Alitmti Kiens- Heropend COURANT. Miirmit- Lullinllit GEESTELIJK LEVEN. Het Oude Huis. M. KLERCQ, K. BLAAUBOER Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. G e e s t e I ij k e hygiëne. Auto=Meubel wagens Zaterdag 14 Februari 1931. CHAGER 74ste Jaargang No. 8816 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag cn Zaterdag Bij inzending tot s morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in hel eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TleN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT VIER BLADEN EEN belangstellende lezeres heeft mij het hier boven aangegeven onderwerp aan de hand gedaan. Ik wil er graag eenige gedachten over neerschrijven. Het zijn gedachten, die in me zijn opgekomen, toen ik mij in het onderwerp „geestelijke hygiëne" verdiepte. Vooraf ga een verklaring van het vreemde woord, dat oorspronkelijk Grieksch is. In zuiver Neder- landsch betcekent het: gezondheidsleer. Hygiëne is dus de wetenschap, welke zich bezig houdt met de vraag op welke wijze de gezondheid kan wor den behouden en bevorderd. Zij zoekt de middelen, welke daartoe dienstbaar zijn. Zij gaat na welk voed sel 't meest geschikt is voor den menschen, zij beoor deelt woningtoestanden, invloed der atmosfeer, enz., enz. Aan deze wetenschap heeft de menschheid reeds ontzaglijk veel te danken. Denken wij b.v. slechts aan de succesvolle bestrijding van tuberculose en ma laria! En als wij ons daarbij herinneren de algemeen verbreide uitspraak, dat gezondheid de grootste schat is, dan is er geen twijfel aan of wij zullen de weten schap der hygiëne van bijzonder groot belang ach ten. Maar de mensch is niet alleen een stoffelijk, hij is ook een g e e s t e 1 ij k wezen. En al is hij lichamelijk nog zoo gezond, hij is een stakker, als daarmede niet gepaard gaat gezondheid van geest. Sterker nog: mooier, verhevener is de mensch, die geestelijk is ontwikkeld, terwijl hij lichamelijk stum perig is dan de mensch die naar het lichaam niets mankeert en blaakt van welvarendheid, maar wiens geest dor is en verschrompeld, wiens denken, gevoe len en willen op een laag peil staat Ons streven zij: lichamelijk èn geestelijke gezond heid. Wel hebben wij hierbij te bedenken echter, dat er een wederzijdsche beinvloeding plaats heeft van lichaam cn geest. Lichamelijke stoornissen en gebre ken kunnen op den geest nadeelig inwerken; gezond heid van het lichaam kan den geest ten- goede ko men. Eveneens kan een sterke, gezonde geest een machtig middel blijken in het belang van den licha- melijken toestand. Hierover schreef reeds de beroem de Koningsberger filosoof Emanuel Kant een lezens waardig boekje. En kenden niet de oude Romeinen de spreuk „mens sana in corpore sano", wat in het Hollandsch vertaald beteekent: een gezonde geest in een gezond lichaam? Om derhalve een waarlijk volledig gezond mensch te wezen, willen wij zoowel het lichaam als den geest goed verzorgen. Wij houden ons hier alleen met de verzorging van den geest bezig, omdat dit ligt binnen het kader onzer FEUILLETON Naar het Hongaarsch van CECILE TOR MAY door J. W. JORISSEN De kamer van Christoffel Ulwing was gewelfd en laag. Voor de beide ramen hingen witte gordijnen. Op de ronde tafel brandde een vetkaars in een zilveren kandelaar. Haar licht flikkerde zachtjes over de licht gestreepte, linnen hoezen van de zware leuningstoelen. Neem plaats, Füger. Jij ook, zei Ulwing tot zijn zoon, maar zelf bleef hij staan. De heer Palatyn heeft mij de restauratie van het kas teel opgedragen. Over het bosch heb ik ook een contract met hem gesloten. Hij nam een brief uit een der vele laden van de schrijftafel. Zonder aarzeling greep zijn hand alles, wat hij noodig had. Ondertusschen gaf hij aan zijn boekhouder korte, duidelijke Instructies. Füger schreef ze haastig op in een geelleeren notitie- hoek. Altijd droeg hij dit bij zich, zelfs, als hij naar de kerk ging, kwam het nog uit zijn jas kijken. Jan Hubert zat onbehaaglijk in den zwaar bekleeden leuningstoel. Zijn blik dwaalde doelloos door de kamer. Boven den divan hingen de portretten van de bouw meesters Fischer en von Erlach en Mansard. Fraaie, oude etsen. Hij kende deze beide gezichten, maar stelde er geen belang in. Hij bekeek de patronen van het groene behangsel. Kleine strepen. Groene kransen. Elk bekeek hij afzonderlijk. Intusschen was hij door en door slaperig geworden. Meermalen achtereen trok hij de groote naald uit, die de gehaakte antimakasser aan den leuningstoel vasthield en stak haar weer precies op haar plaats. Daarna hoestte hij, om niet te geeuwen. artikelen en begeven ons niet op het terrein van de mannen der medische wetenschap. Hierbij merk ik evenwel terloops even, op, dat, ge lukkig, in de laatste jaren in de kringen dezer man nen veel meer dan vroeger aandacht geschonken wordt aan de geestelijke zijde van 's menschen be staan. Er is tegenwoordig een ernstige bestudeering van de mensclielijke psyche (ziel) en men spreekt van psychologische physiologie (een term, welke voor vele lezers wel een raadsel zal wezen; zij moeten maar beginnen met hem goed uit te spreken, daarna kunnen ze bij gelegenheid hun dokter over de be teeken is raadplegen!) Om (lus eindelijk tot de hoofdzaak van dit artikel te komen: Wat kunnen wij doen om onze geestelijke gezond heid te bevorderen Natuurlijk in de allereerste plaats zorgen voor goed voedsel. Zonder goed voedsel verkwijnt ons lichaam, wór den wij zwak en weerstandsloos en vervroegen ons einde. Maar evenzeer is. het waar, dat we geestelijk verkwijnen en verschrompelen, wanneer wij niet op oordeelkundige wijze onzen geest voeden. Waarmede voeden wij onzen geest? In de eerste plaats met wat we in ons opnemen uit de omgeving, waarin wij leven. Deze voeding begint al zeer vroeg, in onze eerste jeugd. Ongemerkt neemt onze geest van allerlei in zich op. Wij hooren van onze ouders en opvoeders, in huis, op school, in de ealhogisatie en als kinderen zijn we goedgeloovig en aanvaar den zonder kritiek wat ons wordt voorgehouden! -r- meeningen omtrent goed en kwaad, opvattingen aan gaande het doel des levens, ideeën over God, Chris tus, het leven hiernamaals enz. Zonder dat wij er ons van bewust zijn, wordt hierdoor onze geest beinvloed, gevormd. Bij velen blijft het hier in hoofdzaak bij. Ze heb ben dan een soort van levensbeschouwing, een geloof en ze zijn klaar. Zij houden zich aan het geleerde en zij zijn waarschijnlijk goede kerkleden, die trouw blij ven aan de eenmaal afgelegde belijdenis. Zij voeden hun geest altijd door met dezelfde kost. En hun geest blijft hetzelfde, aan zichzelf gelijk. Als zij ze ventig jaar oud zijn, gelocven en denken zij nog pre cies zoo, als toen zij nog jong waren. Zij zijn als gees telijke wezens niet verder gegroeid. Ik behoef er stellig geen nadruk op te leggen, noch nader te betoogen, dat dit absoluut verkeerd is. Het groeien van den geest kan nooit beteekenen, dat hij aan zichzelf gelijk blijft, maar dat hij zich zelf telkens vernieuwt en verfrischt, dat hij rijker wordt, veelzijdiger, onafhankelijker. En dit is niet te bereiken door zich vast te leggen aan het eenmaal geleerde, maar door nieuw voedsel' in zich op te ne men en te verwerken. Dat wil zeggen: de geest moet geprikkeld worden tot activiteit, d.i. tot denken 'want dit is de functie van den geest) en daardoor zich nieuwe inzichten, zuiverder voorstellingen, reiner be grippen veroveren. Füger maakte nog steeds aanteekeningen. Hij begon eerst te spreken, toen de bouwmeester zweeg. Mijnheer Münster is ook hier geweest Zijne schuld- eisohers dreigen hem met een failissement... De gelaatsuitdrukking van Christoffel Ulwing werd stroe'. Waarom zei u dat niet eerder? Füger trok de schouders op. Tot nu toe kwam ik nog niet aan het woord De bouwmeester stond onbeweeglijk in het midden van de kamer. Hij kneep zijn oogen samen, alsof hij heel ver weg keek. Georg Martin Münster, de machtige ondernemer, de gediplomeerde architect ging te gronde. De laatste con current, de groote tegenstander, die hem zoo dikwijls In den weg had gestaan, telde niet meer mee. Vernede ringen, bittere strijd en zoovele menschen, die zijn on dergang hadden gewenscht, opdat hij voor hen zou wij ken, kwamen Christoffel Ulwing voor den geest. Hij had gewonnen. Nu was hij werkelijk de eerste. Met zijn groote hand draaide hij tevreden een van de mooie, grijze lokken, die langs zijn slapen hingen. Füger nam hem aandachtig waar. Het kaarslicht ver lichtte op dat oogenblik het beenige, gladgeschoren ge laat, hetwelk door den kouden wind gekleurd was. Zijn haren en zijn wenkbrauwen leken witter, zijne oogen blauwer dan anders. Zijn eenigszins scheeve kin hing zwaar op zijn omgeslagen witten boord en gal hem een eigenaardige stijfhoofdige uitdrukking. Deze man wordt niet ouder, dacht de kleine boek houder en wachtte, tot men hem wat vroeg. Mijnheer Münster heeft driehonderd duizend rijn- landsche guldens verloren. Zooveel bezat hij niet. Christoffel Ulwing knikte. Intusschen maakte hij kalm zijn berekeningen, zonder medelijden. Ik moet de boeken van de firma Münster zien en de balans. Terwijl hij sprak, dacht hij er aan, dat hij nu rijk genoeg was, om ook zijn hart te laten spreken Het hart is een groote last, dat den mensch in zijne be weging hindert Zoolang hij naar boven ging, moest hij het terzijde laten. Dat was nu ook voorbij. Hij had de hoogte bereikt Ik zal Georg Martin Münster helpen, zei hij kalm, ik zal hem op de been heipen, maar zoo, dat Dit nieuwe voedsel vinden (kunnen wij vinden al thans) wij in goede lectuur. Daaronder versta ik lec tuur, welke ons kan verhelderen, welke ons plaatst voor ernstige problemén De beteekenis hiervan is zeer groot. Het is zoo heilzaam voor ons om boeken, brochures, krantenartikelen te lezen, die ons des noods pijnlijk aandoen, omdat ze tegen onze overtui ging indruischen, maar die daarbij het voordeel heb ben dat ze ons prikkelen om die overtuiging te her zien. Daarom is het juist zoo gewenscht, dat onze lec tuur niet e e n z ij d i g is Zoowel voor lichaam als geest is eenzijdige voeding funest! Ik had eens een gesprek met een streng Gerefor meerd mensch over boeken en ried hem aan de le zing van enkele werken, waaraan ik zelf veel heb gehad. Toen wees hij mij op den zwaren Statenbijbel, die op een tafeltje in de kamer lag en zeide: dat is mijn lectuur en daaraan heb ik genoeg, andere boe ken heb ik niet noodig. Nu geef ik gaarne toe, dat in den bijbel zéér veel staat, wat onzen geest kan verrijken, maar toch waag ik het op te merken, dat wie aan dit eeuwenoude boek genoeg meent te hebben, daardoor toont een zeer beperkt geestelijk leven te bezitten. Alsof er niet, sedert de bijbel werd geschreven, door diep schouwende menschen, door wijsgeeren en moralisteni door beoefenaars der wetenschap, dingen zijn ge zegd, en geschreven, die de moeite waard zijn om te worden overdacht! Dingen, die onzen geest kunnen verruimen! Een Fransche spreuk zegt: uit den strijd der mee ningen komt de waarheid te voorschijn. Welnu, dan moeten we dien strijd niet vree2en en niet stelselma tig ons verre houden van wat andersdenkenden heb ben te zegcen. Ik bezocht eens een Roomsrhe vrouw. Daar lag de Schaper Courant op tafel Zij las steeds de „Geeste lijke Levens" met aandacht. Maar de geestelijke maakte daar aanmerking op. Dat was geen goede lectuur, zelde hij, en bij voegde er aan toe, dat zij al léén roomsche bladen mGest lezen. Maar, waarde lezers, stelt u zich nu eens voor, dat inderdaad iedereen alléén die boeken, bladen, tijd schriften leest, die precies z ij n inzichten weerge ven! Wat zal er dan terecht komen van den geeste lijken groei? TEL. 49. SCHAGEN. Complete ?<leuhileering. Vanaf 1 Maart lisponibel voor verhuizingen en transporten. Groot en klein laadvermogen. Nieuw materiaal. Compleet uitgerust. Vakkundige bediening. Aan huis te ontbieden. Droge opslagplaats voor inboedels. Aanbevelend, K. BLAAUBOER. Vertegenwoordiger voor DEN HELDER: J. HAUKES, Kerkg.'acht 27. hij van nu af, naast mij moet staan. Füger keek snel, ontroerd onder zijne brilleglazen door, alsof hij met zijn oogopslag zijn patroon wilde toejuichen. Hiermee had Christoffel Ulwing de zaak afgedaan. Hij snoot de pit van de kaars en wendde zich tot zyn zoon: Ben je op het stadhuis geweest? De stem van zijn vader werkte op Jan Hubert, als was die stem eene vuist, die zyne schouders schudde. Is vader niet moe? Als eene laatste afweer drong zich die vraag aan hem op. Kon hij maar weg komen en alles tot morgen laten rusten. Maar zijn vader vond het niet noodig hem te antwoorden. Heb je gesproken Ja... De stem van Jan Hubert was zacht en aarzelend. Steeds koos hij zijne woorden zoo, dat hij ze later gemakkelijk kon terugnemen. Ik heb gezegd wat u mij hadt opgedragen, maar ik geloof, dat het niet veel heeft uitgehaald. Geloof je? Een oogenblik blonk eene sluwe flikkering in Christoffel Ulwings oogen, toen lachte hij overmoedig. Hét is waar. Wij moeten werken... Denken is ook vrij, maar alleen dan. als men de groote heeren laat uitspreken, wat men denkt. En tooh wil Ik, dat je spreekt. Ik maak van jouw een heer, naar wien zij zullen luisteren. Füger knikte. Jan Hubert begon te klagen. Toen ik het voorstel deed om alléén in de stad te planten, vroeg deze en gene afgevaardigde of ik tuinman was geworden. Bij de straatverlichting zeiden zij, dat de dronken menschen zich aan de muren van de huizen konden vasthouden. De anderen hadden geen lantarens noodig. Later wordt het wel anders! De stem van den bouwmeester klonk warm door groot, sterk vertrouwen. De jonge Ulwing vervolgde lusteloos: Ik bracht ook onze nieuwe steenovens ter sprake en dat wij thans, zonder tusschenpersonen, ook in het klein verkoopen aan menschen, buiten de stad. Dat viel ook niet in den smaak. De heeren van den raad begonnen met elkaar te fluisteren. Wat zeiden zij? vroeg Christoffel-Ulwing koel. de geheel naar de eischen des tijds inge richte BEDDEN-, MATRASSEN- en MEUBELFABRIEK, met aparte afdeeling voor Vloerkleeden, Divans, Salon-, Woon- en Slaapkamer-ameublementen. Prima adres voor jongelui die trouwen gaan. Spoorstraat 8-10. DEN HELDER. Tel. 206, Nu weet ik wel, wat die geestelijke mij zou zeggen. Hij zou beweren, dat de roomsche leer d e ware, rle alléén-ware is en dat het lezen van de geschrif ten van andersdenkenden maar twijfel zou veroor zaken. En precies op dezelfde wijze zou de streng Ge reformeerde voorganger praten. Daarom juist is het zoo fataal voor de geestelijke gezondheid, voor de frischheicl van geest te denken dat men d e waarheid heeft. De volle waarheid heeft niemand! En wij, als we waarlijk geestelij-k levende, gezonde menschen wil len zijn, wij hebben vóór alles ons ervar» bewust te worden, dat wij zoekende moeten blijven en nooit mogen verzuimen kennis te nemen van wat anders denkenden verkondigen als resultaat van hun zoe ken. Van belang voor ons welzijn is ook de persoonlijke omgang met anderen, vooral met onafhankelijke, vrije geesten. Gesprekken met menschen, die van de onze afwijkende meeningen huldigen, kunnen ons zoo ontzaglijk veel geven. Wij zijn, zoolang wij in ge sprek zijn, altijd geneigd om vaak tegen ons diep ste weten in! ons eigen standpunt vast te 'hou den. Onze ijdelheid verbiedt ons dan om ongelijk te erkennen. Maarhet gesprek werkt na lang-1 zamerhand wijzigt zich ons inzicht. En wc zijn een stapje verder gekomen. Onze geest is gevoed en het voedsel is verwerkt cn heeft ons gezonder gemaakt. De hygiënisten, die zich toeleggen op bevordering van den lichamelijken toestand, zijn het er roerend over eens, dat beweging wandelen, arbeiden, gym nastiek, sport een vereischte is voor het normaal functioneeren der verschillende organen, voor har ding van zenuwen en spieren, voor hart en bloed vaten. Zóó is ook beweging een voorwaarde voor de ont wikkeling van den geest; zij is het, die den geest soepel en lenig houdt. En wat is bij den geest bewe ging? Waardoor wordt zij veroorzaakt? Door -dV inspanning van het denken als gevolg van het in aanraking komen met nieuwe ideeën, die een schok veroorzaken en de rust verstoren. Een plas water, die stil staat, waar niet voortdu rend nieuw frisch water in stroomt, waar geen wind beroering in veroorzaakt, wordt tot een doode poel, waarin geen visch kan tieren. Evenzeer zal ook de geest, waarin geen frische Wel, dat de groote timmerman steeds uit de ellende van anderen voor zich zelf goud haalt. De groote tim merman! Zoo noemden zij u, onder elkaar. En toch hebben zij u verleden jaar als eereburger gekozen... Ulwing maakte eene minachtende beweging met de hand. De eerbewijzen, die ik op het stadhuis gekregen heb, tellen niet mee. Zij gaven ze mij, opdat ik mij onder den last niet zou kunnen bewegen en zij rustig zouden kunnen slapen. En rustig zouden kunnen stelen, zei Füger, terwijl hij met zijne hand een veel beteekenende bewe ging naar zijn zak maakte. Beleedig ze niet, bromde de bouwmeester, er zijn veel achtenswaardige menschen onder hen. De boekhouder boog het hoofd, alsof hij aandachtig luisterde, daarna maakte hij eene plechtstatige buiging en ging de kamer uit. Toen hij met zijn zoon alleen was, wendde Chris toffel Ulwing zich dadelijk tot dezen. Wat heb je nog meer gezegd op het stadhuis? Verwonderd richtte Jan Hubert zijne zachtmoedige oogen op zijn vader. U hebt mij toch niets anders opgedragen... Maar had je dan niets meer te zeggen? Iets wat je, uit je zelf. in den zin kwam? Het werd stil. De jonge Ulwing voelde, dat hem een verschrikkelijk onrecht werd aangedaan. Zijn vader droeg toch de verantwoordelijkheid voor alles! Hij had van hem een man gemaakt. En nu was hij niet tevreden, met wat hij gedaan had... In een oogenblik, als in een flikke ring, kwam hem aljes voor den geest Zijne kindsheid, de jaren op de technische teekenschool. veel angstig verzet, stille droefheid, een laffe overeenkomst En dien tijd, toen hij nog wilde willen, had zijn vader het hem verboden. Toen hij wilde beminnen en kiezen: koos zijn vader een andere. Een arm naaistertje kon bouwmees ter Ulwing niet gebruiken. Hij moest de dochter nemen van Ulrich Jörg. Dit was goed. Die was rijk. Het had slechts kort geduurd. Christlna Jörg was gestorven. Maar zelfs nu nog kon hij niet denken aan een an dere vrouw, aan een nieuw leyen, De kinderen, zei

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 1