Geestes-Sport en Heisen-Gyüinasiiek
EVENTJES DENKEN
ONTERFD...!
VOOR ONZE SCHAKERS
VOOR ONZE DAMMERS
Vraagstuk No. 681.
Vraagstuk No. 682.
Vraagstuk No. 683.
Vraagstuk No. 684.
Een zachte vent.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 31 Januari 1931. No. 8808.
onder leiding van GEO VAN DAM.
OPLOSSINGEN VAN DE PUZZLES
nit ons vorig nummer.
No. 677. ..EEN SOORT GEHEIMSCHRIFT."
De beroeps- en plaatsnamen, die op vernuftige wijze
Jn de door elkander geraakte lettergrepen van de op
gave zijn verborgen, en die nog met elkander in on
derling verband, staan, zijn de volgende:
1. Timmerman te Balk.
2. Metselaar te Steenwijk.
3. Kleermaker te Naaldwijk.
4. Landbouwer te Akkerwoude (N.-Friesl.)
5. Poelier te Haastrecht.
6. Kastelein te Biervliet.
7. Visscher te Hengelo.
8. Bierbottelaar te Brouwershaven.
9. Schoenmaker te Leerdam.
10. Onderwijzer te Roodeschool.
No. 678. „EEN MOEILIJK RAADSEL?"
De meeningen van de oplossers dezer puzzle waren
svel zeer verdeeld, daar sommigen deze opgave een
voudig vonden, terwijl anderen ook met de meeste
moeite er niet in slaagden', de bedoeling le begrijpen
Het vraagteeken, dat wij achter het opschrift hadden
geplaatst, was dus wel gerechtvaardigd. De oplossing,
die vele zoekers zal verrassen is: De steensoort, welke
2 stemmen heeft, is BASALT, omdat zij een BAS
en een ALT bezit!
NIEUWE OPGAVEN.
„EEN ALGEBRAÏSCHE MOEILIJKHEID.
Met de volgende algebraïsche formule kan bewezen
■worden, dat 1 gelijk is aan 2:
x-'x3 (x-fx) (xx). Door ontbinding van het
eerste lid dezer vergelijking vindt men, dat:
x(xx) (x-fx) (xx).
Beide leden der vergelijking hebben nu den factor
xx gemeen, zoodat wij dien wegschrappen; waarna
wij overhouden:
X x-fx
of x 2x, dus 1 2.
Gevraagd, wordt, de fout aan te wijzen, waarop dit
bewijs rust, en voor hen, die niet volledig met algebra
op de hoogte zijn, kunnen wij nog verklappen, dat het
een rekenkundige, en geen algebraïsche fout be
treft!
FEUILLETON
Uit het Engelsch van
DOLF WYLLARDE
18.
HOOFDSTUK XIV.
In de verhouding tusschen- Digby Harrel en Lady Bar-
bara kwam de volgende dagen weinig verandering. Ze
zagen elkaar tamelijk vaak, maakten tochten te paard,
steeds echter in gezelschap van Lord Edward en een ge
legenheid tot rustig en ernstig praten deed zich niet voor
of werd door Barbara angstvallig vermeden, hoewel
2e altijd even vriendelijk en hartelijk tegen Digby was.
Maar Harrel's bewondering en liefde voor het meisje
namen met den dag toe... zij vulde zijn gedachten en
zijn droomen en telkens weer zag hij voor zijn geestes
oog het beeld verrijzen van zijn huis op St. Alousie, waar
zij als zijn trouwe kameraad de moeite en zorgen va.n
het eenzame plantersleven zou deelen, zag hij haar in
een wit, zomersch kleed tusschen de wilde rozen, die
rondom de waranda en de vensters van L'Opale rank
ten. Steeds meer moeite kostte het hem o<m te zwijgen;
de woorden van liefde en verlangen brandden hem op
de tong, eiken keer als hij Barbara zag
Lady Bryant had het niet meer dan behoorlijk geacht
om Mevrouw Morrence, die bij Harrel's zuster logeerde,
met haar gastvrouw en Digby te dineeren te vragen. Het
werd een intiem-gezellige maaltijd met de opgewekte,
ongedwongen conversatie van menschen die elkaar jaren
kenden en na den eten vereenigde het kleine gezelschap
zich in den salon.
barrel zat naast Lady Bryant. Ze bracht het gesprek
wp zijn leven in St. Lousie en vroeg wanneer hij dacht
zich weer voorgoed in Engeland te kunnen vestigen.
Volgens haar was het voor een echte Engelschman als
Digby absoluut onmogelijk, zijn heele leven in de tropen
en dan nog wel op zoo'n eenzaam eiland te slijten en
ze sprak de vrees uit dat het leven op 'L Opale hem
nog zwaarder zou vallen, nu hij weer een tijdlang van
den omgang met de beschaafde Engelsche kringen ge
noten had.
„Och", antwoordde Digby, „als iemand eenmaal vaat
besloten is cm te trachten in West-Indië fortuin te ma
ken, dan moet hij zich aan de omstandigheden daar we
ten aan te passen, nietwaar? En die omstandigheden
zijn in bepaalde gevallen heelemaal niet zoo onaange
naam," voegde hij er zacht aan toe.
„DATUM GEZiOCHT".
Gedurende een hevigen storm werd een in ie vorige
eeuw gebouw huis totaal vernield. Toen het gebouw
door een nieuw vervangen werd, plaatsten de aan
nemers bij vergissing den ouden gevelsteen, waarop
alleen het jaar. waarin het oude gebouw was opgericht,
voorkwam, onderste boven in de nieuwen geve!, zonder
dat iemand iets van de vergissing bemerkte. Welk was
het jaar, waarin het oorspronkelijke gebouw was gezet?
van W. G r i m s h a w.
Zw. 8 stukken.
a b c d e f g h
Wit 7 stukken.
De diagramstand behoort te luiden: Zw. 8 stukken,
Te8 en g8; Pg5 en h3, Kd5; Lg4; en pions op e4 en f3.
Wit 7 stukken: La6, Pd6, Kb4, Dc3, pions op b5, c2,
en f4. Wit speelt en geeft mat in vyf zetten!
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 679.
(van A u g u s t e d'O r v i 11 e) vóór 1842.
De diagramstand was: Zw. Kd4; Wit Pg4, Pd3, Kb2,
Lf3, plons op b3, c2, e4. Wit geeft in 5 zetten mat, n.1.
door Pgeö (Ke3); c3 (Kd2); Pc4 (Kd3); b4 (Kc4>,
Le2. De auteur was hiermede de eerste oroblemist,
die de matreinheid als thema in de schaak-problema
tiek invoerde.
„Maar om daar je heele leven te blijvenIk weet
zeker, Digby. dat je. zelfs als je daar trouwde, nog niet
heelemaal tevreden zoudt zijn, ofschoon je natuurlijk
gelijk hebt als je zegt dat je, zoolang je er bént, je moet
weten aan te passen. Maar vergelijk nu eens zoo'n meis
je, dat in West-Indië geboren en getogen is met een
Engelsche uit je eigen kirng; met iemand als als Bar
bara bijvoorbeeld!"
Lady Bryant besefte niet hoe tactloos haar vergelij
king was...
Digby keek onwillekeurig naar Barbara, die bij den
vleugel wat muziek stond uit te zoeken. Den heelen
avond had hij nog geen oogenblik alleen met haar kun
nen praten, maar nu nam hij zijn kans waar en ging op
haar toe.
„Toe, Babs, zing eens: „Het was in den Rozentijd",
vroeg hij, „dat is altijd een lievelingslied van mij ge
weest".
„Zooals je wilt", stemde Barbara toe. Maar het is al
zoo oud."
„Dat hindert niet. Ik hoor het zoo graag en het is
lang geleden dat ik het je voor het laatst heb hooren
zingen. Zal ik de muziek voor je uitzoeken?"
„Ik heb er geen muziek bij noodig," zei Barbara. ter
wijl zij voor den vleugej ging zitten," ik ken het uit
mijn hoofd."
Ze liet de vingers over de toetsen glijden. Met haar
klankvolle, warme stem zong ze het oude, weemoedige
volksliedje, maar de ontroering die het in haar zelf op
wekte, v/ist ze met al haar geestkracht te beheersohen,
zoodat haar stem geen oogenblik trilde.
Maar toen het lied uit was en ze opstond, moest ze
zich aan de vleugel vastklemmen. Het was alsof alles
om haar heen draaide.
Vaag hoorde ze Harrels stem:
„Zullen we wat in den tuin gaan wandelen?"
In haar halve verdooving gaf ze toe ze had behoefte
aan frissche lucht; alles was beter dan hier in die be
nauwde kamer, te blijven ze had een gevoel alsof ze
stikken zou, of ze zou flauwvallen.
„Goed," zei ze zwakjes, „het is hier vreeselljk warm.
En haar hand op zijn arm leggend, wandelde ze met Dig
by door de openslaande deuren den tuin in.
Een heele poos liepen zij zwijgend naast elkaar voort
in den zwoelen, van-bloemen-geur-vervulden vroegzo-
meravond en de stilte werd langzamerhand drukkend,
maar opeens bleef Digby staan. !egde zijn handen op
Barbara's schouders en zei met een stem, die schor
klonk van aandoening:
„Babs, ik moet je iets zeggen. Je weet natuurlijk wat
ik bedoel. Ik houd van je, Babs!"
Ze gaf geen antwoord.
„Ik had het je al een paar jaar geleden willen ver
tellen, Babsging hij voort. „Je hebt er geen idee van
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 880,
van I. Weiss, Parijs.
De diagramstand in cijfers was: Zw. 7 sch. op 12, 13,
15 ,21. 23. 28. 32. Wit 8 sch. op 20. 35. 36, 39. 40, 44,
46, 49. Wit wint hier door 36—31, 35—30, 39—33, 31—26»,
26:37!!! en zwart heeft slechts één speelbaren zet, n.1.
5045, waarop wit wint door 49:40 en 46:37. Een zeer
fraai probleem met origineel slot van den auteur zelf.
van H. Bakker, A'dam.
Zw. 8 sch. en 1 dam.
Wit 7 sch. en 1 dam.
De dia gramstand in cijfers is: Zw. 8 sch. op 9, 10, 14,
17, 19, 22, 23, 29 en 1 dam op 50. Wit 7 sch. op 25, 30,
31, 32, 41, 42, 44 en 1 dam op 48.
Een merkwaardige Siagzet.
De onderstaande partijstand kwam voor in een party
tusschen de heeren F. Roodenburg (zwart) cn I. Bui
tenkant (wit) van de damclub D.OS te Amsterdam
(1918).
Zw. 16 sch.
Wit 16 sch.
hoe mijn gedachten altijd bij jou zijn. dat jij alles voor
mij beteekent, ook daar. Ik vraag niets van je. Babs,
maar ik moest je zeggen, dat ik van je houd. Ik kón
niet anders."
Zij had haar oogen neergeslagen en haar gezicht was
vuurrood, Digby's handen lagen nog steeds op haar
schouders.
„Babs, wil je mij niet aankijken?" fluisterde hü
heesoh, terwijl hij haar even losliet en poogde haar in
zijn armen te nemen. Maar op het moment, dat hij zijn
handen van haar schouders afnam, deed zij snel een pas
achteruit
„Het spijt mij voor jou, Digby," zei zij koel bijna,
„maar ik kan je alleen antwoorden, dat je zekere feiten
over het hoofd schijnt te zien. Anders zou je dit nooit
tegen mij gezegd hebben. Ik weet zeker dat je er spijt
van zult hebben, als je morgen rustig over alles nadenkt
Je kunt overigens gerust zijn: ik zal je woorden trach
ten te vergeten. Ik zal mijn best doen om er nooit meer
aan te denken en je vriendin blijven, Digby, zooals al
tijd alsof er niets gebeurd was."
En daarop keerde zij zich om en liep terug. Een droge
snik kwam over Digby's lippen. Hij was niet in staat
op dit moment de warreling van gevoelens, die hem ge-
stormden, te ontleden. maar wat hij meende héél goed
te begrijpen, was het motief van haar weigering.
„Je schijnt zekere feiten over het hoofd te zien..."
had ze gezegd. Wat kon dat anders beteekenen, dan een
toespeling op zijn maatschappelijke positie? Maar ezel,
die 'hij was, dat had hij immers kunnen verwachten; hü
had zich zelf toch ook vaak genoeg voorgehouden dat
hij het recht niet had haar te vragen de deelgenoote van
zijn onzeker bestaan op een afgelegen West-Indisch
eiland te worden. Het leek wel of de zoete zomeravond
hem naar het hoofd gestegen was. dat hij opeens niet
meer had kunnen zwijgen, verweet hij zich nu.
Maar dat de „zekere feiten" waarop Barbara had ge
doeld, samenhingen met een donkeroogig, coquet meisje
op St. Alousie, dat in Harrel's hart en geest zelfs niet het
kleinste plaatsje innam, daarvan had hy geen flauw
vermoeden
HOOFDSTUK XV.
„Moeder," zei Barbara tot Lady Bryant, die in haar
boudoir zat te schrijven, .hebt u het erg druk? Ik zou
u graag even willen spreken."
Barbara ging op den divan zitten, haar handen over
haar knieën gevouwen.
„Het Is hier zoo vreeselyk saai voor Ted", ging zij
voort, toen haar moeder van haar correspondentie op
keek. „Hij heeft ons wel. en Digby. maar hij moet zich
toch eenzaam voelen zonder zyn Londensche vrienden.
Daarom heb ik gedacht dat we er maar eens een van
Wit kon hier de partij op 2 verschillende manleren
in zijn voordeel beslissen door 2722, 29:18, 32:1, 34:23,
23—18, 1:47. of wel 27—22, 29:18, 34:1, 18:9, 32;23, 23—
18 en wint
Hij is een zoete, zachte vent.
Aan onderdanigheid gewend,
En vreest de vrouwen,
Al ging hij ook op zeek'ren dag,
Met een benepen liefdelach,
Omstandig trouwen!
Hij klopt de matjes achter 't huis,
En hakt de blokjes voor 't fornuis,
Stil en nauwkeurig.
Soms klimt hij op een hooge trap,
En zeemt de ruiten, stap voor stap,
Gedwee en zeurig!
Hij beurt de deksels van de pan,
Wanneer hy durft zoo nu en dan,
Om meer te weten.
Want z'n beginsel houdt hem sterk,
Z'n kracht by het huishoud'lijk werk
Dat is het eten!
Hij waakt geregeld in den nacht,
Als d'oolevaar iets aardigs bracht,
Een huilend vrindje,
Dan danst ie langs de harde grond,
Of wandelt met de luiers rond,
Van 't eerste kindje!
Hy keurt de hoedjes van z'n vrouw,
En is geregeld aan den sjouw
Bij uitverkoopen.
Dan wacht ie zwijgend in een hoek,
Tot het gepraat en het gezoek
Is afgeloopen!
O. in gezelschap is ie zacht.
Terwijl hij op commando lacht,
Na 't eerste kopje.
Hij houdt van suiker in z'n thee,
En knabbelt op een koekje mee,
Of op een hopje.
Bedeesde, zoete, zachte vent.
Met je verbogen element,
Ver van te voren.
Er sloop een fout In je bestaan.
Omdat je niet, dan zou 't nog gaan,
Onmiddellijk met rokken aan
Eens bent geboren!!
Januari 1931. KROES.
(Nadruk verboden).
hen hier moesten vragen."
„Maar wie? Niemand wil natuurlijk komen vóór het
einde van den „Season!"
„We kunnen het in elk geval probeeren. Wat dacol
u bijvoorbeeld van Lester Kenycm?"
Lady Bryant was eenvoudig verbluft. Was het mogelijk
dat Barbara uit zichzelf opeens deze bevredigende op
lossing voor alle moeilijkheden voorstelde en bereid was
de toenaderingspogingen van den Londenschen raillio-
nair aan te moedigen? Onmiddellijk zag Lady Bryant in
dat ze het ijzer moest smeden terwijl het heet was
snel schoof ze den brief, waaraan ze bezig was, terzijde
en nam een schoon vel papier uit haar schrijfmap.
„Dat is een uitstekend idee", verklaarde ze opgewekt.
„Ik zal hem dadelijk schrijven of hij een paar weken
komt logeeren. Zal ik vragen of hij Vrijdag komt?"
„Dat lijkt me heel geschikt."
„En dan kunnen we de Harrel's Zaterdagavond te
eten vragen om kennis met hem te maken."
„Dat had ik ook al gedacht." zei Barbara gretig en
stond op. Terwijl zy het boudoir verliet, vroeg zij zieU
af, of haar moeder vermoeden zou met hoeveel over
leg, maar ook na hoeveel martelenden zelfstrijd, ze
deze ontmoeting tusschen Digby Harrel en Lester Ke-
nyon ontworpen had.
Een paar dagen later kwam er een brief van Kenyon,
waarin hij meedeelde, dat hij de uitnoodiging gaarne
aannam en Vrijdagmiddag op Guthrie hoopte aan te
komen. Barbara besloot hem zelf met het rijtuig af te
halen. Het verwonderde haar niet dat Digby na hun
pijnlijk onderhoud zich nog steeds niet weer >p Guthrie
had laten zien en het gaf haar een soort smartelijke
voldoening dat dien zelfden avond Ted naar Thurlands
ging om Digby en zijn zuster en Mevrouw Morrence
uit te noodigen om den volgenden Zaterdagmiddag op
Guthrie te komen dineeren.
Dien Vrijdag kleedde ze zich met in 't hart een dof
gevoel van wanhoop om wat ze ging ondernemen. Toen
ze op het bordes versoheen, stond de phaeton voor.
„Zijn de paarden erg onrustig, Jones?" vroeg ze den
stalknecht, terwijl ze met een critischen blik naar ae
ongeduldig-trappelende dieren keek.
„Nogal, mylady," antwoordde de man. Niet dan met
de grootste moeite slaagde hij er in om de beide vuri
ge, schuimbekkende paarden in bedwang te houden.
„Maar ik zal ze bij het station wel vasthouden."
Barbara kon uistekend met paarden overweg en wist
de dieren al spoedig aan haar wil te doen gehoorzamen.
Halfweg het station gekomen, hoorde zij opeens haar
naam roepen en toen zij het tweespan met een krach-
tigen ruk tot staan bracht, ontdekte *y mevrouw
Morrence aan den kant van den weg. Zij bukte zich om
haax een hand te geven.