In Babel's iversiteiten. Opgravingen i Palestina. Iets over de opleiding der Egyptenaren en Babyloniërs. Graven uit den tijd van Jezus Christus blootgelegd. Vechtlustige honden. door Prof. Dr. H. DEMEL (Directeur der Egyptiscn-Ürientalische afdeeling van het kunsthistorisch museum te Weenen.) De oude Oostersche volkeren, die zoo ver gevor derd waren in natuurwetenschap en wijsbegeerte, hadden natuurlijk ook een onderwijssysteem, om hun kennis van het eene geslacht op het andere over te leveren en de jongere generaties aan te sporen tot verder onderzoek. In Egypte en Mesopotamië hebben dan ook inderdaad scholen bestaan, waarin do we tenschappen onderwezen werden. Vooral in Egypte was de wetenschap in hoog aanzien en stonden de ontwikkelden verre boven de onontwikkelden. Een algemeene leerplicht, zooals wij die kennen, bestond natuurlijk niet; slechts wanneer men het zelf wilde, zond men zijn kinderen naar het „leer huis". Het onderwijs begon echter reeds op jeugdigen leeftijd, vermoedelijk op het vijfde jaar, omdat de kinderen dan als jongelingen werden beschouwd en zonen van aanzienlijke families reeds hun eerste of- ficieele titels, kregen. Wij hooren ook uitsluitend van jjongensscholen en nooit over meisjesscholen, hoewel het vrijwel vaststaat, dat ook de meisjes behoorlijk onderwijs ontvingen; dit werd vermoedelijk aan huis gegeven. Pharao's zoon op een volksschool. De scholen waren zeer democratisch ingericht; de kinderen uit de heffe des volks ontvingen hun on derwijs tezamen met de kinderen der aanzienlijken en vorsten, zelfs met prinsen van koninklijken bloe de. In de oudste tijden werd de school aan het hof gehouden, en menig eenvoudig man uit het volk kon er zich op beroemen, een medescholier van den Pha- rao te zijn geweest en samen met hem te hebben lee- ren lezen en schrijven. Later veranderde dit, want onder de nieuwe regeering (vanaf 1600 voor Chris tus) nam het aantal leerlingen sterk toe, eenerzijds door de grooter geworden behoefte aan ontwikkeling en anderzijds door de uitbreiding van grondgebied en macht van het Egyptische rijk. Thans vindt men op alle belangrijke plaatsten scholen, terwijl er ook scholen waren verbonden aan de groote tempels. Deze scholen waren te onderscheiden in twee groe pen. Eerst gingen de kinderen naar een lagere school waar voornamelijk lezen en schrijven werd geleerd en daarnaast misschien wat aardrijkskunde en natuur kennis. Er is uit den lateren tijd, nl. een school schrift bewaard gebleven, waarin o.a. een opsomming der dieren en der toen bekende landen stond. Verder kan men er oefeningen in vinden, waarbij stukken in de oud-Egyptische taal werden overgezet in de toen gebruikte spreektaal en grammaticale oefeningen. Het onderwijs werd voornamelijk gegeven door de jongens schrijfvoorbeelden te laten overschrijven, waaruit zij tevens iets konden leeren. Dikwijls handel, den de schrijfvoorbeelden niet over schoolsche ken nis. doch gaven zij raad, hoe men zich onder ver schillende levensomstandigheden moest gedragen. Ongetwijfeld moesten de leerlingen deze schrijfvoor beelden ook van buiten leeren. Zij schreven in kleine schriftjes, van vrij lange, maar smalle papyrusblaadjes, waarvan slechts de gladde zijde beschreven werd. In enkele gevallen wer den ook „leien" gebruikt, die van aardewerk of hout gemaakt waren. Het onderwijs werd alleen 's mor gens gegeven; men begon echter vroeg. De school werd 's middags op ien bepaalden tijd gesloten. Er schijnen ook internaten te hebben bestaan. Deze scholen waren zeer streng; de kinderen werden reeds vroeg gewekt en door scheldwoorden aangezet tot meerdere spoed. Het voornaamste opvoedingsmiddel was echter de stok, „want de jongeling heeft een rug en luistert, als men hem slaat", zooals een Egyptisch spreekwoord zegt. En .evenals met zweep en stok alle dieren getemd kunnen worden, kan men zoo luie en weerspannige n.enschen in toom houden.' Ondanks deze strengheid en de dikwijls wreede li chamelijke tuchtiging roerken wij een zekere aan hankelijkheid van de leer'ingen jegens hun onderwij zers op; zij schijnen deze opvoedingsmethode te heb ben aanvaard als vanzeif sprekend. Na het doorloopen van de lagere school kan de leerling de school verlaten en een beroep kiezen. Hij kon zich echter ook verder bekwamen in de hoogc- scholen, waar het ondeiwijs gespecialiseerd werd. Het onderwijssysteem bestond nog steeds uit het af schrijven van voorbeelden; inplaats van kleine stuk jes met korte zinnetjes vinden wij nu echter lange verhandelingen, waarvan dagelijks drie bladzijden berden doorgewerkt. Ook hier werden bijna uitslui tend schriften van papyrus gebruikt; voor de kant lijn vindt men ook de verbeteringen van den onder wijzer, die vooral op net schrift en daarnaast ook op een zuivere spelling let. Weer zijn de voorbeelden leerzaam van inhoud; zij behandelen o.a. het gedrag van den ambtenaar in het openbare leven en tegen over chefs en ondergeschikten. Een oud schoolboek. Zoo is er ook een heei oud schoolboek bewaard ge bleven met den weidscheti titel: ,De leer, die verstan dig maakt en den onwetenden onderwijst om alles te kennen, 'wat er bestaat". Dit boek is een kleine encyclopedie voor de toekomstige geleerden; er staan o.a. vermeld de namen der sterrebeelden, de verschillende soorten akkers en de wijzen van be vloeiing, \vëersverschijns«;len en wetenswaardighe den voor ambtenaren. Er staan ook de namen in van alle dingen, die men kan eten en drinken, de namen van de verschillende dieren en 96 Egyptische plaats namen. Verder stonden er vele uithecmsche namen en woorden in, die zich in de Egyptische taal hadden ingedrongen en die eveneens van buiten geleerd moesten worden. Het voornaamste, wat geleerd diende te worden, was echter een goede briefstijl. Er zijn vele verzame lingen bewaard gebleven, waarin voorbeelden van verschillende soorten brieven stonden. Deze voorbeel den werden telkens opnieuw afgeschreven om de stijl vormen. Tevens stonden in deze verzamelingen stukken over de meest uiteenloopende aangelegenhe den van het werk der ambtenaren, zoodat de leerlin gen tegelijkertijd de verschillende bestuursorganen leerden kennen en onder hot afschrijven in zich op namen, hoe bepaalde gevallen behandeld moesten worden. Deze universiteiten leidden dan ook voorna melijk op tot ambtenaar en de onderwijzers waren gewezen ambtenaren van alle takken van dienst. Na het doorloopen der universiteit kon de jonge man in dienst treden als klerk en wanneer hij rede lijk, ijverig en bekwaam was, kan hij rekenen op een snelle promotie en een goed inkomen. Men zei o.a.; „Wie zich de wetenschap in het hart gegrift heeft, staat boven alle werk en wordt een wijze vorst", of „Maak u op en wordt schrijver, opdat gij alle men- schen leidt!" of „Het schrijversambt is een hoog ambt, schrijfgereedschap en papyrusrol brengen aanzien en rijkdom." och werd ook de lichamelijke opvoeding niet ver waarloosd. Zoo was het worstelen een geliefkoosde sport; er waren ook bertepsworstelaars en meerma len vond een wedstrijd plaats. Verder deed men aan vrije- en orde-oefenmgen, loopen en springen, ter- wijl ook geëxerceerd werd. Een veel voorkomende sport, die door de natuur van het land in de hand werd gewerkt, was het zwemmen, dat in alle lagen der bevolking werd beoefend. Zoo beroemt een oude vorst zich ergens op het feit, dat hij in zijn jeugd te zamen met de kinderen van den Pharao had leeren zwemmen. Uit de geschiedenis van Mozes blijkt, dat ook de dochters van den Pharao in den Nijl baad den. Het zwemmen was :n elk geval zeer algemeen; er waren speciale zwemonderwijzers, doch op de af beeldingen afgaande zou men toch geneigd zij.n het meer ploeteren en spartelen dan zwemmen te noe men, Hierbij mogen wij echter niet vergeten, dat de eigenaardige regels, waaraan de Egyptenaren bij het maken hunner afbeeldingen gebonden waren, het uit leggen van vele teekenineen zeer moeilijk maakt. Wij hebben nog wat meer te weten kunnen komen over do scholen, leerwijzen en wetenschappelijke ken nis der oudheid uit de oorkonden in Spijkerschrift van Babyloniö en Assyrië. Daar waren de scholen bijna uitsluitend verbonden aan de tempels; het op merkelijkste was, dat er zoowel jongens als meisjes onderwezen werden. De klasselokalen waren niet bij zonder groot, waaruit blijkt, dat de onderwijzer slechts aan een beperkt aantal leerlingen les gaf. Bo vendien werd bij goed weer les gegeven in den tuin. Ook in Eabylonië begon het schoolonderricht op zeer jeugdigen leeftijd, vermoedelijk eveneens op het vijf de jaar. Het eindigde omstreeks het veertiende jaar, tenzij de jongeling hoogere aspiraties had. Officieel kon men dc taal en het letterschrift der Chaldieën reeds in drie jaar leeren. In werkelijkheid duurder het onderwijs echter veel langer; men meent uit opschriften op aardewerk te kunnen opmaken, dat de schooltijd door een examen werd afgesloten. Het onderwijs begon ook hier met schrijven, doch het spijkerschrift is veel moeilijker dan de hieroglyphen; in Babylonië moest men bijna 12000 schriftteekens leeren. Er bestonden dan ook speciale letterlijsten met de noodige verklarende aanteekeningen; zij waren volgens een vast systeem ingedeeld, waardoor men het gewenschte teelten gemakkelijk kon vinden. Ook hier was het dikwijls overschrijven don grondslag van het onderwijs, daardoor moest het teelten goed in het geheugen geprent worden. Dit overschrijven ge schiedde zoodanig, dat de onderwijzer een zin of be- door Dr. E. WESTERMAN. TOT dusverre waren de kostbaarheden van de grootsche gedenkteekenen der cultuur, gesticht door de oude Egyptenaren, Assyriërs, Grieken en Romeinen voor de moderne wereld de merk- teekenen van lang verdwenen culturen en architectuur. Bijna al onze kennis op dit gebied hébben wij te dan ken aan de uitgravingen van de pyramiden in Athene, Sparta, de puinhoopen van den toren van Babyion en de in Perzië en Noord-Afrika opgegraven steden der oudheid. Onze voorstellingen van het leven dier tijden gronden zich bijna uitsluitend daarop en op de, daar gevonden documenten als teekeningen, spijkerschrift, enz. Doordat men bij de onderzoekingen slechts aan bo vengenoemde plaatsen der oudheid de voorkeur heeft gegeven is er in onze kennis over het leven en de cultuur van oude volkeren een gaping ontstaan. Men heeft niet stelselmatig alle daarvoor in aanmerking komende plaatsen van het Oosten onderzocht. Ofschoon de geschiedkundigen wisten, dat ook Jeruzalem en Palestina waardevolle, praehistorische schatten her bergden heeft men zich echter niet de moeite getroost ze op te graven. Daardoor zou de kennis uit den tijd van omstreeks 200 tot 250 jdar na de geboorte van Christus een wezenlijke vermeerdering hebben kunnen ondergaan OPGRAVINGEN IN HET HEILIGE LAND. Honderdduizenden gingen ter bedevaart naar het graf van den Gekruisigde en naar de plaatsen van Zijn aardsche leven. Aleen de geleerde heeft zich tot voor kort zoo goed als niet daarom bekommerd. Eerst se dert twintig jaar is op dit zoo heteekenisvolle plaatsje van onze aarde systematisch naar waardevolle getuige nissen van den ouden tijd gezocht en toen men einde lijk een aanvang nam met de uitgravingen in de voor malige residentie van de Romeinsche stadhouders, wier namen, op dien van Pontius Pilatus na, reeds lang zijn vergeten, stelde men zeer spoedig vast dat Jeruzalem en het land van Palestina geweldige schatten aan waardevolle overblijfselen van de toenmalige cultuur herbergt. Een ware wedloop der archeologen en ge schiedkundigen naar Palestina begon. De geheele we tenschappelijke wereld wierp zich met ijver op dit eeuwenlang niet doorvorschte gebied. Onder de geleerden en wetenschappelijke onderzoe kers, die in de laatste jaren aan deze gewijde oorden hebben gewerkt en onderzoekingen gedaan hebben, schijnt de Jeruzalemsche Universiteitsprofessor Dr. E. L. Sukenik het gelukkigste gesternte te bezitten. Want juist zijn opgravingen zijn het, die buitengewoon goed geconserveerde stukken antieke kunst en architectuur aan de oppervlakte hebben gebracht, die een blik wer pen op het openbare, privé en cultuur-leven van het oude Palestina. Een door Professor Sukeuik opgegraven gebeentekist. Bijzonder ophelderend zijn in dit opzicht de door Sukenik en andere onderzoekers vrijgelegde kerkhoven In de nabijheid van Jeruzalem, die uit reusachtige, uit rotssteen gehouwen familiegraven bestaan. Deze graven zijn weliswaar met reusachtige granietblokkcn afge sloten, maar typisch genoeg op zoodanige wijze, dat de lucht ongehinderd bij de lijken kan toetreden en dat men ze zonder moeite weer kan openen. (Gedeeltelijk liggen de sluitblokken zoodanig, dat zij door één per soon gemakkelijk ter zijde kunnen worden geschoven). De oplossing ven dit raadsel, dst den onderzoekers in den aanvang veel hoofdbrekens kostte, heeft pro- paalde proepen van teekens op de eene zijde van een plaat van aardewerk schreef; dc leerling moest clan de teekens goed bekijken en in zich opnemen, waarna hij ze aan dc andere zijde uit het hoofcl op schreef. Wanneer de leerlingen zich eenigc jaren in het schrijven geoefend hebben, volgen grammaticale oefe ningen. Er zijn aardewerk-platen met voorbeelden be waard gebleven; de voornaamste oefeningen waren verbuigingen, vervoegingen en het zoeken naar afge leide vormen van verschillende woorden. Doch dit was nog niet genoeg; de leerlingen moesten ook een doode, uitheemsche taal leeren. Voor dc Babyloniërs was dit dc taal der Sumcriërs, waarvan zij het spij kerschrift hadden overgenomen. Waar dit schrift voor de weergave van een Semiotische taal geheel ongeschikt was, had men de kennis der Sumorische taal noodig om het spijkerschrift goed te kunnen be grijpen. Ook voor deze moeilijke taal bestaat er een groot aantal handleidingen en leerboeken, waardoor de leerlingen bij hun studie gesteund werden. Voor al de grammatica wordt in een groot aantal werken behandeld; een ervan bevat een lijst van 480 werk woordvormen, die alle de tweede persoon enkelvoud van den tegenwoordigen tijd aangeyen. Daarnaast werd onderwijs gegeven in reken- en meetkunde; er zijn ook vele bundels opgaven, vooral voor meetkunde, bewaard gebleven, die door den on derwijzer successievelijk aan de leerlingon opgegeven werden. De toekomstige priesters ontvingen nog in het bijzonder onderricht in sterrekunde en het doen van voorspellingen en vermoeedelijk ook in cle plant en dierkunde. Uit de bewaard gebleven boeken kan men opmaken, dat alle toen bekende wetenschappen op de hoogescholen onderwezen werden. Op dezen trap bestond het onderwijs uit vragen en antwoor den, er werd evenals in onze scholen proefwerk ge geven en het schijnt, dat de leerlingen ernstig berispt werden, wanneer zij bij zoo'n gelegenheid het ant woord schuldig moesten blijven. Vrouwelijke studenten. Na het lager onderwijs, dat allen genoten, werd het onderricht voortgezet in hoogescholen, waar men zich kon specialiseeren in theologie, rechten en medicij nen. Doch ook de toekomstige koningen ontvingen grondig onderricht. Assurbanipal (626608 voor Christus) deelt b.v. mede, dat hij Sumerisch wiskunde, sterrekunde en waarzegkunst geleerd heeft, m.a.w. dat hij geheel op de hoogte was van de toenmalige wetenschap. Ook Opschrift op een ossuar (geb.-kist): Judas, de zoon van Laganjoiv de proseliet. fessor Sukenik nu eveneens kortelings ontdekt en waar bij hij het volgende vaststelde. De dooden der oude Joden werden in de vermelde rotsgraven niet voor goed, maar in zekeren zin slechts voorloopig begraven. Hun lijken werden niet zooals in andere cultuur-perioden verbrand (hetgeen grootendeels op hygiënische gronden geschiedde) maar zoolang in het graf gelaten tot zij vergaan waren. Dit vergaan ging hij de ongehinderde toetreding van frissche lucht en de warme droogte in het binnenste van het rotsachtige graf zeer spoedig en eerst dan geschied de de eigenlijke begrafenis. De achtergeblevenen van den gestorvene verzamelden het gebeente van den doo de en legden in groote gebeente-kisten, zoogenaamde Ossuariën, waarin zij nu voor goed ter aarde werden besteld. KALKSTEEN EN GEBEENTEKISTEN. Deze kisten, welke uit weeke kalksteen waren ge maakt dragen naast talrijke en buitengewoon kunstig uitgevoerde versleringen bijna steeds ne namen der doo den, wier aardsche overblijfselen ze herbergen, verder zijn daarop zijn familieverhoudingen vermeld en zeer dikwijls ook zijn beroep. Zoo nu en dan zijn de Ossuariën voorzien van den naam van den man, die ze maakte, alsook mededeelingen voor zijn medearbeiders en het loon, wat zij daarbij verdienden. Naamvermelding op een gebeentekist. De gebeentekisten bieden den onderzoekers dus uitge breid materiaal voor de scoiale en cultureede structuur van het oude Palestina. Zij geven echter ook de medi sche wetenschap inzicht in de gezondheidsverhoudingen dier dagen, daar het daarin verzamelde gebeente tot op den huldigen dag uitstekend bewaard is gebleven. Professor Sukenik heeft het einde van het vorige jaar een groot aantal van zulke ossnariën blootgelegd, die naast versieringen ook namen dragen, die uit de Bij- belsche gescheidenis bekend zijn, zooals Maria, Johanna, Levi, Simon en andere. En tenslotte heeft hij ook een gebeente-kist ontdekt, waarvan het opschrift luidt: Je- zuar Ben Joseph, hetgeen beteekent Jezus, de zoon van Joseph. DE GEBEENTEKIST VAN CHRISTUS? Van verschillende zijden is na het bekendworden van dezen zeldzamen vondst het vermoeden geopperd, dat deze Ossuarie de gebeentekist zou kunnen zijn, waarin Jezus Christus begraven werd. Het is echter op zijn minst genomen voorbarig zulke conclusies te trekken, daar de naam Jezus en Joseph in het oude Palestina vaker voorkwamen. De waarde der ontdekking van deze Ossuar is daarom bij de waardeering van den door Sukenik en andere on derzoekers verrichte arbeid zeer twijfelachtig. Veel be langrijker voor de wetenschap en ook voor leeken is het feit, dat de door Sukenik geleide opgravingen een die pen blik doen werpen in het doen en laten van de tijd- genooten van Christus en de leemte, die zich tot nu toe bevond in onze kennis van den tijd, dat Christus op aarde leefde, aanvult De verwachting van Sukenik. dat zün verdere arbeid in Palestina gelijkwaardige resultaten zal opleveren als die van de onderzoekingen in Egypte en Assyrië, is, in aan merking genomen het thans reeds opgegraven materi aal. zeker niet te hoog gespannen. (Nadruk verboden). vrouwen konden de hoogeschool bezoeken; zij werden voornamelijk schrijfsters van gerechtelijke stukken en particuliere brieven en hadden een werkkring, die overeenkomt met een notariaat in den tegenwoordi gen tijd. Een „Académie des scicnces". De beroemdste geleerden en kunstenaars waren vcreenigd tot een bijzondere academie en woonden ook in een gebouw daarvan. Zoo wordt er ergens ge sproken over de geleerde wiskundigen, die in het Academiegehouw wonen. Deze leden der Academie werden door den koning geraadpleegd bij allo be langrijke beslissingen, die de wetenschap of dc kunst raakten. Ook hier werd de lichamelijke opvoeding niet ver waarloosd. De aanzienlijken oefenden zich in paard rijden, wagenrennen en schermen, terwijl worstelen en zwemmen meer algemeen beoefend werden. Ook de «zonen des konings moesten niet alleen bun geest, doch ook hun lichaam ontwikkelen en kregen ecu veelzijdige opvoeding. Wij zien uit alles, dat cr in Babyloniö een goed ontwikkeld onderwijs bestond, dat van dc eerste beginselen opleidde tot de hoogste trap der toenmalige wetenschap. Hoe scheidt men de strijders? Een gevaarlük baantje, dat handigheid en koelbloedig heid vereischt. Slaan, schreeuwen, schoppen enz. Is uit den booze. Wat nog veel onverstandige eigenaars na het gevecht doen. Iedere hondenbezitter weet, hoe onplezierig het is een hond te hi(>ben met een vecktlustigen aard. Do vecht partij is aan den gang en 't' is een heele toer om er 'n eind aan te maken. En dat niet alleen voor den leelc maar ook voor den terzake kundige op hondengebied. Op zichzelf beschouwd, is het vechten voor onze hon den niets tegennatuurlijks. Maar evengoed ais wij, leven onze viervoetige vrienden nu eenmaal in een maatschap pij, waarin zooiets niet dan bij hooge uitzondering mag voorkomen. Toch maken de honden er een vrij ruim gebruik van en uit den aard der zaak kan dat niet ge tolereerd worden, aldus lezen we in het „Vad." Vaak is een vechtpartij van onschuldigen aard. in dat geval is het misschien niet kwaad beide partijen even hun gang te laten gaan. Anders is het, wanneer v,re met twee woedend geworden honden, of met twee inder daad felle individuen te doen hebben. Dan zal er bloed vloeien. Nu is niemand er op gesteld zijn eigendom be schadigd terug te krijgen. Hoe licht bijv. wordt een herdershond niet in een oorgebeten, waardoor dit voor altijd blijft hangen, zoodat de hond voortaan met een staand en een hangend oor de wereld door moet. Geen baas zal daarmee in z'n schik zijn; zelfs de meest on appetijtelijk uitziende hond zal er qua exterieur niet op vooruit gaan! Treft het ongeluk een rashond, dan wordt die voor tentoonstellingen geheel waardeloos. Reeds om deze redenen moet dus getracht worden ook een vrij onschuldige vechtpartij te verijdelen. Laat zich aanzien, dat een der partijen dank zij een uitgesproken overwicht of een gelukkige greep van den ander, zeer ernstig letsel zal bekomen, dan is ingrijpen absoluut noodzakelijk, doch steeds makkelijker gezegd dan gedaan! Vandaar dat we voorkomen prefereeren boven genezen Een kenner zal bijna steeds vaak aan voor 'n leek on zichtbare teekenen bemerken, dat oppassen de boodschap is. In negen van de tien gevallen is dan een gevecht te vermijden door een cmweg te maken of den hond aan de lijn te nemen. Appèl is hier natuurlijk een eerste ve^- elschte. Toch zij hier opgemerkt, dat het terugroepen van een hond, ook een gehoorzamen die in de nabijheid van een vechtlustigen collega is gekomen, meestal ver geefs is. Hij zal toch niet of zeer weifelend zijn tegen partij den rug toekeeren en zich daardoor bloot geven, omdat hij, indien hij het wel vlug doet, allicht van laf heid beschuldigd en onmiddellijk geattaqueerd wordt. In zoo'n geval zou ik waarschijnlijk alles maar even op z'n beloop laten. Vaak loopt het met een sisser af. Ook bij honden die gewend zijn met elkaar om te gaan kunnen vechtpartijen voorkomen en begint er eenmaal één hond te vechten, dan steekt hij dikwijls alle andere aan. Nummer drie helpt den sterksten van de twee vechtende; nummer vier helpt z'n vriend nummer twee. Ik heb wel gezien, dat er dan nog een vijfde bij kwam, die zich midden in 't kluwen wierp en links en rechts beet in wat hij te pakken kon krijgen! Dat allemaal en familie, maar het gaat er daarom niet minder ernstig naar toe! Een pretje voor de eigenaars om zoo'n kluwe honden te ontwarren! De aanleiding kan miniem geweest zijn: een lekker nijtje aan één van de honden verstrekt in tegenwoor digheid van een ander, het wat te lang aanhalen van een exemplaar, dat alles kan de jaloerschheid opwek ken van de kameraden en dan is Leiden in last! Voor een overeenkomstige moeilijkheid komt de hon deneigenaar te staan die een nieuw exemplaar aan zijn kennel wil toevoegen. Ook dan is oppassen de bood schap. Men kan den nieuweling eerst met zijn baas ver trouwd maken en hem daarna bij de kennel brengen en kennis laten maken met de andere onder voortdu rend kalmeerend en vriendelijk toespreken van de laatste. De beste manier is nog wel zich den nieuwen hond te laten brengen wanneer men met de andere (die dan natuurlijk vrij mogen rondloopen) aan den wandel is. Is er eenmaal een vechtpartij gaande en moeten de partijen gescheiden worden, dan... kan men niet uit de boeken leeren hoe dat moet gebeuren. Er zijn wel van die geleerden die over een probaat middel beschikken, maar ik heb nog nooit van zoo iemand gehoord, dat hij het zelf had toegepast. Ik bedoel: een brandende sigaar tegen den neus van den winnenden hond houden! Ik geef 't den heeren te deen! Over het algemeen staan vechtende honden niet stil in afwachting van een beetje vuur. En mocht het eens gelukken, dan zal het lijdend voorwerp hoogst waarschijnlijk wel eens los laten, maar de pijn. die hij voelt, aan z'n tegenstander toeschrijven en dien met verdubbelde woede aanvallen. Ook „een stok tusschen de kiezen wringen", heb ik nog nooit zien uitvoeren! Al is er dan geen algemeene handleiding te verstrek ken, één ding is zeker: slaan, schreeuwen, schoppen* is uit den booze; daarmede bereikt men bij een er*>» stige vechtpartij niets. De dieren zijn door het dolKS heen, ze bemoeien zich met elkaar en met niets anders. Voelen ze pijn, dan heeft de tegenpartij dat op z'n geweten Om hen te scheiden, zijn twee personen niet te veel; liefst de twee eigenaars, want vreemde honden uit elkaar halen is zeer gevaarlijk. Is'het een z.g. los ge vecht, dan kunnen twee handige bazen door de staar ten te grijpen (als die tenminste niet gecoupeerd zijn) hen soms van elkaar krijgen, maar ook dan loopen zij nog kans gebeten te worden, terwijl er bovendien zeer op gelet moet worden, dat men geen scheurwonden ver oorzaakt. Hebben de honden zich vastgobeten, dan zit er niet veel anders op dan de hand over den bek te leggen en de lippen naar binnen te drukken; een gevaarlijk baan tje, waarvoor handigheid en koelbloedigheid vereischt worden. Ten slotte moge er nog even op gewezen worden, dat het in het algemeen verkeerd is, indien de (na tuurlijk ontstemde) eigenaars na het gevecht hun hon den een aframmeling toedienen. Gewoonlijk toch is een der honden de aanleiding tot het gevecht geweest en heeft de ander zich slechts verdedigd. Dengene die be gonnen is. mag gerust een onvriendelijke ontvangst van z'n baas te beurt vallen. Tegenover den ander zou zulks hoogst onrechtvaardig zijn! Helaas wordt daarmede meestal in het geheel geen rekening gehouden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 19