en ci ere
ereïcl
De „Graf Zeppelin'' grondig nagezien.
De Corona.
Waar is het
middelpunt
het
van
heelal
Nieuwe antwoorden
op een oude vraag.
Modern glaswerk.
Maken olifanten waterputten?
Luchtschipverbindmg Holland—Java
niet van de baan.
dichtst hijzijnde vaste ster te overbruggen, enkele ja
ren noodig, van den verston in den melkweg waar
schijnlijk 100.000 jaar, terwijl reeds bij een verwijde
ring van 50 of 60 lichtjaren de zon niet meer voor het
bloote oog zichtbaar zou zijn. Dit zijn afstanden,
waarvan men zich geen voorbeeld kan vormen.
Maar hoe staat het nu met de sterrenwerelden bui
ten onzen melkweg en kan men van een middelpunt
van de geweldige wereld spreken? De dichtst bijzijn-
de vreemde sterrenwereld is de met het bloote oog
waarneembare Andromedanevel, die ongeveer een
millioen lichtjaren van ons verwijderd is. De snelheid,
waarmee zich zulke sterrenwerelden bewegen, be
paalt zich tot duizenden kilometers per seconde, men
heeft zelfs een snelheid van 13.000 K.M. per seconde
geconstateerd. Of al •deze sterrenwerelden nu in een
bepaald verband bij elkaar behooren. of zij een hooge
astronomische eenheid vormen is echter nog een on
opgeloste vraag.
Hiervan zal men echter eerst overtuigd moeten ge
raken, voordat men van een middelpunt der wereld
zal kunnen spreken.
Door
PROF. DR. PAUL KIRCHBERGER.
IN vroeger dagen heeft de beantwoording der
vraag, waar zich het middelpunt der wereld
bevindt, heel wat slachtoffers geëischt. Voor
heelden hiervan zijn Galilei en Bruno, die
den moed hadden rie leer van Copernicus aan te han
gen. In onzen tijd kunnen wij er slechts om glim
lachen, dat de leer van Copernicus de menschen er
niet van kon overtuigen, dat niet de aarde maar de
zon liet. middelpunt der wereldruimte was. Reeds in
de oudheid hield men met deze mogelijkheid reke
ning, maar de Grieksche geleerden wilden haar niet
voetstoots aanvaarden, daar zij nog niet overtuigt
waren van de schijnbare „rust" der aarde. Alhoewel
•men den afstand die de aarde van de zon scheidt te
gering schatte, hetgeen dus logisch tot gevolg had,
dat men zjch de grootte der zon te klein dacht, had
toch tot de conclusie moeten leiden, dat de zon zelfs
in deze schatting in grootte de aarde nog vele malen
overtrof. Dit alleen reeds had de geleerden ervan
kunnen overtuigen, dat het ongerijmd was aan te ne
men. dat de kleine aarde en niet de groote zon het
middelpunt der wereldruimte vormde, hetgeen voor
Copernicus aanleiding was om een ietwat spottend op
t<- merken, dat wanneer het zijn wil was geweest, hij
een zoo belangrijk hemellichaam als de aarde in het
middelpunt der wereld had gezet
Is er wel een middelpunt?
Over de vraag of de zon werkelijk het middelpunt
der g e h c e 1 e wereld kon zijn, heeft Copernicus niet
nagedacht. Deze vraag kon ook eerst ernstig onder
de oogen worden gezien, toen de verrekijker nieuwe
werelden voor de astronomie ontsloot on het ons dui
delijk werd, dat behalve de enkele planeten, alle
sterren, die wij met het bloote oog en door do verre
kijker kunnen aanschouwen, zonnen zijn, die een ge
lijke gedaante hebben als onze zon en deze ten op
zichte der aarde op geen enkele wijze is bevoorrecht.
Met was de groote Herschel, die het eerst ontdekte,
dat de melkweg niets anders is, dan de aanduiding
van de plaats waar zich de sterren bevinden. Bij een
blik in deze richting ziet men echter zooveel ster
ren achter elkaar, dat zij in elkaar overvloeien en
slechts de schemering van den melkweg overblijft.
Staat nu de zon in het midden van dezen melkweg?
•Men kan gemakkelijk zien, dat dit niet het geval is,
want dan moest do lintvormige melkweg den hemel-
kogel (waarvan wij immers steeds slechts de helft
kunnen aanschouwen) in twee gelijke helften verdee-
len. Dit is niet het geval, de beide door den melkweg
gescheiden helften van den hemelkogel zijn ongelijk,
al is dan ook het onderscheid niet heel groot.
Dit beeld kan zich in den loop van zeer langen tijd
wijzigen, want alle sterren zijn aan oen minder of
meer snelle beweging onderhevig. Deze ontdekking is
een der grootste verdiensten der moderne astronomie;
immers de oude sterrekundigen wisten niets van be
weging af en dachten zelfs, dat de sterren op den he
melkogel „bevestigd" waren.
Het heelal heeft geen geheimen meer.
Ja, wij kunnen zelfs in kilometers den afstand aan
geven, dien een ster per seconde aflegt, doch onopge
lost is echter non de vraag of de verwijdering tus-
schen de zon en de ster aan de zon of wel aan de ster
te wijten is, want de zon verplaatst zich met haar ge-
heele aanhangsel van planeten door de ruimte. Haar
snelheid kan 18 K.M. per seconde bedragen, dus nog
iets minder dan die der aarde, die haar loop om de
zon met een snelheid van 30 K.M. per seconde vol
brengt. De snelheid der overige sterren is ongeveer
even groot.. Er zijn echter ook sterren, wier snelheid
nog beduidend veel grooter is. Men kan hieruit de
conclusie trekken, dat wanneer de zon werkelijk het
middelpunt der wereld vormde, dit wegens de ver
schillende snelheid der werelddeelen vermoedelk niet
lang zou duren. Of men eigenlijk van een middelpunt
in den melkweg kan spreken, is moeilijk te zeggen,
daar de aarde er zelf een nietig onderdeeltje van is.
"Wij kunnen echter behalve den melkweg nog andere
sterrenwerelden en deze kunnen wij natuurlijk van
buitenaf gadeslaan. Vele van hen zijn spiraalvormig,
daarom spreekt men ook van „spiraalnevels". Het is
niet bewezen of zich zulke spiraalnevels om een mid
delpunt beweeen, maar is dit. het geval, dan zou bij
de ontzagwekkende uitgestrektheid van deze sterren
complexen zulk een draaiende beweging vele mil-
lioenen jaren duren. Wanneer er bij den melkweg
eveneens iets dergelijks aanwezig is, dan zou men
van een middelpunt kunnen spreken. Wij spreken
woorden als „melkweg" en „spiraalnevel" heel ge
makkelijk uit, minder gemakkelijk is het echter een
aanschouwelijke voorstelling van deze begrippen te
vormen.
Afstanden, die per lichtjaar gerekend worden.
Het licjit legt ner seconde 300.000 K.M. af en toch
heeft het om den afstand tusschen dc narde cn de
Korten tijd daarop vond Schuster, naar hij in het tijd
schrift „Zoologische Garten" meedeelt, iets, dat dit volks
geloof kan verklaren. In een laagte van het uitgestrek
te steppengebied tusschen het Dondeland en de Moen-
koeroe ontdekte hij tal van olifantsporen. Water was
nergens te zien maar in den regentijd had het vermoe
delijk wel in de laagten gestaan. Waar de sporen het
dichtst waren, vond Schuster vijf groote gaten in den
grond, van 1 meter tot 1.50 meter en van 30 tot 40 cAf.
middellijn. Op den bodem hiervan stond vrij veel water,
zooveel dat enkele olifanten er dagelijks hun dorst kon
den lesschen.
Schuster stelt zich nu het ontstaan van deze „putten"
als volgt voor: In den regentijd stond er water in de
laagten dat in het droge seizoen meer en meer verdampt
of in den bodem trok tot eindelijk alleen op het laagste
punt nog een plasje over bleef, waar de olifanten kwa
men drinken. Daarbij zogen zij met het water ook zand
en slijk op tengevolge waarvan zich hier „putten" vorm
den, waarin nog water bleef staan. Daar de olifanten
dagelijks terug kwamen, verdiepten zij deze „putten"
voortdurend. Dat zij zulks met overleg zouden hebben ge
daan, acht Schuster, onaannemelijk.
Het was reeds lang bekend, dat zelfs in den droogsten
tijd olifanten door de Afrikaansche vlakten trekken, of
schoon wijd en zijd geen water is te bekennen. Inboor
lingen verzekerden een Duitschen geleerde Ludwig
Schuster, die in 1912 in het Zuiden van Oost-Afrika een
ontdekkingstocht deed, dat olifanten op plaatsen waar
het grondwater hoog staat, dit ruiken en tot beneden
den waterspiegel graven.
Glaswerk van elke soort is in den laatsten tijd zeer
populair; zoowel de fijnste als de grovere soorten
worden tot gebruiksartikelen aangewend.
De fijne en kostbare soorten leveren ons de glaswerk-
fabrieken: De Bazel, Leerdam, e.a. Onder dit glaswerk
merken wq vooral voorwerpen op van beslist origi-
neele en aparte modellen. Schalen op hoogen voet,
pullen van ronden vorm, in ovaal of gedeukt model,
vazen met kelkvormige halzen in de fijnste kleuren.
Onmogelijk alle vormen en modellen met een naam aan
te duiden. Er zijn glazen voorwerpen, die louter ter
versiering bedoeld zjjn, doch tevens voor verschillende
doeleinden gebruikt kunnen worden. Als men deze
kristallen voorwerpen half met water vult en men zet
ze dan op een plaats, waar de zon schijnt, kan men
genieten van het prachtigst kleurenspel.
Van het grovere glaswerk, dat zeer „en vogue" is,
noemen we de waschstellen van gekleurd glas. Deze
zijn zoo aardig, dat ze die van porselein of aardewerk
verre overtreffen.
De hoekig geslepen wascüikom en kan met de bijibe-
hoorende kleine waschtafel-artikelen, zulk *n gezelligen
aanblik, dat sommige dames er zelfs toe overgaan de
waschtafel in het midden der slaapkamer te plaatsen,
waardoor de kamer ten zeerste wordt verfraaid. Men
zou allicht geneigd zijn dit erg vreemd te vinden, maar
wanneer men het ééns gezien heeft, zal men er anders
over denken. Bovendien zijn we tegenwoordig toch vrij
genoeg in onze opvattingen, dat we or.s niet meer zoo
streng houden aan bepaalde gewoonten en voorschrif
ten. Wij houden rekening met eigen smaak en verkie
zen een mooi effect door het breken met een oude ge
woonte verkregen, boven een oude manier, die ons niet
meer bekoren kan.
IN 1933 WAARSCHIJNLIJK REGELMATIG
WERELDVERKEER.
De nieuwe L. Z. 128 In 1932 klaar.
(Bijzondere correspondentie)
FRIEDRICHSHAFEN, Februari 1931.
IN de hangar te Friedrichshafen ligt de „Graf Zep
pelin", het succesvolste luchtschip der wereld, van
zijn omhulsel bevrijd, gasloos en met gedemonteer
de motoren. Zijn machtig karkas wordt door ijve
rige arbeiders behamerd en beklopt. Het is de groote.
algemeene reparatie aan tallooze schroeven, bouten en
spanningen, aan het omhulsel, de motor en de stuurin
richting. In het voorjaar zal hij weer als nieuw in zijn
„luchtig" element terugkeeren.
Het jaar, waarin hij deze rust-kuur verdiend heeft,
bracht de groote beslissing in den wedstrijd tusschen
luchtschip en vliegboot. Men moet glimlachen bij de her
innering, dat deze strijdvraag eens ernstig werd geop
perd. Toen de eerste Oceaan-vluchten gelukten, later toen
de DO X werd gebouwd en zeer, zeer veel beloofde, wa
ren het slechts de doorwinterde luchtschippers, een
zeer klein kringetje, die zweerden bfj de meerderwaar
digheid van hun systeem. Alle anderen, vaklui en spe
ciaal de leeken geloofden, dat het laatste uur van het
luchtschip had geslagen. „Wanneer de in bouw- en on-
derhouds-kosten veel goedkoopere vliegboot dezelfde
lasten over dezelfde routes transporteert, heeft het
luchtschip zijn reden van bestaan verloren." Dat was
zoo ongeveer de toonaangevende meening.
Deze meening was tot het begin van 1930 overheer-
schende. Sedert dien is een groote verandering ingetre
den. De Zuld-Amerika-vlucht van den Zeppelin werkte
overtuigend, evenals de tallooze kleinere vluchten met
tusschenlandingen. die alle vlot verliepen. Doorslagge
vend was echter de mislukking der vliegbooten. Men had
te veel daarop gebouwd. Er was absoluut geen sprake
van, dat zij gelijke lasten over dezelfde lange routes
konden vervoeren. Om nog maar te zwijgen van het ge
brek aan veiligheid.
DE MISLUKKING VAN DE DO X.
De praktijk van de Oceaan-vluchten heeft de toeval
lige successen van Lindbergh, Chamberlin en Köhl niet
meer bereikt, om van overtreffen niet eens te spreken.
Dat Cortes naar New York, Klngsford Smith naar Au
stralië en Balbo naar Zuid-Amerika wist te komen,is de
uitzondering, die de regel bevestigt. Van de 12 machi
nes van Balbo zijn er twee verongelukt en twee moes
ten een noodlanding verrichten. Op den relatief korten
afstand van 3000 K.M. had hij dus 'n verlies van 30 pet.
De overblijvende 70 pet. vormen geen zekerheidsfactor
voor een ernstig Oceaan-verkeer. De DO X. het vlieg-
sohip, dat volgens zijn grootte met den Zeppelin had
kunnen concurreeren, heeft uitgewezen, dat het de ver
langde prestaties niet kon volvoeren. De afstand, die
het in de lucht kon blijven zonder brandstof in te ne
men was even gering als het draagvermogen. Het ver
bruik van brandstoffen was onevenredig hoog. Hieruit
blijkt, dat men vliegtuigen niet eenvoudig kan vergroo-
ten. Hun ontwikkeling is' beperkt en men is reeds tot
den grens gekomen. Het luchtschip kan de concurrentie
slechts dan niet meer het hoofd bieden als het raketten
of stratosfeer-vliegtuig werkelijkheid ls geworden. Doch
dat zal nog wel eventjes duren.
De catastrophe van het Engelsche luchtschip R 101
zegt niets tegen het Zeppelin-systeem. De R 101 toondo
fouten in de constructie, was vanaf het begin reeds on
deugdelijk en met onverantwoordelijke lichtzinnigheid op
stapel gezet De „Graf Zeppelin" die door geroutineerde
geschoolde vaklui en niet door experimenteerende dilet
tanten werd gebouwd, heeft in 155 tochten 235.000 kilo
meter afgelegd en daardoor 2300 vlieguren gedaan, zon
der dat zijn passagiers ooit ernstig in gevaar verkeerden
Thans is de toestand zóó, dat wereldverkeer met lucht
schepen en met luchtschepen alleen zou kunnen
geopend worden, wanneer het noodzakelijke aantal lucht
schepen aanwezig zou zijn. Als men echter afziet van den
Engelschen R 100, die nauwelijks in aanmerking komt,
is de „Graf Zeppelin" steeds nog het eenige luchtschip
der wereld, dat bovendien voor regelmatige verkeers-
tochten te klein is. Men moet zich daarom tot wchten
bepalen en in dien tusschentijd praotisobe ervaringen
verzamelen.
HET VLIEGPROGRAMMA VOOR 1931.
Het vliegprogramma van den „Graf Zeppelin" is
daarom ook dit jaar op het verzamelen van ervaringen
ingerioht. Men zal het luchtschip wederom in de ver
schillende klimaten beproeven. In het begin van den
zomer zullen eenige passagierstochten over de IJszee
ten Noorden van Spitsbergen worden ondernomen.
Zij komen in de plaats van de voorgenomen onderzoe-
kingsvlucht boven het Noordpoolgebied, die wel defi
nitief van het programma is afgevoerd en welks doel
matigheid steeds omstreden was.
De volgende groote vluohten brengen het schip in
den zomer wederom naar Zuid-Amerika. Men wil de
mogelijkheden van een post- en passagiersverbinding
met Brazilië opnieuw onderzoeken. De Buft-Hansa en
het Braziliaansche Condor-Syndicaat zorgen voor een
aansluitende dienst met vliegtuigen. De start vindt dit
keer plaats in Friedrichshafen, het doe) is Pernamlbuco.
Dr. Eckener wijdt zijn speciale aandacht a*>n de Zuid-
Am eri kaan scihe route, daar deze het eerst in aanmer
king komt voor een toekomstig luchtschip-verkeer.
REGELMATIGE VERBINDING TUSSCHEN
HOLLAND EN INDIë.
Intussohen zijn er ook andere kringen, welke bij het
wereldverkeer belang hebben en zich voor het lucht
schip interëssecren. Wij kunnen met alle stelligheid
verzekeren, ondanks de tegenspraken, welke ln Holland
in de pers de ronde deden, dat een Amsterdamsoh con
sortium zich ernstig bezig houdt met het plan een
regelmatigen luchtschip-dienst tusschen Nederland en
de Nederlandsche Koloniën te organiseeren. Als de
plannen van dit consortium in dit jaar nog vasten vorm
zullen aannemen, zal de Zeppelin een onderzoekings
tocht naar Java ondernemen om de vliegvoorwaarden
op de Indlische route te dnderzoeken. Doch deze vlucht
zal slechts dan geschieden als men het eens is gewor
den over het afsluiten van een verdrag, waarbij de
bouw van eenige luchtschepen voor Hollandscbe reke
ning is bepaald.
Wij raken hiermede het probleem aan van den nieuw
bouw. Als het wereldverkeer eenmaal in vaste banen
is geleid, moet men een groot aantal schepen óp stapel
zetten. De „Zeppelin-Werke" hebben voorloopig slechts
de L. Z. 128 in voorbereiding, die ln de nieuwe hangar
gemonteerd wordt, doch niet voor 1932 gereed zal ko
men. Maar dan zal dit ook beteekenen een vervolma
king van het Zeppelin-systeem. De vulling zal met
Helium geschieden. Want Dr. Eckener is van meening,
dat helium onontbeerlijk is. als de schepen met nieuwe
en niet zeer ervaren manschappen zullen moeten bezet
worden. Op de geroutineerde bemanning, die den „Graf
Zeppelin bestuurt, kan men onwrikbaar bouwen, haar
kan men ook een luchtschip met waterstof gevuld toe
vertrouwen. Doch een nieuweling zou het kunnen in
vallen een verboden cigaret te rooken. Op dezen grond
zal men in de toekomst alle nieuwe schepen met helium
vullen. In 1931 zal men er eindelijk voor hebben te
zorgen, dat bultenlandsch kapitaal, hetzij van Ameri-
kaansohen of Hollandschen herkomst, gevonden zal
moeten worden voor den bouw van meerdere schepen.
Want met de L. Z. 128 alleen, hoe voortreffelijk deze
ook mag zijn, kan men geen wereldverkeer onder
houden, Wanneer echter in dit jaar tot stichting van
kapitaal-krachtige Luchtscheepvaartmaatschappijen
wordt overgegaan, kan men er op rekenen, dat 1933
het begin van het wereld-verkeer met luchtschepen zal
brengen.
(Nadruk verboden).
Een bron van wetenschappelijke ontdekkingen.
door
PROF. H. G. GARBED.
DE Corona is een prachtige, ivoorwitte
krans, die men om de zon kan zien, wan
neer deze verduisterd wordt door de geheel
donkere maanschijf. De corona is echter
meer dan een schoon natuurverschijnsel; voor de ge
leerden vormt zij een belangrijk studie-object. De
laatste zonsverduistering van 21 October 1930 heeft
zelfs meerdere wetenschappelijke resultaten opgele
verd. Zij werd waargenomen door een expeditie op
het eiland Nioe a Foe en in den Stillen Oceaan en
men verzamelde bij die gelegenheid zooveel mate
riaal, dat men nog jaren noodig zal hebben om dat al
les te verwerken. Zoo'n expeditie is altijd een gewaag
de onderneming, want als de hemel toevallig be
wolkt is, kan men geen waarnemingen doen en is
ai het geld vergeefs uitgegeven.
Een van de belangrijkste resultaten der expeditie
is, dat een hypothese van Einstein bevestigd is. Deze
behelst, dat het licht zich eigenlijk niet voortplant
langs een rechte lijn, doch langs een zeer flauw ge
bogen lijn, omdat het door de zon wordt aangetrok
ken en omdat het heelal, waarvan wij voorloopig de
grens niet kunnen gissen, vermoedelijk een bolvorm
heeft. Wanneer nu enkele sterren, die zich zeer
dicht bij de zon bevinden, tijdens de eclips zicht
baar worden. zullen de lichtstralen ervan afwijkin
gen in hun loop vertoonen, waardoor de sterren
schijnbaar niet op de juiste plaats staan.
De foto's, die op Nioe a Foe genomen zijn, door
middel van telescopen, bevestigen deze hypothese.
Een belangrijke ontdekking.
Er werd ook een belangrijke nieuwe ontdekking ge
daan door Dr. S. A. Mitchell, leider van de Ameri-
kaansche afdeeling der expeditie. Hij heeft .n.1. in
het spectrum van de corona een nieuw element ont
dekt, waarvan de kleur in het spectrum wordt aan
geduid als 6.770 Angstrom-eenheden. Dit is van groot
belang voor het bepalen van de chemische samen
stelling der coroma. De elementen, die volgens het
spectrum in de corona voorkomen, hebben andere
iijnen dan de ons bekende elementen op aarde, doch
deze afwijkingen kunnen ook ontstaan, wanneer de
atomen van zoo n element electronen verliezen en
daardoor tevens een ander atoomgewicht krijgen, Het
nieuwe element van Dr. Mitchell za! ook wel aan
zoo n proces zijn ontstaan te danken hebben, zoodat
men het eigenlijk geen nieuw element kan noemen.
Verder had men het geluk, dat er juist ten tijde
van de eclips een groot aantal erupties op de zon
voorkwamen, waardoor uit de corona reusachtige
vuurtongen schoten. Zoowel de foto's als de spectro-
grammen bewijzen, dat de corona toen in heftige be
roering was, zelfs tot 150.000 K.M. boven de opper
vlakte der zon. Enkele lange en dunne vlammenton
gen maken zelfs meer dan tweemaal de diameter
van de zon; zulke heftige verschijnselen heeft men
tot nu toe nog niet waargenomen.
Hoewel de corona in hoofdzaak een lichtenden cir.
kei om de zon vormt, is haar gedaante toch nooit de
zelfde. Men legt nu verband tusschen den vorm der
corona en de zonnevlekken, hoewel men nog niet
weet op welke wijze deze verschijnselen elkaar on
derling beinvloeden. Wanneer er veel zonnevlekken
zijn, is de corona bijna cirkelvormig en lijkt zij op
een reusachtige dahlia, doch wanneer de zonne
vlekken schaarsch zijn, is de corona aan den aqua-
tor der zon veel verder uitgebreid. Tot de verklaring
van deze verschijnselen is men ook nu nog niet na
der gekomen.
De buitengewoon sterke erupties moeten zijn voor
gekomen in de z.g. roode chromosfeer, die wij slechts
bij uitzondering zien. Den grooten zonnebol zelf kun
nen wij n.1. niet zien, omdat hij omringd wordt
door een dikke laag gassen, de z.g. fotosfeer. Als wij
tiaar de zon kijken, zien wij den glinsterenden bui
tenkant van die fotosfeer, die honderden kilometers
dik is en waarbinnen zich de groote bron van licht
en warmte bevindt, die het leven op de aarde mo
gelijk maakt. De fotosfeer doet zich aan ons oog voor
als een aaneengesloten geheel, als een homogene
gasmassa, doch wanneer zij door een telescoop be
keken wordt, lijkt zij „mottig" en vertoont zij
uiterst kleine en onregelmatige vlekjes over haar ge-
heele oppervlakte.
De Chromosfeer.
Buiten de fotosfeer bevindt zich n.1. nog de chro
mosfeer, eveneens een dikke gaslaag. Deze. chro-
mosfeer is rood gekleurd en schijnt in verband te
staan met de opmerkelijke verschijnselen der co
rona, zooals de uitslaande vlammen en de groote
massa's gloeiend gas, die uit de zon worden gestoo-
ten. De uitbarstingen nemen wij waar als rood#
vlammen, die uit de chromosfeer of dwars er door
heen worden gestooten met een snelheid van hon
derden kilometers per seconde; zij zijn zoo groot,
dat de aarde daarmee vergeleken kan worden als
een zandkorreltje met een kaarsvlam.
Men weet tot nu toe meer van de fotosfeer en de
chromosfeer dan van de corona, die alles omgeeft.
Men heeft haar weieens gehouden voor een uitstra
ling van de verlichte (voor ons onzichtbare) maan-
helft en voor een verschijnsel in onze eigen atmos
feer. Bij de eclips van 1922 bewees echter het be
roemde Fraunhofer spectrum, dat de corona niet
dcor onzen dampkring kan worden veroorzaakt, ter
wijl de vooruitgang der fotografie aan het licht
bracht, dat de donkere maanschijf voortschoof over
de corona als achtergrond, zoodat die corona niet
tot de maan kan wprden gerekend. Men weet nu
dus met zekerheid, dat de corona tot de zon behoort
en men neemt aan, dat zij ook deelneemt aan de as
wenteling der zon, hoewel dit laatste nog niet bewe
zen is. Dc corona geeft ons 1/3 tot 1/2 van het licht,
dat de volle maan ons schenkt. Zij geeft een zacht
licht rondom de zon, waar soms lange stralen uit
schieten. Verder is het bekend, dat kometen, die
dicht langs de zon passeeren en door de corona gaan,
daardoor niet werden aangetast.
Men kent echter nog niet het verband tusschen
de coroma en de onderliggende chromosfeer. In het
spectrum van de corona vindt men enkele lijnen, dio
niet kunnen worden veroorzaakt door de bovenste
lagen der chromosfeer, Hoe belangrijk dergelijke lij
nen kunnen zijn voor den vooruitgang der weten
schap, bewijst de geschiedenis van het ontdekken
van het helium. Uit een lijn van een spectrogram
concludeerde men, dat er op de zon een ons onbe
kend element moest voorkomen. Dit was voor de ge
leerden een aansporing, om de zaak nader te onder
zoeken en tenslotte slaagde men er ook in het che
misch niet reageerende helium te verkrijgen.