- De Wereldreis van - Dicky en Dirrekie Durf De laatste wensch van den ter dood veroordeelde. WARE WOORDEN. Zijn er nog kraanvogels in Hongarije? ZATEnnAr,AVONT)SrHETS Een oorspronkelijke schets door Sirolf. (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.) GLORIA kwam lichtelijk aarzelend de luxueus gemeubelde kamer van Harold Beryl binnen en in den lichtkring van de warm-geel uit stralende schemerlamp gekomen, waarbij Harold in een boek zat te lezen, bleef ze staan. Hij sloeg zijn donkere, koortsachtig schitterende oogen op, die in zijn bleek, mager gelaat bijna onheilspel lend afstaken, en keek naar haar. Hij liet zijn blik ken glijden over heel de stralende schoonheid van haar jonge, van levenslust bruisende gestalte het fijne, slanke figuurtje, in de avondjapon van glan zende pastelrose zijde, het fijne, ovale gezichtje, de donkere, kastanjebruine haren, in het midden ge scheiden, en aan weerszijden van het fijne kopje zacht golvend naar achteren gekapt, om te eindigen in een weelderige wrong, laag in den hek, volgens de laatste modeDan richtte hij zich een weinig op in zijn stoel en sprak:o „Neem me niet kwalijk, Gloria, dat ik blijf zitten, maar ik moet elke inspan ning vermijden. Wil je niet plaats nemen, daar in die fauteuil?" Gloria nam tegenover hem plaats, vouwde losje haar blanke vingertoppen samen en zei: „En zóu je me nu eens willen vertellen, beste jongen, wat die vreemde uitnoodiging te beduiden heeft?" Hij glimlachtje flauwtjes, kuchte eens en begon dan: „Wat ik je verzoeken mag, Gloria, probeer je over niets te verwonderen, hoor je goed, over niets van hetgeen ik je nu zeggen envoorstellen ga. Voor ik begin zeg ik je nog, dat we niet alleen in huis zijn, zooals je weet. Mijn huishoudster die je open deed, zit in de kamer hier vlak naast. Wanneer je op dat belletje daar, vlak naast je, drukt, komt ze onmiddellijk binnen. Ik bedoel daarmee, dat je je niet ongerust behoeft te maken over je goede naam omdat, hm, je een heer alleen op zijn kamer hebt be zocht. De menschen spreken nu eenmaal gauw kwaad nietwaar? En wanneer ik iets zeg, dat je beleedigend vindt misschien, welnu, je hebt slechts te bellen en ons onderhoud is geëindigd. Hm, geloof je, dat al dus alle maatregelen genomen zijn, om je goeden naam van iedere smet vrij te houden, Gloria?" „Ik geloof van wel, Harold, al moet ik toegeven, dat ik nog nooit zoo iets zonderlings heb meegemaakt. Ik brand van nieuwsgierigheid." „Nu goed dan. Ik zal je niet laten wachten. Ik zou alleen graag willen, dat je me heelemaal uit liet spreken, al klinkt hetgeen ik zeg ook nog zoo vreemd. Luister, Gloriaik ben ter dood veroor deeldNee, schrik niet, ik ben geen misdadiger. Och de zaak is heel gewoon. Mijn dokter heeft me vandaag op eerewoord verzekerd, dat ik precies nog 3 maanden te leven heb, Gloria, eerder nog een dag korter, dan langer. En dat is de reden, dat ik mijn bekende schuchterheid heb weten af te leggen en zoo ronduit met jou durf te spreken, iets wat ik nooit gedurfd zou hebben, als ik mijn doodvonnis niet in mijn zak had. .Zooals ik je dus zei, Gloria, heb ik nog precies negentig dagen te leven.Ik heb kind noch kraai in de heelc wereld. En als laatste wensch zou ik me nu in die laatste dagen van mijn leven met zooveel mogelijk schoonheid willen omgeven. O, stel je gerust, Gloria, ik vraag je niet, om met me te trouwen, en me drie maanden geluk te schenken Bovendien, Gloria, zou ik er nooit aan gedacht heb ben, jou tot vrouw te nemen. Laat ik volkomen eer lijk zijn. Ik weet, net als al onze wederzijdsche ken nissen, dat je erg veel van luxe en wereldsche verma ken houdt, dat je alleen leeft voor mooie kleeren en juweelen en om te schitteren, maar dat je hart zoo koud is als steenHm, als je soms bellen wilt, Gloria Hij hield even op. Het meisje zat doodsbleek in haar stoel, roerloos, gelijk een steenen beeld. Ze zei geen woord, en hij ging voort: „Ik zou er dus nooit over gedacht hebben, om je ten huwelijk te vragen, als ik nog een heel leven voor me had. En ook nu doe ik dat niet. Maar ik stel je heel gewoon een zuivere handelsovereenkomst voor. Kijk eens hier, Gloria, ik heb me uit mijn zaken losgemaakt en alles wat ik heb in baar geld omgezet. Ik heb precies honderd duizend dollar. Ik zal, om het me heel gemakkelijk en aangenaam te maken, in die drie maanden nog tienduizend dollar noodig hebben, en dan blijft er nog wel genoeg over, om mijn begrafenis te betalen. Voor de andere negentig duizend dollar stel ik je voor mij watschoonheidte verkoopen. Nee, je hoeft nu heusch niet te bellenik ben in volle ernst en ik stel je niets onbehoorlijks voor. Kijk eens. Gloria, ik sta eiken dag laat op, tegen den middag. Wat ik nu van je verlang, is, dat je 's middags komt, in je schitterendste toiletten, zoo tegen dinertijd. Dan dineeren we samen en we brengen samen den avond door, thuis, hier bij den haard, lezen of wat praten, jij schenkt thee en zoo. Of we gaan naar den schouw burg. Daarna brengt een auto je naar huis. En zoo iederen dag, gedurende 90 dagen. Eiken dag, wan neer je het huis hier verlaat, vindt je in de hall op April was, toen de Bryant's uit Nice teruggekeerd waren en Kenyan hen twee of soms wel drie maal per Week een bezoek had gebracht. Niemand zou kunnen feggen, dat Barbara hem ooit onvriendelijk behandel de, maar toch voelde zij een pijnigende onzekerheid, als hij duidelijk zijn voorkeur voor haar liet blijken. En ongeveer tegelijkertijd werden zij door familieomstandig heden genoodzaakt om midden in de „season" naar Gu- thrie te verhuizen, door de groote sommen die zo moest beschikbaar stellen om te voorkomen, dat de schulden van haar beide zoons een schandaal in de Londensche wereld zouden veroorzaken. Lord Noël Bryant, haar oudste zoon, was jaren ge leden, zeer tegen den zin van zijn moeder getrouwd met een Amerikaansche van kleinburgerlijke familie, en na haar vroegen dood een jaar geleden nu ongeveer had hij het oude jongezellenleven weer hervat. Hij was een trouw bezoeker van allerlei speelclubs en had kans gezien in enkele maanden door zijn schandelijk hoog spelen, een groote bres te schieten in zijn moeder's ver mogen. Uit zijn huwelijk met de Amerikaansche was een dochtertje geboren, de kleine lady Catherine, die eerst bij haar vader was blijven wonen, maar doordat het kind daar niet do verzorging kreeg, die het noodig had, had Lady Bryant haar kleindochtertje meegenomen naar Cuthrie. Lord Edward, de jongere zoon, was niet heel veel so lider dan zijn broer, maar terwijl deze laatste een zwak had voor spelen, specialiseerde de jongste zich meer op het wedden bij de rennen en in den zelfden tijd dat Noël het familievermogen een zware aderlating deed onder gaan om zijn speelsohulden te kunnen aflossen, had Ed ward of Ted, zooaJs hij meebtal genoemd werd hij de Derby aanzienlijk sommen verloren. Zuinigheid was dus voor de familie Bryant wel geboden en een rijk huwelijk voor lady Barbara werd door haar moeder dan ook hevig begeerd. Barbara was dol op het zevenjarige nichtje, dat zoo opeens bij hen in huis was gekomen en ze was zich be wust dat ze zich in jaren niet zóó aan iemand had ge hecht „Kiddie, wat doe je?" Lady Catheiina was door haar moeder altijd „Kiddie" genoemd en het kind bleek zoo aan dien naam gehecht, dat ze eenvoudig weigerde te luisteren naar de afkor ting „Kltty"waarmee haar grootmoeder haar wenschte te noemen en nog minder naar haar vollen doopnaam, zoodat lady Bryant had moeten berusten in het feit, dat haar kleinkind „Kiddie" werd genoemd, een naam, die ze, zooaJs ze verklaarde, lichtelijk „vulgair" vond. het tafeltje een verzegelde enveloppe met een biljet van 1000 dollar. Over geld behoeven we dus niet meer te spreken, dat is geregeld. Je zult dat gemak kelijk kunnen gebruiken, en het net zoo hard door je vingers laten glijden, als je het ontvangt, ik weet Gloria hoe een buitengewone meesteres jij in de kunst van het verkwisten bent. Het eenigste wat ik dus in ruil vraag is, jo aanwezigheid voor eenige uren per dag, je gezelschap, de nabijheid van je schoonheidMisschien vindt je het een waanzin nige gril van een ontoerekenbaremaar vergeet niet, Gloria, dat het delaatste wensch isvan een ter dood veroordeelde Harold Beryl zweeg, uitgeput. Het meisje, doodsbleek, bracht twee trillende han den naar haar keel, alsof ze iets weg wilde nemen, dat haar dreigde te smoren. Haar adem stokte. Dan sloeg ze de handen voor het gelaat, en het was als klonk er een droge snik. Eenige oogenblikken van on" dragelijke stilte volgden. Dan herstelde ze zich. Een flauw glimlachje speelde over haar gelaat, toen ze hem de hand toestak en zei: „Ik neem het aan, Harold." Het is merkwaardig hoe snel de tijd gaat, speciaal als men nog maar enkele maanden te leven heeft. Gloria kweet zich voorbeeldig van haar taak. Ze be steedde blijkbaar al het geld, dat uit hun overeen komst voortvloeide aan haar toiletten. Bijna iederen dag verscheen ze in een nieuw, nog schitterender toilet dan den vorigen dag. Ze causeerde met Harold, ging samen met hem uit, of schonk thee, terwijl ze bij den haard zaten. Ze was zelfshartelijk en at tent, omgaf hem met allerlei kleine zorgjes, ofschoon dat heelemaal niet in hun overeenkomst stond, want ze hoefde alleen maar met haar schoonheid in zijn gezelschap te zijn. Het was natuurlijk ook een groote buitensporigheid van haar, waartoe ze heelemaal niet verplicht was, dat ze soms des avonds, wanneer ze bij den haard zaten, geruimen tijd zijn hand vast hield, en zachtjes streelde, terwijl ze zwijgend in de vlammen van het vuur staarden. En ze voer zelfs niet eens verontwaardigd overeind, toen hij op een avond, bij het afscheid nemen, haar fijne kopje naar zich toetrok en een kus drukte op haar kastanje bruine lokken Precies op den negentigsten dag van hun waan zinnige overeenkomst trof Gloria hem des middags aan, in opgewonden toestand. Hij staarde haar aan, alsof hij een spook zag. Gloria werd doodsbleek, want ze zag. dat het laatste oogenblik nabij was. „Het is vreeseiijk, Gloria", zei hij. Zij knikte, wanhopig vech tend tegen opdringende tranen. „De dokter is er van morgen geweest", vervolgde hij, „en hij vertelde me iets ontzettends, nadat hij me een uur lang onder zocht hadhij zeidat er iets onverklaarbaars gebeurd wasdat hij zich vergist moest hebben dat ik niet zou stervenik zal leven, Gloria, le venals Me anderen, als iedereenis het niet... verschrikkelijk?" Ze kromp ineen, „Dan", zei ze toonloos, „is het spelnu uitHaroldje hebt nu een heel leven voor jedusje denkt er nu niet over... mij tot vrouw te nemen; ik leef alleen voor luxe en kleerenen juweelenmet een hartals steen „Houd op!", zei hij heesch, „je weet heel goed Glo ria, je moet het weten, dat ikikin die drie maanden krankzinnig veel van je ben gaan hou denmaar nu kan het niet meerhet is te laat, ik ben geruineerdik heb geen cent meer Toen was het, alsof het licht uit een bovenaardsche bron haar gelaat overtoog en er een schoonheid aan verleende, als Harold nog nooit had gezien. En ter wijl ze haar armen om zijn hals sloeg, fluisterde ze: „Harold, mijn eigen lieve jongen, toen, op dien eer sten avond, toen je mij zoo onbarmhartig de waar heid over me zelf zei, is er iets in me veranderd. En ik besloot het offer dat jij me vroeg, voor niemendal te brengen. Als ie gestorven was. had ik al het geld aan de liefdadigheid gegeven. Nu ligt het allemaal nog thuis bij me, alle negentig enveloppen zijn nog ongeschonden, er is geen cent af gegaan. Als je wilt. Harold, kunnen we dussamen een nieuw leven beginnen De waarde eener daad wordt voornamelijk bepaald door de wijze waarop zij verricht wordt, o Het ls beter zijn kinderen eergevoel mee te geven In het moeilijke leven dan goud na te laten. o De wijze spreekt niet over alles, wat hij doet, doch doet niets, waarover hij niet spreken kan. o 't Weemoedig gedenken is soms niet te weren, men vindt er dikwijls een stille bekoring in. o Veranker uw soheepje niet aan één ketting. Uw leven niet aan één hoop! o De stoutmoedige, de onversaagde heeft steeds het meest bereikt in het leven, niet de schroomvallige, de twijfelaar, die wordt verdrukt en verontachtzaamd. Zij stonden samen op het terras: het slanke jonge meisje en het kind. Barbara en haar nichtje waren onaf scheidelijk, want lady Bryant's zorg voor haar klein dochter bestond in werkelijkheid alleen in voortdurend klagen tegenover haar bezoekers, dat de opvoeding van het kind zooveel zorg eischte, dat zij voor niets anders tijd konden vinden. Het terras, waarop zij nu stonden, was dichtbegroeid met klimrozen, die een heerlijken, zoeten geur verspreid den. „Ik ben de poppen aan 't aankleeden, tante Baibs. Hé, tante, vertelt u eens een verhaaltje van de bloemen, net zooals laatst?" „Goed, Kiddie, maar dan moet je één ding beloven." „Niet, dat ik alleen naar bed zal gaan," antwoordde het kind beslist. „Ik ben zoo bang als het donker wordt, tante. En Ik denk altijd dat er een boeman in de kast zit" „En ik heb je gisteren nog laten zien, dat er niets in de kast zit Kom, Kiddie, zet die gekke dingen nu uit je hoofd." „Het kind speelde met een afhangende ketting op Bar bara's japon. „Ik zou het zoo fijn vinden als U mee naar boven ging, tot op de overloop. Ja?" Barbara had moeite om niet te lachen. Klddie's aan halige maniertjes waren soms onweerstaanbaar. „Komaan, Kiddie," antwoordde zij, „probeer nu eens niet bang te zijn ln het donker. Als je mij belooft, dat je heel alleen zult gaan slapen, zal ik op de overloop blijven tot je in bed ligt. Je bent toch geen kleine baby meer, Kiddie. Je bent al zeven jaar en je lijkt wel acht, zóó groot ben je voor je leeftijd!" „Goed, tante, ik zal probeeren om'niet meer bang te zijn. Maar nu het verhaaltje, dat u belooft hebt.' Het verhaaltje was bijna uit, toen een huisknecht op Barbara kwam toeloopen. „Wat is er. Martin?' „Kolonel en Mevrouw Melville, mylady. Uw moeder vraagt of u binnen wilt komen. Lord Edward is zoo juist uit Londen gekomen en wenscht in de bibliotheek een ondehoud met ute hebben. Zal ik lady Catherine naar binnen brengen? „Als je me zóo noemt, ga ik niet met je mee, Martin," protesteerde het kleine meisje. „Ik heet Kiddie en waarom noem je mij dan niet zoo?" Martin wist niet wat te antwoorden en kreeg een kleur, maar Barbara redde de situatie. DIEREN, DIE IN DE ONGEREPTE NATUUR THUISHOOREN. Hongarije voert in zijn wapen den kraanvogel, een trotsch dier, dat „zoo groot als een mensch" is. Hot is nog niet lang geleden, dat bijna de geheele Hon- gaarsche jeugd de pronkveeren van die vogels droeg en nu ziet men ze alleen op groote hoogte over het land vliegen of even uitrusten, als zij naar het Zuiden trekken. De Hongaarsche kraanvogel bestaak niet meer Ongeveer 55 jaar geleden nestelden de laatste kraan vogels ln de moerassen bij het Plettenmeer, doch sinds dien zijn die moerassen drooggelegd en de kraanvogels broeden er niet meer. Naarmate het landschap kunst matig veranderd wordt en de plassen, moerassen en heiden verdwijnen, vluchten ook de dieren, die in de ongerepte natuur thuishooren. De zwaan en de peli kaan zijn al eerder uitgestorven dan de kraanvogel en nu zijn de reigers en adelaars aan de beurt. Waar men in Hongarije deze dieren niet wettelijk beschermt, zul len de mooiste en op het oogenblik reeds de zeld zaamste vogelsoorten verdwijnen. Dit geldt trouwens >n meerdere of mindere mate voor geheel Europa. De kraanvogels uit Noordelijker streken komen zoo als gezegd alleen tijdens den trek over Hongarije ge vlogen. Hun eeuwenoude trekroute loopt n.1. langs de passen in het N.O. deel der Karpathen, door de groote 191. Maar Dirrekie Is niet zoo slim als Gerrit. Ze be merkt wel dat er naar de auto gezocht wordt. En onwillekeurig richt ze haar kijkertjes naar de plek, waar het ding in het zand verstopt zit. Dat krijgt de hoofdman van de ruiters in de gaten. Hij loopt naar het plekje, waarop Dlrrekie's kijkertjes zooeven nog gevestigd waren. Graaft hier een kuil, commandeert hij tot zijn ruiters, en we zullen de stofmachine weldra zien verschijnen. Driedubbelaufergehaold aizelsveulen fan een uilskuiken, moppert Gerrit vriendelijk tegen 192. In optocht gaat het nu naar Benghasi terug. Zelfs de kooplieden van Enver ben Salomo moeten mee. Want de hoofdman heeft berouw gekregen van zijn goedertierenheid. Niet hij, maar zijn strenge meester, Ibrahim ben Ongemak moet maar beslissen, wat er met hen zal gebeuren. Enver ben Salomo is zelfs als gevangene in het sigarenkistje gestopt. Gerrit zit op zijn gewone plaats, maar hij heeft er nu heelemaal geen plezier In. Vooreerst ls hij geboeid alsof hij de groot- „Kom Kiddie, de thee is klaar, denk ik. En je moet Martin niet vragen, om je niet aan te spreken met je titel. Dan krijgt hij het aan den stok met Grootmoeder." „Goed, laat hij mij dan Lady Kiddie noemen. Maar alleen Lady Kiddie, Martin, en niet Lady Catherine, hoor!" Martin deed zijn uiterste best om zijn gezicht in den plooi te houden, toen hij Lady Kiddie mee naar binnen nam, terwijl Barbara haar schreden naar de bibliotheek richtte om een onderhoud met haar jongsten broer te hebben. Ze voelde bij intuïtie, dat er weer iets niet in den haak was; waarom moest Ted eerst een apartje met haóx hebben ,voor hij zijn moeder ging begroeten? Met een hand, die een beetje trilde, opende ze de deur van de bibliotheek. Lord Edward stond bij den haard. Hij was slank en blond als zijn zuster, maar zijn ge zicht miste die aantrekkelijke mengeling van zachtheid, vroolijkheid en flinkheid, die Dr. Meillet op haar por tret zoo getroffen had. Toch maakte ook Lord Ed ward een prettigen indruk; als hij niet door zijn zorgen gekweld werd hetgeen nog al eens gebeurde! was hij een opgewekte, sportieve jongeman, 'heel anders dan zijn nogal stuursche en norsche broer. Langzaam liep Barbara op hem toe. „Wel, Ted, wat is er aan de hand?" vroeg ze. HOOFDSTUK XL „Hoe gaat het, Babs?" begroette Lord Edward haar. En toen ze hesm in antwoord op zijn begroeting, vriende lijk toeknikte, ging hij voort: „Je begrijpt zeker wel waarom ik hier kom slecht bij kas en dan blijft er niet veel anders over dan maar bij moeders pappot te gaan zitten. Je wilt zeker wel zoo goed zijn, Mama er op voor te bereiden, dat ik me een poosje in de landelijke lust terugtrek. Dat gaat jou han diger af dan mij." Barbara was gewoon dergelijke diplomatieke zendin gen te vervullen. Haar moeder was altijd vreeseiijk hef tig, als haar zoons zich weer buitensporigheden veroor loofd hadden, maar de vrees vor opspraak was ster ker dan haar verontwaardiging en ze eindigde steeds weer met ze te helpen. En als Barbara bemiddelend op trad, wat ze nooit weigerde te doen, slaagde ze er meestal ln, het heftigste van den storm te bezweren. „Ik zal mama van je komst op de hoogte stellen", zei ze, terwijl een spottend glimlaohje over haar gezicht gleed, „maar ik vrees dat je het hier wel saai zult vin den, na je Londensche amusementen." Hongaarsche laagvlakte en langs de Tisza tot den benedenloop der Donau, vanwaar het naar het Zuiden loopende dal der Morawa den koristen weg vormt naar de Egeïsche en naar de Zwarte zee. In de lente komen zij omstreeks het midden van Maart in Hongarije aan, terwijl zij eind April alle weer verder getrokken zijn naar hun broedplaatsen. In den herfst komen zij half September aan en soms vindt men er bij gunstig weer nog enkele groepen in het begin van November. In de lente en herfst bevinden zich op de Hongaarsche gras- steppen of poesta's haast geen menschen, wat de schuwe kraanvogels zeer aantrekt; zij blijven er dan ook betrekkelijk lang. Bij uitzondering komt het voor, dat groepen jonge vogels, die nog niet geheel volwassen zijn, of oudere dieren, die niet meer broeden, den zomer op de uit gestrekte Poesta's overblijven. Men heeft weieens ge dacht, dat de dieren daar ook broedden, doch na jaren lange onderzoekingen is gebleken, dat in Hongarije slechts kraanvogels overblijven, die nog niet of niet meer tot broeden in staat zijn. Deze dieren vindt men voornamelijk ln de Poesta Hortogaby, waar de Tsji- kosjen, de Hongaarsche cowboys, ze te paard ook kunnen vangen volgens een eeuwenoude methode. Dat gelukt alleen in den zomer, omdat dan de slagpennen gedeeltelijk uitvallen, terwijl eenige ruiters ervoor samen moeten werken. Een van hen drijft de kraanvogels, die slechts laag en over korte afstanden kunnen vliegen, naar de richting waar een ander met een versch paard staat te wachten, deze zet dan de vervolging voort, enz., totdat de vogels zoo afgemat zijn, dat men ze met d« lange rijzweep, de karikas, kan neerslaan en levend bemachtigen kan. Zij worden dan onbekwaam gemaakt Dirrekie, nou ferraoi je ons segaorekizzie auk nog. Maar Dirrekie zegt snibbig terug: Nou, als ze ons mee nemen naar Benghasi is het toch beter dat de auto ook meegaat? Als ze hier alleen in het zand blijft zitten weet niemand ze later meer te vinden. En hoe moeten we dan weer thuis komen? Jao, thuiskommen, mop pert Gerrit... Had je me maor... Daor zal fandaog niet fail van kommen denk ik sau... Die snabaun in Benghasi sag er niks frindelijk uit... ste misdadiger in de heele Sahara was. En dan zit er geen muziek In het „segoarekizzie". De motor werkt niet en de auto wordt voortgezeuld door de paarden, alsof het een bijwagen van lijn 12 was. Wie kan zich nu daarin op zijn gemak voelen? Maar het ergst© is het wederzien in Benghasi! Wat zal Ibrahim ben Ongemak wel zeggen? En wat nog slimmer is: Wat zal hij doen. Gerrit is er niet gerust op en Dicky en Dirrekie evenmin. „Die heb ik helaas wel moeten vaarwel zeggen," zucht te hij. ,Ik had bijna geen shilling meer over om te brid gen". „Er is hier niet veel gezelschap om te bridgen," ant woordde zijn zuster droog. „Maar ik moet nu heusch naar den salon; er is visite." En met een humoristisch knipoogje voegde zij er bij: „Je hebt zeker geen lust o<m mee te gaan." „Dank je", verklaarde hij uit den grond van zijn hart. „Maar tusschen twee haakjes: wat voeren jullie eigen lijk den heelen dag hier uit? En dan nog wel in Juni! Niets te jagen, en mijlen ver in den omtrek natuurlijk geen behoorlijk mensch." „O, ik amuseer me best", antwoordde Barbara opge wekt. „Ik heb altijd veel van het leven op Guthrie ge houden. In de eerste plaats heb ik Kiddie, dat is een schat Verder ga ik veel rijden. Ik denk overigens, dat er hier in de buurt nog wel een paar heeren zijn, waar je wat aanspraak aan hebt!" „Ik ga liever met jou, hoor! Wat hebben we nog in den stal?" „Dezelfde paarden als van den winter. Moeder heeft niet kunnen besluiten ze te verkoopen, ofschoon", ze aarzelde even en keek haar broer veelbeteekenend aan. ,/het eigenlijk wel noodig was. Maar in ieder geval kun nen we voorlooplg dus zooveel paardrijden als we wil len." „Schitterend! Ga jij nu maar gauw naar den salon naar de visite en laat mij hier theebrengen." Met een knikje verliet Barbara haar broer en ging naar den salon, waar ze, behalve den ouden dorsppre- dlkant kolonel en mevrouw Melville aantrof, die kort geleden een landhuisje in de buurt hadden betrokken en met wie ze nog geen kennis had gemaakt. Kolonel Melville was een knap en gedistingeerd man, tamelijk stil, in tegenstelling met zijn opzichtige vrouw, die een buitengewone radheid van tong aan den dag legde. „We zijn pas uit West-Indië gekomen, moet u weten" ratelde zij tegen Barbara. „Maar gelukkig is Reggie'8 diensttijd daar afgeloopen. Het laatste waren wij op St. Alousle en u kunt begrijpen hoe wij Engeland op prijs stellen na zoo lang in zoo'n afgelegen oord te hebben gezeten." (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 18