ililllll NiilWS-
liittitiiit- LaiÉHüai,
Lentedag in een Turksche stad.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
Moderne Robison's.
Zenuwachtig, Slapeloos
en Overspannen
De bedrijfsleider in de kleinere
Noordhoilandsche zuivelfabriek.
Zaterdag 7 Februari 1931.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
teriticn nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23338. INT. TELEF. No 20.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno,
inbegrepen). Grootere lettors worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN.
EERLIJKHEID. EEN HANENGEVECHT.
BEDDEN OP HET DAK. HOE DE TURKEN
DOOR DE FILM DE EURCPEESCHE BE
SCHAVING LEEREN KENNEN.
(Van onzen reizenden correspondent).
ADANA, Januari 1931.
In den openbaren tuin, het gemeente-park te Adana
stonden trots de sinaasappelboomen met de goud-oranje
vruchten tusschen donkergroen, wat het effect maakte
van een eenigszins schreeuwende feestelijke versiering.
De vruchten waren zeer gemakkelijk te piukken ge
weest en als zulk een boom in een Nederlandseh park
zou hebben gestaan, zou hij wel spoedig beroofd zijn
geweest van zijn oranje-pracht. De bewaking van het
park was niet streng en 's avonds laat kon men zonder
eenige risico de vruchten onbemerkt weghalen, maar
niemand denkt daaraan. Geen Turk zal zulk een dief
stal plegen. De sinaasappelen zijn niet van hem, dus
laat hij ze onaangeroerd. Als men dit constateert vraagt
men zich eenigszins ongerust af: wat is dan eigenlijk
beschaving? In beschaafder landen heeft men andere
en minder te waardeeren begrippen.
Ronddrentelend door de stad zagen we ergens op een
onbebouwd terrein, waar vroeger, gezien de steenresten,
blijkbaar huizen hadden gestaan, een oploop. Men
schreeuwde niet, dat is niet Turksch, maar de gebaren
bewezen een zekere opgewondenheid. We mengden ons
brtder het publiek en toen' ontdekten we de oorzaak
van de opwinding: er werd een hanengevecht gehouden,
waarbij de omstanders wedden. Twee hanen, waarvan
een al duchtig gehavend was, stonden tegenover elkan
der en toonden niet veel lust ten plezlere der omstan
ders elkander neg langer te lijf te gaan en een paar
mannen hitsten ze op en plaatsten ze telkens weder oog
in oog. als ze zich van elkander afwendden. Het was
geen verkwikkelijke vertooning en weder stond ik ver
baasd: deze Turken, die buiten noodzaak geen dier
dooden en zelfs hun ongedierte levend laten, vonden
behagen in deze gevechten tusschen twee dieren? Waar
is de consequentie? Maar bij de waarneming van men-
schen moet men niet al te veel naar consequentie
vragen. Ze is er vermoedelijk wel, maar ze ontgaat ons
heel dikwijls.
Lange karavanen lastpaardjes, ezels en kameelen
stroomden met zilveren belgerinkel de stad binnen en
de meeste waren bevracht met zakken, gevuld met een
witte massa, die aan sneeuw deed denken. Het bleek
bleek echter te zijn katoen, zooals ze komt van de
boomen. Kleine vruchten zijn het; tusschen dunne
blaadjes ingesloten, zit de katoen. In de buitenwijken
waren overal vrouwen en kinderen bezig de katoen van
de blaadjes te bevrijden. Adana is in Turkije een der
voornaamste katoenmarkten.
Voor de bewoners in deze zuidelijke landen zijn de
huizen niet veel meer dan slaapgelegenheden en des
zomers als ook 's nachts de looden warmte drukt op de
stad, slapen de menschen niet eens in huis Op de
meeste platte daken ziet men stellages als groote dui
ventillen in aanbouw. Dat zijn de zoogenaamde „zomer-
bedden". Daar slapen in de warme maanden de bewo
ners om tenminste nog eenige koelte op te vangen. En
ze kunnen dat rustig wagen, want regen behoort in
de warme zomermaanden hier tot de allergrootste zeld
zaamheden. Zoolang de menschen niet slapen, zijn ze
op straat of tenminste voor de deur. De begrippen
„huiskamer" en „huiselijkheid" zijn hier onbekend. Op
straat zitten schoenmakers of, als ze heel voornaam
zijn, in open winkeltjes zonder voordeur, 's Avonds
worden deze winkeltjes met groote luiken gesloten. Alle
handwerkers oefenen hun bedrijf in zulke werkplaat
sen uit. En op straat en ook in de koffiehuizen
heerscht steeds het bontste gewoel. Niemand schijnt
thuis te zijn. Dit maakt zoo'n Oostersche stad zoo le
vendig en belangwekkend, maar steeds moet men het
betreuren, dat de oude, kleurige, kleeding der Turken
door de huidige regeering werd in den ban gedaan,
want schooner, bonter, rijker was het vroeger nog.
Rustig en ingetogen zijn de menschen. Men hoort niet
schreeuwen, zelfs niet luid spreken. Dien Januari-
lentedag klonk alleen hier en daar luider een gramo-
phone met Turksche muziek en over het geheel lag
als een zilveren atmospheer de klank der honderden
bellen van paardjes, kameelen en ezels.
Maar dan viel de avond, zoel, geheimnisvol en
langzaam verstomde de zuiveren muziek der bellen. De
menschen gingen naar huis en in den stillen avond
kwam de gelaten rust van een vermoeide stad. In de
lenteschemering klonk toen plotseling van ergens een
verre stem, die riep, die zong. Het was beide tegelijk.
Er was in een dringend manen en ook muziek, vreem
de muzikale frazen, een kelige, maar niet onaangename
stem. Het was een muëzzin, hoog van een minaret, die
riep-zong, met vele herhalingen:
Allah is groot!
Ik getuig, dat er geen goddelijkheid is buiten Allah.
Ik betuig, dat Mohamed is Allahs gezondene.
Komt ten gebed!
Komt tot het beste der werken!
Allah is het grootst!
Er is geen goddelijkheid buiten Allah!
In de stiller geworden straat met rustige menschen
klonk deze stem uit de hoogte plechtig bovenaardsch
bijna envele Muzelmannen weken af van hun weg naar
huis en gingen door een donkere poort, traden binnen
in het bedehuis om or te bidden tot Allah den erbarmen
den, den barmhartige',' zooals de Koran den Euwigen
noemt; te bidden, zittend op de gekruiste beenen met
lange diepe buigingen in de richting van de heilige stad
Mekka.
Dien avond aten we op Europeesche wijze in ons hotel
Jeni (Nieuw) hole', het beste van Adana, want nu we
voor eenige dagen uit de bergen, uit de wildernis van
steenen en eenzaamheid kwamen, wilden we genieten
wat geboden werd. We zaten aan een wit-gedekte tafel
en dronken bij ons eten een Medooh en keken elkander
nu en dan eens lachend aan: „ja, dat was toch heel iets
anders dan 't leven in de hut bij Fevzipasja. Een bijna
echte kelner, die zelfs een paar brokken Fransch sprak,
bediende keurig. Ik vrees, dat menig Nederlander die
minder in de'wildernissen heeft rondgezworven, niet zoo
in geestdrift zou zijn geweest en alles nog vrij primitief
zou hebben gevonden, doch alles in het leven is betrek
kelijk en wij gevoelden ons als millionairs, als koningen.
In zoo'n stemming wil men nog niet 's avonds om acht
uur naar bed gaan en trokken we naar de eenige bios-
cope in Adana, natuurlijk nog een „stomme bioscope".
Mijn makker nam twee loge-plaatsen (kan men het min
der doen als men zich millionair en koning gevoelt?)
en dat kwam heel duur, want men gaf ons een heele
loge voor acht personen. Maar komt er dat bij millionairs
of koningen op aan? Ongeveer twee gulden per persoon
kostte het berekende ik snel, maar toen mijn makker
een opmerking maakte over den prijs, zeide ik: „Maar
kerel, als we nu geen geld hebben voor een loge in dc
groote opera te Parijs, dan mogen we toch wel eens een
maal in ons leven een heele loge hebben in de bioscope
te Adana."
Meer dan de film interesseerde me het publiek, dat
geamuseerd in de handen klapte en lachte om een film
met een heer, die voor een of andere loszinnige juffrouw
zijn vrouw en kinderen verwaarloosde. Wat ook in Tur
kije veranderd moge zijn, nog steeds zijn de reinheid
der vrouw en de plicht van den man tegenover zijn gezin
voor de Muzelmannen heilig. En onze „hoogere bescha
ving" weet niets beter naar deze landen te zenden, dan
deze films met lichtzinnige dametjes en gemakkelijk te
verleiden huisvaders. En wij willen voorlichters leer
meesters zijn!? Het doet me denken aan een paedagoog,
die begint zijn discipelen verhalen te doen over zonder
linge en verdachte boemelpartijen.|
Er werd ook een vloot-film gegeven. Turksche oorlog
schepen manoevreerend, schietend, en een groot deel
van het publiek juichte uitbundig en elk oogenblik, dat
de vlag met de halve maan op het doek kwam, weerklonk
geestdriftig applaus.
Heel diep heeft de gedachte van den wereldvrede en
van een nationalisme, dat zich in dienst stelt van een
hoogere gemeenschap, hier nog niet wortel gevat.
J. K. BREDERODE.
Op een van de verre
Galapagoseilanden
Aan beide zijden van den evenaar over een lengte
van 4 graden liggen de verre, eenzame Galapagos
eilanden, een eilandengroep in den Stillen Oce
aan. Oostelijk van de Zuid-Amerikaansche republiek,
Ecuador aan welk land ze toebehooren. De groep be
staat uit 13 grootere en een groot aantal kleine eilandjes
Zij zijn in het algemeen van vulkanischen oorsprong en
bereiken een hoogte van 1000 tot 1500 meter. Op het
grootste eiland, Albemarle, zijn 5 vuurspuwende bergen
en het aantal uitgedoofde kraters bedraagt volgens
Darwin meer dan 2000. Deze laatste met donkere
steil uit de diepte der zee opstijgende lavagevaarten ge
ven aan die eilanden een woest en indrukwekkend voor
komen.
Het planten- en dierenrijk bevat veel eigenardigs. Er
leefden vroeger vooral veel landschildpadden (galapa
gos), die echter alle uitgegroeid zijn. Zoo vond men er
de grootste bekende soort, die zich met cactusplanten
voedde en een gewicht bereikte van 600—700 K.G. Tal
rijk zijn nog de landhagedissen, en onder deze de afzich
telijke Amblyrynchus cristatus, die
58 K.G. zwaar wordt en nog 'n andere soort, waarvan
het vleesch gekookt en gegeten wordt. Insekten vindt
men er weinig; tot de zoogdieren behoort er een groot
soort muizen.
Deze eilanden werden in de 16e eeuw door de Span
jaarden ontdekt, maar niet in bezit genomen, terwijl ze
later nu en dan door zeeroovers en walvischvaardeis
werden bezocht Later, toen bleek, dat sommige dier
eilanden een vruchtbaren bodem hadden, werden zo door
de Zuid-Amerikaansche republiek, Ecuador. van welks
kust ze 950 kilometer verwijderd liggen, in eigendom
genomen. Er werden ongeveer 400 menschen heenge
bracht, meestal uit de gevangenissen meegevoerde kleur
lingen, die er allerlei tropische voedingsgewassen ver
bouwden, maar zich later weer verstrooiden. Dit wa3
dus min of meer een mislukking en ook het plan om
een der eilanden als strafkolonie in te richten, slaagde
niet.
Dikwijls versohijnen er nog de Zuiderzeevisschers, om
op sommige eilanden, zout te winnen, en verder vinden
er de schepen goede ankerplaatsen.
Overigens zijn het, zooals reeds boven opgemerkt, een
zame, verlaten rotswoestijnen, die uit zee opsteken,
waarvan er slechts enkele door een zeer klein aantal
menschen bewoond worden, en dan nog alleen de groot
ste. Maar neen, ook op een van de allerkleinste eiland
jes zijn nog menschelijke wezens, twee," die voor onge
veer een jaar terug nog in het volle leven en deszelfs
beschaving stonden.
En nu... doch laten we de geschiedenis op den voet
volgen.
Het is dan nu ongeveer een jaar geleden, dat de
kranten van alle landen en dorpen verrast werden met
een paar kolommen onverhoopte copie, doordat de Ber-
liinsche dokter Ritter het in zijn hoofd gehaald had om
het waereldrumoer en de complicaties onzer beschaving
te ontvluchten en te gaaji „robinsoneeren" op een van
Dr. Dora.
de verre Galapagoseilanden, aan het uiterste randje van
de bewoonde wereld.
Zoo onthecht aan het menschdom was deze zeerge
leerde echter nog niet, of hij nam graag een gelijkge
stemde metgezellin mee, een vrouwelijke collega van
hem, Dr. Dora, wiens conterfeitsel de lezer hieronder
gelieve aan te treffen.
Bovendien bleef de moderne Robinson in schriftelijk
contact met Duitschlands hoofdstad.
Gedeeltelijk is hij tol
dat contact wel ge
noopt, want zijn ver
huizing heeft het!
wat opschudding ge
bracht en menigeen
naar de pen doen
grijpen om bü den
dokter te informeeren
hoe hem dat leven nu
wel beviel. Zeer veel
groote - stadsmenschen
voelden bovendien he
vig de behoefte in
zich opkomen, om ook
de eenzaamheid 4e
zoeken, maar dan op
de Galapagoseilanden!
Toen Robinson Rit
ter zulks in de gaten
kreeg. schreef hij
aan zijn neef, dr. Os
kar Hieben, arts te
Wiesbaden, dat hij al
le aspirantnavolgers
bezwoer hun plannen te wijzigen, omdat hij zelf groo
tere lichtzinnigheid dan een reis naar de Galapagos
eilanden nauwelijks denkbaar achtte.
„Verondersteld, dat dezulken het eiland bereiken
zouden, dan nog zouden zij aanstonds teleurgesteld te-
rugkeeren, omdat onze Oost zoo klein is dat hij abso
luut geen ruimte biedt voor verdere nederzetting. Ook
de andere, grootere eilanden zijn over 't algemeen
rotswoestijnen en de oasen daar liggen hoog en voch
tig. te midden van distels en doornstruiken, en omringd
door velden vol glassplinterachtige lava-brokken".
De tallooze brieven, die dr. Ritter ontvangen moest,
zijn natuurlijk typisch en karakteristiek genoeg, en het
behoeft geen vermelding, dat deze pengewrcchten een
uitgever gevonden hebben.
Daar is er een onder van een hartstochtelijke „colo-
niste", die getuigt van haar natuurlijken aanleg voor
eenzaamheid met de daarbij blijkbaar noodzakelijke
nachtelijke wandelingen met een... dierbare. Een an
dere vrouwelijke patiënt, schrijft, dat zij alleen bijzon
der gehecht is aan haar electrisch strijkijzer, en dat zij
in elk geval een electro-monteur naar het Galapagos-
eiland meeneemt. Een derde informeert, of het niet
zeer de aanbeveling verdient om een aap mee te nemen,
om met dat dier namelijk de eetbaarheid der vruchten
te beproeven.
Gezien deze omstandigheden is het alleszins begrijpe
lijk, dat de dokter op alle brieven antwoordt met een
wanhoopskreet: „Laat ons in 's hemels naam alleen!"
Met ongelooflijk hard werken en taaie volharding
heeft de eenzame Galapagos-bewoner zich een stukje
bebouwd en vruchtbaar land bewerkt, een soort farm
gesticht, die hij „Frido" heeft genoemd.
Het eiland zelf biedt citroenen en sinaasappelen en
andere aromatische vruchten. Robinson heeft er echter
de bananen gebracht en hij heeft er boonen geplant,
waarvan er één vrucht heeft gedragen, maar dan ook
zoo overvloedig, dat de twee menschen er geruimen tijd
genoeg aan hebben. Een uit het vaderland meege
bracht radijsje zou zaad leveren voor dit pittige voed
sel; maar uit het radijsje is een knol gekomen en uit
de knol een raap boven een anderhalve meter hooge
stam.
Vleesch en visch zijn er in overvloed op het eiland,
edoch, dr. Ritter en zijn metgezellin zijn beide vege
tariërs.
Het klimaat moet er werkelijk heel wonderlijk wezen;
soms is er de lucht zwaar en vochtig en benauwend;
op een kwartier afstand kan het vaak regenen, terwijl
de dokter baadt in zonneschijn.
Nu. na een verblijf reeds van een jaar op het eiland,
kan hij er pas aan gaan denken, om een wat solieder
huis te bouwen. Metselkalk maakt hij van zand en leem.
Hem staan slechts ten dienste een kruiwagen en wat
eenvoudig gereedschap.
Over belangstelling en bezoek uit de omgeving heeft
de eenzaamling niet te klagen; vooral komen de Ame-
rikaansche millionnairs, die van dezen zonderling ge
hoord hebben, eens kijken, hoe verwilderd hij er uit
ziet en hoe hij het maakt.
Deze rijke gasten willen Ritter altijd ruim van ge
schenken en levensmiddelen voorzien, maar de „inboor
lingen" wijzen dat alles steeds minzaam af
Eenmaal nam hij een paar pond gemalen koffie aan
en bood hij als tegengeschenk eenige onbekende en
heerlijke vruchten.
Onmiddellijk gingen de beschaafde Amerikanen zelf
de boomen plukken en tot Ritter's groote ergernis ge
bruikten zij de boomstammen als vreemdenboek en
krasten zij er op alle mogelijke manieren hun namen
in... „zoodat men zich op een door de touristen afge
trapte Italiaansche badplaats zou wanen in plaats van
op een onherbergzaam en nimmer bewoond Galapagos-
eiland", schrijft dokter Ritter zelf.
Robinson was wel gedwongen om oen tegen-visite op
een Amerikaansch luxe-jacht te brengen; naar aanlei
ding daarvan vraagt hij zich af. waarom die mondaine
dingen juist zoo'n stil en afgezonderd, ongerept oord
opzoeken.
Iéder normaal mensch zal. gezien deze laatste mede-
deelingen. kunnen gaan begrijpen, dat dr. Ritter met
zulke ervaringen voorloopig niet naar de „beschaafde"
wereld terugkeert...
Mijnhardt's Zenuwtabletten
zullen Uw zenuwen kalmeercn en sterken
en Uw slapeloosheid verdrijven.
Buisje 75 cl. Bij Apoth. cn Drogisten.
De leiding van een kleine zuivel
fabriek van dezen tijd eischt heel
wat meer dan die van een dertig
jaar geleden.
In 1901 heeft de Vereeniging tot Ontwikkeling van
den Landbouw in Hollands Noorderkwartier een ver
slag gepubliceerd, waarin de toestand van hot zui
velbedrijf in Noordholland in die dagen wordt uit
eengezet.
Wij zijn nu 30 jaren verder en veel is er in dien
tijd anders geworden en toch is hetgeen in dat ver-!
slag staat, nog niet alleen een historische bijzonder
heid, die geheel losstaat van het heden.
Er zijn bijv. nog bedrijfsleiders van zuivelfabrie
ken, z.g.n. directeuren, die feitelijk voorzitters van de
Vereenigingen zijn en de feitelijke toestand is nog
soms deze, dat de leiding van het bedrijf wordt over
genomen door een kaasmaker met verantwoordelijk
heid aan en onder toezicht van den voorzitter (direc
teur) en het bestuur. Net zooals in dat verslag ver
meld wordt.
We kunnen de coöperatief wertcende zuivelfabrie
ken in Noordholland met het oog op de bedrijfslei
ding in 3 rubrieken indeelen. Bij een gedeelte, de
z.g.n. groote fabrieken is een bedrijfsleider gevormd
in dc praktijk en de Rijkszuivelschool te Bolsward'
onmisbaar. Ook zijn er thans kleine kaas- en boter-
fabrieken en kaasfabriekjes van het oude type, waar
geen sprake kan zijn van de aanstelling van zoo'n
directeur. Dan blijven over de tusschen liggende ge
vallen. Dc tijdelijke omstandigheden zullen hier van
grooten invloed zijn, welken kant men uitgaat. In die
twijfelachtige gevallen gevoel ik er het meest voor
dat de bedrijfsleiding in handen is van een geschoold
directeur, voor wien het een beroep en geen bijzaak
is.
Maar het doel der bespreking is de leiding in de
fabrieken, waar geen .beroepsdirecteur is. waar men
heeft een der bestuursleden, tevens melklevcrancier
als directeur en den kaasmaker met zijn personeel*
Wanneer we de beschouwingen in het verslag van
1901 lezen, dan merken we op, dat de kwestie altijd
nog bestaat, maar in die verloopen jaren is ook heel
wat veranderd, zoowel wat den directeur als den
kaasmaker betreft en ook de techniek zelf van het
bedrijf. Een kaasmaker, die met de leiding is belast
moet thans heel wat meer vakkennis bezitten dan
een 30-tal jaren geloden.
Voorheen brachten de leverancier Item de geroomdel
avondmelk en de volle morgenmelk, welke hij in een
of meer bakken liet loopen om er Edammers van te
maken, welke voor een prijs, zoo dicht mogelijk bij
de hoogste markt verkocht moesten kunnen worden.'
De werkwijze in de fabrieken liep wel uiteen, de kaas
makers hadden wel hun eigen methode, doch de ver
schillen betroffen meer bijkomstige zaken, er werd
gewerkt ter bereiking van één zelfde doel: een „hoog
ste markt"-kaas. Wel werd er gelet op de hoeveelheid
K.G. melk, welke men voor één Edammer van 4 pond
noodig had, doch de kwaliteit der kaas was nummer
één.
Vakkennis was zeer zeker noodig, maar deze be
stond vooral in kennis, die men door langdurige er
varing bij eigen ondervinding, of profiteerende van
de ervaring van collega's, zich verwierf. Kennis van
dé gronden, waarop het vak berust, was er maar ma
tig: het voornaamste was toen, dat de kaasmaker
wist, hoe hij zijn product moest maken en dat hij
met toewijding zijn taak verrichtte, hetgeen in het
algemeen het geval was.
Met zijn directeur kon hij in liet algemeen heel goed
overleg plegen, want die bezat de langdurige ervaring
als kaasmaker op de boerderij, en die kennis was van
groote waarde bij de slechts gewijzigde bereidings
wijze in de fabriek.
De leiding van een kleine zuivelfabriek van dezen
tijd eischt heel wat meer dan die van een dertig
jaren geleden. De meeste fabrieken zijn niet alleen
kaas fabriek, doch tevens bot u-fabriek geworden. l)e
kaasmaker moet nu ook zorgen voor een bepaald vet
gehalte in de watervrijc kaas, niet te laag en ook niet
te hoog. Dij moet zorgen voor een vooral niet te laag
vochtgehalte in de kaas ter wille van de hoeveelheid,
wel! kan worden afgeleverd. Dit moet weer niet zoo
hoog zijn, dat de kaas te slap wordt, of andere gebre
ken krijgt, welke het beoogde voordeel omzetten in
schade. Hij moet soms tusschen klippen kunnen door
zeilen.
Hij moet bekend zijn met de bereiding van het. zuur
sel. Allerlei dure toestellen, als melkpompen, water
pompen, melkkoelers, centrifuge, enz., zijn in de fa
briek verschenen en de bedrijfsleider draagt daarvoor
de verantwoordelijkheid. De kazen moeten behoorlijk
van een rijksmerk voorzien dc fabriek verlaten en
ook voor deze zaak moet hij technisch cn administra
tief zoiy dragen. Hij heeft de dagelijksche werkzaam
heden door bet grootere personeel e verrichten te
leiden, en moet zorgen, dat deze klaar komen in den
volgens de Arbeidswet toegestanen tijd. Ook al is er
iemand speciaal als botermaker werkzaatn, toch moet
één persoon met de leiding belast zijn en dat is de
kaasmaker.
Met den kaasmaker, die in liet oude kaasfabriekje
op zijn plaats was, kan do kleine kaas- en boterfa-
brick van thans het niet meer redden.
Als er behoefte komt aan een bepaalde zaak of aan
personen van bepaalden aanleg, dan wordt daarin
voorzien. Zoo is bet ook hier geschied.
De I iding gevende kaasmaker is in de praktijk ge
vormd en heeft de thans onmisbare theoretische vak
kennis op een vakcursus geleerd. Het doel van zoo'n
cursus is hem «Ie grondslagen van zijn vak bij te
brengen, niet alleen kennis van feiten, en hoet hij
doen moet, maar ook waarom hij zoo doen mocL