lliiuti Niim Aimttnii- Lnilontlij. GEESTELIJK LEVEN. ,.D' Raad Harenkarspel. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. HEERENBAAI Aanleg van een weg S c h a g e n—Ni edorperVerlaat. Uitspraak in de zaak van J. B. t e W i e r i n g e n. Zaterdag 31 Januari 1931. 74ste Jaargang No. 8808 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstnitkomond nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No 20. Prijs per 3 maanden fl.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-) TIëN van 1 tot 5 regel9 f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.J inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend, j DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN. De practische waarde van het geestelijk leven. E practische waarde van het geestelijk leven." Dat klinkt nuchter-zakelijk, nieï- waar? Dat gelijkt iets op een toegeven aan de eischen van het moderne leven, waarin de verzakelijking hoe langer hoe verder schijnt door te woekeren. Want tegenwoordig is de alles beheer- schende vraag immers: wat heb je er aan, of wat verdien je er mee? Denkt eens aan de zeer bekende uitdrukking „kan je er beter van worden?" Wat bedoelt men daarme de? Wordt daarbij gezinspeeld op den groei als „mensch?" Beteekcnt dit „beter" worden een zede lijk, geestelijk stijgen? Het lijkt er zelfs niet op! Als iemand zegt „ik kan er niet beter van wor den", dan denkt hij alleen, absoluut alléén aan zijn portemonnaie. En waarachiig! de menschen zouden er om gaan lachen, wanneer gij daaraan een andere betcekenis, n.1. dio van geestelijk beter worden, zoudt hechten. Zóó verzakelijkt is het leven, d.w.z. zóó wordt alles uit zakenoogpunt bekeken. En wan neer er nog zijn, die uit innerlijkcn drang, uit idea listische overwegingen, uit gevoel voor recht., uit on baatzuchtige liefde zich aan het een of andere werk geven zonder er wat mede te verdienen, dan kan „men" dat nog wel op prijsstellen in een gemoede lijk oogenblik, maar diezelfde „men" vindt het toch diep inzichzelf tegelijkertijd onpraktisch cn dwaas. Want „men" kan zich niet indenken in de ziel van den artiest, die leeft voor zijn kunst, zooals b.v. een Vincent van Gogh dit deed, zonder zich om geldver- dicnén te bekommeren, „men" staat vreemd tegen over mannen als Domela Nieuwcnliuis in wien de hartstocht brandde om de menschheid te bevrijden van leugen en waan, „men" begrijpt niet, wat er om gaat in het gemoed van al die sterk-bewogencn, wel ke gedreven worden om zonder eenige belooning voor een in hunne oogen goede zaak te ijveren, te propa- geeren. In 't kort „men" is praktisch en houdt niet van buitenissigheden. Daarom is het ook begrijpelijk, dat „men" geneigd is aan het geestelijke leven en de pogingen om dit te bevorderen en tot bloei te brengen, niët zoo heel veel waarde toe te kennen. En nu wil ik een poging doen om aan te tooneri, dat juist zij, die den nadruk leggen op de ontwik keling van het geestelijk leven, feitelijk heel erg praktisch zijn. De reden, waarom ik dit doe is gelegen in het ont vangen van een tweetal brieven van C. S. te E. Deze C. S. behoort, blijkens zijn schrijven, tot de getrouwe lezers van de „geestelijke levens" in de Schagar Courant en hij overdenkt óók wat hij leest. Dat zijn de ware lezers, waarom het mij te doen is. En ik vind het bijzonder prettig, wanneer zij zich de moei te getroosten, om, als zij bezwaar hebben, deze aan mij kenbaar te maken. C. S. begint nfet zijn meening te uiten over de kerk, waarover hij heel slecht te spreken is en waar van hij zegt, dat zij een struikelblok vormt voor een goede samenwerking om te komen tot algemeen wel zijn en algemecne rechtvaardigheid. De kerk moet weg, het militairisme moet weg, de kroeg moet weg. Dat is volgens C. S. in de allereerste plaats noodig. Toen ik dit las, dacht ik aan twee bekende persoon lijkheden, die overigens niet veel met elkaar gemeen hebben gehad, n.1. aan den ex-keizer Wilhelm van Duitschland en aan Domela Nieuwenhuis. De heer Wilhelm von Hohcnzollern zeide eens, dat de Duit- sche vrouwen zich moesten houden bij de drie K's, n.1. Kirche (kerk), Küchcn (keuken) en Kinder (kin deren) en de oude Domela waarschuwde de arbei ders voor de drie K's, n.1. kerk, kroeg, kazerne. Dit laatste beaamt C. S. dus ten volle. En ik ben 't met hem eens, onder de speciale voorwaarde, dat hij dit woord kerk opvat in dogmatischen zin en als kerk dus beschouwt een instituut met een bepaalde ge loofsbelijdenis, welke als de ééne, onveranderlijke waarheid wordt gepredikt. Zóó opgevat is de kerk inderdaad een gevaar voor den vooruitgang, omdat zij de menschen verdeelt in min of meer vijandig tegenover elkaar staande groepen en dus aan do doorwerking van de broederschapsidée in den weg staat. Wat het militairisme betreft, ook dat beschouw 31c als een vijand van de menschheid. Misschien is er niets in de wereld te noemen dat zóó anti-mensche- 'Mk is, niet alleen om het doel, waarvoor het be- "t: moord "en vernietiging, maar óók om het we- -elf, dat niet anders is dan de o n tmcnsching, n.1. de verautomatiseering van den individu, d.i. de vervorming van den denkenden, willenden, gevoe lenden mcnsch tot een vechtwerktuig. En als hij spreekt van de kroeg, daarmede bedoe lend de veralcoholiseering, dan zeg ik tot hem, mijn waarde C. S., ik sta naast u, want ook ik ben een vijand van het alcoholgebruik, dat zooveel ellende brengt en de menschen moreel doet dalen en hun de volle beschikking over hunne hersenen ontrooft. Maar C. S. heefteneer bezwaren: hij ergert zich aan de menschelijke hoovaardigheid, welke hij ge heel in strijd acht met de leer van Christus en hij ziet met bitterheid, hoe zcifs zij, die de leer van Christus prediken van deze hoovaardigheid niet zijn vrij te pleiten. Wat is er dan te verwachten van een kerk? Slaat ze niet steeds aan de zijde van het ka pitaal? Hiermede heb ik de bezwaren van C. S. in het kort samengevat. Hij is blijkbaar iemand, die vol verlangen uitziet naar een betere samenleving en wel naar een zoo danige, waarin ieder mensch tegenover den ander als zijnsgelijke zal staan, waarin dus sociaal-recht vaardige verhoudingen zullen wezen, als gevoig daarvan natuurlijk geen honger en ellende. Maar hoe komen wij uit het heden tot die schoone toekomst? Laat ik als antwoord op deze vraag beginnen met de mededeeling van 'n zeer merkwaardige ervaring, welke ik juist een paar dagefi geleden had. Een bij zondere samenloop van omstandigheden voerde mij naar een fabriek. Ik kwam daar in het schaftuur en trof slechts een enkelen arbeider. Langzamerhand kwamen er echter meer binnen de groote ruimte, waarin de machines stonden. Ik ging met hun pra ten en al heel spoedig hadden wij het over de tegen woordige economische crisis, waarvan ook zij slacht offers bleken te zijn. Mij ontviel toen de opmerking: zien jullie nu niet, hoe dwaas de maatscahppij is in gericht? Hoe idioot het is, dat er gebrek en misère wordt geleden, omdat er te veel is van alles? Daarop zeide een der jongeren: Wat zal je d'r aan doen? Ze willen niet anders. Ik vroeg hem: wie bedoelt ge eigenlijk met die „ze"? Natuurlijk de kapitalisten, was zijn antwoord. Toen zeide ik tot hem: je moet niet zeggen „ze", maar „we". Want w ij, gij en ik en al de anderen zijn met elkaar schuldig aan het bestaan van de vreeselijke omstandigheden waaronder wij leven en die zoo veel goeds In den mensch dood maken. Hoe kan je dat ooit anders krijgen, merkte de ar beider op. In de allereerste plaats door de menschen de oogen te openen voor het onredelijke en onzedelijke der economische verhoudingen, door ze te ieeren begrij pen dat hun leven één doorloopende bespotting is van wat ze zeggen te gelooven (ik was n.b. onder Christelijke arbeiders verzeild geraakt, naar mij la ter bleek). Maar gij zelf zit met uw geheele ziel vast aan oude begrippen en gij zijt zelf met uw heele ziel kapitalist in den ongunstigen zin van het woord en gij zoudt tevreden zijn als gij 't persoonlijk maar goed had. Maar wat zoudt u dan willen? Ik zou willen dat gij en duizenden met u inzaagt, dat vóór alles geestelijke ontwikkeling noodig is. En wat doet ge daarvoor? Wat leest gij? Waarover loopen uwe gesprekken? Bezoekt ge ooit vergaderin gen? Gij leeft in een wereld, waarvan ge niets be grijpt, omdat ge u blijft bewegen in het kleine krin getje, waarbinnen uw bestaan zich afspeelt. Gij denkt nooit na over het „waarom" der dingen om u heen. In het kort: gij denkt niet. En daarom blijft ee aan allerlei in wezen toch zoo ongerijmde ideeën en opvattingen vast zitten. Daarom zoekt ge niet naar verlossing. Toen ging de fabrieksbeJ. De arbeiders togen aan hun werk. Ik hen nog een poos gebleven en heb ze bezig gezien; ze waren geworden de levende deelen van het groote mechanisme. De verstandige lezer zal in 't bovenstaande reeds het antwoord gevonden hebben, dat ik heb te geven op de gestelde vraag: „hoe komen wij uit het heden tot die schoone toekomst?" Ik begrijp echter, dat ik er nog het een en ander aan moet toevoegen om aan te toonen want dit stelde ik mij tot taak dat het geestelijk leven praktisch van zoo groote waarde is. En nu wil ik het maar heel duidelijk zeggen: het geestelijk leven dor menschheid be paalt de verhoudingen waaronder zij leven. Deze maatschappij zou niet ondanks al hare geweldsmiddelen om zich te handhaven kun nen blijven voortbestaan, wanneer zij in haar wezen indruischt tegen wat er i n de menschen leeft, wan neer zij niet steunde op wat er in die menschen aan wezig is aan godsdienstige en zedelijke begrippen. ECHTE FRIESCHE -50 ct. per ons Daarom zien wij ook als algemeen verschijnsel let terlijk overal, in alle landen ter aarde, dat zij, die deze maatschappij, of bepaalde instellingen daarin, wenschen in stand te houden, altijd trachten de heerschappij over de geesten te behouden in dien zin, dat zij zulke begrippen propageeren, welke niet vijandig staan tegenover de verhoudingen, die i»i hun oog goed zijn of althans voordeelig. Iedereen weet hoe b.v. gedurende den oorlog een strenge cen suur wordt geoefend op wat gesproken en geschre ven wordt, met geen ander doel dan om den invloed van anti-Qorlogsgedachlen en anti-oorlogsgevoelens tegen te gaan. Want men is voor niets méér bevreesd dan voor de inwerking van den geest, die niet langer ac- coord kan gaan met hetgeen men verlangt dat zal geschieden. De generale staf weet, dat de beste ka nonnen en de scherpste wapenen niet baten, wan neer de geest der soldaten niet goed is. Daarom moet op alle mogelijke manieren het „moreel" der troepen op peil gehouden worden. Waartoe zich dan o.a. protestantsche en roomsche geestelijken ba- schikbaar stellen!! Een leger van soldaten, die innerlijk diep over tuigd zijn van het onzedelijke van den oorlog is kortaf onbestaanbaar. En dat het nog steeds mogelijk is, dat er over 1e heele wereld legers gerecruteerd worden en dat tien duizenden mannen zich voor het afgrijselijke moord- bedrijf laten oefenen, vindt zijn oorzaak in het feit, Jat deze tienduizenden zijn opgevoed in den waan dat oorlog nog te rechtvaardigen is, of dat zij daar mede hun vaderland dienen of dat zij voor heilige belangen strijden, enz. En indien men hiertegen de opmerking maakt, dat zeer vele onder de soldaten toch wel inzien, dat oorlogvoeren onmenschelijk is en dat zij het alleen maar doen, omdat, zij gedwongen worden daartoe, dan antwoord ik daarop: indien zij dat werkelijk heel diep en zuiver voelden, dan kón den zij het niet. Wat ik hier heb gezegd met betrekking tot het mi litairisme en den oorlog, geldt ook in 't algemeen. Als de geest der menschen vijandig stond tegen over de verhoudingen, waaronder wij leven, dan zouden deze niet meer kunnen blijven bestaan. Wanneer de menschen inderdaad hunkerden naar broederschap, naar waarachtige humaniteit wan neer hun geest vijandig stond tegenover sociaal on recht dan zouden zij naar een andere wijze van samen-leven zoeken enzij zouden haar vinden. Ik kan niet nalaten hier te wijzen op iets, wat mij altoos zéér pijnlijk treft. Ik bedoel het vaak voorko mend verschijnsel, dal menschen als zij het stoffe lijk slecht hebben, soms geweldig revolutionnair zijn en prachtige ideeën verkondigen, maar als zij 't door bijzondere omstandigheden goed krijgen, heelemaak omkeeren en behoudzuchtig worden. Zulke menschen zijn nooit echt geweest. Zij hebben alleen aan eigen geluk, aan eigen welzijn gedacht en zij hebben ver andering gewild terwille van zichzelf. Toen zij er stoffelijk bovenop gekomen waren, vonden zij de verandering niet meer noodig. Mijn waarde C. S., zijt ge 't niet met mij eens? Het geestelijk leven heeft ook een bij uitstek practische waarde. Geen waarachtige, wezenlijke verandering in de samenleving is mogelijk, wanneer niet de geesten der menschen worden gerevolutioneerd. En als gij aan die geestelijke revolutioneering wilt medewer ken, dan doet gij praktisch werk. En laat u daarbij nooit van de wijs brengen door veler zeggen, dat ge daarmede niets bereikt. Want het tegendeel is waar. Hoe meer cle menschen leeren dénken, hoe meer zij de bestaande godsdienstige en zedelijke begrippen onderzoeken, hoe meer zij zul len zien de leugens, waarin ze nog verward zitten. Natuurlijk ontken ik geenszins, dat óók onder de bestaande verhoudingen veel kan worden gedaan om het leven van allen dragelijker te maken en ik waardeer hen, die zich daarvoor moeite geven. Maar daar gaat 't niet om. Het gaat om de vraag of zui verder, menschelijker verhoudingen in de wereld mogelijk zijn en dan beweer ik dat dit alleen moge lijk is wanneer het geestelijk leven gaat bloeien. En ik bedoel daarmede: dat het zich vrij maakt van oude wanen, van vrome leugens en gaat opbloeien uit eigen denken en zoeken. ASTOR. Corr. Aan mevr. G. te D. Veel dank voor uw brief. Uw veronderstelling om trent mijn ideeën ten opzichte van P. is geniaal, maar helaas, niet waar. Het bewuste boek wil ik heel graag ter lezing ontvangen. Het onderwerp, dat u mij noemde, lacht me aan en zal te gelegener tijd worden behandeld. Hartelijk gegroet. Het wetsontwerp tot onteigening bij de Tweede Kamer ingediend. Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp ingediend tot verklaring van het algemeen nut der onteigening van perceclcn, erfdienst baarheden en andere zakelijke rechten, noo dig voor den aanleg cn de verbetering van een weg van Schagen naar het Niedorper Verlaat, in de gemeenten Schagen, Barsïngerr horn, Harenkarspel cn Oude Niedorp. K A X T O X G l'. I» E C. 11 T T F. SC. 11 A G E X. HET TREFFEN VAN AUTO EN RUITERS TE VEERBURG. De verdachte vrij gesproken. Bij op 29 J-anuari gewezen vonnis heeft de Kan tonrechter te Schagen den verdachte J. B. te Wieringen vr ij gesproken van het hem ten laste gelegde: in gevaarbrenging van de veiligheid van het verkeer bij Veerburg te Anna Paulowna. De Kantonrechter motiveert deze vrijspraak o.m. op de overwegingen, dat het Z.E.A. uit persoonlijk onder zoek ter plaatse af d o e n d e is gebleken, dat zelfs b ij plaatsing van het motorrijtuig meer naar het midden van den weg in het systeem van het' Openbaar Ministerie, clc ruiters toch oen voor éen,; waarop het s 1 e c h t s aankomt, volko men ongehinderd konden passeeren. De Heer Kantonrechter overweegt voorts, dat de leider der rui-' tors, getuige Vcthman, blijkbaar voor oogen heeft ge-' had eenig voorschrift betreffende het ongehinderd la ten optrekken van een militaire colonne in de formatie, waarin deze zich bevindt, doch zulks uit den aard der zaak niet geldt voor een vereenïging, welke geen militair karakter; draagt, en de 1 c i d e v\ dus in de gegeven omstandigheden had moeten gelasten, dat de formatie zou worden ver-, broken, en e n voor écu cle auto zou worden ge passeerd, wat volkomen zonder gevaar of eenig risico had kunnen geschieden. De Kantonrechter acht et clan ook begrijpelijk, dat, toen de ruiters niet doorreden, verdachte, om aan de situatie eindelijk een einde te maken, zelf hoogst voorzichtig c n uiterst rechts is door gereden over de brug, wat, zooals de uitkomst heeft geleerd, geen gevaar opleverde. Op grond van een en ander acht cle Kantonrechter het optreden van verdachte niet te zijn eenige daad, waardoor de veiligheid van het verkeer werd in gevaar gebracht of belemmerd, en evenmin hot ten Jaste gelegde te zijn bewezen, weshalve hij daar» van behoort te worden v r ij g e s p r o k e n. Zooals uit de overwegingen van het vonnis blijkt, deelt de Kantonrechter vrijwel geheel het standpunt' van den verdediger, mr. J. A. E. Buiskool te Schagen. Vergadering van den Raad op Donderdag 29 Ja- •nuari 1931. des middags 3 uur. Alle leden zijn aanwezig. Voorzitter de heer H. Nolet, burgemeester, secre taris de heer Jb. Dam. De Voorzitter opent met een woord van welkom de vergadering, den wensoh uitsprekende dat de be sprekingen zullen worden gevoerd in het belang der gemeente. De notulen worden gelezen, ze worden onder dank zegging goedgekeurd. Ingekomen stukken. Mededeeling wordt gedaan van de volgende inge komen stukken: a. Circulaire van Ged. Staten betreffende het ver- leenen van voorschotten aan akkerbouwers onder garantie van provincie en gemeente. Aangezien in cle gemeente geen akkerbouw als hoofdbedrijf wordt uitgeoefend, stellen B. cn W. voor terzake geen voorzieningen te treffen. Aldus wordt besloten. b. Verzoek van D. Talsma in den Smeugelpolder, om aansluiting van zijn perceel aan het electrisch net te Waarland. B. en W. stellen voor, dit verzoek aan te houden tot daaromtrent advies is uitgebracht door den adm. van het bedrijf. Staande de vergadering wordt dat advies inge bracht. De exploitatiekosten worden geraamd op f 30.82, de ontvangsten f 34.32. De heer De Groot informeert naar de garantiestel ling, doch de spoorwegmaatschappij had adressant geschreven eerst maar voor aansluiting te zorgen. De administrateur van het bedrijf wil eerst van de spoor wegmaatschappij consent tot aanleg van 5 lichtpun ten. In beginsel wordt loor den Raad besloten tot aan sluiting van het perceel. c. Verzoek van J. Mors te Tuitjenhorn om begun stigd te worden met meer gemeentewerk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 1