In Babel's
iversiteiten.
Opgravingen i
Palestina.
Iets over de opleiding der
Egyptenaren en Babyloniërs.
Graven uit den tijd van
Jezus Christus blootgelegd.
Vechtlustige honden.
door
Prof. Dr. H. DEMEL
(Directeur der Egyptiscn-Ürientalische afdeeling van
het kunsthistorisch museum te Weenen.)
De oude Oostersche volkeren, die zoo ver gevor
derd waren in natuurwetenschap en wijsbegeerte,
hadden natuurlijk ook een onderwijssysteem, om
hun kennis van het eene geslacht op het andere over
te leveren en de jongere generaties aan te sporen tot
verder onderzoek. In Egypte en Mesopotamië hebben
dan ook inderdaad scholen bestaan, waarin do we
tenschappen onderwezen werden. Vooral in Egypte
was de wetenschap in hoog aanzien en stonden de
ontwikkelden verre boven de onontwikkelden.
Een algemeene leerplicht, zooals wij die kennen,
bestond natuurlijk niet; slechts wanneer men het
zelf wilde, zond men zijn kinderen naar het „leer
huis". Het onderwijs begon echter reeds op jeugdigen
leeftijd, vermoedelijk op het vijfde jaar, omdat de
kinderen dan als jongelingen werden beschouwd en
zonen van aanzienlijke families reeds hun eerste of-
ficieele titels, kregen. Wij hooren ook uitsluitend van
jjongensscholen en nooit over meisjesscholen, hoewel
het vrijwel vaststaat, dat ook de meisjes behoorlijk
onderwijs ontvingen; dit werd vermoedelijk aan huis
gegeven.
Pharao's zoon op een volksschool.
De scholen waren zeer democratisch ingericht; de
kinderen uit de heffe des volks ontvingen hun on
derwijs tezamen met de kinderen der aanzienlijken
en vorsten, zelfs met prinsen van koninklijken bloe
de. In de oudste tijden werd de school aan het hof
gehouden, en menig eenvoudig man uit het volk kon
er zich op beroemen, een medescholier van den Pha-
rao te zijn geweest en samen met hem te hebben lee-
ren lezen en schrijven. Later veranderde dit, want
onder de nieuwe regeering (vanaf 1600 voor Chris
tus) nam het aantal leerlingen sterk toe, eenerzijds
door de grooter geworden behoefte aan ontwikkeling
en anderzijds door de uitbreiding van grondgebied
en macht van het Egyptische rijk. Thans vindt men
op alle belangrijke plaatsten scholen, terwijl er ook
scholen waren verbonden aan de groote tempels.
Deze scholen waren te onderscheiden in twee groe
pen. Eerst gingen de kinderen naar een lagere school
waar voornamelijk lezen en schrijven werd geleerd en
daarnaast misschien wat aardrijkskunde en natuur
kennis. Er is uit den lateren tijd, nl. een school
schrift bewaard gebleven, waarin o.a. een opsomming
der dieren en der toen bekende landen stond. Verder
kan men er oefeningen in vinden, waarbij stukken in
de oud-Egyptische taal werden overgezet in de toen
gebruikte spreektaal en grammaticale oefeningen.
Het onderwijs werd voornamelijk gegeven door de
jongens schrijfvoorbeelden te laten overschrijven,
waaruit zij tevens iets konden leeren. Dikwijls handel,
den de schrijfvoorbeelden niet over schoolsche ken
nis. doch gaven zij raad, hoe men zich onder ver
schillende levensomstandigheden moest gedragen.
Ongetwijfeld moesten de leerlingen deze schrijfvoor
beelden ook van buiten leeren.
Zij schreven in kleine schriftjes, van vrij lange,
maar smalle papyrusblaadjes, waarvan slechts de
gladde zijde beschreven werd. In enkele gevallen wer
den ook „leien" gebruikt, die van aardewerk of hout
gemaakt waren. Het onderwijs werd alleen 's mor
gens gegeven; men begon echter vroeg. De school
werd 's middags op ien bepaalden tijd gesloten. Er
schijnen ook internaten te hebben bestaan. Deze
scholen waren zeer streng; de kinderen werden reeds
vroeg gewekt en door scheldwoorden aangezet tot
meerdere spoed. Het voornaamste opvoedingsmiddel
was echter de stok, „want de jongeling heeft een rug
en luistert, als men hem slaat", zooals een Egyptisch
spreekwoord zegt. En .evenals met zweep en stok
alle dieren getemd kunnen worden, kan men zoo
luie en weerspannige n.enschen in toom houden.'
Ondanks deze strengheid en de dikwijls wreede li
chamelijke tuchtiging roerken wij een zekere aan
hankelijkheid van de leer'ingen jegens hun onderwij
zers op; zij schijnen deze opvoedingsmethode te heb
ben aanvaard als vanzeif sprekend.
Na het doorloopen van de lagere school kan de
leerling de school verlaten en een beroep kiezen. Hij
kon zich echter ook verder bekwamen in de hoogc-
scholen, waar het ondeiwijs gespecialiseerd werd.
Het onderwijssysteem bestond nog steeds uit het af
schrijven van voorbeelden; inplaats van kleine stuk
jes met korte zinnetjes vinden wij nu echter lange
verhandelingen, waarvan dagelijks drie bladzijden
berden doorgewerkt. Ook hier werden bijna uitslui
tend schriften van papyrus gebruikt; voor de kant
lijn vindt men ook de verbeteringen van den onder
wijzer, die vooral op net schrift en daarnaast ook op
een zuivere spelling let. Weer zijn de voorbeelden
leerzaam van inhoud; zij behandelen o.a. het gedrag
van den ambtenaar in het openbare leven en tegen
over chefs en ondergeschikten.
Een oud schoolboek.
Zoo is er ook een heei oud schoolboek bewaard ge
bleven met den weidscheti titel: ,De leer, die verstan
dig maakt en den onwetenden onderwijst om alles
te kennen, 'wat er bestaat". Dit boek is een kleine
encyclopedie voor de toekomstige geleerden; er
staan o.a. vermeld de namen der sterrebeelden, de
verschillende soorten akkers en de wijzen van be
vloeiing, \vëersverschijns«;len en wetenswaardighe
den voor ambtenaren. Er staan ook de namen in van
alle dingen, die men kan eten en drinken, de namen
van de verschillende dieren en 96 Egyptische plaats
namen. Verder stonden er vele uithecmsche namen
en woorden in, die zich in de Egyptische taal hadden
ingedrongen en die eveneens van buiten geleerd
moesten worden.
Het voornaamste, wat geleerd diende te worden,
was echter een goede briefstijl. Er zijn vele verzame
lingen bewaard gebleven, waarin voorbeelden van
verschillende soorten brieven stonden. Deze voorbeel
den werden telkens opnieuw afgeschreven om de stijl
vormen. Tevens stonden in deze verzamelingen
stukken over de meest uiteenloopende aangelegenhe
den van het werk der ambtenaren, zoodat de leerlin
gen tegelijkertijd de verschillende bestuursorganen
leerden kennen en onder hot afschrijven in zich op
namen, hoe bepaalde gevallen behandeld moesten
worden. Deze universiteiten leidden dan ook voorna
melijk op tot ambtenaar en de onderwijzers waren
gewezen ambtenaren van alle takken van dienst.
Na het doorloopen der universiteit kon de jonge
man in dienst treden als klerk en wanneer hij rede
lijk, ijverig en bekwaam was, kan hij rekenen op een
snelle promotie en een goed inkomen. Men zei o.a.;
„Wie zich de wetenschap in het hart gegrift heeft,
staat boven alle werk en wordt een wijze vorst", of
„Maak u op en wordt schrijver, opdat gij alle men-
schen leidt!" of „Het schrijversambt is een hoog ambt,
schrijfgereedschap en papyrusrol brengen aanzien en
rijkdom."
och werd ook de lichamelijke opvoeding niet ver
waarloosd. Zoo was het worstelen een geliefkoosde
sport; er waren ook bertepsworstelaars en meerma
len vond een wedstrijd plaats. Verder deed men aan
vrije- en orde-oefenmgen, loopen en springen, ter-
wijl ook geëxerceerd werd. Een veel voorkomende
sport, die door de natuur van het land in de hand
werd gewerkt, was het zwemmen, dat in alle lagen
der bevolking werd beoefend. Zoo beroemt een oude
vorst zich ergens op het feit, dat hij in zijn jeugd te
zamen met de kinderen van den Pharao had leeren
zwemmen. Uit de geschiedenis van Mozes blijkt, dat
ook de dochters van den Pharao in den Nijl baad
den. Het zwemmen was :n elk geval zeer algemeen;
er waren speciale zwemonderwijzers, doch op de af
beeldingen afgaande zou men toch geneigd zij.n het
meer ploeteren en spartelen dan zwemmen te noe
men, Hierbij mogen wij echter niet vergeten, dat de
eigenaardige regels, waaraan de Egyptenaren bij het
maken hunner afbeeldingen gebonden waren, het uit
leggen van vele teekenineen zeer moeilijk maakt.
Wij hebben nog wat meer te weten kunnen komen
over do scholen, leerwijzen en wetenschappelijke ken
nis der oudheid uit de oorkonden in Spijkerschrift
van Babyloniö en Assyrië. Daar waren de scholen
bijna uitsluitend verbonden aan de tempels; het op
merkelijkste was, dat er zoowel jongens als meisjes
onderwezen werden. De klasselokalen waren niet bij
zonder groot, waaruit blijkt, dat de onderwijzer
slechts aan een beperkt aantal leerlingen les gaf. Bo
vendien werd bij goed weer les gegeven in den tuin.
Ook in Eabylonië begon het schoolonderricht op zeer
jeugdigen leeftijd, vermoedelijk eveneens op het vijf
de jaar. Het eindigde omstreeks het veertiende jaar,
tenzij de jongeling hoogere aspiraties had.
Officieel kon men dc taal en het letterschrift der
Chaldieën reeds in drie jaar leeren. In werkelijkheid
duurder het onderwijs echter veel langer; men meent
uit opschriften op aardewerk te kunnen opmaken,
dat de schooltijd door een examen werd afgesloten.
Het onderwijs begon ook hier met schrijven, doch het
spijkerschrift is veel moeilijker dan de hieroglyphen;
in Babylonië moest men bijna 12000 schriftteekens
leeren. Er bestonden dan ook speciale letterlijsten met
de noodige verklarende aanteekeningen; zij waren
volgens een vast systeem ingedeeld, waardoor men
het gewenschte teelten gemakkelijk kon vinden. Ook
hier was het dikwijls overschrijven don grondslag
van het onderwijs, daardoor moest het teelten goed
in het geheugen geprent worden. Dit overschrijven ge
schiedde zoodanig, dat de onderwijzer een zin of be-
door
Dr. E. WESTERMAN.
TOT dusverre waren de kostbaarheden van de
grootsche gedenkteekenen der cultuur, gesticht
door de oude Egyptenaren, Assyriërs, Grieken
en Romeinen voor de moderne wereld de merk-
teekenen van lang verdwenen culturen en architectuur.
Bijna al onze kennis op dit gebied hébben wij te dan
ken aan de uitgravingen van de pyramiden in Athene,
Sparta, de puinhoopen van den toren van Babyion en
de in Perzië en Noord-Afrika opgegraven steden der
oudheid. Onze voorstellingen van het leven dier tijden
gronden zich bijna uitsluitend daarop en op de, daar
gevonden documenten als teekeningen, spijkerschrift,
enz.
Doordat men bij de onderzoekingen slechts aan bo
vengenoemde plaatsen der oudheid de voorkeur heeft
gegeven is er in onze kennis over het leven en de
cultuur van oude volkeren een gaping ontstaan. Men
heeft niet stelselmatig alle daarvoor in aanmerking
komende plaatsen van het Oosten onderzocht. Ofschoon
de geschiedkundigen wisten, dat ook Jeruzalem en
Palestina waardevolle, praehistorische schatten her
bergden heeft men zich echter niet de moeite getroost
ze op te graven. Daardoor zou de kennis uit den tijd
van omstreeks 200 tot 250 jdar na de geboorte van
Christus een wezenlijke vermeerdering hebben kunnen
ondergaan
OPGRAVINGEN IN HET HEILIGE LAND.
Honderdduizenden gingen ter bedevaart naar het
graf van den Gekruisigde en naar de plaatsen van Zijn
aardsche leven. Aleen de geleerde heeft zich tot voor
kort zoo goed als niet daarom bekommerd. Eerst se
dert twintig jaar is op dit zoo heteekenisvolle plaatsje
van onze aarde systematisch naar waardevolle getuige
nissen van den ouden tijd gezocht en toen men einde
lijk een aanvang nam met de uitgravingen in de voor
malige residentie van de Romeinsche stadhouders, wier
namen, op dien van Pontius Pilatus na, reeds lang zijn
vergeten, stelde men zeer spoedig vast dat Jeruzalem
en het land van Palestina geweldige schatten aan
waardevolle overblijfselen van de toenmalige cultuur
herbergt. Een ware wedloop der archeologen en ge
schiedkundigen naar Palestina begon. De geheele we
tenschappelijke wereld wierp zich met ijver op dit
eeuwenlang niet doorvorschte gebied.
Onder de geleerden en wetenschappelijke onderzoe
kers, die in de laatste jaren aan deze gewijde oorden
hebben gewerkt en onderzoekingen gedaan hebben,
schijnt de Jeruzalemsche Universiteitsprofessor Dr. E.
L. Sukenik het gelukkigste gesternte te bezitten. Want
juist zijn opgravingen zijn het, die buitengewoon goed
geconserveerde stukken antieke kunst en architectuur
aan de oppervlakte hebben gebracht, die een blik wer
pen op het openbare, privé en cultuur-leven van het
oude Palestina.
Een door Professor Sukeuik opgegraven
gebeentekist.
Bijzonder ophelderend zijn in dit opzicht de door
Sukenik en andere onderzoekers vrijgelegde kerkhoven
In de nabijheid van Jeruzalem, die uit reusachtige, uit
rotssteen gehouwen familiegraven bestaan. Deze graven
zijn weliswaar met reusachtige granietblokkcn afge
sloten, maar typisch genoeg op zoodanige wijze, dat de
lucht ongehinderd bij de lijken kan toetreden en dat
men ze zonder moeite weer kan openen. (Gedeeltelijk
liggen de sluitblokken zoodanig, dat zij door één per
soon gemakkelijk ter zijde kunnen worden geschoven).
De oplossing ven dit raadsel, dst den onderzoekers
in den aanvang veel hoofdbrekens kostte, heeft pro-
paalde proepen van teekens op de eene zijde van
een plaat van aardewerk schreef; dc leerling moest
clan de teekens goed bekijken en in zich opnemen,
waarna hij ze aan dc andere zijde uit het hoofcl op
schreef.
Wanneer de leerlingen zich eenigc jaren in het
schrijven geoefend hebben, volgen grammaticale oefe
ningen. Er zijn aardewerk-platen met voorbeelden be
waard gebleven; de voornaamste oefeningen waren
verbuigingen, vervoegingen en het zoeken naar afge
leide vormen van verschillende woorden. Doch dit
was nog niet genoeg; de leerlingen moesten ook een
doode, uitheemsche taal leeren. Voor dc Babyloniërs
was dit dc taal der Sumcriërs, waarvan zij het spij
kerschrift hadden overgenomen. Waar dit schrift
voor de weergave van een Semiotische taal geheel
ongeschikt was, had men de kennis der Sumorische
taal noodig om het spijkerschrift goed te kunnen be
grijpen. Ook voor deze moeilijke taal bestaat er een
groot aantal handleidingen en leerboeken, waardoor
de leerlingen bij hun studie gesteund werden. Voor
al de grammatica wordt in een groot aantal werken
behandeld; een ervan bevat een lijst van 480 werk
woordvormen, die alle de tweede persoon enkelvoud
van den tegenwoordigen tijd aangeyen.
Daarnaast werd onderwijs gegeven in reken- en
meetkunde; er zijn ook vele bundels opgaven, vooral
voor meetkunde, bewaard gebleven, die door den on
derwijzer successievelijk aan de leerlingon opgegeven
werden. De toekomstige priesters ontvingen nog in
het bijzonder onderricht in sterrekunde en het doen
van voorspellingen en vermoeedelijk ook in cle plant
en dierkunde. Uit de bewaard gebleven boeken kan
men opmaken, dat alle toen bekende wetenschappen
op de hoogescholen onderwezen werden. Op dezen
trap bestond het onderwijs uit vragen en antwoor
den, er werd evenals in onze scholen proefwerk ge
geven en het schijnt, dat de leerlingen ernstig berispt
werden, wanneer zij bij zoo'n gelegenheid het ant
woord schuldig moesten blijven.
Vrouwelijke studenten.
Na het lager onderwijs, dat allen genoten, werd het
onderricht voortgezet in hoogescholen, waar men zich
kon specialiseeren in theologie, rechten en medicij
nen. Doch ook de toekomstige koningen ontvingen
grondig onderricht.
Assurbanipal (626608 voor Christus) deelt b.v.
mede, dat hij Sumerisch wiskunde, sterrekunde en
waarzegkunst geleerd heeft, m.a.w. dat hij geheel op
de hoogte was van de toenmalige wetenschap. Ook
Opschrift op een ossuar (geb.-kist): Judas, de
zoon van Laganjoiv de proseliet.
fessor Sukenik nu eveneens kortelings ontdekt en waar
bij hij het volgende vaststelde.
De dooden der oude Joden werden in de vermelde
rotsgraven niet voor goed, maar in zekeren zin slechts
voorloopig begraven. Hun lijken werden niet zooals in
andere cultuur-perioden verbrand (hetgeen grootendeels
op hygiënische gronden geschiedde) maar zoolang in
het graf gelaten tot zij vergaan waren.
Dit vergaan ging hij de ongehinderde toetreding van
frissche lucht en de warme droogte in het binnenste van
het rotsachtige graf zeer spoedig en eerst dan geschied
de de eigenlijke begrafenis. De achtergeblevenen van
den gestorvene verzamelden het gebeente van den doo
de en legden in groote gebeente-kisten, zoogenaamde
Ossuariën, waarin zij nu voor goed ter aarde werden
besteld.
KALKSTEEN EN GEBEENTEKISTEN.
Deze kisten, welke uit weeke kalksteen waren ge
maakt dragen naast talrijke en buitengewoon kunstig
uitgevoerde versleringen bijna steeds ne namen der doo
den, wier aardsche overblijfselen ze herbergen, verder
zijn daarop zijn familieverhoudingen vermeld en zeer
dikwijls ook zijn beroep. Zoo nu en dan zijn de Ossuariën
voorzien van den naam van den man, die ze maakte,
alsook mededeelingen voor zijn medearbeiders en het
loon, wat zij daarbij verdienden.
Naamvermelding op een gebeentekist.
De gebeentekisten bieden den onderzoekers dus uitge
breid materiaal voor de scoiale en cultureede structuur
van het oude Palestina. Zij geven echter ook de medi
sche wetenschap inzicht in de gezondheidsverhoudingen
dier dagen, daar het daarin verzamelde gebeente tot
op den huldigen dag uitstekend bewaard is gebleven.
Professor Sukenik heeft het einde van het vorige jaar
een groot aantal van zulke ossnariën blootgelegd, die
naast versieringen ook namen dragen, die uit de Bij-
belsche gescheidenis bekend zijn, zooals Maria, Johanna,
Levi, Simon en andere. En tenslotte heeft hij ook een
gebeente-kist ontdekt, waarvan het opschrift luidt: Je-
zuar Ben Joseph, hetgeen beteekent Jezus, de zoon van
Joseph.
DE GEBEENTEKIST VAN CHRISTUS?
Van verschillende zijden is na het bekendworden van
dezen zeldzamen vondst het vermoeden geopperd, dat
deze Ossuarie de gebeentekist zou kunnen zijn, waarin
Jezus Christus begraven werd. Het is echter op zijn
minst genomen voorbarig zulke conclusies te trekken,
daar de naam Jezus en Joseph in het oude Palestina
vaker voorkwamen.
De waarde der ontdekking van deze Ossuar is daarom
bij de waardeering van den door Sukenik en andere on
derzoekers verrichte arbeid zeer twijfelachtig. Veel be
langrijker voor de wetenschap en ook voor leeken is het
feit, dat de door Sukenik geleide opgravingen een die
pen blik doen werpen in het doen en laten van de tijd-
genooten van Christus en de leemte, die zich tot nu toe
bevond in onze kennis van den tijd, dat Christus op
aarde leefde, aanvult
De verwachting van Sukenik. dat zün verdere arbeid in
Palestina gelijkwaardige resultaten zal opleveren als die
van de onderzoekingen in Egypte en Assyrië, is, in aan
merking genomen het thans reeds opgegraven materi
aal. zeker niet te hoog gespannen.
(Nadruk verboden).
vrouwen konden de hoogeschool bezoeken; zij werden
voornamelijk schrijfsters van gerechtelijke stukken
en particuliere brieven en hadden een werkkring, die
overeenkomt met een notariaat in den tegenwoordi
gen tijd.
Een „Académie des scicnces".
De beroemdste geleerden en kunstenaars waren
vcreenigd tot een bijzondere academie en woonden
ook in een gebouw daarvan. Zoo wordt er ergens ge
sproken over de geleerde wiskundigen, die in het
Academiegehouw wonen. Deze leden der Academie
werden door den koning geraadpleegd bij allo be
langrijke beslissingen, die de wetenschap of dc kunst
raakten.
Ook hier werd de lichamelijke opvoeding niet ver
waarloosd. De aanzienlijken oefenden zich in paard
rijden, wagenrennen en schermen, terwijl worstelen
en zwemmen meer algemeen beoefend werden. Ook
de «zonen des konings moesten niet alleen bun geest,
doch ook hun lichaam ontwikkelen en kregen ecu
veelzijdige opvoeding. Wij zien uit alles, dat cr in
Babyloniö een goed ontwikkeld onderwijs bestond, dat
van dc eerste beginselen opleidde tot de hoogste trap
der toenmalige wetenschap.
Hoe scheidt men de strijders?
Een gevaarlük baantje, dat handigheid en koelbloedig
heid vereischt. Slaan, schreeuwen, schoppen
enz. Is uit den booze. Wat nog veel
onverstandige eigenaars na het
gevecht doen.
Iedere hondenbezitter weet, hoe onplezierig het is een
hond te hi(>ben met een vecktlustigen aard. Do vecht
partij is aan den gang en 't' is een heele toer om er 'n
eind aan te maken. En dat niet alleen voor den leelc
maar ook voor den terzake kundige op hondengebied.
Op zichzelf beschouwd, is het vechten voor onze hon
den niets tegennatuurlijks. Maar evengoed ais wij, leven
onze viervoetige vrienden nu eenmaal in een maatschap
pij, waarin zooiets niet dan bij hooge uitzondering mag
voorkomen. Toch maken de honden er een vrij ruim
gebruik van en uit den aard der zaak kan dat niet ge
tolereerd worden, aldus lezen we in het „Vad."
Vaak is een vechtpartij van onschuldigen aard. in dat
geval is het misschien niet kwaad beide partijen even
hun gang te laten gaan. Anders is het, wanneer v,re
met twee woedend geworden honden, of met twee inder
daad felle individuen te doen hebben. Dan zal er bloed
vloeien. Nu is niemand er op gesteld zijn eigendom be
schadigd terug te krijgen. Hoe licht bijv. wordt een
herdershond niet in een oorgebeten, waardoor dit voor
altijd blijft hangen, zoodat de hond voortaan met een
staand en een hangend oor de wereld door moet. Geen
baas zal daarmee in z'n schik zijn; zelfs de meest on
appetijtelijk uitziende hond zal er qua exterieur niet op
vooruit gaan! Treft het ongeluk een rashond, dan wordt
die voor tentoonstellingen geheel waardeloos. Reeds om
deze redenen moet dus getracht worden ook een vrij
onschuldige vechtpartij te verijdelen.
Laat zich aanzien, dat een der partijen dank zij een
uitgesproken overwicht of een gelukkige greep van den
ander, zeer ernstig letsel zal bekomen, dan is ingrijpen
absoluut noodzakelijk, doch steeds makkelijker gezegd
dan gedaan!
Vandaar dat we voorkomen prefereeren boven genezen
Een kenner zal bijna steeds vaak aan voor 'n leek on
zichtbare teekenen bemerken, dat oppassen de boodschap
is. In negen van de tien gevallen is dan een gevecht te
vermijden door een cmweg te maken of den hond aan
de lijn te nemen. Appèl is hier natuurlijk een eerste ve^-
elschte. Toch zij hier opgemerkt, dat het terugroepen
van een hond, ook een gehoorzamen die in de nabijheid
van een vechtlustigen collega is gekomen, meestal ver
geefs is. Hij zal toch niet of zeer weifelend zijn tegen
partij den rug toekeeren en zich daardoor bloot geven,
omdat hij, indien hij het wel vlug doet, allicht van laf
heid beschuldigd en onmiddellijk geattaqueerd wordt.
In zoo'n geval zou ik waarschijnlijk alles maar even op
z'n beloop laten. Vaak loopt het met een sisser af.
Ook bij honden die gewend zijn met elkaar om te gaan
kunnen vechtpartijen voorkomen en begint er eenmaal
één hond te vechten, dan steekt hij dikwijls alle andere
aan. Nummer drie helpt den sterksten van de twee
vechtende; nummer vier helpt z'n vriend nummer twee.
Ik heb wel gezien, dat er dan nog een vijfde bij kwam,
die zich midden in 't kluwen wierp en links en rechts
beet in wat hij te pakken kon krijgen! Dat allemaal en
familie, maar het gaat er daarom niet minder ernstig
naar toe! Een pretje voor de eigenaars om zoo'n kluwe
honden te ontwarren!
De aanleiding kan miniem geweest zijn: een lekker
nijtje aan één van de honden verstrekt in tegenwoor
digheid van een ander, het wat te lang aanhalen van
een exemplaar, dat alles kan de jaloerschheid opwek
ken van de kameraden en dan is Leiden in last!
Voor een overeenkomstige moeilijkheid komt de hon
deneigenaar te staan die een nieuw exemplaar aan zijn
kennel wil toevoegen. Ook dan is oppassen de bood
schap. Men kan den nieuweling eerst met zijn baas ver
trouwd maken en hem daarna bij de kennel brengen
en kennis laten maken met de andere onder voortdu
rend kalmeerend en vriendelijk toespreken van de
laatste. De beste manier is nog wel zich den nieuwen
hond te laten brengen wanneer men met de andere
(die dan natuurlijk vrij mogen rondloopen) aan den
wandel is.
Is er eenmaal een vechtpartij gaande en moeten de
partijen gescheiden worden, dan... kan men niet uit de
boeken leeren hoe dat moet gebeuren. Er zijn wel van
die geleerden die over een probaat middel beschikken,
maar ik heb nog nooit van zoo iemand gehoord, dat
hij het zelf had toegepast.
Ik bedoel: een brandende sigaar tegen den neus van
den winnenden hond houden! Ik geef 't den heeren te
deen! Over het algemeen staan vechtende honden niet
stil in afwachting van een beetje vuur. En mocht het
eens gelukken, dan zal het lijdend voorwerp hoogst
waarschijnlijk wel eens los laten, maar de pijn. die hij
voelt, aan z'n tegenstander toeschrijven en dien met
verdubbelde woede aanvallen.
Ook „een stok tusschen de kiezen wringen", heb ik
nog nooit zien uitvoeren!
Al is er dan geen algemeene handleiding te verstrek
ken, één ding is zeker: slaan, schreeuwen, schoppen*
is uit den booze; daarmede bereikt men bij een er*>»
stige vechtpartij niets. De dieren zijn door het dolKS
heen, ze bemoeien zich met elkaar en met niets anders.
Voelen ze pijn, dan heeft de tegenpartij dat op z'n
geweten
Om hen te scheiden, zijn twee personen niet te veel;
liefst de twee eigenaars, want vreemde honden uit
elkaar halen is zeer gevaarlijk. Is'het een z.g. los ge
vecht, dan kunnen twee handige bazen door de staar
ten te grijpen (als die tenminste niet gecoupeerd zijn)
hen soms van elkaar krijgen, maar ook dan loopen zij
nog kans gebeten te worden, terwijl er bovendien zeer
op gelet moet worden, dat men geen scheurwonden ver
oorzaakt.
Hebben de honden zich vastgobeten, dan zit er niet
veel anders op dan de hand over den bek te leggen en
de lippen naar binnen te drukken; een gevaarlijk baan
tje, waarvoor handigheid en koelbloedigheid vereischt
worden.
Ten slotte moge er nog even op gewezen worden,
dat het in het algemeen verkeerd is, indien de (na
tuurlijk ontstemde) eigenaars na het gevecht hun hon
den een aframmeling toedienen. Gewoonlijk toch is een
der honden de aanleiding tot het gevecht geweest en
heeft de ander zich slechts verdedigd. Dengene die be
gonnen is. mag gerust een onvriendelijke ontvangst van
z'n baas te beurt vallen. Tegenover den ander zou zulks
hoogst onrechtvaardig zijn! Helaas wordt daarmede
meestal in het geheel geen rekening gehouden.