VOOR ONZE SCHAKERS EVENTJES DENKEN VOOR ONZE DAMMERS L0ESJE GRIJPT IN". Vraagstuk No. 681. Vraagstuk No. 639. Vraagstuk No. 690. Vraagstuk No. 692. 9 m m 0 m 9 WM w, 9 m m m m '9. 9 m ff w ff m 0 m m m WETENSWAARDIGHEDEN. WARE WOORDEN. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 14 Februari 1931. No. 8816. Geestes-Sport en Uersei-SpnasM onder leiding van GEO VAN DAM. van H. R i n c k. Zw. 3. a b c d Cf g h Wit 3. Diagramstand: Zw. Ke5, pion b3, Phl. Wit Ka4, Pe4, jiion pion h5. Wit speelt en forceert de winst. OPLOSSING VRAAGSTUK No. 687. van H. R i n c k. De diagramstand was: Zw. Ke8, Pa 5, Da4, pions op h5, en d3. Wit Pb7, Kg5, Db2. Wit forceert op fraaie manier de winst door Db2e5 (Ke8f8); Sb7d6 (Da 4 g4); Kg5h6 (Dg4—d7); Kh6—g0 (Dd7—g4; a) Kg6— fc7 (Dg4g8; b) Kh7—h6, wint a) (Kf8—g8) De5—dö (Kg8—f8) Dd5—f3 wint.b) (Dg4—d7) Kh7—h8. OPLOSSING VAN DE PUZZLES uit ons vorig nummer. No. 685. „EEN DOMINO-PROBLEEM." Een vrij lange beredeneering is noodig, om tot de op lossing van deze gecompliceerde opgave te komen. De zessen zijn als volgt verdeeld: A. heeft geen 3, geen vieren dan dubbel 4, en toch vier zessen, en omdat dubbel zes bij B. zit moeten de zessen van A. zijn: 65, 62, 61 en 60. B. zou 64 of 63 kunnen hebben, maar hij heeft slechts één 3, en daar hij 4 nullen heeft en de overige vier bij A. zijn, die géén 3 heeft moet de steen 30 bij B. zijn. Hij heeft dus 64 en 66. C. moet nu natuurlijk de overblijvende 63 hebben. De vüven bevinden zich: A. heeft 56 en 50 (daar B. wel de overige nullen heeft, maar geen 5). C. heeft 5—5 (gegeven). D. heeft dus 54, 53, 52, en 51. De vieren: A. heeft 4—4. B. heeft 2 vieren, waarvan 64 reeds bekend is daar C. en D. geen nullen hebben, moet B. in het bezit van 40 en 46 zijn. C. heeft alleen dubbel 1, dus niet 41, ook niet 31, of 21. Hij zal dus hebben 42 en 43. D. heeft, zooals reeds bekend is, 45 en voorts zal hij ook nog de resteerende 41 hebben. De drieën: A. heeft er geen; B. heeft met A. de nullen en moet dus 30 hebben. C. heeft 33 en daar hij buiten dubbel 1 geen eenen heeft, dus ook niet 3—1 (wij weten reeds wie 3—6„ 3—5 en 3—4 heeft), moet C 3—2 hebben en «chiet er voor D. 31 over. De tweeën: A. heeft 26; B. 22 en omdat hij de nullen heeft, dus ook 20. C. heeft (reeds bekend) 24 en 23; D. 25 en de resteerende 21. Da eenen: A. heeft 16;-B. 10, C. 11 en D. dus de overigen (1—2, 1—3, 1—4, 1—5). De nullen: A. 00, 05 en 06; B. de overigen. Samenvattend vinden wij alzoo: A. heeft 65, 02, 61, 60, 50, 44 en 00. B. heeft 66, 64, 40, 3—0, 2—2, 2—0, 1—0. C. heeft 6—3, 5—5, 4—3, 4—2, 3—3, 3—2, en 1—1; D. heeft 5—4, 5—3, 5—2, 5—1, 4—1, 3—1, 2—1. No. 686. „HET GETAL VIJF EN VEERTIG." De 4 bedoelde bijzonderen gedeelten, waarin met het getal 45 kan splitsen zijn de getallen 8, 12, 5 en 20. Telt men bij het eerste deel (8) 2 op, dan verkrijgt men 10. Hetzelfde wordt verkregen door van het tweede deel (12) 2 af te trekken, of door het derde deel (5) met 2 te ver menigvuldigen, terwijl ten slotte het vierde deel (20- ge deeld door 2 ook 10 oplevert. Hiermede is aan de opgave voldaan. NIEUWE OPGAVEN. „WEER EEN EIGENAARDIG GETAL," Een ander eigenaardig getal is er een, dicht bij de honderd, dat uit 2 cijfers is samengesteld. Dit getal nu heeft de wonderbaarlijke eigenschap, dat er niets over- blijft, als men er de helft van af neemt. Welk is het be doelde getal? „EEN ST. NICOLAASVERRASSING". Bij de viering van een St. Nicolaasfeestje werden 5 kin deren getracteerd op chocolade, waarzij dol op waren. Vijf groote chocolade-lucifers werden daartoe op een presenteerblad gelegd, waarna ieder er één kreeg. Niet temin bleef er tochmog één chocolade-lucifer op het blad liggen. Hoe kan dat? OPLOSSING VRAAGSTUK No. 688. (Dr. M. J. B e 1 i n f a n t e, Amsterdam. De diagramstand in cijfers luidde: Zw. 8 sch. op 3, 7, 8, 10, 11, 14, 17, 20 en 1 dam op 36. Wit 9 sch. op 22, 23, 27, 34, 35, 39, 43, 48, 49. Wit wint door den sierlijken slag, waarnaar men dit probleem „Spaansche wals" doopte. 23—19 (zw. 17:28a) 39—33!!, 43—34!!, 35:4. a) (14—23) 3933, 25:4 (3622) 4:27 wint. Een zeer fraai probleem. van Joh. de Bree, Amsterdam (blind). Zw. 1L nn 5 B 10 m Hf 18 15 Hf 20 ÜP m n 25 H st •>- H 30 0 0 H 35 91 9. 40 11 ÜH 0 ÉNt 45 fff 50 Wit 11. De diagramstand in cijfers is: Zw. 11 sch. op 9, 11, 16, 17, 19, 21, 23, 25. Wit 11 sch. op 28, 30, 38, 42—44, 49. 1, 6, 8, 33, 37, EEN MOOIE COMBINATIE. De onderstaande partijstand kwam voor in een in. 1918 gespeelde partij tusschen H. J. Schröder—P. G. van Hout te Amsterdam, in de Jubileumwedstrijden Damvereenl- ging „Gezellig Samenzijn" (kampioenschap van Amster dam). Zw. 12 soh. §1 II 0 St «f P 0. 0 gf §1 üf Wit 12 sch. Zwart nam prachtig dam door 25—20, 17—21, 21:34!! 15—24!!, 18:47. Een vertelling door Jectn de la Meunière Gaspin. Daarover was het heele kantoor het eens: juffrouw Loesje was een schat Niet zoo'n modern, aanstellerig, geschilderd portret met rood geschilderde, gepolitoerde nagels en een gezicht alsof ze kennis aan een bakker had. Nee, juffrouw Loesje was een lief, bedeesd meiske, met lachende donkere oogen en een leuke, frissche toet van moeders natuur en mooi, vol, donkerbruin haar Niet kaalgeschoren, maar in een mooie wrong, de trots van het heele kantoor. Wfint omdat juffrouw Loesje „lang haar" had, was het heele kantoor van Piet de jongste bediende, tot meneer Kareis, de chef-met-veer tig-dienstjaren, fel gekant tegen de moderne gekort wiekte lokken. Juffrouw Loesje, tikte ijverig den gan- schen dag op haar machine en als ze opkeek, was het alleen om af en toe een peinzende, steelsche blik te slaan op Dick Putters, den correspondent. Die dan meestal ook toevallig in haar richting keek. En bloosde, tot on der zijn blonde scheiding. Want ofschoon hij er natuur lijk nog nooit met iemand een woord over gesproken had en tegen juffrouw Loesje natuurlijk heelemaal niet was Dick Putters' al een jaar lang smoorverliefd op juffrouw Loesje'. En maandenlang liep hij al met de gedachte rond, het baar te zeggen, haar te vragen. Maar ofschoon hij een knappe correspondent was en bepaald doortastend in zaken, leek het wel, of zijn hersens in eenschrompelden tot een akelig dor sponsje, als hij in de oogen als sterren van juffrouw Loesje blikte. Zijn tong weigerde bepaaldelijk alle dienst, als hij in haar nabijheid maar dacht aan de mogelijkheid van haar „de" groote vraag te stellen. Het was een heel moeilijke toestand. Temeer, daar juffrouw Loesje den knappen jongen heel graag mocht lijden. En wachtte. En wachtte. Bedeesd wachtte. En peinzend keek en betooverend glimlachte, wat Dick Putters soms den adem benam. Maar juffrouw Loesje kon toch zeker niet naar hem toe gaan en zeggen: Lieve jongen, wil je me alsjeblieft tot je verloofde maken? Dat ging toch eenvoudig niet. Dat paste niet en zeker niet voo,r zulk een bedeesd en lief lijk 'wezentje als juffrouw Loesje. Er moest op de een of andere manier door iemand ingegrepen worden. Jawel, alles goed en wel, maar door wie? De lente zat in de lucht. Het weer werd zachter en de boomen begonnen uit te botten en de menschen keken hupsch en opgewekt een zich vernieuwende wereld in. En Dick Putters zag bleek en was min of meer zenuw achtig en Loesje was bedeesder en lieftalliger dan ooit. Wat niet wegnam, dat ze ijverig was, zóó ijverig zelfs, dat ze de laatste was van het kantoor van tien man sterk, die op dien lenteavond nog in het kantoor aanwe zig was, terwijl Dick Putters zich juist naar het kleed kamertje achter in den gang had begeven, om zijn hoed en jas te pakken en weg te gaan. Wie het laatst het kantoor verliet moest altijd de deur achter zich op het veiligheidslot trekken, dat den volgenden dag door „me neer", die altijd het eerste kwam, geopend werd. Dick Putters zou juist door den gang naar buiten gaan, toen hij een verschrikte kreet van juffrouw Loes je uit het kantoor hoorde komen: „O, help, meneer Put ters, help! Ik zit opgesloten, de deur is op het veilig heidsslot gevallen, ik kan er niet uit!" Met groote stappen kwam Dick aangesneld. Zijn hart klopte wild. Juffrouw Loesje. Loesje, die schat zat opge sloten! Het arme kind! Hij zag haar staan, met een angstig gezichtje, voor het kleine vierkante venstertje naast de deur. „Hoe komt dat?" vroeg hij door het geopende venster tje, dat anderhalve meter boven den grond lag. „Het lipje van het veiligheidsslot is zeker losgespron gen, en nu kan het slot niet terug. Meneer heeft de sleutel en hij is juist vanavond de stad uit!" zei juf frouw Loesje en keek zóó benauwd, dat Dick haar wel dadelijk in zijn armen had willen nemen. „Wat moeten we dan beginnen?" vroeg Dick ontsteld en staarde ontzet naar Loesje, die bedeesd zei: „Hier is een raampje". Dick Putters scheen plotseling een lumineuse inval te krijgen. Natuurlijk het raampje! „Gaat U op een stoel staan, en klim door het raampje, ik zal U helpen eruit te komen", zei hij kordaat. Juffrouw Loesje sleepte een stoel aan en klom erop. Ze stak haar blozende kopje door het venstertje en met bonzend hart vatte Dick haar on der de armen, om haar te helpen, zich door het malle, hooge vensterluikje te wringen. Maar toen gebeurde er iets. Er klonk een slag, juf frouw Loesje slaakte een angstkreetje en sloeg stijf haar armen om de hals van Dick Putters. De stoel, die ellen dige, akelige stoel was blijkbaar gekanteld en omgeval len. Manhaftig sjorde Dick haar door het venstertje naar buiten en wilde haar in de gang neerzetten... maar juffrouw Loesje gaf weer een gilletje en keek angstig naar de steenen vloer en dan naar haar zijden kousen voeten... haar schoenen waren door het geklauter en gesjor uitgegleden... lagen in het kantoortje. Besluite loos stond Dick met Loesje in zijn armen, die zacht zei: „Als... je me even naar het kamertje draagt, dan kan ik daar op een stoel wachten, tot je de schoenen uit het kantoor hebt opgevischt..." „Natuurlijk"... stotterde hij en gir.g met zijn last de gang in, naar het kamertje. Het was natuurlijk doordat hij zijn lieve last zoo hoog mogelijk wilde dragen, dat het blozende gezichtje van juffrouw Leesje zoo dicht bij het zijne kwam en dat hij haar adem tegen zijn gezicht voelde, zoodat het hem wonderlijk te moede werd en zijn lippen de hare vonden. Het opvisschen van de schoentjes was voor een flinke vent als die Dick Putters natuurlijk het werk van een oogenblik. En een dolgelukkig en zeer verliefd paar verliet even later het kantoor. Het ijs was gebroken. „Ja, schat", zei Dick een maand later, toen ze samen op een zoelen vóórzomeravond langs de stille grachten wandelden, waar het jonge groen de boomen met een dicht groen waas overtoog, „ik wilde je natuurlijk niet overvallen met een verklaring. En als ik dien avond op kantoor niet ingegrepen had, en je eenvoudig in mijn armen genomen had, dan hadden we nu misschien nog naar elkaar gekeken uit de verte. Weet je wat het is, lieverd, een man moet op een bepaald oogenblik een voudig ingrijpen en het meisje nemen, dat hij liefheeft.'* „Natuurlijk vent, jelui zijn ook veel sterker en flinker dan wij," fluisterde Loesje en bloosde. En ze zei natuurlijk niet, dat het veiligheidsslot niet vanzelf in het slot was geschoten, maar dat een paar fijne, zachte meisjeshandjes het lipje hadden overgezet. De handjes... van Loesje. Evenmin vertelde ze, dat die ellendige stoel niet vanzelf was omgevallen, maar om gegooid was door een paar kleine teere voetje... de voetjes van Loesje... Is het U bekend: dat Europa een klein eiland in het kanaal van Mo zambique is? dat het Europeesch Concert de naam was van hot verdrag van Cchaumont, dat in Maart 1814 gesloten werd en een rechtsgemeenschap der Europeesche sta ten tot stand bracht? dat hiertoe sedert 1856 bijna alle Europeesche sta ten behoorden? dat het hoofddoel was te trachten eventueele ge schillen niet door oorlog te beslechten, door aan het uit breken van een oorlog de „goede diensten" van alle of van bevriende mogendheden te doen voorafgaan? dat het Europeesch Concert na het Congres van. Parijs (1856) langzamerhand zijn beteekenis verloor, doordat nieuwe overeenkomsten in het leven geroepen werden, zooals het Hof van Arbitrage in Den Haag en later den Volkenbond? dat Euterpe een der Iyrischen zang? muzen is, namelijk van sden dat het woord „evangelist" feitelijk beteekent: over brenger eener blijde boodschap? d a t de stad Gent, in de Belgische provincie Oost- Vlaanderen, op 23 eilanden gebouwd is, die door 63 brug gen onderling verbonden worden? Het Leven is doorzetten. o Ter opvoeding van een kind is veel kracht noodig. omkleed door veel zachtheid; men moet het leiden m--»t een ijzeren hand, omkleed met een fluweelen handschoen o In den samenhang der menschheid is elke daad van beteekenis. Terwijl onze arbeid klein is, is hij meteen van oneindige waarde. o Geen waarachtige vrede dan die op gerechtigheid ga- grond is. o Idealisme is niet anders dan het zoeken van een groo- ten schat in den akker des levens, rusteloos zoeken, zon der om te zien, maar opziende te meer, hoog naar het blauw achter de wolken. Een wraakneming. De Fransche dichter Santeuil kwam eens op een nacht heel laat thuis. Hij belde, maar pas tien minuten later hoorde men de sloffen van den portier naderen. Hier is Santeuil, doe toch gauw open," riep de dichter. Het is verboden zoo laat in den nacht de deur nog te openen, zeide de portier. Santeuil begreep den wenk, schoof een geldstuk onder de deur door en dadelijk werd de deur geopend. Ach, nu heb ik mijn boek in de vensterbank laten liggen, riep Santeuil plotseling uit. De portier, verrukt over het goudstuk dat hij ontving ging direct, hoewel hij in zijn nachthemd was, de straat op om het boek te halen. Toen sloot Santeuil op zijn gemak de deur. Doe toch open, jammerde de portier, die zich dood- schaamde. Het is verboden zoo laat in den nacht nog de deur te openen! Maar ik heb u toch ook opengedaan! Goed, ik zal open doen, maar tegen denzelfden prijs! Toen schoof de portier het geldstuk onder de deur door. Santeuil stak het vergenoegd fluitend in zijn zak opende de deur en liet den portier met zijn -(koude voe ten en zijn woede alleen. Les voor kwaadsprekers. In de vorige eeuw stond buiten de voormalige Koe poort op den Cingel te Leiden op een huis het volgende ta lezen: Die kwaad wil spreken van mij en de mijnen, Die ga naar huis en bezie de zijnen. En vindt hij daar dan geen gebleken. Die kome hier en heeft clan vrij spreken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 13