DE LANGENDIJKER GROENTENVEILSNGEN. ONTERFD...! De beteekenis van Van Speyk's daad. ontvangen; deze schoone daad is het onderwerp van alle gesprekken niet alleen, maar elk beijvert zich om der schim des grootmoediger! helds zijne hulde toe te brengen en zijne nagedachtenis te vereeuwigen. Reeds ligt in het collegie Zeemans Hoop als ook in het ge nootschap Doctrina et Amicitia eene lijst ter teekening tot het bijeenbrengen eener somme gelds, ten einde een gedenkteeken voor dezen held op te rigten binnen deze stad, als zijne geboorteplaats. Het Journal de la Haye doet insgelijks eene uitnoodiging tot eene dergelijke in schrijving ter oprigting van een gedenkteeken in den Hage, en wil, lat dit gedenkteeken opgerigt worde door Burgers, wr dezen komt het toe, de erkentenis des Vaderlands te drukken jegens deszelfs dappere verdedigers en hunne heldendaden In marmer en me taal tot het nageslacht over te brengen. De twee volgende berichtjes, die respectievelijk den 15en en 17en Februari in het Dagblad van 's- Gravenhage verschenen zijn teekenend voor den indruk, die de daad van Van Speyk in het leger heeft teweeggebracht. 's GRAVENHAGE, 13 Februari. Bij Koninklijk besluit van eergisteren heeft Z.M. bepaald, dat, ter vereeuwi ging der heldendaad van den luitenant ter zee Van Speyk een der landschepen altijd dien naam zal dragen; dien volgens zal de te Amsterdam in aanbouw zijnde Korvet Argo herdoopt en aan dezelve de naam Van Speyk ge geven worden. 'sGRAVENHAGE, 15 Februari. De heldendaad van Van Speyk is bij dagorders aan het leger te velde en in de garnizoensplaatsen bekend gemaakt, en vastgesteld geworden, dat de armee den 14en, 15en en 16en rouw zal dragen. Evenals thans, maar niet zoo dikwijls, werden de fei ten van den dag bezongen in kleine rijmpjes. Een ervan dat wij in de „Amsterdamsche Courant" vonden en in den eenigszins brallende stijl dier dagen is geschreven, nemen we hier over. DE VIJFDE FEBRUARY. Volkslied Zangwijs: Vivat, Oranje, hoezee. Wie pronkt voortaan aan Claessens zij? Van Speyk! Wie stierf als Hermans, vrank en vrij? Van Speyk! Zijn daad schrikt zoo de Belgen af, Als 't lesje, dat Chassé hun gaf. Rust zacht, o Jan Van Speyk! Gij stierf niet, al zijt gij geweest, Uw sterfdag is ons zegefeest, De vijfde February blinkt In 't heldenboek met gouden inkt Rust zacht, o Jan Van Speyk! Veijga hij, die geen traan u wijdt, En zulk een dood u niet benijdt, Hij is geen echten Batavier Op onverbasterde afkomst fier Rust zacht, o Jan Van Speyk? Die traan is 't offer uwer waard, Geen eerzuil, die meer eere baart, Wij zweren bij uw' heldendood Te sneven zoo als gij, is 't nood. Rust zacht, o Jan Van Speyk. 'a Gravenhage V.D. Tenslotte vermelden wij nog een advertentie, over een der vele geschriften, die bij onderscheidene boekhande laars uitkwamen. De krant was in die dagen nog niet een door iedereen gelezen geschrift Ze waren duur, waartoe het beruchte kranten-zegel veel toe bijdroeg. De tekst van de advertentie, zonder lijnen, zonder groote koppen, luidt als volgt: DE ROEMRIJKE HELDENDOOD VAN DEN WEL- ED. GESTR. HEER Jan Carel Josephus Van Speyk, Kommandant van Z.M. Kanonneerboot, Nr. 2, met het vaartuig en onderhebbende manschap, op den 5en Fe bruari 1831 voor Antwerpen heldhaftig in de lucht ge sprongen. Dichtmatig tafereel door C. Linden. Dit zeer gevoelig en wezenlijk gelukkig dichtstukje wordt heden a 20 cents uitgegeven te Amsterdam bij Gebr. Koster, Leliegracht, Nr. 14 en Haringpakkerij Nr. 153. (Nadruk verboden).. Gezien van Vlaamsch-Nationalistisch standpunt. door Dr. August Borms. „Zoolang de geest van Nederlanders als Van Speyk in ons blyft leven, zal ons volk niet vergaan." Den 12den Mei j.1., den dag waarop in de Belgische tentoonstelling te Antwerpen het Noord-Nederlandsch paviljoen officieel werd geopend, namen 's avonds om streeks negen uur een honderdtal leden van de Antwer- sche Vlaamsch nationale Jonge Wacht, plaats in ver scheidene bootjes en voeren van „Aan het Steen" de Schelde af tot voor Oosterweel. Het was een schoone Mei-avond en over den heerlijken stroom klonken onze mooiste Vlaamsche liederen. Vóór Oosterweel werden de booten stilgelegd en terwijl ze zachtjes zij aan zij lagen te dobberen richtte ik, dicht bij het roer staande op het middelste vaartuig tot mijn jonge strijdgenooten, die in getogen zaten te luisteren, deze korte rede: „We zijn hier op de plaats, waar de dappere Noord- Nederlandsche bevelvoerder Jan, Karei, Josef van Spc.-Jr liever dan zijn sohip in handen te laten vallen van du Belgische muiters, de lont in het kruit stak en zich mot zijn boot in de lucht liet vliegen. Vandaag hebben onze Noorderbroeders, leden van den Dietschen bond, den moedigen zee-officier die zijn jong leven voor Neder lands zaak opofferde, herdacht in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, waar een gedenkteeken zijn heldendaad ver eeuwigt. Wij zijn hier nu cp onze lieve Schelde samen gekomen om on3 aan te sluiten bij die hulde aan de na gedachtenis van dezen koenen stamgenoot, waarop zoo wel de Nederlanders van het Noorden als die van hot Zuiden trotsch mogen zijn. In hem herdenken wij een der slachtoffers gevallen gedurende den onzaligen tijd, welke ooit over ons Vlaamsch Vaderland is gekomen. Gij, jonge Vlamingen ziet dat nu duidelijk in en ge weet wat al onheil de noodlottige scheiding van 1830 over Vlaanderen gébracht heeft. Had toen 't huidig geslacht mogen leven, tot het uiterste zouden we. evenals de heldhaftige Van Speyk, ons verzet hebben tegen de uit eenrukking van het Vlaamsche Zuiden en het ons dier bare Noorden. Nu zullen we uit zijn daad de sterkte en den moed blyven putten om den strijd voor Vlaanderens zelfstan digheid vol te houden. Wat eens geweest is, kan tot de mogelijkheden der toekomst behooren en al scheiden domme grenzen één volk, ze kunnen toch niet beletten, dat Noord en Zuid ziclh één voelen en met verlangen naar het oogenblik der hereeniging, liefst in een federatief verband, uitzien, omdat zulks de meest natuurlijke en bevredigende toestand voor ons volk doen ontstaan. In naam van het reeds bewuste Vlaamsche Volle, deel van den Dietsohen stam, leg ik dezen krans neer in de wateren van onze Schelde, ter huldiging van een groot man, een waren zoon van Groot-Nederland. Het Wil helmus en de Vlaamsche Leeuw werden aangeheven en weerklonken plechtig over den breeden stroom, terwijl de bloemen, die de aanwezigen over het water strooiden, langzaam wegdreven naar het Noorden. Die indrukwekkende plechtigheid van verleden jaar zegt genoeg welke beteekenis de Vlaamsch-Nationalisten hechten aan de daad van Van Speyk. Voor hen vertegen woordigt zij de offerende liefde in dienst van de gemeen schappelijke Nederlandsche zaak. Een Vlaamsoh-Belgicitisoh anti-Nederlandsch patrio- tisch blad van Antwerpen, noemde mij na hierboven- beschreven huldiging, den herdenker van den massa moordenaar Van Speyk! Een bewijs, welke afgrond de Vlaamsch-Nationalisten van de Vlaamsche Belgicdsten scheidt. Dezen zullen nu ook wel voortgaan met de ge dachtenis te bezwabberen van den held, dien het jonge Vlaanderen zich tot voorbeeld wil stellen, maar hun haat zal eveneens ditmaal niet bestand blijken voor onze al les overwinnende liefde. Zcolang de geest van Nederlan ders als Van Speyk in ons blijft leven, zal ons volk niet vergaan. (Nadruk verboden). Een slechte week de hooge invoerrechten en wat daartegen te doen drio tuinbouw vergaderingen hun verlangens roode kool lager in prys gele kool idem ver gelijking met het vorige jaar Deensche witte kool lagere prijzen, ofschoon beter dan het vorige jaar zakkende prijs van uien stijgende aanvoer peen station- naire prijzen bieten bevredigend. Het was me de laatste week weer een bijzonder slechte week. Was er een 14 dagen geleden zoo'n mooien vorouitgang te constateeren, nu is het weer glad mis geworden en de prijzen zijn lager dan een paar weken terug. Er zit geen spirit in den handel, daar het buiten land zoo goed als niets vraagt. Dit is echter ook niet te verwonderen, daar de tariefmuren wel zoo hoog zijn, dat de kool, als ze b.v. in Amerika arriveert bijna niet te betalen is. Als er zoo f 1000 op een wagen kool aan invoerrechten komt, dan is het duidelijk, dat de lust om onze tuinbouwproducten te koopen, den Amerikanen spoedig vergaat, f 1000 per spoorwagen, dat is, bij een gemiddelde teelt van 2 spoorwagons per H.A. (het zal dit jaar zoo ongeveer 2 spoorwagens zijn geweest) dus een belasting van f 2000, of per snees rond f 60. Onzo tuinders zouden wat tevreden zijn, als ze dit bedrag konden maken, ze willen er zelfs wel alles voor doen, alleen voor de invoerrechten. Verdwaasde wereld toch! Wanneer zullen de economische conferenties eens spij kers met koppen slaan. Waar is de groote geest in Ge- nève, die het machtige woord- zal spreken, dat tot af braak van allo tariefmuren leidt? Toenadering en ver broedering, het schijnen maar holle frases, gesproken om de menschheid te misleiden. Men vraagt zich telkens en telkens weer af, hoe het mogelijk is, dat de regeer ders dit alles straffeloos kunnen bestendigen en dat de gedupeerde volken maar steeds toelaten, dat er op die ■wijze met hun vitale belangen wordt gesold. We spraken deze week een tuinder, een man van al- gorncene ontwikkeling, iemand, die ver uitsteekt boven het groote gros in kennis en talenten. Zijn protest ging in dezen tegen de Regeering, die niets doet, maar kalm afwacht, alsof ze denkt: après nous le déluge, na ons de zondvloed. Het was zijn vaste overtuiging dat, als de Nederlandsche regeering het heffen van invoerrechten dcor anderen beantwoordde met een heffing tot hetzelf de bedrag op ingevoerde goederen, andere landen wel wat inschikkelijker zouden zijn. En hij noemde ons ver schillende uitvoer- en invoercijfers om aan te toon en, dat een dergelijke retorsiemaatregel in het buitenland indruk zou maken. Hij stippelde deze werkwijze nader uit door te wijzen op het nut en de noodzakelijkheid van wederkeerigheid in de heffing van invoerrechten om te besluiten met een oproep tot de tuinders en landbou wers om zich sterk te organiseeren en als .één man den heiligen wil te toonen, aan onze regeering dat de bewer kers van den bodem daden willen en geen woorden. We hebben hem onze instemming betuigd met een noodzakelijk hechtere organisatie, met de groote wen- soheljjkheid van een daadwerkelijk optreden der gedu peerden zelf en hem beloofd, in groote trekken, als hier boven zijn inzicht mee te deelen. Ieder doe er zijn voor deel mee, en het lijkt ons toe, dat het hoogst noodzake lijk is, dat meer van onderen er op wordt aangedrongen op actief optreden en dat men niet genoeg de groote trom kan roeren over den nood, die in tal van tuinders gezinnen heerscht Laat dan alle politieke programma's maar eens op zijde worden gezet en optrekken, allen zonder onderscheid van politiek en religie, onder de eene, alleszeggende leuze: voor een gelukkige menschheid. De laatste week zijn drie vergaderingen van tuinbouw- vereenigingen gehouden n.1. te Koedijk, St. Pancras en Broep op Langendijk. In Broek vond weerklank de vrij algemeen geuite kïank, dat het uitvoerverbod van uien, onder bepaalde voorwaarden, niet uit te voeren is. In St. Pancras is kort en krachtig gezegd, dat het maar eens uit moest zijm met het hengelen naar de „eer" van het tuinderscrediet door de s.d.a.p., in het bijzonder door een vertegenwoordiger ervan te Zuid- scharwoudc; in Koedijk was men maar slecht te spre ken over de weinige activiteit en den tegenstand die geboden werd tegen de pachtwet en andere zaken, die het hart hadden van een paar leden. Er is op al die vergaderingen heel wat geklaagd, en te Koedijk besloot men actie te voeren voor verbeteringen ten nutte van den noodlijdenden tuinbouw. Het regenachtige weer was van nadeeligen invloed op den prijs der roode kool. Was de noteering te Noordscharwoude den vorigen Zaterdag nog f 6.80 voor het mooiste kleingoed, de eerste dag van deze week zette in met een maximum-prijs van f 5.90 aan de Broeker en f 5.30 aan de Noordscharwouder veiling. Deze prijs kon zelfs te Broek niet gehandhaafd wor den en Donderdag kon zelfs niet meer dan f 5.10 wor den gemaakt. Zaterdag was de prijs, ongetwijfeld als govolg van het eenigszins vriezende weer, weer iets beter. Te Noordscharwoude kon het mooiste goed va.n de kleine sorteering tot f 6.10 opbrengen. De laagst •bestede prijs wastoen f 3.70 voor groote. Aan ~3e Broeker veiling kon tot f 5.80 worden gemaakt. Groote van afwijkende kwaliteit brachten f 2 of iets meer op. De aanvoer in totaal aan beide veilingen beliep 75 spoorwagens, waarvan 48 te Noordscharwoude. Deze week geen gele kool verkocht, die f 4 opbracht, wat de laatste week nog wel het geval was. Aan de Broeker veiling werd Maandag f 2.103.40 besteed. De hoogste prijs betreft kool van goede kwaliteit en een gewicht van in doorsnee twee en een half pond; de laagste wordt besteed voor de grootste van iets af wijkende hoedanigheid. In den loop der week kwam er niet veel verandering, echter eerder verlaging dan verhocging der prijzen. Zoo werd Donderdag aan de Broeker veiling als hoogste prijs f 3.20 besteed. Afwij kende kwaliteit in de groote sorteering kon toen nau welijks f 1,50 opbrengen. Zaterdag was er weer een kleine stijging te constateeren en werd aan de laatst genoemde veiling tot f 3.90 besteed. De noteering va" goede gele kool aan de veiling van den Noordermarkt- bond was 'toen f 2.603.80. Werd het vorige jaar al over te lage prijzen geklaagd, nu is het nog erger. Toen werd op 31 Jan. te Noordscharwoude voor gele kool f 3.305.30 betaald, nu f 2.603.80; te Noordscharwoude waren deze prijzen respectievelijk f 2.405.50 en f 1.60- 3.90. Het genliddelde nemende, kan worden vastgesteld, dat de gele kool thans nog maar twee derde deel op brengt van wat er verleden jaar op dezen tijd voor werd gemaakt 't Is wel bedroevend. Gelukkig is het niet zoo treurig gesteld met de Deensche witte, ofschoon ook hierbij de prijzen ach teruit liepen. Aan de veiling te Noordscharwoude werd Maandag f 2.203.30 betaald, tegen den vorigen Maan dag f 3.103.70, Zaterdag was de noteering f 2.503.50, overeenkomende met die van denzelfden dag der vorige week. Aan de Broeker veiling besteedde men Maandag f 2.503.60 tegen den vorigen Maandag f 2.503.90, Zaterdag was dit f 1.403.40 tegen f 2.103.50 de vorige week. Al steken deze prijzen nog gunstig af bij die van verleden jaar (31 Jan. 1930, noteering te Noord scharwoude f 0.90—1.90, te Broek f 1.402) en al wor den ze nu niet aan de koeien vervoerd, toch brengen ze veel te weinig op, vooral in aanmerking genomen Een afbeelding van Van Speyk's gedenkteeken in het Burger Weeshuis te Amsterdam. Van Speyk! Van Speyk! Van Speyk! Van Speyk! Van Speyk! Van Speyk! FEUILLETON Uit het Engelsch van DOLF WYLLARDE 20. „Oom Tcd, heb je je erg bezeerd?" vroeg zij met een klagelijk stemmetje, toen zij zag, dat zijn voorhoofd he vig bloedde en ze legde zijn hoofd voorzichtig in haar schoot. Eindeloos lang bleef ze geduldig in dezelfde on gemakkelijke houding zitten, het kind had er geen diee van hoe lang, want het duurde eenige uren voor Ed- ward eindelijk de oogen opsloeg. „Kiddie," zei hij zwak. „Heb je je bezeerd? Ik dacht heusoh, dat het met ons gedaan was." En zacht ging hij voort. „Ik geloof, dat ik bijna is het alleen mijn been?" Hij probeerde op te staan, maar viel onmiddellijk weer achterover, trillend van pijn. „O, Oom Ted, ben je erg gebroken?" stamelde Kiddie angstig. „Blijf maar heel stil liggen. Ik kan je wel hou den, heusch!" „Mijn been, Kiddie", klaagde Edward. „Ik ben bang, dat het heelemaal gebroken is. Kun je geen hulp gaan halen in de herberg verderop?" Maar Kiddie durfde hem niet alleen laten. Bovendien wist het kind den weg naar de herberg niet, die midden in het bosch aan een smal zijpad lag, en Edward was bang dat ze zou verdwalen, als hij haar liet gaan. „Ik ben bang, dat er niets anders op zit dan te wachten tot ze ons gevonden hebben. Ze zullen ons wel missen cn gaan zoeken. Ben je koud, Kiddie? Je rilt zoo!" „Een beetje. Maar dat is heusch niet erg. Als ik jou maar helpen kan, Oom Ted," „Kijk maar niet naar mijn been, Kiddie!" Zijn stem klonk steeds zwakker en langzaam zakte hij weg In een toestand van halve bewusteloosheid. Kid die zat nog steeds geknield op het vochtige mos en klap pertandde van koude. Het was langzamerhand don .eer gewerden en nog steeds kwam geen hulp op dagen. Zou den zij hier den heelen naoht moeten blijven? dacht het kind angstig. En zou oom Ted doodgaan als ze'hom niet gauw vonden? En weer begon zij hevig to snikken. Na eenigen tijd liet Edward een diepen zucht hooren. „Koud" mompelde hij. Kiddie boog zich over hem heen. En plotseling flitste haar iets door het hoofd. Zij legde voorzichtig zijn hoofd op het zachte mos cn stond op. Bevend trok zij haar jurkje uit en spreidde het uit over Edward's been. Toen ging zij in haar dunne onderjurk weer op den grond zitten en legde Edward's hoofd voorzichtig op haar arm. HOOFDSTUK XVII. Het was al laat in den middag toen Bart ara en Kenyon van hun rit terugkwamen en het meisje was regelrecht naar haar kamer gegaan om zich te klee- den. Haar truc had succes gehad, want (le kuren van Queen of llaerts hadden een geregeld gesprek tus- schen haar en haar begeleider vrijwel onmogelijk gemaakt. „liet was misschien niet heelemaal zooals het be hoort, dat ik het paard die kunsten liet uithalen." dacht ze, terwijl ze zich kleedde, „maar in de liefde en den oorlog is alles geoorloofd! Gelukkig dat het dier mij zoo goed' begrijpt!" Zij wierp een blik op de klok die op den schoorsteenmantel stond en deed haastig een paarlen collier om. „Ik ben laat", dacht ze. Ik kan niet meer naar Kiddie toe voor het d'ner, enfin, dan ga ik straks nog maar even bij haar. „Weet je ook of Kiddie al naar bed is?" wendde zij zich tot de kamenier. „Ik geloof van wel, mylady. De kinderjuffrouw is vanmiddag uitgegaan en heeft het kamermeisje ge vraagd om het kind naar bed te brengen." „Goed, dan kom ik haar straks nog even goeden- nacht zeggen." Toen Barbara den „alon binnenkwam, vond ze daar mevrouw Cartwright en Harrel in druk ge sprek met Lady Bryant, terwijl mevrouw Morrence in beslag genomen was door Lester Kenyon, die zich haastig in avondtoilet had gestoken. Barbare be groette Digby alsof er niets tusschen hen voorgeval len was, maar toen ze de uitdrukking in zijn oogen zag, peinsde ze; „Hij heeft het niet opgegeven! Vast en zeker be gint hij er weer over!" Toen flitste opeens veer door haar geest, wat me vrouw Morrence gezegd had en ze had een gevoel alsof de gloeiende vlammen haar uitsloegen. „Als ik het eens mis hadals het nog eens niet. te laat is hamerde het in haar hoofd. „Waar blijft. Ted toch?" vroeg Lady Bryant onge duldig en ze drukte op een bel, die vóór haar op ta fel stond. Een der bedienden verscheen „Martin, ga direct naar boven en zeg aan Lord Ed ward dat wij op hem wachten." „Lord Edward is nog niet thuis, mylady." „Nog niet thuis? Waar is hij dan heen?" Een oogenblik was het doodstil in den salon en er was iets drukkends cn dreigends in die stilte. Bar bara was bleek geworden; ze ging op haar moeder toe en legde haarhand op Lady Bryant's arm. „Hij was van plan naar Nettleton te gaan", zei zij zacht,, „om de paarden af te rijden. Hebt u hem zien weggaan, moeder?" „Weggaan?" herhaalde Lfidy Bryant. „Neen, ik ben dadelijk na de lunch gaan rusten." Even zweeg zij. „Grootehemel", riep zij opgewonden uit, „als de paarden eens op hol geslagen zijn! Marton, wie van het stalpersoneel is met Lord Edward meegegaan?" „Williams, mylady en Lady Catherine was ook bij hem. Lady Catherine kwam binnen om haar hoed op te zetten; 'dc kinderjuffrouw was juist beneden en ze dachten, dat u het goedgevonden had, dat zij met Lord Edward mee ging." „Ik? Ik heb het kind heelemaal niet gezien! Er is natuurlijk iets gebeurd; Barbara, wat moeten wij doen?" „Het zal wel niet zoo erg zijn, moeder", antwoordde Barbare op geruststellende toon, ofschoon de angst haar bijna den adem in de keel deed stokken. „Ik heb Ted gevraagd om Kiddie niet mee te nemen, en hij zou dat niet tóch gedaan hebben als de paarden niet volkomen rustig waren geweest. Hij wilde haar na tuurlijk een plezier doen. Maar als u er geen be zwaar tegen hebt dat ik niet aan tafel kom, ga ik dadelijk met de auto 'aar Netlleton Wood." „Maar wij kunnen het diner toch niet uitstellen, omdat een of ander en krankzinnige streek heeft uitgehaald", zei Lady Bryant geprikkeld. „Stel je voor, we kunnen onze gasten toch niet vragen nog een poosje te wachten, omdat jij je ongerust maakt". „Dat heb ik ook niet voorgesteld," wierp Barbara tegen, „u gaat gewoon aan tafel, Ted en ik zullen straks wel dineeren. Martin, zeg tegen den chauf feur dat hij onmiddellijk met den wagen voorkomt." Zij ging vlug naar h ar kamer cn trok een dikken mantel aan over haar avondjapon. Zij gunde zich den tijd niet om een hoed op te zetten, maar sloeg een groote shawl over haar hoofd. Het viel haar in dat Kiddie het waarschijnlijk koud zou hebben en greep inderhaast ook nog een warmen omslagdoek. Het kind hoestte, maar had er natuurlijk zooals kinderen nu eenmaal zijn niet aan gedacht heb ben om wat warms aan te trekken. En er was nie mand bij geweest toen ze van huis was gegaan. Toen Barbara beneden kwam, reed juist de auto voor, Naast den chauffeur zat een van de stalknechts en bij den wagen ontdekte ze de forsche gestalte van een man, met een overjas over zijn avondkleeding. „Digby!" riep ze verrast. „Ik ga ook mee", zei hij rustig. „Lady Bryant vond het een goed idee, maar ik zou in elk geval zijn meegegaan, Babs". „Naar Nettleton. Miles", wendde hij zich tot den chauffeur, „maar kijk vooral goed uit." „Rijdt langzaam Miles", fluisterde de huisknecht, die naast den chauffeur zat. „het zou me niet .ver wonderen als iemand onderweg om hulp riep. Die dekselsche paarden waren de heele week al zoo nukkig." Barbara sprak geen woord. Ze tuurde ingespannen door het open portierraam, trachtend in de duister nis iets te ontdekken. Een mijl, twee, drie, vier mijlen. Zouden zij nooit iemand tegenkomen? „Weet je zeker, dat Ted lanjp dezen weg terug komt?" verbrak Digby eindelijk het zwijgen. „Dat denk ik wel", antwoordde Barbara, zonder op te kijken. „Ilij was het tenminste van plan. Maar hij kan natuurlijk van idéé veranderd zijn." Toen zij den kronkelenden boschweg waren inge slagen, die naar Nettleton voerde, kreeg de auto op eens een hevigen schok. De chauffeur stopte direct en de stalknecht sprong haastig van den wagen om een onderzoek in te stellen. „Daar heb je het al", riep hij met gesmoorde stem, toen hij een stuk van een verbrijzelde disselboom op raapte. „Met rijtuig is waarschijnlijk versplinterd!" Harrel nam een electrische lantaarn die hij had meegenomen en stapte nok uit. Barbara volgde. „Zou je wel meegaan, Babs", vroeg hij zacht. „Zou den wij niet eerst eens gaan kijken?" „Neen, ik ga mee", antwoordde ze op beslisten toon, terwijl ze voor zich uittuurde in het heldere schijnsel dat Digby's lantaarn door de boomen liet schijnen. „Daar", riep zij plotseling, met een stem, waarin ontzetting klonk: „Het rijtuig!" Tusschen de boomen lag de ruïne van de phacton, een vormeloozc massa van gebroken houtwerk en ver scheurde bekleeding: wielen, planken, kussens. Het ongeluk had op een heel eenzaam stuk van den weg plaats gehad en zoo was het mogelijk ge weest dat niemand sinds den laten middag hier ge passeerd was en er wat van had gemerkt. Het ver keer, dat toch al al niet druk was in deze buurt, liep over een beter onderhouden parallel-weg. Opeens hoorden Barbara en Harrel tusschen de boomen een zwakken kreet en toen zij haastig naar de plek waren gcloopen waar het geluid vandaan kwam, struikelden zij bijna over het lichaam van een man, die achterover op den grond lag. Zijn hoofd rustte in de bloote armpjes van een kind, dat lilde en klappertande van koude, een witte jurk was over zijn beenen uitgespreid. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 6