- De Wereldreis van -
Dicky en Dirrekie Durf
De laatste wensch van den
ter dood veroordeelde.
WARE WOORDEN.
Zijn er nog kraanvogels
in Hongarije?
ZATEnnAr,AVONT)SrHETS
Een oorspronkelijke schets door Sirolf.
(Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.)
GLORIA kwam lichtelijk aarzelend de luxueus
gemeubelde kamer van Harold Beryl binnen
en in den lichtkring van de warm-geel uit
stralende schemerlamp gekomen, waarbij
Harold in een boek zat te lezen, bleef ze staan. Hij
sloeg zijn donkere, koortsachtig schitterende oogen
op, die in zijn bleek, mager gelaat bijna onheilspel
lend afstaken, en keek naar haar. Hij liet zijn blik
ken glijden over heel de stralende schoonheid van
haar jonge, van levenslust bruisende gestalte het
fijne, slanke figuurtje, in de avondjapon van glan
zende pastelrose zijde, het fijne, ovale gezichtje, de
donkere, kastanjebruine haren, in het midden ge
scheiden, en aan weerszijden van het fijne kopje
zacht golvend naar achteren gekapt, om te eindigen
in een weelderige wrong, laag in den hek, volgens
de laatste modeDan richtte hij zich een weinig
op in zijn stoel en sprak:o „Neem me niet kwalijk,
Gloria, dat ik blijf zitten, maar ik moet elke inspan
ning vermijden. Wil je niet plaats nemen, daar in
die fauteuil?"
Gloria nam tegenover hem plaats, vouwde losje
haar blanke vingertoppen samen en zei: „En zóu je
me nu eens willen vertellen, beste jongen, wat die
vreemde uitnoodiging te beduiden heeft?"
Hij glimlachtje flauwtjes, kuchte eens en begon
dan: „Wat ik je verzoeken mag, Gloria, probeer je
over niets te verwonderen, hoor je goed, over niets
van hetgeen ik je nu zeggen envoorstellen ga.
Voor ik begin zeg ik je nog, dat we niet alleen in
huis zijn, zooals je weet. Mijn huishoudster die je
open deed, zit in de kamer hier vlak naast. Wanneer
je op dat belletje daar, vlak naast je, drukt, komt
ze onmiddellijk binnen. Ik bedoel daarmee, dat je
je niet ongerust behoeft te maken over je goede naam
omdat, hm, je een heer alleen op zijn kamer hebt be
zocht. De menschen spreken nu eenmaal gauw kwaad
nietwaar? En wanneer ik iets zeg, dat je beleedigend
vindt misschien, welnu, je hebt slechts te bellen en
ons onderhoud is geëindigd. Hm, geloof je, dat al
dus alle maatregelen genomen zijn, om je goeden
naam van iedere smet vrij te houden, Gloria?"
„Ik geloof van wel, Harold, al moet ik toegeven,
dat ik nog nooit zoo iets zonderlings heb meegemaakt.
Ik brand van nieuwsgierigheid."
„Nu goed dan. Ik zal je niet laten wachten. Ik zou
alleen graag willen, dat je me heelemaal uit liet
spreken, al klinkt hetgeen ik zeg ook nog zoo
vreemd. Luister, Gloriaik ben ter dood veroor
deeldNee, schrik niet, ik ben geen misdadiger.
Och de zaak is heel gewoon. Mijn dokter heeft me
vandaag op eerewoord verzekerd, dat ik precies nog
3 maanden te leven heb, Gloria, eerder nog een dag
korter, dan langer. En dat is de reden, dat ik mijn
bekende schuchterheid heb weten af te leggen en
zoo ronduit met jou durf te spreken, iets wat ik nooit
gedurfd zou hebben, als ik mijn doodvonnis niet in
mijn zak had. .Zooals ik je dus zei, Gloria, heb ik
nog precies negentig dagen te leven.Ik heb kind noch
kraai in de heelc wereld. En als laatste wensch zou
ik me nu in die laatste dagen van mijn leven met
zooveel mogelijk schoonheid willen omgeven. O, stel
je gerust, Gloria, ik vraag je niet, om met me te
trouwen, en me drie maanden geluk te schenken
Bovendien, Gloria, zou ik er nooit aan gedacht heb
ben, jou tot vrouw te nemen. Laat ik volkomen eer
lijk zijn. Ik weet, net als al onze wederzijdsche ken
nissen, dat je erg veel van luxe en wereldsche verma
ken houdt, dat je alleen leeft voor mooie kleeren en
juweelen en om te schitteren, maar dat je hart zoo
koud is als steenHm, als je soms bellen wilt,
Gloria
Hij hield even op. Het meisje zat doodsbleek in haar
stoel, roerloos, gelijk een steenen beeld. Ze zei geen
woord, en hij ging voort: „Ik zou er dus nooit over
gedacht hebben, om je ten huwelijk te vragen, als ik
nog een heel leven voor me had. En ook nu doe ik
dat niet. Maar ik stel je heel gewoon een zuivere
handelsovereenkomst voor. Kijk eens hier, Gloria,
ik heb me uit mijn zaken losgemaakt en alles wat ik
heb in baar geld omgezet. Ik heb precies honderd
duizend dollar. Ik zal, om het me heel gemakkelijk
en aangenaam te maken, in die drie maanden nog
tienduizend dollar noodig hebben, en dan blijft er
nog wel genoeg over, om mijn begrafenis te betalen.
Voor de andere negentig duizend dollar stel ik je voor
mij watschoonheidte verkoopen. Nee, je
hoeft nu heusch niet te bellenik ben in volle
ernst en ik stel je niets onbehoorlijks voor. Kijk eens.
Gloria, ik sta eiken dag laat op, tegen den middag.
Wat ik nu van je verlang, is, dat je 's middags komt,
in je schitterendste toiletten, zoo tegen dinertijd. Dan
dineeren we samen en we brengen samen den avond
door, thuis, hier bij den haard, lezen of wat praten,
jij schenkt thee en zoo. Of we gaan naar den schouw
burg. Daarna brengt een auto je naar huis. En zoo
iederen dag, gedurende 90 dagen. Eiken dag, wan
neer je het huis hier verlaat, vindt je in de hall op
April was, toen de Bryant's uit Nice teruggekeerd
waren en Kenyan hen twee of soms wel drie maal per
Week een bezoek had gebracht. Niemand zou kunnen
feggen, dat Barbara hem ooit onvriendelijk behandel
de, maar toch voelde zij een pijnigende onzekerheid,
als hij duidelijk zijn voorkeur voor haar liet blijken. En
ongeveer tegelijkertijd werden zij door familieomstandig
heden genoodzaakt om midden in de „season" naar Gu-
thrie te verhuizen, door de groote sommen die zo moest
beschikbaar stellen om te voorkomen, dat de schulden
van haar beide zoons een schandaal in de Londensche
wereld zouden veroorzaken.
Lord Noël Bryant, haar oudste zoon, was jaren ge
leden, zeer tegen den zin van zijn moeder getrouwd met
een Amerikaansche van kleinburgerlijke familie, en na
haar vroegen dood een jaar geleden nu ongeveer
had hij het oude jongezellenleven weer hervat. Hij was
een trouw bezoeker van allerlei speelclubs en had kans
gezien in enkele maanden door zijn schandelijk hoog
spelen, een groote bres te schieten in zijn moeder's ver
mogen. Uit zijn huwelijk met de Amerikaansche was een
dochtertje geboren, de kleine lady Catherine, die eerst
bij haar vader was blijven wonen, maar doordat het
kind daar niet do verzorging kreeg, die het noodig had,
had Lady Bryant haar kleindochtertje meegenomen naar
Cuthrie.
Lord Edward, de jongere zoon, was niet heel veel so
lider dan zijn broer, maar terwijl deze laatste een zwak
had voor spelen, specialiseerde de jongste zich meer op
het wedden bij de rennen en in den zelfden tijd dat Noël
het familievermogen een zware aderlating deed onder
gaan om zijn speelsohulden te kunnen aflossen, had Ed
ward of Ted, zooaJs hij meebtal genoemd werd
hij de Derby aanzienlijk sommen verloren. Zuinigheid
was dus voor de familie Bryant wel geboden en een rijk
huwelijk voor lady Barbara werd door haar moeder dan
ook hevig begeerd.
Barbara was dol op het zevenjarige nichtje, dat zoo
opeens bij hen in huis was gekomen en ze was zich be
wust dat ze zich in jaren niet zóó aan iemand had ge
hecht
„Kiddie, wat doe je?"
Lady Catheiina was door haar moeder altijd „Kiddie"
genoemd en het kind bleek zoo aan dien naam gehecht,
dat ze eenvoudig weigerde te luisteren naar de afkor
ting „Kltty"waarmee haar grootmoeder haar wenschte
te noemen en nog minder naar haar vollen doopnaam,
zoodat lady Bryant had moeten berusten in het feit, dat
haar kleinkind „Kiddie" werd genoemd, een naam, die
ze, zooaJs ze verklaarde, lichtelijk „vulgair" vond.
het tafeltje een verzegelde enveloppe met een biljet
van 1000 dollar. Over geld behoeven we dus niet
meer te spreken, dat is geregeld. Je zult dat gemak
kelijk kunnen gebruiken, en het net zoo hard door
je vingers laten glijden, als je het ontvangt, ik weet
Gloria hoe een buitengewone meesteres jij in de
kunst van het verkwisten bent. Het eenigste wat ik
dus in ruil vraag is, jo aanwezigheid voor eenige
uren per dag, je gezelschap, de nabijheid van je
schoonheidMisschien vindt je het een waanzin
nige gril van een ontoerekenbaremaar vergeet
niet, Gloria, dat het delaatste wensch isvan
een ter dood veroordeelde
Harold Beryl zweeg, uitgeput.
Het meisje, doodsbleek, bracht twee trillende han
den naar haar keel, alsof ze iets weg wilde nemen,
dat haar dreigde te smoren. Haar adem stokte. Dan
sloeg ze de handen voor het gelaat, en het was als
klonk er een droge snik. Eenige oogenblikken van on"
dragelijke stilte volgden. Dan herstelde ze zich. Een
flauw glimlachje speelde over haar gelaat, toen ze
hem de hand toestak en zei: „Ik neem het aan,
Harold."
Het is merkwaardig hoe snel de tijd gaat, speciaal
als men nog maar enkele maanden te leven heeft.
Gloria kweet zich voorbeeldig van haar taak. Ze be
steedde blijkbaar al het geld, dat uit hun overeen
komst voortvloeide aan haar toiletten. Bijna iederen
dag verscheen ze in een nieuw, nog schitterender
toilet dan den vorigen dag. Ze causeerde met Harold,
ging samen met hem uit, of schonk thee, terwijl ze
bij den haard zaten. Ze was zelfshartelijk en at
tent, omgaf hem met allerlei kleine zorgjes, ofschoon
dat heelemaal niet in hun overeenkomst stond, want
ze hoefde alleen maar met haar schoonheid in zijn
gezelschap te zijn. Het was natuurlijk ook een groote
buitensporigheid van haar, waartoe ze heelemaal
niet verplicht was, dat ze soms des avonds, wanneer
ze bij den haard zaten, geruimen tijd zijn hand vast
hield, en zachtjes streelde, terwijl ze zwijgend in de
vlammen van het vuur staarden. En ze voer zelfs
niet eens verontwaardigd overeind, toen hij op een
avond, bij het afscheid nemen, haar fijne kopje naar
zich toetrok en een kus drukte op haar kastanje
bruine lokken
Precies op den negentigsten dag van hun waan
zinnige overeenkomst trof Gloria hem des middags
aan, in opgewonden toestand. Hij staarde haar aan,
alsof hij een spook zag. Gloria werd doodsbleek, want
ze zag. dat het laatste oogenblik nabij was. „Het is
vreeseiijk, Gloria", zei hij. Zij knikte, wanhopig vech
tend tegen opdringende tranen. „De dokter is er van
morgen geweest", vervolgde hij, „en hij vertelde me
iets ontzettends, nadat hij me een uur lang onder
zocht hadhij zeidat er iets onverklaarbaars
gebeurd wasdat hij zich vergist moest hebben
dat ik niet zou stervenik zal leven, Gloria, le
venals Me anderen, als iedereenis het niet...
verschrikkelijk?"
Ze kromp ineen, „Dan", zei ze toonloos, „is het
spelnu uitHaroldje hebt nu een heel
leven voor jedusje denkt er nu niet over...
mij tot vrouw te nemen; ik leef alleen voor luxe en
kleerenen juweelenmet een hartals
steen
„Houd op!", zei hij heesch, „je weet heel goed Glo
ria, je moet het weten, dat ikikin die drie
maanden krankzinnig veel van je ben gaan hou
denmaar nu kan het niet meerhet is te laat,
ik ben geruineerdik heb geen cent meer
Toen was het, alsof het licht uit een bovenaardsche
bron haar gelaat overtoog en er een schoonheid aan
verleende, als Harold nog nooit had gezien. En ter
wijl ze haar armen om zijn hals sloeg, fluisterde ze:
„Harold, mijn eigen lieve jongen, toen, op dien eer
sten avond, toen je mij zoo onbarmhartig de waar
heid over me zelf zei, is er iets in me veranderd. En
ik besloot het offer dat jij me vroeg, voor niemendal
te brengen. Als ie gestorven was. had ik al het geld
aan de liefdadigheid gegeven. Nu ligt het allemaal
nog thuis bij me, alle negentig enveloppen zijn nog
ongeschonden, er is geen cent af gegaan. Als je wilt.
Harold, kunnen we dussamen een nieuw leven
beginnen
De waarde eener daad wordt voornamelijk bepaald
door de wijze waarop zij verricht wordt,
o
Het ls beter zijn kinderen eergevoel mee te geven In
het moeilijke leven dan goud na te laten.
o
De wijze spreekt niet over alles, wat hij doet, doch
doet niets, waarover hij niet spreken kan.
o
't Weemoedig gedenken is soms niet te weren, men
vindt er dikwijls een stille bekoring in.
o
Veranker uw soheepje niet aan één ketting. Uw leven
niet aan één hoop!
o
De stoutmoedige, de onversaagde heeft steeds het
meest bereikt in het leven, niet de schroomvallige, de
twijfelaar, die wordt verdrukt en verontachtzaamd.
Zij stonden samen op het terras: het slanke jonge
meisje en het kind. Barbara en haar nichtje waren onaf
scheidelijk, want lady Bryant's zorg voor haar klein
dochter bestond in werkelijkheid alleen in voortdurend
klagen tegenover haar bezoekers, dat de opvoeding van
het kind zooveel zorg eischte, dat zij voor niets anders
tijd konden vinden.
Het terras, waarop zij nu stonden, was dichtbegroeid
met klimrozen, die een heerlijken, zoeten geur verspreid
den.
„Ik ben de poppen aan 't aankleeden, tante Baibs. Hé,
tante, vertelt u eens een verhaaltje van de bloemen,
net zooals laatst?"
„Goed, Kiddie, maar dan moet je één ding beloven."
„Niet, dat ik alleen naar bed zal gaan," antwoordde
het kind beslist. „Ik ben zoo bang als het donker
wordt, tante. En Ik denk altijd dat er een boeman in de
kast zit"
„En ik heb je gisteren nog laten zien, dat er niets
in de kast zit Kom, Kiddie, zet die gekke dingen nu
uit je hoofd."
„Het kind speelde met een afhangende ketting op Bar
bara's japon.
„Ik zou het zoo fijn vinden als U mee naar boven
ging, tot op de overloop. Ja?"
Barbara had moeite om niet te lachen. Klddie's aan
halige maniertjes waren soms onweerstaanbaar.
„Komaan, Kiddie," antwoordde zij, „probeer nu eens
niet bang te zijn ln het donker. Als je mij belooft, dat
je heel alleen zult gaan slapen, zal ik op de overloop
blijven tot je in bed ligt. Je bent toch geen kleine baby
meer, Kiddie. Je bent al zeven jaar en je lijkt wel
acht, zóó groot ben je voor je leeftijd!"
„Goed, tante, ik zal probeeren om'niet meer bang te
zijn. Maar nu het verhaaltje, dat u belooft hebt.'
Het verhaaltje was bijna uit, toen een huisknecht op
Barbara kwam toeloopen.
„Wat is er. Martin?'
„Kolonel en Mevrouw Melville, mylady. Uw moeder
vraagt of u binnen wilt komen. Lord Edward is zoo
juist uit Londen gekomen en wenscht in de bibliotheek
een ondehoud met ute hebben. Zal ik lady Catherine
naar binnen brengen?
„Als je me zóo noemt, ga ik niet met je mee, Martin,"
protesteerde het kleine meisje. „Ik heet Kiddie en
waarom noem je mij dan niet zoo?"
Martin wist niet wat te antwoorden en kreeg een
kleur, maar Barbara redde de situatie.
DIEREN, DIE IN DE ONGEREPTE
NATUUR THUISHOOREN.
Hongarije voert in zijn wapen den kraanvogel, een
trotsch dier, dat „zoo groot als een mensch" is. Hot
is nog niet lang geleden, dat bijna de geheele Hon-
gaarsche jeugd de pronkveeren van die vogels droeg
en nu ziet men ze alleen op groote hoogte over het
land vliegen of even uitrusten, als zij naar het Zuiden
trekken. De Hongaarsche kraanvogel bestaak niet meer
Ongeveer 55 jaar geleden nestelden de laatste kraan
vogels ln de moerassen bij het Plettenmeer, doch sinds
dien zijn die moerassen drooggelegd en de kraanvogels
broeden er niet meer. Naarmate het landschap kunst
matig veranderd wordt en de plassen, moerassen en
heiden verdwijnen, vluchten ook de dieren, die in de
ongerepte natuur thuishooren. De zwaan en de peli
kaan zijn al eerder uitgestorven dan de kraanvogel en
nu zijn de reigers en adelaars aan de beurt. Waar men
in Hongarije deze dieren niet wettelijk beschermt, zul
len de mooiste en op het oogenblik reeds de zeld
zaamste vogelsoorten verdwijnen. Dit geldt trouwens >n
meerdere of mindere mate voor geheel Europa.
De kraanvogels uit Noordelijker streken komen zoo
als gezegd alleen tijdens den trek over Hongarije ge
vlogen. Hun eeuwenoude trekroute loopt n.1. langs de
passen in het N.O. deel der Karpathen, door de groote
191. Maar Dirrekie Is niet zoo slim als Gerrit. Ze be
merkt wel dat er naar de auto gezocht wordt. En
onwillekeurig richt ze haar kijkertjes naar de plek,
waar het ding in het zand verstopt zit. Dat krijgt de
hoofdman van de ruiters in de gaten. Hij loopt naar
het plekje, waarop Dlrrekie's kijkertjes zooeven nog
gevestigd waren. Graaft hier een kuil, commandeert
hij tot zijn ruiters, en we zullen de stofmachine weldra
zien verschijnen. Driedubbelaufergehaold aizelsveulen
fan een uilskuiken, moppert Gerrit vriendelijk tegen
192. In optocht gaat het nu naar Benghasi terug. Zelfs
de kooplieden van Enver ben Salomo moeten mee.
Want de hoofdman heeft berouw gekregen van zijn
goedertierenheid. Niet hij, maar zijn strenge meester,
Ibrahim ben Ongemak moet maar beslissen, wat er
met hen zal gebeuren. Enver ben Salomo is zelfs als
gevangene in het sigarenkistje gestopt. Gerrit zit op zijn
gewone plaats, maar hij heeft er nu heelemaal geen
plezier In. Vooreerst ls hij geboeid alsof hij de groot-
„Kom Kiddie, de thee is klaar, denk ik. En je moet
Martin niet vragen, om je niet aan te spreken met je
titel. Dan krijgt hij het aan den stok met Grootmoeder."
„Goed, laat hij mij dan Lady Kiddie noemen. Maar
alleen Lady Kiddie, Martin, en niet Lady Catherine,
hoor!"
Martin deed zijn uiterste best om zijn gezicht in den
plooi te houden, toen hij Lady Kiddie mee naar binnen
nam, terwijl Barbara haar schreden naar de bibliotheek
richtte om een onderhoud met haar jongsten broer te
hebben. Ze voelde bij intuïtie, dat er weer iets niet in
den haak was; waarom moest Ted eerst een apartje
met haóx hebben ,voor hij zijn moeder ging begroeten?
Met een hand, die een beetje trilde, opende ze de deur
van de bibliotheek. Lord Edward stond bij den haard.
Hij was slank en blond als zijn zuster, maar zijn ge
zicht miste die aantrekkelijke mengeling van zachtheid,
vroolijkheid en flinkheid, die Dr. Meillet op haar por
tret zoo getroffen had. Toch maakte ook Lord Ed
ward een prettigen indruk; als hij niet door zijn zorgen
gekweld werd hetgeen nog al eens gebeurde! was
hij een opgewekte, sportieve jongeman, 'heel anders
dan zijn nogal stuursche en norsche broer.
Langzaam liep Barbara op hem toe.
„Wel, Ted, wat is er aan de hand?" vroeg ze.
HOOFDSTUK XL
„Hoe gaat het, Babs?" begroette Lord Edward haar.
En toen ze hesm in antwoord op zijn begroeting, vriende
lijk toeknikte, ging hij voort:
„Je begrijpt zeker wel waarom ik hier kom slecht
bij kas en dan blijft er niet veel anders over dan maar
bij moeders pappot te gaan zitten. Je wilt zeker wel zoo
goed zijn, Mama er op voor te bereiden, dat ik me een
poosje in de landelijke lust terugtrek. Dat gaat jou han
diger af dan mij."
Barbara was gewoon dergelijke diplomatieke zendin
gen te vervullen. Haar moeder was altijd vreeseiijk hef
tig, als haar zoons zich weer buitensporigheden veroor
loofd hadden, maar de vrees vor opspraak was ster
ker dan haar verontwaardiging en ze eindigde steeds
weer met ze te helpen. En als Barbara bemiddelend op
trad, wat ze nooit weigerde te doen, slaagde ze er
meestal ln, het heftigste van den storm te bezweren.
„Ik zal mama van je komst op de hoogte stellen", zei
ze, terwijl een spottend glimlaohje over haar gezicht
gleed, „maar ik vrees dat je het hier wel saai zult vin
den, na je Londensche amusementen."
Hongaarsche laagvlakte en langs de Tisza tot den
benedenloop der Donau, vanwaar het naar het Zuiden
loopende dal der Morawa den koristen weg vormt naar
de Egeïsche en naar de Zwarte zee. In de lente komen
zij omstreeks het midden van Maart in Hongarije aan,
terwijl zij eind April alle weer verder getrokken zijn
naar hun broedplaatsen. In den herfst komen zij half
September aan en soms vindt men er bij gunstig weer
nog enkele groepen in het begin van November. In de
lente en herfst bevinden zich op de Hongaarsche gras-
steppen of poesta's haast geen menschen, wat de
schuwe kraanvogels zeer aantrekt; zij blijven er dan
ook betrekkelijk lang.
Bij uitzondering komt het voor, dat groepen jonge
vogels, die nog niet geheel volwassen zijn, of oudere
dieren, die niet meer broeden, den zomer op de uit
gestrekte Poesta's overblijven. Men heeft weieens ge
dacht, dat de dieren daar ook broedden, doch na jaren
lange onderzoekingen is gebleken, dat in Hongarije
slechts kraanvogels overblijven, die nog niet of niet
meer tot broeden in staat zijn. Deze dieren vindt men
voornamelijk ln de Poesta Hortogaby, waar de Tsji-
kosjen, de Hongaarsche cowboys, ze te paard ook
kunnen vangen volgens een eeuwenoude methode. Dat
gelukt alleen in den zomer, omdat dan de slagpennen
gedeeltelijk uitvallen, terwijl eenige ruiters ervoor samen
moeten werken. Een van hen drijft de kraanvogels,
die slechts laag en over korte afstanden kunnen vliegen,
naar de richting waar een ander met een versch paard
staat te wachten, deze zet dan de vervolging voort, enz.,
totdat de vogels zoo afgemat zijn, dat men ze met d«
lange rijzweep, de karikas, kan neerslaan en levend
bemachtigen kan. Zij worden dan onbekwaam gemaakt
Dirrekie, nou ferraoi je ons segaorekizzie auk nog. Maar
Dirrekie zegt snibbig terug: Nou, als ze ons mee
nemen naar Benghasi is het toch beter dat de auto ook
meegaat? Als ze hier alleen in het zand blijft zitten
weet niemand ze later meer te vinden. En hoe moeten
we dan weer thuis komen? Jao, thuiskommen, mop
pert Gerrit... Had je me maor... Daor zal fandaog
niet fail van kommen denk ik sau... Die snabaun in
Benghasi sag er niks frindelijk uit...
ste misdadiger in de heele Sahara was. En dan zit er
geen muziek In het „segoarekizzie". De motor werkt
niet en de auto wordt voortgezeuld door de paarden,
alsof het een bijwagen van lijn 12 was. Wie kan zich
nu daarin op zijn gemak voelen? Maar het ergst©
is het wederzien in Benghasi! Wat zal Ibrahim ben
Ongemak wel zeggen? En wat nog slimmer is: Wat zal
hij doen. Gerrit is er niet gerust op en Dicky en
Dirrekie evenmin.
„Die heb ik helaas wel moeten vaarwel zeggen," zucht
te hij. ,Ik had bijna geen shilling meer over om te brid
gen".
„Er is hier niet veel gezelschap om te bridgen," ant
woordde zijn zuster droog. „Maar ik moet nu heusch
naar den salon; er is visite." En met een humoristisch
knipoogje voegde zij er bij: „Je hebt zeker geen lust o<m
mee te gaan."
„Dank je", verklaarde hij uit den grond van zijn hart.
„Maar tusschen twee haakjes: wat voeren jullie eigen
lijk den heelen dag hier uit? En dan nog wel in Juni!
Niets te jagen, en mijlen ver in den omtrek natuurlijk
geen behoorlijk mensch."
„O, ik amuseer me best", antwoordde Barbara opge
wekt. „Ik heb altijd veel van het leven op Guthrie ge
houden. In de eerste plaats heb ik Kiddie, dat is een
schat Verder ga ik veel rijden. Ik denk overigens, dat
er hier in de buurt nog wel een paar heeren zijn, waar
je wat aanspraak aan hebt!"
„Ik ga liever met jou, hoor! Wat hebben we nog in
den stal?"
„Dezelfde paarden als van den winter. Moeder heeft
niet kunnen besluiten ze te verkoopen, ofschoon", ze
aarzelde even en keek haar broer veelbeteekenend aan.
,/het eigenlijk wel noodig was. Maar in ieder geval kun
nen we voorlooplg dus zooveel paardrijden als we wil
len."
„Schitterend! Ga jij nu maar gauw naar den salon
naar de visite en laat mij hier theebrengen."
Met een knikje verliet Barbara haar broer en ging
naar den salon, waar ze, behalve den ouden dorsppre-
dlkant kolonel en mevrouw Melville aantrof, die kort
geleden een landhuisje in de buurt hadden betrokken en
met wie ze nog geen kennis had gemaakt.
Kolonel Melville was een knap en gedistingeerd man,
tamelijk stil, in tegenstelling met zijn opzichtige vrouw,
die een buitengewone radheid van tong aan den dag
legde.
„We zijn pas uit West-Indië gekomen, moet u weten"
ratelde zij tegen Barbara. „Maar gelukkig is Reggie'8
diensttijd daar afgeloopen. Het laatste waren wij op
St. Alousle en u kunt begrijpen hoe wij Engeland op prijs
stellen na zoo lang in zoo'n afgelegen oord te hebben
gezeten."
(Wordt vervolgd).