gewone beteekenis.
De meening wordt wel eens verkondigd, dat alleen'
moeren in de boerenorganisaties moeten worden ge
kozen. Voorgaande moge er toe bijdragen aan te too-
nen, dat niet het zijn van boer de eenige eisch is dio
moet worden gesteld.
Natuurlijk verdient het de voorkeur de boerenor
ganisatie uit practiseerende boeren op te bouwen, in
zonderheid in die gevallen waarin aan iijdsopoi'te-
ring en ontwikkeling niet het uiterste wordt ge
vraagd. Worden echter, en dit is bij de centrale lei
ding der standorganisaties het geval, deze eischen
zeer zwaar, dan wordt het aantal boeren dat tot vol
brenging uezer taak in staat is gering. Hun bedrijf
zul er al te zeer door worden verwaarloosd. De orga
nisatie zou in de moeilijkheid tegemoet kunnen ko
men indien zij oveh voldoende geld beschikte, de tijd
aan het belang aller boeren besteed behoorlijk te
vergoeden. Tot heden wordt door de voormannen
'n schat van tijd en werkkracht ten bate van allen
geofferd. De mentaliteit waaruit dit ontspruit is ook
voor de toekomst onmisbaar, doch om de leiders niet
alleen uit de kapitaalkrachtigen te moeten reeru-
teeren, zou in bepaalde gevallen naar financieele te
gemoetkoming kunnen worden gezocht.
Een andere richting, welke aan een goede oplos
sing medewerkt is, het gebruik maken van den tijd,
en de werkkracht van rustende boeren, van oud-
boeren. Dit geschiedt reeds in ruime mate, zoowel
bij de plaatselijke vereenigingen vaii allerlei soort,
als bij de centrale organisatie. De hoofdzaak is en
blijft of zij die voor de boeren werken dit doen uit
liefde voor den boerenstand en met kennis van za
ken.
Belangrijker dan de vraag of het boeren of niet
boeren zijn die onze vereenigingen leiden is do
vraag, of het eigenbelang der personen in een of
meer opzichten in strijd kan komen met de boeren-
nelangen. liet zijn dergelijke personen die uit da
boerenorganisatie het eerst dienen ie worden ge
weerd. Zoo hebben ^oms in boerenleenbanken, ook
wel in andere vereenigingen, b.v. in afdeelingen dei-
centrale organisatie, handelaren zitting. Hierin
schuilt een principieele fout. temeer daar deze boe
renleenbanken en afdeelingen, zooals hierna zal blij
ken, de moreele plicht hebben den coöperatieven aan
koop aan te moedigen.
Deze handelaren, maar deze categorie is uit te
breiden met anderen, zijn door de boeren zelf geko
zen, dus hen treft geen verwijt, integendeel. Reeds
van het ontstaan der boerenorganisutie af hebben
vele buitenstaanders uit liefde voor den boerenstand
veel voor dc boeren gedaan en doen dat nog. Met de
toespitsing der belangentegenstellingen, welke onher
roepelijk gepaard gegaan is met het ontstaan van do
organisatie van alle beroepen en standen, ook van
hen die dikwijls in ons midden als bclanglooze me
dewerkers verkeeren, wordt de vraag urgenter, of do
boerenstand in dit opzicht niet van koers dient te
veranderen.
Naast het aantal en de ontwikkeling der leden en
de bekwaamheid en onbaatzuchtigheid der leiders
is nog van meer dan gewone beteekenis de eensge
zindheid waarmede een bepaalde stand voor zijn be
langen opkomt.
Door de splitsing naar godsdienstige richting is het
feit ontstaan dat in de adviseerende colleges iedere
stand als regel door meer dan een persoon vertegen
woordigd wordt, van iedere organisatie een. Deze
veelvoudige opzet zou geen bezwaren met zich bren
gen, indien deze vertegenwoordigers stamden uit ecu
groote standsorganisatie, dan zou er zelfs veel voor
te zeggen zijn. Men kon specialisten afvaardigen, dio
elkaar aanvulden en gevaar van onderlinge bestrij
ding zou voorkomen worden.
Nu echter worden door een stand verschillende
personen aangewezen, uit gescheiden organisaties
afkomstig, en ook al werken deze organisaties samen,
de kans bestaat dat hierdoor niet de meest deskundi
gen naar voren komen en zij in voldoende mate voor
af in onderling overleg zijn getreden, vooral daar
hier de kans bestaat dat de politieke belangen, dus
niet alleen de standsbelangen, een rol spelen. Ver
snippering brengt, reeds uit zich zelf, het is al eerder
gezegd, het gevaar van verscherping der onderlinge
tegenstellingen met zich mede; hier is dit gevaar
nog grooter.
Wij hebben evenwel rekening te houden met de
speciaal in ons land gegroeide verhoudingen en moe
ten als boeren trachten er van tc maken wat er van
te maken is. Daarom is de leiding van iedere stands
organisatie verplicht naai' onderlinge samenwerking
te streven en dienen hare leden te beseffen, dat deze
samenwerking wel eens noodig maakt een deel der
eigen wenschen op het tweede plan te plaatsen.
Uit al het voorgaande moge duidelijk zijn gewor
den, dat als er één stand in de Maatschappij is,
waarvoor een hechte standsorganisatie als onontbeer
lijk moet worden beschouwd, dat dit is de boeren
stand.
De specifieke landbouwvereenigingen.
Reeds eerder stipten wiLaan, dat het boerenbedrijf
tallooze belangen kent welke het beste of uitsluitend
door samenwerking kunnen worden behartigd. Deze
vorm van samenwerking valt ook onder het begrip
organisatie, kortheidshalve aangeduid met „speci
fieke vereenigingen".
Wij willen er hier alleen over spreken voor zoover
er aanknoopingspunten zijn met de standsorganisatie,
deze zijn er talrijk*