ililllll NiilWS- liittitiiit- LaiÉHüai, Lentedag in een Turksche stad. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. Moderne Robison's. Zenuwachtig, Slapeloos en Overspannen De bedrijfsleider in de kleinere Noordhoilandsche zuivelfabriek. Zaterdag 7 Februari 1931. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- teriticn nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23338. INT. TELEF. No 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno, inbegrepen). Grootere lettors worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN. EERLIJKHEID. EEN HANENGEVECHT. BEDDEN OP HET DAK. HOE DE TURKEN DOOR DE FILM DE EURCPEESCHE BE SCHAVING LEEREN KENNEN. (Van onzen reizenden correspondent). ADANA, Januari 1931. In den openbaren tuin, het gemeente-park te Adana stonden trots de sinaasappelboomen met de goud-oranje vruchten tusschen donkergroen, wat het effect maakte van een eenigszins schreeuwende feestelijke versiering. De vruchten waren zeer gemakkelijk te piukken ge weest en als zulk een boom in een Nederlandseh park zou hebben gestaan, zou hij wel spoedig beroofd zijn geweest van zijn oranje-pracht. De bewaking van het park was niet streng en 's avonds laat kon men zonder eenige risico de vruchten onbemerkt weghalen, maar niemand denkt daaraan. Geen Turk zal zulk een dief stal plegen. De sinaasappelen zijn niet van hem, dus laat hij ze onaangeroerd. Als men dit constateert vraagt men zich eenigszins ongerust af: wat is dan eigenlijk beschaving? In beschaafder landen heeft men andere en minder te waardeeren begrippen. Ronddrentelend door de stad zagen we ergens op een onbebouwd terrein, waar vroeger, gezien de steenresten, blijkbaar huizen hadden gestaan, een oploop. Men schreeuwde niet, dat is niet Turksch, maar de gebaren bewezen een zekere opgewondenheid. We mengden ons brtder het publiek en toen' ontdekten we de oorzaak van de opwinding: er werd een hanengevecht gehouden, waarbij de omstanders wedden. Twee hanen, waarvan een al duchtig gehavend was, stonden tegenover elkan der en toonden niet veel lust ten plezlere der omstan ders elkander neg langer te lijf te gaan en een paar mannen hitsten ze op en plaatsten ze telkens weder oog in oog. als ze zich van elkander afwendden. Het was geen verkwikkelijke vertooning en weder stond ik ver baasd: deze Turken, die buiten noodzaak geen dier dooden en zelfs hun ongedierte levend laten, vonden behagen in deze gevechten tusschen twee dieren? Waar is de consequentie? Maar bij de waarneming van men- schen moet men niet al te veel naar consequentie vragen. Ze is er vermoedelijk wel, maar ze ontgaat ons heel dikwijls. Lange karavanen lastpaardjes, ezels en kameelen stroomden met zilveren belgerinkel de stad binnen en de meeste waren bevracht met zakken, gevuld met een witte massa, die aan sneeuw deed denken. Het bleek bleek echter te zijn katoen, zooals ze komt van de boomen. Kleine vruchten zijn het; tusschen dunne blaadjes ingesloten, zit de katoen. In de buitenwijken waren overal vrouwen en kinderen bezig de katoen van de blaadjes te bevrijden. Adana is in Turkije een der voornaamste katoenmarkten. Voor de bewoners in deze zuidelijke landen zijn de huizen niet veel meer dan slaapgelegenheden en des zomers als ook 's nachts de looden warmte drukt op de stad, slapen de menschen niet eens in huis Op de meeste platte daken ziet men stellages als groote dui ventillen in aanbouw. Dat zijn de zoogenaamde „zomer- bedden". Daar slapen in de warme maanden de bewo ners om tenminste nog eenige koelte op te vangen. En ze kunnen dat rustig wagen, want regen behoort in de warme zomermaanden hier tot de allergrootste zeld zaamheden. Zoolang de menschen niet slapen, zijn ze op straat of tenminste voor de deur. De begrippen „huiskamer" en „huiselijkheid" zijn hier onbekend. Op straat zitten schoenmakers of, als ze heel voornaam zijn, in open winkeltjes zonder voordeur, 's Avonds worden deze winkeltjes met groote luiken gesloten. Alle handwerkers oefenen hun bedrijf in zulke werkplaat sen uit. En op straat en ook in de koffiehuizen heerscht steeds het bontste gewoel. Niemand schijnt thuis te zijn. Dit maakt zoo'n Oostersche stad zoo le vendig en belangwekkend, maar steeds moet men het betreuren, dat de oude, kleurige, kleeding der Turken door de huidige regeering werd in den ban gedaan, want schooner, bonter, rijker was het vroeger nog. Rustig en ingetogen zijn de menschen. Men hoort niet schreeuwen, zelfs niet luid spreken. Dien Januari- lentedag klonk alleen hier en daar luider een gramo- phone met Turksche muziek en over het geheel lag als een zilveren atmospheer de klank der honderden bellen van paardjes, kameelen en ezels. Maar dan viel de avond, zoel, geheimnisvol en langzaam verstomde de zuiveren muziek der bellen. De menschen gingen naar huis en in den stillen avond kwam de gelaten rust van een vermoeide stad. In de lenteschemering klonk toen plotseling van ergens een verre stem, die riep, die zong. Het was beide tegelijk. Er was in een dringend manen en ook muziek, vreem de muzikale frazen, een kelige, maar niet onaangename stem. Het was een muëzzin, hoog van een minaret, die riep-zong, met vele herhalingen: Allah is groot! Ik getuig, dat er geen goddelijkheid is buiten Allah. Ik betuig, dat Mohamed is Allahs gezondene. Komt ten gebed! Komt tot het beste der werken! Allah is het grootst! Er is geen goddelijkheid buiten Allah! In de stiller geworden straat met rustige menschen klonk deze stem uit de hoogte plechtig bovenaardsch bijna envele Muzelmannen weken af van hun weg naar huis en gingen door een donkere poort, traden binnen in het bedehuis om or te bidden tot Allah den erbarmen den, den barmhartige',' zooals de Koran den Euwigen noemt; te bidden, zittend op de gekruiste beenen met lange diepe buigingen in de richting van de heilige stad Mekka. Dien avond aten we op Europeesche wijze in ons hotel Jeni (Nieuw) hole', het beste van Adana, want nu we voor eenige dagen uit de bergen, uit de wildernis van steenen en eenzaamheid kwamen, wilden we genieten wat geboden werd. We zaten aan een wit-gedekte tafel en dronken bij ons eten een Medooh en keken elkander nu en dan eens lachend aan: „ja, dat was toch heel iets anders dan 't leven in de hut bij Fevzipasja. Een bijna echte kelner, die zelfs een paar brokken Fransch sprak, bediende keurig. Ik vrees, dat menig Nederlander die minder in de'wildernissen heeft rondgezworven, niet zoo in geestdrift zou zijn geweest en alles nog vrij primitief zou hebben gevonden, doch alles in het leven is betrek kelijk en wij gevoelden ons als millionairs, als koningen. In zoo'n stemming wil men nog niet 's avonds om acht uur naar bed gaan en trokken we naar de eenige bios- cope in Adana, natuurlijk nog een „stomme bioscope". Mijn makker nam twee loge-plaatsen (kan men het min der doen als men zich millionair en koning gevoelt?) en dat kwam heel duur, want men gaf ons een heele loge voor acht personen. Maar komt er dat bij millionairs of koningen op aan? Ongeveer twee gulden per persoon kostte het berekende ik snel, maar toen mijn makker een opmerking maakte over den prijs, zeide ik: „Maar kerel, als we nu geen geld hebben voor een loge in dc groote opera te Parijs, dan mogen we toch wel eens een maal in ons leven een heele loge hebben in de bioscope te Adana." Meer dan de film interesseerde me het publiek, dat geamuseerd in de handen klapte en lachte om een film met een heer, die voor een of andere loszinnige juffrouw zijn vrouw en kinderen verwaarloosde. Wat ook in Tur kije veranderd moge zijn, nog steeds zijn de reinheid der vrouw en de plicht van den man tegenover zijn gezin voor de Muzelmannen heilig. En onze „hoogere bescha ving" weet niets beter naar deze landen te zenden, dan deze films met lichtzinnige dametjes en gemakkelijk te verleiden huisvaders. En wij willen voorlichters leer meesters zijn!? Het doet me denken aan een paedagoog, die begint zijn discipelen verhalen te doen over zonder linge en verdachte boemelpartijen.| Er werd ook een vloot-film gegeven. Turksche oorlog schepen manoevreerend, schietend, en een groot deel van het publiek juichte uitbundig en elk oogenblik, dat de vlag met de halve maan op het doek kwam, weerklonk geestdriftig applaus. Heel diep heeft de gedachte van den wereldvrede en van een nationalisme, dat zich in dienst stelt van een hoogere gemeenschap, hier nog niet wortel gevat. J. K. BREDERODE. Op een van de verre Galapagoseilanden Aan beide zijden van den evenaar over een lengte van 4 graden liggen de verre, eenzame Galapagos eilanden, een eilandengroep in den Stillen Oce aan. Oostelijk van de Zuid-Amerikaansche republiek, Ecuador aan welk land ze toebehooren. De groep be staat uit 13 grootere en een groot aantal kleine eilandjes Zij zijn in het algemeen van vulkanischen oorsprong en bereiken een hoogte van 1000 tot 1500 meter. Op het grootste eiland, Albemarle, zijn 5 vuurspuwende bergen en het aantal uitgedoofde kraters bedraagt volgens Darwin meer dan 2000. Deze laatste met donkere steil uit de diepte der zee opstijgende lavagevaarten ge ven aan die eilanden een woest en indrukwekkend voor komen. Het planten- en dierenrijk bevat veel eigenardigs. Er leefden vroeger vooral veel landschildpadden (galapa gos), die echter alle uitgegroeid zijn. Zoo vond men er de grootste bekende soort, die zich met cactusplanten voedde en een gewicht bereikte van 600—700 K.G. Tal rijk zijn nog de landhagedissen, en onder deze de afzich telijke Amblyrynchus cristatus, die 58 K.G. zwaar wordt en nog 'n andere soort, waarvan het vleesch gekookt en gegeten wordt. Insekten vindt men er weinig; tot de zoogdieren behoort er een groot soort muizen. Deze eilanden werden in de 16e eeuw door de Span jaarden ontdekt, maar niet in bezit genomen, terwijl ze later nu en dan door zeeroovers en walvischvaardeis werden bezocht Later, toen bleek, dat sommige dier eilanden een vruchtbaren bodem hadden, werden zo door de Zuid-Amerikaansche republiek, Ecuador. van welks kust ze 950 kilometer verwijderd liggen, in eigendom genomen. Er werden ongeveer 400 menschen heenge bracht, meestal uit de gevangenissen meegevoerde kleur lingen, die er allerlei tropische voedingsgewassen ver bouwden, maar zich later weer verstrooiden. Dit wa3 dus min of meer een mislukking en ook het plan om een der eilanden als strafkolonie in te richten, slaagde niet. Dikwijls versohijnen er nog de Zuiderzeevisschers, om op sommige eilanden, zout te winnen, en verder vinden er de schepen goede ankerplaatsen. Overigens zijn het, zooals reeds boven opgemerkt, een zame, verlaten rotswoestijnen, die uit zee opsteken, waarvan er slechts enkele door een zeer klein aantal menschen bewoond worden, en dan nog alleen de groot ste. Maar neen, ook op een van de allerkleinste eiland jes zijn nog menschelijke wezens, twee," die voor onge veer een jaar terug nog in het volle leven en deszelfs beschaving stonden. En nu... doch laten we de geschiedenis op den voet volgen. Het is dan nu ongeveer een jaar geleden, dat de kranten van alle landen en dorpen verrast werden met een paar kolommen onverhoopte copie, doordat de Ber- liinsche dokter Ritter het in zijn hoofd gehaald had om het waereldrumoer en de complicaties onzer beschaving te ontvluchten en te gaaji „robinsoneeren" op een van Dr. Dora. de verre Galapagoseilanden, aan het uiterste randje van de bewoonde wereld. Zoo onthecht aan het menschdom was deze zeerge leerde echter nog niet, of hij nam graag een gelijkge stemde metgezellin mee, een vrouwelijke collega van hem, Dr. Dora, wiens conterfeitsel de lezer hieronder gelieve aan te treffen. Bovendien bleef de moderne Robinson in schriftelijk contact met Duitschlands hoofdstad. Gedeeltelijk is hij tol dat contact wel ge noopt, want zijn ver huizing heeft het! wat opschudding ge bracht en menigeen naar de pen doen grijpen om bü den dokter te informeeren hoe hem dat leven nu wel beviel. Zeer veel groote - stadsmenschen voelden bovendien he vig de behoefte in zich opkomen, om ook de eenzaamheid 4e zoeken, maar dan op de Galapagoseilanden! Toen Robinson Rit ter zulks in de gaten kreeg. schreef hij aan zijn neef, dr. Os kar Hieben, arts te Wiesbaden, dat hij al le aspirantnavolgers bezwoer hun plannen te wijzigen, omdat hij zelf groo tere lichtzinnigheid dan een reis naar de Galapagos eilanden nauwelijks denkbaar achtte. „Verondersteld, dat dezulken het eiland bereiken zouden, dan nog zouden zij aanstonds teleurgesteld te- rugkeeren, omdat onze Oost zoo klein is dat hij abso luut geen ruimte biedt voor verdere nederzetting. Ook de andere, grootere eilanden zijn over 't algemeen rotswoestijnen en de oasen daar liggen hoog en voch tig. te midden van distels en doornstruiken, en omringd door velden vol glassplinterachtige lava-brokken". De tallooze brieven, die dr. Ritter ontvangen moest, zijn natuurlijk typisch en karakteristiek genoeg, en het behoeft geen vermelding, dat deze pengewrcchten een uitgever gevonden hebben. Daar is er een onder van een hartstochtelijke „colo- niste", die getuigt van haar natuurlijken aanleg voor eenzaamheid met de daarbij blijkbaar noodzakelijke nachtelijke wandelingen met een... dierbare. Een an dere vrouwelijke patiënt, schrijft, dat zij alleen bijzon der gehecht is aan haar electrisch strijkijzer, en dat zij in elk geval een electro-monteur naar het Galapagos- eiland meeneemt. Een derde informeert, of het niet zeer de aanbeveling verdient om een aap mee te nemen, om met dat dier namelijk de eetbaarheid der vruchten te beproeven. Gezien deze omstandigheden is het alleszins begrijpe lijk, dat de dokter op alle brieven antwoordt met een wanhoopskreet: „Laat ons in 's hemels naam alleen!" Met ongelooflijk hard werken en taaie volharding heeft de eenzame Galapagos-bewoner zich een stukje bebouwd en vruchtbaar land bewerkt, een soort farm gesticht, die hij „Frido" heeft genoemd. Het eiland zelf biedt citroenen en sinaasappelen en andere aromatische vruchten. Robinson heeft er echter de bananen gebracht en hij heeft er boonen geplant, waarvan er één vrucht heeft gedragen, maar dan ook zoo overvloedig, dat de twee menschen er geruimen tijd genoeg aan hebben. Een uit het vaderland meege bracht radijsje zou zaad leveren voor dit pittige voed sel; maar uit het radijsje is een knol gekomen en uit de knol een raap boven een anderhalve meter hooge stam. Vleesch en visch zijn er in overvloed op het eiland, edoch, dr. Ritter en zijn metgezellin zijn beide vege tariërs. Het klimaat moet er werkelijk heel wonderlijk wezen; soms is er de lucht zwaar en vochtig en benauwend; op een kwartier afstand kan het vaak regenen, terwijl de dokter baadt in zonneschijn. Nu. na een verblijf reeds van een jaar op het eiland, kan hij er pas aan gaan denken, om een wat solieder huis te bouwen. Metselkalk maakt hij van zand en leem. Hem staan slechts ten dienste een kruiwagen en wat eenvoudig gereedschap. Over belangstelling en bezoek uit de omgeving heeft de eenzaamling niet te klagen; vooral komen de Ame- rikaansche millionnairs, die van dezen zonderling ge hoord hebben, eens kijken, hoe verwilderd hij er uit ziet en hoe hij het maakt. Deze rijke gasten willen Ritter altijd ruim van ge schenken en levensmiddelen voorzien, maar de „inboor lingen" wijzen dat alles steeds minzaam af Eenmaal nam hij een paar pond gemalen koffie aan en bood hij als tegengeschenk eenige onbekende en heerlijke vruchten. Onmiddellijk gingen de beschaafde Amerikanen zelf de boomen plukken en tot Ritter's groote ergernis ge bruikten zij de boomstammen als vreemdenboek en krasten zij er op alle mogelijke manieren hun namen in... „zoodat men zich op een door de touristen afge trapte Italiaansche badplaats zou wanen in plaats van op een onherbergzaam en nimmer bewoond Galapagos- eiland", schrijft dokter Ritter zelf. Robinson was wel gedwongen om oen tegen-visite op een Amerikaansch luxe-jacht te brengen; naar aanlei ding daarvan vraagt hij zich af. waarom die mondaine dingen juist zoo'n stil en afgezonderd, ongerept oord opzoeken. Iéder normaal mensch zal. gezien deze laatste mede- deelingen. kunnen gaan begrijpen, dat dr. Ritter met zulke ervaringen voorloopig niet naar de „beschaafde" wereld terugkeert... Mijnhardt's Zenuwtabletten zullen Uw zenuwen kalmeercn en sterken en Uw slapeloosheid verdrijven. Buisje 75 cl. Bij Apoth. cn Drogisten. De leiding van een kleine zuivel fabriek van dezen tijd eischt heel wat meer dan die van een dertig jaar geleden. In 1901 heeft de Vereeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier een ver slag gepubliceerd, waarin de toestand van hot zui velbedrijf in Noordholland in die dagen wordt uit eengezet. Wij zijn nu 30 jaren verder en veel is er in dien tijd anders geworden en toch is hetgeen in dat ver-! slag staat, nog niet alleen een historische bijzonder heid, die geheel losstaat van het heden. Er zijn bijv. nog bedrijfsleiders van zuivelfabrie ken, z.g.n. directeuren, die feitelijk voorzitters van de Vereenigingen zijn en de feitelijke toestand is nog soms deze, dat de leiding van het bedrijf wordt over genomen door een kaasmaker met verantwoordelijk heid aan en onder toezicht van den voorzitter (direc teur) en het bestuur. Net zooals in dat verslag ver meld wordt. We kunnen de coöperatief wertcende zuivelfabrie ken in Noordholland met het oog op de bedrijfslei ding in 3 rubrieken indeelen. Bij een gedeelte, de z.g.n. groote fabrieken is een bedrijfsleider gevormd in dc praktijk en de Rijkszuivelschool te Bolsward' onmisbaar. Ook zijn er thans kleine kaas- en boter- fabrieken en kaasfabriekjes van het oude type, waar geen sprake kan zijn van de aanstelling van zoo'n directeur. Dan blijven over de tusschen liggende ge vallen. Dc tijdelijke omstandigheden zullen hier van grooten invloed zijn, welken kant men uitgaat. In die twijfelachtige gevallen gevoel ik er het meest voor dat de bedrijfsleiding in handen is van een geschoold directeur, voor wien het een beroep en geen bijzaak is. Maar het doel der bespreking is de leiding in de fabrieken, waar geen .beroepsdirecteur is. waar men heeft een der bestuursleden, tevens melklevcrancier als directeur en den kaasmaker met zijn personeel* Wanneer we de beschouwingen in het verslag van 1901 lezen, dan merken we op, dat de kwestie altijd nog bestaat, maar in die verloopen jaren is ook heel wat veranderd, zoowel wat den directeur als den kaasmaker betreft en ook de techniek zelf van het bedrijf. Een kaasmaker, die met de leiding is belast moet thans heel wat meer vakkennis bezitten dan een 30-tal jaren geloden. Voorheen brachten de leverancier Item de geroomdel avondmelk en de volle morgenmelk, welke hij in een of meer bakken liet loopen om er Edammers van te maken, welke voor een prijs, zoo dicht mogelijk bij de hoogste markt verkocht moesten kunnen worden.' De werkwijze in de fabrieken liep wel uiteen, de kaas makers hadden wel hun eigen methode, doch de ver schillen betroffen meer bijkomstige zaken, er werd gewerkt ter bereiking van één zelfde doel: een „hoog ste markt"-kaas. Wel werd er gelet op de hoeveelheid K.G. melk, welke men voor één Edammer van 4 pond noodig had, doch de kwaliteit der kaas was nummer één. Vakkennis was zeer zeker noodig, maar deze be stond vooral in kennis, die men door langdurige er varing bij eigen ondervinding, of profiteerende van de ervaring van collega's, zich verwierf. Kennis van dé gronden, waarop het vak berust, was er maar ma tig: het voornaamste was toen, dat de kaasmaker wist, hoe hij zijn product moest maken en dat hij met toewijding zijn taak verrichtte, hetgeen in het algemeen het geval was. Met zijn directeur kon hij in liet algemeen heel goed overleg plegen, want die bezat de langdurige ervaring als kaasmaker op de boerderij, en die kennis was van groote waarde bij de slechts gewijzigde bereidings wijze in de fabriek. De leiding van een kleine zuivelfabriek van dezen tijd eischt heel wat meer dan die van een dertig jaren geleden. De meeste fabrieken zijn niet alleen kaas fabriek, doch tevens bot u-fabriek geworden. l)e kaasmaker moet nu ook zorgen voor een bepaald vet gehalte in de watervrijc kaas, niet te laag en ook niet te hoog. Dij moet zorgen voor een vooral niet te laag vochtgehalte in de kaas ter wille van de hoeveelheid, wel! kan worden afgeleverd. Dit moet weer niet zoo hoog zijn, dat de kaas te slap wordt, of andere gebre ken krijgt, welke het beoogde voordeel omzetten in schade. Hij moet soms tusschen klippen kunnen door zeilen. Hij moet bekend zijn met de bereiding van het. zuur sel. Allerlei dure toestellen, als melkpompen, water pompen, melkkoelers, centrifuge, enz., zijn in de fa briek verschenen en de bedrijfsleider draagt daarvoor de verantwoordelijkheid. De kazen moeten behoorlijk van een rijksmerk voorzien dc fabriek verlaten en ook voor deze zaak moet hij technisch cn administra tief zoiy dragen. Hij heeft de dagelijksche werkzaam heden door bet grootere personeel e verrichten te leiden, en moet zorgen, dat deze klaar komen in den volgens de Arbeidswet toegestanen tijd. Ook al is er iemand speciaal als botermaker werkzaatn, toch moet één persoon met de leiding belast zijn en dat is de kaasmaker. Met den kaasmaker, die in liet oude kaasfabriekje op zijn plaats was, kan do kleine kaas- en boterfa- brick van thans het niet meer redden. Als er behoefte komt aan een bepaalde zaak of aan personen van bepaalden aanleg, dan wordt daarin voorzien. Zoo is bet ook hier geschied. De I iding gevende kaasmaker is in de praktijk ge vormd en heeft de thans onmisbare theoretische vak kennis op een vakcursus geleerd. Het doel van zoo'n cursus is hem «Ie grondslagen van zijn vak bij te brengen, niet alleen kennis van feiten, en hoet hij doen moet, maar ook waarom hij zoo doen mocL

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 1