en ci ere ereïcl De „Graf Zeppelin'' grondig nagezien. De Corona. Waar is het middelpunt het van heelal Nieuwe antwoorden op een oude vraag. Modern glaswerk. Maken olifanten waterputten? Luchtschipverbindmg Holland—Java niet van de baan. dichtst hijzijnde vaste ster te overbruggen, enkele ja ren noodig, van den verston in den melkweg waar schijnlijk 100.000 jaar, terwijl reeds bij een verwijde ring van 50 of 60 lichtjaren de zon niet meer voor het bloote oog zichtbaar zou zijn. Dit zijn afstanden, waarvan men zich geen voorbeeld kan vormen. Maar hoe staat het nu met de sterrenwerelden bui ten onzen melkweg en kan men van een middelpunt van de geweldige wereld spreken? De dichtst bijzijn- de vreemde sterrenwereld is de met het bloote oog waarneembare Andromedanevel, die ongeveer een millioen lichtjaren van ons verwijderd is. De snelheid, waarmee zich zulke sterrenwerelden bewegen, be paalt zich tot duizenden kilometers per seconde, men heeft zelfs een snelheid van 13.000 K.M. per seconde geconstateerd. Of al •deze sterrenwerelden nu in een bepaald verband bij elkaar behooren. of zij een hooge astronomische eenheid vormen is echter nog een on opgeloste vraag. Hiervan zal men echter eerst overtuigd moeten ge raken, voordat men van een middelpunt der wereld zal kunnen spreken. Door PROF. DR. PAUL KIRCHBERGER. IN vroeger dagen heeft de beantwoording der vraag, waar zich het middelpunt der wereld bevindt, heel wat slachtoffers geëischt. Voor heelden hiervan zijn Galilei en Bruno, die den moed hadden rie leer van Copernicus aan te han gen. In onzen tijd kunnen wij er slechts om glim lachen, dat de leer van Copernicus de menschen er niet van kon overtuigen, dat niet de aarde maar de zon liet. middelpunt der wereldruimte was. Reeds in de oudheid hield men met deze mogelijkheid reke ning, maar de Grieksche geleerden wilden haar niet voetstoots aanvaarden, daar zij nog niet overtuigt waren van de schijnbare „rust" der aarde. Alhoewel •men den afstand die de aarde van de zon scheidt te gering schatte, hetgeen dus logisch tot gevolg had, dat men zjch de grootte der zon te klein dacht, had toch tot de conclusie moeten leiden, dat de zon zelfs in deze schatting in grootte de aarde nog vele malen overtrof. Dit alleen reeds had de geleerden ervan kunnen overtuigen, dat het ongerijmd was aan te ne men. dat de kleine aarde en niet de groote zon het middelpunt der wereldruimte vormde, hetgeen voor Copernicus aanleiding was om een ietwat spottend op t<- merken, dat wanneer het zijn wil was geweest, hij een zoo belangrijk hemellichaam als de aarde in het middelpunt der wereld had gezet Is er wel een middelpunt? Over de vraag of de zon werkelijk het middelpunt der g e h c e 1 e wereld kon zijn, heeft Copernicus niet nagedacht. Deze vraag kon ook eerst ernstig onder de oogen worden gezien, toen de verrekijker nieuwe werelden voor de astronomie ontsloot on het ons dui delijk werd, dat behalve de enkele planeten, alle sterren, die wij met het bloote oog en door do verre kijker kunnen aanschouwen, zonnen zijn, die een ge lijke gedaante hebben als onze zon en deze ten op zichte der aarde op geen enkele wijze is bevoorrecht. Met was de groote Herschel, die het eerst ontdekte, dat de melkweg niets anders is, dan de aanduiding van de plaats waar zich de sterren bevinden. Bij een blik in deze richting ziet men echter zooveel ster ren achter elkaar, dat zij in elkaar overvloeien en slechts de schemering van den melkweg overblijft. Staat nu de zon in het midden van dezen melkweg? •Men kan gemakkelijk zien, dat dit niet het geval is, want dan moest do lintvormige melkweg den hemel- kogel (waarvan wij immers steeds slechts de helft kunnen aanschouwen) in twee gelijke helften verdee- len. Dit is niet het geval, de beide door den melkweg gescheiden helften van den hemelkogel zijn ongelijk, al is dan ook het onderscheid niet heel groot. Dit beeld kan zich in den loop van zeer langen tijd wijzigen, want alle sterren zijn aan oen minder of meer snelle beweging onderhevig. Deze ontdekking is een der grootste verdiensten der moderne astronomie; immers de oude sterrekundigen wisten niets van be weging af en dachten zelfs, dat de sterren op den he melkogel „bevestigd" waren. Het heelal heeft geen geheimen meer. Ja, wij kunnen zelfs in kilometers den afstand aan geven, dien een ster per seconde aflegt, doch onopge lost is echter non de vraag of de verwijdering tus- schen de zon en de ster aan de zon of wel aan de ster te wijten is, want de zon verplaatst zich met haar ge- heele aanhangsel van planeten door de ruimte. Haar snelheid kan 18 K.M. per seconde bedragen, dus nog iets minder dan die der aarde, die haar loop om de zon met een snelheid van 30 K.M. per seconde vol brengt. De snelheid der overige sterren is ongeveer even groot.. Er zijn echter ook sterren, wier snelheid nog beduidend veel grooter is. Men kan hieruit de conclusie trekken, dat wanneer de zon werkelijk het middelpunt der wereld vormde, dit wegens de ver schillende snelheid der werelddeelen vermoedelk niet lang zou duren. Of men eigenlijk van een middelpunt in den melkweg kan spreken, is moeilijk te zeggen, daar de aarde er zelf een nietig onderdeeltje van is. "Wij kunnen echter behalve den melkweg nog andere sterrenwerelden en deze kunnen wij natuurlijk van buitenaf gadeslaan. Vele van hen zijn spiraalvormig, daarom spreekt men ook van „spiraalnevels". Het is niet bewezen of zich zulke spiraalnevels om een mid delpunt beweeen, maar is dit. het geval, dan zou bij de ontzagwekkende uitgestrektheid van deze sterren complexen zulk een draaiende beweging vele mil- lioenen jaren duren. Wanneer er bij den melkweg eveneens iets dergelijks aanwezig is, dan zou men van een middelpunt kunnen spreken. Wij spreken woorden als „melkweg" en „spiraalnevel" heel ge makkelijk uit, minder gemakkelijk is het echter een aanschouwelijke voorstelling van deze begrippen te vormen. Afstanden, die per lichtjaar gerekend worden. Het licjit legt ner seconde 300.000 K.M. af en toch heeft het om den afstand tusschen dc narde cn de Korten tijd daarop vond Schuster, naar hij in het tijd schrift „Zoologische Garten" meedeelt, iets, dat dit volks geloof kan verklaren. In een laagte van het uitgestrek te steppengebied tusschen het Dondeland en de Moen- koeroe ontdekte hij tal van olifantsporen. Water was nergens te zien maar in den regentijd had het vermoe delijk wel in de laagten gestaan. Waar de sporen het dichtst waren, vond Schuster vijf groote gaten in den grond, van 1 meter tot 1.50 meter en van 30 tot 40 cAf. middellijn. Op den bodem hiervan stond vrij veel water, zooveel dat enkele olifanten er dagelijks hun dorst kon den lesschen. Schuster stelt zich nu het ontstaan van deze „putten" als volgt voor: In den regentijd stond er water in de laagten dat in het droge seizoen meer en meer verdampt of in den bodem trok tot eindelijk alleen op het laagste punt nog een plasje over bleef, waar de olifanten kwa men drinken. Daarbij zogen zij met het water ook zand en slijk op tengevolge waarvan zich hier „putten" vorm den, waarin nog water bleef staan. Daar de olifanten dagelijks terug kwamen, verdiepten zij deze „putten" voortdurend. Dat zij zulks met overleg zouden hebben ge daan, acht Schuster, onaannemelijk. Het was reeds lang bekend, dat zelfs in den droogsten tijd olifanten door de Afrikaansche vlakten trekken, of schoon wijd en zijd geen water is te bekennen. Inboor lingen verzekerden een Duitschen geleerde Ludwig Schuster, die in 1912 in het Zuiden van Oost-Afrika een ontdekkingstocht deed, dat olifanten op plaatsen waar het grondwater hoog staat, dit ruiken en tot beneden den waterspiegel graven. Glaswerk van elke soort is in den laatsten tijd zeer populair; zoowel de fijnste als de grovere soorten worden tot gebruiksartikelen aangewend. De fijne en kostbare soorten leveren ons de glaswerk- fabrieken: De Bazel, Leerdam, e.a. Onder dit glaswerk merken wq vooral voorwerpen op van beslist origi- neele en aparte modellen. Schalen op hoogen voet, pullen van ronden vorm, in ovaal of gedeukt model, vazen met kelkvormige halzen in de fijnste kleuren. Onmogelijk alle vormen en modellen met een naam aan te duiden. Er zijn glazen voorwerpen, die louter ter versiering bedoeld zjjn, doch tevens voor verschillende doeleinden gebruikt kunnen worden. Als men deze kristallen voorwerpen half met water vult en men zet ze dan op een plaats, waar de zon schijnt, kan men genieten van het prachtigst kleurenspel. Van het grovere glaswerk, dat zeer „en vogue" is, noemen we de waschstellen van gekleurd glas. Deze zijn zoo aardig, dat ze die van porselein of aardewerk verre overtreffen. De hoekig geslepen wascüikom en kan met de bijibe- hoorende kleine waschtafel-artikelen, zulk *n gezelligen aanblik, dat sommige dames er zelfs toe overgaan de waschtafel in het midden der slaapkamer te plaatsen, waardoor de kamer ten zeerste wordt verfraaid. Men zou allicht geneigd zijn dit erg vreemd te vinden, maar wanneer men het ééns gezien heeft, zal men er anders over denken. Bovendien zijn we tegenwoordig toch vrij genoeg in onze opvattingen, dat we or.s niet meer zoo streng houden aan bepaalde gewoonten en voorschrif ten. Wij houden rekening met eigen smaak en verkie zen een mooi effect door het breken met een oude ge woonte verkregen, boven een oude manier, die ons niet meer bekoren kan. IN 1933 WAARSCHIJNLIJK REGELMATIG WERELDVERKEER. De nieuwe L. Z. 128 In 1932 klaar. (Bijzondere correspondentie) FRIEDRICHSHAFEN, Februari 1931. IN de hangar te Friedrichshafen ligt de „Graf Zep pelin", het succesvolste luchtschip der wereld, van zijn omhulsel bevrijd, gasloos en met gedemonteer de motoren. Zijn machtig karkas wordt door ijve rige arbeiders behamerd en beklopt. Het is de groote. algemeene reparatie aan tallooze schroeven, bouten en spanningen, aan het omhulsel, de motor en de stuurin richting. In het voorjaar zal hij weer als nieuw in zijn „luchtig" element terugkeeren. Het jaar, waarin hij deze rust-kuur verdiend heeft, bracht de groote beslissing in den wedstrijd tusschen luchtschip en vliegboot. Men moet glimlachen bij de her innering, dat deze strijdvraag eens ernstig werd geop perd. Toen de eerste Oceaan-vluchten gelukten, later toen de DO X werd gebouwd en zeer, zeer veel beloofde, wa ren het slechts de doorwinterde luchtschippers, een zeer klein kringetje, die zweerden bfj de meerderwaar digheid van hun systeem. Alle anderen, vaklui en spe ciaal de leeken geloofden, dat het laatste uur van het luchtschip had geslagen. „Wanneer de in bouw- en on- derhouds-kosten veel goedkoopere vliegboot dezelfde lasten over dezelfde routes transporteert, heeft het luchtschip zijn reden van bestaan verloren." Dat was zoo ongeveer de toonaangevende meening. Deze meening was tot het begin van 1930 overheer- schende. Sedert dien is een groote verandering ingetre den. De Zuld-Amerika-vlucht van den Zeppelin werkte overtuigend, evenals de tallooze kleinere vluchten met tusschenlandingen. die alle vlot verliepen. Doorslagge vend was echter de mislukking der vliegbooten. Men had te veel daarop gebouwd. Er was absoluut geen sprake van, dat zij gelijke lasten over dezelfde lange routes konden vervoeren. Om nog maar te zwijgen van het ge brek aan veiligheid. DE MISLUKKING VAN DE DO X. De praktijk van de Oceaan-vluchten heeft de toeval lige successen van Lindbergh, Chamberlin en Köhl niet meer bereikt, om van overtreffen niet eens te spreken. Dat Cortes naar New York, Klngsford Smith naar Au stralië en Balbo naar Zuid-Amerika wist te komen,is de uitzondering, die de regel bevestigt. Van de 12 machi nes van Balbo zijn er twee verongelukt en twee moes ten een noodlanding verrichten. Op den relatief korten afstand van 3000 K.M. had hij dus 'n verlies van 30 pet. De overblijvende 70 pet. vormen geen zekerheidsfactor voor een ernstig Oceaan-verkeer. De DO X. het vlieg- sohip, dat volgens zijn grootte met den Zeppelin had kunnen concurreeren, heeft uitgewezen, dat het de ver langde prestaties niet kon volvoeren. De afstand, die het in de lucht kon blijven zonder brandstof in te ne men was even gering als het draagvermogen. Het ver bruik van brandstoffen was onevenredig hoog. Hieruit blijkt, dat men vliegtuigen niet eenvoudig kan vergroo- ten. Hun ontwikkeling is' beperkt en men is reeds tot den grens gekomen. Het luchtschip kan de concurrentie slechts dan niet meer het hoofd bieden als het raketten of stratosfeer-vliegtuig werkelijkheid ls geworden. Doch dat zal nog wel eventjes duren. De catastrophe van het Engelsche luchtschip R 101 zegt niets tegen het Zeppelin-systeem. De R 101 toondo fouten in de constructie, was vanaf het begin reeds on deugdelijk en met onverantwoordelijke lichtzinnigheid op stapel gezet De „Graf Zeppelin" die door geroutineerde geschoolde vaklui en niet door experimenteerende dilet tanten werd gebouwd, heeft in 155 tochten 235.000 kilo meter afgelegd en daardoor 2300 vlieguren gedaan, zon der dat zijn passagiers ooit ernstig in gevaar verkeerden Thans is de toestand zóó, dat wereldverkeer met lucht schepen en met luchtschepen alleen zou kunnen geopend worden, wanneer het noodzakelijke aantal lucht schepen aanwezig zou zijn. Als men echter afziet van den Engelschen R 100, die nauwelijks in aanmerking komt, is de „Graf Zeppelin" steeds nog het eenige luchtschip der wereld, dat bovendien voor regelmatige verkeers- tochten te klein is. Men moet zich daarom tot wchten bepalen en in dien tusschentijd praotisobe ervaringen verzamelen. HET VLIEGPROGRAMMA VOOR 1931. Het vliegprogramma van den „Graf Zeppelin" is daarom ook dit jaar op het verzamelen van ervaringen ingerioht. Men zal het luchtschip wederom in de ver schillende klimaten beproeven. In het begin van den zomer zullen eenige passagierstochten over de IJszee ten Noorden van Spitsbergen worden ondernomen. Zij komen in de plaats van de voorgenomen onderzoe- kingsvlucht boven het Noordpoolgebied, die wel defi nitief van het programma is afgevoerd en welks doel matigheid steeds omstreden was. De volgende groote vluohten brengen het schip in den zomer wederom naar Zuid-Amerika. Men wil de mogelijkheden van een post- en passagiersverbinding met Brazilië opnieuw onderzoeken. De Buft-Hansa en het Braziliaansche Condor-Syndicaat zorgen voor een aansluitende dienst met vliegtuigen. De start vindt dit keer plaats in Friedrichshafen, het doe) is Pernamlbuco. Dr. Eckener wijdt zijn speciale aandacht a*>n de Zuid- Am eri kaan scihe route, daar deze het eerst in aanmer king komt voor een toekomstig luchtschip-verkeer. REGELMATIGE VERBINDING TUSSCHEN HOLLAND EN INDIë. Intussohen zijn er ook andere kringen, welke bij het wereldverkeer belang hebben en zich voor het lucht schip interëssecren. Wij kunnen met alle stelligheid verzekeren, ondanks de tegenspraken, welke ln Holland in de pers de ronde deden, dat een Amsterdamsoh con sortium zich ernstig bezig houdt met het plan een regelmatigen luchtschip-dienst tusschen Nederland en de Nederlandsche Koloniën te organiseeren. Als de plannen van dit consortium in dit jaar nog vasten vorm zullen aannemen, zal de Zeppelin een onderzoekings tocht naar Java ondernemen om de vliegvoorwaarden op de Indlische route te dnderzoeken. Doch deze vlucht zal slechts dan geschieden als men het eens is gewor den over het afsluiten van een verdrag, waarbij de bouw van eenige luchtschepen voor Hollandscbe reke ning is bepaald. Wij raken hiermede het probleem aan van den nieuw bouw. Als het wereldverkeer eenmaal in vaste banen is geleid, moet men een groot aantal schepen óp stapel zetten. De „Zeppelin-Werke" hebben voorloopig slechts de L. Z. 128 in voorbereiding, die ln de nieuwe hangar gemonteerd wordt, doch niet voor 1932 gereed zal ko men. Maar dan zal dit ook beteekenen een vervolma king van het Zeppelin-systeem. De vulling zal met Helium geschieden. Want Dr. Eckener is van meening, dat helium onontbeerlijk is. als de schepen met nieuwe en niet zeer ervaren manschappen zullen moeten bezet worden. Op de geroutineerde bemanning, die den „Graf Zeppelin bestuurt, kan men onwrikbaar bouwen, haar kan men ook een luchtschip met waterstof gevuld toe vertrouwen. Doch een nieuweling zou het kunnen in vallen een verboden cigaret te rooken. Op dezen grond zal men in de toekomst alle nieuwe schepen met helium vullen. In 1931 zal men er eindelijk voor hebben te zorgen, dat bultenlandsch kapitaal, hetzij van Ameri- kaansohen of Hollandschen herkomst, gevonden zal moeten worden voor den bouw van meerdere schepen. Want met de L. Z. 128 alleen, hoe voortreffelijk deze ook mag zijn, kan men geen wereldverkeer onder houden, Wanneer echter in dit jaar tot stichting van kapitaal-krachtige Luchtscheepvaartmaatschappijen wordt overgegaan, kan men er op rekenen, dat 1933 het begin van het wereld-verkeer met luchtschepen zal brengen. (Nadruk verboden). Een bron van wetenschappelijke ontdekkingen. door PROF. H. G. GARBED. DE Corona is een prachtige, ivoorwitte krans, die men om de zon kan zien, wan neer deze verduisterd wordt door de geheel donkere maanschijf. De corona is echter meer dan een schoon natuurverschijnsel; voor de ge leerden vormt zij een belangrijk studie-object. De laatste zonsverduistering van 21 October 1930 heeft zelfs meerdere wetenschappelijke resultaten opgele verd. Zij werd waargenomen door een expeditie op het eiland Nioe a Foe en in den Stillen Oceaan en men verzamelde bij die gelegenheid zooveel mate riaal, dat men nog jaren noodig zal hebben om dat al les te verwerken. Zoo'n expeditie is altijd een gewaag de onderneming, want als de hemel toevallig be wolkt is, kan men geen waarnemingen doen en is ai het geld vergeefs uitgegeven. Een van de belangrijkste resultaten der expeditie is, dat een hypothese van Einstein bevestigd is. Deze behelst, dat het licht zich eigenlijk niet voortplant langs een rechte lijn, doch langs een zeer flauw ge bogen lijn, omdat het door de zon wordt aangetrok ken en omdat het heelal, waarvan wij voorloopig de grens niet kunnen gissen, vermoedelijk een bolvorm heeft. Wanneer nu enkele sterren, die zich zeer dicht bij de zon bevinden, tijdens de eclips zicht baar worden. zullen de lichtstralen ervan afwijkin gen in hun loop vertoonen, waardoor de sterren schijnbaar niet op de juiste plaats staan. De foto's, die op Nioe a Foe genomen zijn, door middel van telescopen, bevestigen deze hypothese. Een belangrijke ontdekking. Er werd ook een belangrijke nieuwe ontdekking ge daan door Dr. S. A. Mitchell, leider van de Ameri- kaansche afdeeling der expeditie. Hij heeft .n.1. in het spectrum van de corona een nieuw element ont dekt, waarvan de kleur in het spectrum wordt aan geduid als 6.770 Angstrom-eenheden. Dit is van groot belang voor het bepalen van de chemische samen stelling der coroma. De elementen, die volgens het spectrum in de corona voorkomen, hebben andere iijnen dan de ons bekende elementen op aarde, doch deze afwijkingen kunnen ook ontstaan, wanneer de atomen van zoo n element electronen verliezen en daardoor tevens een ander atoomgewicht krijgen, Het nieuwe element van Dr. Mitchell za! ook wel aan zoo n proces zijn ontstaan te danken hebben, zoodat men het eigenlijk geen nieuw element kan noemen. Verder had men het geluk, dat er juist ten tijde van de eclips een groot aantal erupties op de zon voorkwamen, waardoor uit de corona reusachtige vuurtongen schoten. Zoowel de foto's als de spectro- grammen bewijzen, dat de corona toen in heftige be roering was, zelfs tot 150.000 K.M. boven de opper vlakte der zon. Enkele lange en dunne vlammenton gen maken zelfs meer dan tweemaal de diameter van de zon; zulke heftige verschijnselen heeft men tot nu toe nog niet waargenomen. Hoewel de corona in hoofdzaak een lichtenden cir. kei om de zon vormt, is haar gedaante toch nooit de zelfde. Men legt nu verband tusschen den vorm der corona en de zonnevlekken, hoewel men nog niet weet op welke wijze deze verschijnselen elkaar on derling beinvloeden. Wanneer er veel zonnevlekken zijn, is de corona bijna cirkelvormig en lijkt zij op een reusachtige dahlia, doch wanneer de zonne vlekken schaarsch zijn, is de corona aan den aqua- tor der zon veel verder uitgebreid. Tot de verklaring van deze verschijnselen is men ook nu nog niet na der gekomen. De buitengewoon sterke erupties moeten zijn voor gekomen in de z.g. roode chromosfeer, die wij slechts bij uitzondering zien. Den grooten zonnebol zelf kun nen wij n.1. niet zien, omdat hij omringd wordt door een dikke laag gassen, de z.g. fotosfeer. Als wij tiaar de zon kijken, zien wij den glinsterenden bui tenkant van die fotosfeer, die honderden kilometers dik is en waarbinnen zich de groote bron van licht en warmte bevindt, die het leven op de aarde mo gelijk maakt. De fotosfeer doet zich aan ons oog voor als een aaneengesloten geheel, als een homogene gasmassa, doch wanneer zij door een telescoop be keken wordt, lijkt zij „mottig" en vertoont zij uiterst kleine en onregelmatige vlekjes over haar ge- heele oppervlakte. De Chromosfeer. Buiten de fotosfeer bevindt zich n.1. nog de chro mosfeer, eveneens een dikke gaslaag. Deze. chro- mosfeer is rood gekleurd en schijnt in verband te staan met de opmerkelijke verschijnselen der co rona, zooals de uitslaande vlammen en de groote massa's gloeiend gas, die uit de zon worden gestoo- ten. De uitbarstingen nemen wij waar als rood# vlammen, die uit de chromosfeer of dwars er door heen worden gestooten met een snelheid van hon derden kilometers per seconde; zij zijn zoo groot, dat de aarde daarmee vergeleken kan worden als een zandkorreltje met een kaarsvlam. Men weet tot nu toe meer van de fotosfeer en de chromosfeer dan van de corona, die alles omgeeft. Men heeft haar weieens gehouden voor een uitstra ling van de verlichte (voor ons onzichtbare) maan- helft en voor een verschijnsel in onze eigen atmos feer. Bij de eclips van 1922 bewees echter het be roemde Fraunhofer spectrum, dat de corona niet dcor onzen dampkring kan worden veroorzaakt, ter wijl de vooruitgang der fotografie aan het licht bracht, dat de donkere maanschijf voortschoof over de corona als achtergrond, zoodat die corona niet tot de maan kan wprden gerekend. Men weet nu dus met zekerheid, dat de corona tot de zon behoort en men neemt aan, dat zij ook deelneemt aan de as wenteling der zon, hoewel dit laatste nog niet bewe zen is. Dc corona geeft ons 1/3 tot 1/2 van het licht, dat de volle maan ons schenkt. Zij geeft een zacht licht rondom de zon, waar soms lange stralen uit schieten. Verder is het bekend, dat kometen, die dicht langs de zon passeeren en door de corona gaan, daardoor niet werden aangetast. Men kent echter nog niet het verband tusschen de coroma en de onderliggende chromosfeer. In het spectrum van de corona vindt men enkele lijnen, dio niet kunnen worden veroorzaakt door de bovenste lagen der chromosfeer, Hoe belangrijk dergelijke lij nen kunnen zijn voor den vooruitgang der weten schap, bewijst de geschiedenis van het ontdekken van het helium. Uit een lijn van een spectrogram concludeerde men, dat er op de zon een ons onbe kend element moest voorkomen. Dit was voor de ge leerden een aansporing, om de zaak nader te onder zoeken en tenslotte slaagde men er ook in het che misch niet reageerende helium te verkrijgen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 8