Alitii» Niim
muit- L
25 ct.
IJ JE LELIE Schagen.
Kantongerecht te Schagen.
I3et Oude Huis.
ONZE PREJZEN pee* Ko. zijn thans
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
De gestoorde
feestmaaltijd.
Zaterdag 21 Februari 1931.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag. Woensdag. Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot s morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitknmend nummer geplaatst..
74ste Jaargang No. 8820
POSTREKENING No. 23330.
INT. TELEF. No 20.
Prijs per 3 'maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIöN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbefri'epen» Grnntere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT VUMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN.
Zitting: van Donderdag 19 Februari,
Heftige woorden op de Kantongerechtzitting
van hedenmorgen. Burgemeester Corne-
lissen door een der verdachten van meineed
beschuldigd. Deze daarop uit de zaal ver
wijderd. Tegen verdachte Van E. f 5 boete
of 5 dagen hechtenis geëlscht.
Niet zonder eenige spanning werd de voortgezette be
handeling van de zaak-Van ErpCornelissen voor het
Kantongerecht tegemoet gezien. De lezer zal zich de aan
leiding van deze strafzaak herinneren, die daarop neer
komt, dat ter gelegenheid van het heugelijk feit, dat het
varken geslacht was, de caféhouder J. W. F. van E..
een gezellig clubje Schager dames en heeren had uitge-
noodigd om dit huiselijk feestje te vieren. Edoch, het
zelve werd wreed verstoord door den komst van agent
Flapper, die proces-verbaal opmaakte tegen de aanwe
zigen, omdat het sluitingsuur reeds ver overschreden
was.
Men zal zich eveneens herinneren, dat de vorige maal
deze zaak uitgesteld is, om alsnog burgemeester Corne-
liss; en agent Flapper als-getuigen te hooren. Dit heeft
dr- nu plaats gehad.
e heer Cornelissen wordt het eerst gehoord. Na de
j ruikelijke eedsaflegging zegt de kantonrech
ter: Dat U in deze zaak als getuige wordt gehoord,
vindt zijn oorzaak hierin, dat verdachte Van E. op de
vorige terechtzitting er rich op beroepen heeft, dat U
persoonlijk wel eens tegen hem gezegd zou hebben, dat
als er weer eens zooiets gebeurd als ln het onderhavige
geval, hij, de heer Van E. dan maar zijn gang moes',
gaan. Het zou den volgenden dag dan wel geregeld wor
den. Is dat waar?
Burgemeester Corneliss en: Neen,
mijnheer de Kantonrechter, dat is niet gebeurd. Daar
wensch ik zelf baas over te blijven. Om dat verder met
een klein voorbeeld te demonstreeren het volgende: De
vroegere majoor Hans-ma van de Rijksveldwacht, maakte
mij er indertijd een aanmerking over, dat ik bij bepaalde
gelegenheden vergunning gaf tot 's nachts 3 uur. De
majoor wilde dit tot 2 uur zien teruggebracht, omdat het
meermalen voorkwam, dat de politie zoo'n laatste uur
nog voor een paar opgeschoten kwajongens moest op
blijven. Dit nu heb ik geweigerd. En U begrijpt
wel, dat wat ik aan den majoor weiger, ik aan de belang
hebbenden zeer zeker niet zal toestaan.
Kantonrechter: Juist, dus dat verhaal over
die vergunning achteraf was een legende.
Getuige Cornelissen (eenigszins geagiteerd):
Mijnheer de kantonrechter, kan ik nu weggaan.
Kantonrechter: Neen, gaat U nog een
oogenblikjo zitten.
Verdachte Van E. zou door den kantonrech
ter aan den burgemeester de vraag gesteld willen zien
of deze ook tegenover anderen nooit eens gesproken
had over het geval dat als zij eens na sluitingsuur wa
ren opengebleven, zij den volgenden dag bij hem moes
ten komen.
FEUILLETON
Naar het Hongaarsch van
CECILE TORM AY
J. W'. JORISSEN
6.
IV.
Het was ve'e malen winter geweest. Het was vele
malen zomer geweest. De kinderen hadden ze niet ge
teld. Intusschea was er een ijzeren kettingbrug gekomen,
die de belde oevers van den- Donau verbond. By ijsgang
werd zij niet weggenomen, zij was mooi en bleef daar
het heele jaar door. Op den rijksweg had het stadsbe
stuur rijen boomen geplant. lederen avond brandden de
olielampen in de straten en het huis van de Ulwings
stond niet meer eenzaam aan den oever. De bouwgron
den van den grooten timmerman waren in waarde ge
stegen. Muren verrezen uit het zand. Men had een aan
vang gemaakt met het aanleggen van wegen in de vlak
te van de Puszta, hier en daar onderbroken, verderop
weer voortgezet. Werk, leven, hulzen: steenen huizen
overal.
Al'es was anders geworden, alleen bouwmeester Ul-
wing was niet veranderd. Zijn verstandige oogen bleven
levendig en klaar. Kaarsrecht liep hij over de steigers,
in het kantoor en op de timmerwerf. Hy was een hoofd
grooter dan iedereen. Op het stadhuis was men bang
voor hem, de aannemers haatten hem. Hij evenwel bleef
steeds koopen en bouwen en langzamerhand vestigde zich
bij de menschen de overtuiging, dat, wat de groote bouw
meester aani-aakte, in goud veranderde.
Daarginds in het rustige, welvarende huis tikte nog
steeds eentonig de klok met de zuilen, maar de kinderen
geloofden niet meer, dat het een dwerg was, die door
de kamer hinkte. Christoffel wist ook reeds lang, dat er
geen feeën waren. Zijn grootvader had het hem gezegd.
Hij had het hem toegeschreeuwd en hem hardhandig
bij den schouder gepakt.
Versta je. feeën zijn er niet en komen ons niet te
hulp. Alleen de gemakzuchtige menschen rekenen op
Kantonrechter: Wat U daar vraagt, is ge
heel buiten de orde. Dat heeft met deze zaak niets uit
te staan.
Verdachte Van E.: Wanneer de burgemees
ter daar niet op wil antwoorden, dan moet ik constatee-
ren, dat hij de waarheid niet spreekt.
Kantonrechter: (op de laatste woorden van
verdachte hamerend): Ik roep U tot de orde. Als U zoo
doorgaat, dan ontneem ik U het woord en sluit U voor
het verdere van de reohtzitting uit.
De heer Van E. houdt vol, dat burgemeester Cornelis
sen zich heeft uitgelaten, zooals hij (Van E.) hier ver
teld heeft.
Agent Flapper als volgende getuige gehoord,
refereert zich volkomen aan den inhoud van het door
hem opgemaakte proces-verbaal. Getuige verklaart dan,
dat hij op den bewusten avond het was den 16den De
cember van het vorige jaar omstreeks 12 uur des
nachts het gezelschap om den tafel gezeten had aange
troffen. Aangezien sluitingsuur was verstreken, had hij
proces-verbaal opgemaakt. De heer Van E. had nog ge
zegd, dat het een particulier feestje was. Hij had geen
vergunning.
Op een desbetreffende vraag van den kantonrechter
zegt agent Flapper, dat het nog nooit gebeurd was, dat
eerst later vergunning werd verleend.
Verdachte Van E. wil ook aan dezen ge
tuige de vraag gesteld zien, of niet twee jaar geleden,
toen de belastingontvanger in de localiteit van verdach
te had gesproken na sluitingsuur, de burgemeester het
goed gevonden had, toen verdachte den volgenden dag
direct bij den burgemeester was geweest.
Kantonrechter: Ik herhaal, dit alles heeft
met deze zaak niets te maken. Daar straks heb ik u die
vraag ook afgesneden.
De ambtenaar van het O.M., thans aan het woord ko
mende, acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend
bewezen. Het is duidelijk gebleken dat van dat verleenen
van een vergunning achteraf niets waar blijkt te zijn.
Het zou obsoluut ook een aflieurenswaardig ste'sel zijn
en met genoegen hoort spr., dot dit stelsel hier in Scha
gen gelukkig geen ingang heeft gevonden. Hij eischt te
gen verdachte Van E. f 5 boete of 5 dagen hechtenis.
Op de vraag van den kantonrechter, of verdachte
nog iets te zeggen heeft, verklaart deze het te betreu
ren, dat hij op een dergelijke verklaring van het hoofd
der gemeente moet worden veroordeeld.
De kantonrechter zegt dan, dat hij over 14 dagen
schriftelijk vonnis zal wijzen.
De Burgemeester, die haastig was vertrokken moet
worden teruggeroepen, o:a ook in de nu volgende zaak
als getuige te worden gehoord.
Thans de bezoekers aan de beurt.
De aanzittenden van den wreed verstoorden feestmaa1-
tijd komen thans aan de beurt. Verschenen zijn W. F.
G. en Jb. v. d. O. Twee andere laten .verstek gaan.
Burgemeester Cornelissen zegt nog even te
willen opmerken, dat wanneer het 5 of 10 minuten na
sluitingstijd wordt, hij dit wel door de vingers wil zien.
Maar het geval van nu is heel iets anders.
Kantonrechter: Zeker, maar U als hoofd der
politie wenscht het heft in handen te houden. Het zou al
te gek zijn om zulke malle vergunningen te geven. Zij
hechten een heel verkeerde beteekenis aan uw goedheid.
De heer Cornelissen: Ja juist!
Verdachte G. merkt op, dat de heer Van Erp
ook tegenover hem wel eens iets heeft verteld over die
latere vergunning. Spr. begrijpt niet, dat de heer Cor
nelissen niet precies zegt, hoe het dan w e 1 is.
Kantonrechter: U begrijpt toch wel, dat als
de burgemeester als hoofd van de politie dergelijke con
cessies doet, hij daardoor in groote moeilijkheden kan
geraken?
Verdachte G.: En waarom heeft de agent
Flapper niet direct den eersten keer proces-verbaal op
gemaakt, toen hij het feit constateerde. Hij is toen eerst
naar den burgemeester gegaan, maar deze was in een
zeer booze bui, en toen hebben w ij het moeten ont
gelden.
Kantonrechter: Het spijt mij, mijnheer Gor-
c*-TT zaoiets zegt. U had dat niet moeten doen, en
ik had niet gedacht, dat iemand van uw ontwikkeling
zoo de zaak in een verkeerd daglicht zou trachten te
stellen.
Verdachte G.: Voor het begin van deze zaak
:v. ...j c'^.nljjk teruggaan tot de maand September
van het vorige jaar, toen al besloten was, om een varken
te slachten. Ook ik kreeg toen voor den bewusten avond
een schriftelijke uitnoodiging en verder lag het niet op
mijn weg om aan den heer Van Erp te vragen, waar of
zijn vergunning was
Kantonrechter: Uw overtreding wordt ook
niet zoo zwaar aangerekend als die van den heer Van
Erp. Het karakter ervan ligt in het feit zelf.
Getuige Cornelissen: Als ik nog even wat
mag opmerken. Toen agent Flapper ze gesommeerd had,
het lokaal te verlaten, heeft de heer G. gezegd: „Ik ver
dom het"
Verdachte G.: Ja, en agent Flapper heeft ook
nog gezegd, dat de burgemeester heel erg razend was
(de kantonrechter slaat heftig met
den hamer).
minim'-n 5 Ko. Huishoudgoed gratis gemangeld. Kelder we-hgoed
wonderen. Flinke mensohen doen aelf wonderen.
De kleine Christoffel dacht dikwijls terug aan het
oogenblik, waarop zijn grootvader zijn feeën had doodge
maakt. Hij had zijn grootvader voor een verschrikkelijk
hooger wezen aangezien. Hij had graag geschreid en
had zich bezorgd er over gemaakt wat dan wel in het
donker, in het water van de bron, tusschen de vlam
men was, als er geen feeën waren? Wat was er dan? En
terwijl hij angstig had rondgekeken, was er in zijn blik
iets geweest, van het wanhopige van een drenkeling.
Later schikte hij zich ook hierin en noemde het eind
je van de wereld timmerwerf, evenals de groote men
schen. Vaak onverschillig zagen dan, onder zijn zeldzaam
bewegende oogleden, zijn heldere oogen in de lucht. Al
leen in zijn stem klonk een Beetje ontgoocheling, wanneer
hij de oude menschen nadeed en, als een oud moedertje,
sprak van zijn lieve, oude dingen.
De jaren gingen voorbij en de toovergot, onder den
tuinmuur, werd een gewone kuil. De verschrikkelijke
ijzeren poort een zolderdeur, de kachelfeeën gewone
vlammen. Aan de pianomuizen kwam ook een einde. Als
in dien tijd 's nachts in-de piano de een of andere snaar
sprong, deed Christoffel zijn oogen wijd open en staar
de lang in de duisternis, die hem dan als een leegte
voorkwam.
Anna, slaap je?
Ja, al lang.
Ik heb zoo iets kluchtigs gedroomd... van een meis
je. Zij tilde haar armen in de hoogte en boog achterover
Ga slapen...
Op onbegrijpelijke wijze bevolkte zich voor Christoffels
oogen de duisternis, die de dwergen en de feeën hadden
ontruimd, sedert hij niet meer in hen geloofde. Hy zag
het meisje, van wie hij gedroomd had, hij zag ook haar
gelaat, ook haar lichaam. Zij was groot en slank, haar
borst was breed, haar beide handen hield zij omhoog en
zij wond haar haren in een zwarte vlecht om haar hoofd
Juist zoo als de oudste zuster van Gabriël Lang voor
den spiegel, toen hy haar, verleden Zondag, door het
sleutelgat beloerde.
Anna...
De knaap luisterde met open mond. Alles in huis was
stil. Plotseling trok hij de dekens over zijn hooïd en be
gon zich zelf sprookjes te vertellen. Hij vertelde, dat
hij een koning was, die een gouden kroon droeg en in
een groot, wit slot woonde, boven op een berg. In het
slot was het nooit donker, want den geheelen nacht
brandden kaarsen. Lijfeigenen bewaakten zijn bed en
brachten een hertogin met donkere oogen bij hem. De
hertogin was met ketenen gebonden. Neemt ze af!
beval hij. Je bent vry! De hertogin viel voor hem op
de knieën en vroeg, wat zij voor zijn goedheid moest
geven? Maak je haar los en vlecht het weer opnieuw
Dit zei hij, heel gewoon zei hij het en lachte. En de her
togin maakte heel veel keeren haar haar los en vlocht
het telkens weer opnieuw... Hij lachte nog, toen hij reeds
in slaap was gevallen.
Sedert dien tijd vertelde hij zich zelf dikwijls dergelijke
sprookjes. Als men hem in die dagen aansprak, begon
hij te beven en kreeg een kleur, alsof men hem op iets
verkeerds betrapt had. Haastig haalde hij dan zijn
schoolboeken voor den dag en wilde leeren. Maar als hij
een keer iets gelezen had, had hij er genoeg van, omdat
hij zijn aandacht er niet bij kon bepalen. Op den rand
van zijn schrijfboeken teekende hij kasteelen, meisjes en
katten met lange ooren. Maar dan begonnen in zijn bin
nenste de zijrivieren van den Donau en koning Be!a de
derde zich zeer onaangenaam te roeren. Dan brak het
zweet uit op zijn voorhoofd. Dan was hy bang, maar
leerde toch niet, hoewel hij zeker wist, dat hij den vol
genden dag zou ondervraagd worden, want allen hadden
reeds een beurt gehad, tot aan de letter U.
Hij werd ondervraagd en wist niets. Een vlieg brom
de in de lucht en hij had een gevoel, alsof zij in zijn
hoofd bromde. De heele klas zat te lachen. Gabriël Lang
zei hem het Latijn voor. De kleine kromme Gaal maakte
voor twee kreutser, zijn rekensommen.
Op een of andere manier komt het wel in orde,
daoht Christoffel, als hij erg bang was voor de school
en, in plaats van te leeren, katten en meisjes had ge-
teekend, of, in plaats van zijn meetkunde te maken, lee-
men poppetjes had gekneed, achter in den tuin.
Dit kind heeft van alles verstand, zei bouwmeester
Ulwing tevreden, terwijl hij zorgvuldig de teekeningen
van zijn kleinzoon op borg in een der vele laden van
zijn schrijfbureau.
Christoffel werd bang. Wat hadden de groote menschen
met hem voor? Zijn lust in teekenen ging over en hij
kneedde ook niet meer leemen poppetjes, achter in den
tuin. Hij werd jaloersch op Anna. Zij behoefde niet zoo
veel te leeren en niemand verwachtte iets van haar.
Anna voelde zich in dien tijd eenzaam. Haar oogen
werden onrustig, a!sof zy voortdurend iets wilde vragen
Haar kleine lichaam werd langer, haar zilverblonde ha
ren werden donkerder, alsof er ergens vandaan een scha
duw op viel.
Mevrouw Füger schoof de veeren van haar bril tus
schen de plooien van haar gesteven muts en bekeek haar
Wrijf Uw
pijnlijke spieren
I en stramme gewrichten, verdrijf
I die afmattende pijnen van rheu- L
matiek en spit met de beroemdej
AKKER'#
KLOOSTERBALSEM A
k verzacht verrassend^
snel.
Agent Flapper wordt dan als getuige gehoord
en bevestigt, dat verdachte G. gezegd heeft: ik verdom
het. Aanvankelijk had verbalisant gedacht, dat de be
zoekers te goeder trouw waren, en had hij dan ook geen
proces-verbaal willen opmaken
De ambtenaar van het O. M.: Maar waarom hebt U
niet direct proces verbaal opgemaakt? Waarom
eerst gevraagd aan den burgemeester?
Kantonrechter: Och, dat is nog niet zoo onbe
grijpelijk, dat de verbalisant eerst het hoofd van de po
litie wil raadplegen.
Vervolgens acht de ambtenaar ook hier het wettig en
overtuigend bewijs geleverd, al blijft hij het jammer vin
den, dat niet direct proces-verbaal is opgemaakt. Het
verdere in deze zaak wil hij niet beoordeelen; vast staat
dat de overtreding gepleegd is. Tegen elk van verdachten
eischt hij f 3 boete of 3 dagen hechtenis.
Verdachte G. maakt in zooverre aanmerking
op het requisitoir van den ambtenaar dat zij (de be
zoekers) den eersten keer nooit iets van den verbalisant
Flapper gezien hadden. Deze had op het raam
getikt en vervolgens met den heer Van Erp gepraat.
Eerst na zijn bezoek aan den burgemeester was hij bin
nengekomen.
Een incident
Verdachte V. d. O. verklaart, dat Van Erp in
dertijd tegen hem heeft gezegd, dat, indien hij onver
hoopt eens geen vergunning had, evengoed mocht door
gaan. En dan dit nog, zegt verdachte ook anderen
hebben deze toezegging gekregen. Onder heftig
hamergeroffel van den kantonrechter voegt
getuige V. d. O. hieraan toe, dat hij den burgemeester
er van beschuldigt, dat hij wel achteraf ver
gunning geeft.
Met verheffing van stem zegt de kantonrechter, dat
verdachte zijn mond moet houden, maar onder een waar
bombardement van hamerslagen weet deze dan nog ge
legenheid te vinden om te zeggen, dat hij den burgemees
ter dan beschuldigt van meineed en
hem daarvoor zal aanklagen.
Kantonrechter: Dat is uw goed recht.
en een oogenblik later, hevig verontwaardigd: „Majoor,
zet dien meneer er eens uit..
Verdachte V. d. O. onder deh uitroep: „Ik zal
wel gaan!" verwijdert zich uit de rechtszaal.
Het woord hernemend zegt de kantonrechter, dat hij
ook in deze zaak over 14 dagen schriftelijk vonnis zal
wijzen.
(Zie voor het vervolg der Kantongerechtzaken 3e blad).
aandaohtig vanuit het venster.
Nu houd je juist je hoofd, als je moeder. Arme
goede Christina!...
Anna stond in het midden van den hof en hield haar
hoofd nog meer op zij, maar kon toch niet begrijpen
hoe een kind kón lijken op iemand, die al zoo oud was,
dat zij naar den hemel was gegaan.
Mevrouw Füger lachte eigenaardig. En terwijl het
kleine meisje, in haar groote onschuld, zich haar moeder,
die zij nooit gekend had, voorstelde als heel oud, leek
het de oude vrouw, dat zij, die nog heel jong was, toen
zij stierf, altijd jong was gebleven.
Christina was zestien jaar, toen de jonge Ulwing haar
hand vroeg aan Ulrig Jürg. Zestien jaar en zij bracht
haar poppen mee. Met haar man wilde zij raketten in
den hof. Maar 's avonds sloop zij altijd bij mij binnen
en dan moest ik haar geschiedenissen vertellen.
Alsof zy geroepen was, sprong Anna over den drem
pel bij mevrouw Füger. Daarbinnen was de geur van
den frisch geboenden vloer te bespeuren. Op de groote
kast stonden veel inmaakflesschen, wier droge perka
menten deksels vaak, in de stilte, knetterden. Anna ging
op een voetenbankje zitten en keek om zich heen. Op
het sleutelrek stond in gothieke letters geborduurd:
„Sleutels", op het divankussen: „Slaap wel," op een zak:
„Borstels."
De Fügers zijn toch erg vergeetachtige menschen,
daoht het kleine meisje, aan alles kan men zien,
waarvoor het dienen moet en toch schrijven zij het er op
Mevrouw Füger zuchtte. Zij kon zoo weemoedig zuch
ten. Dan werden haar neusgaten wijd en sloot zij haar
oogen.
Hoe vaak zat je moeder Christina hier en moest
ik haar van spoken vertellen. Zij was graag bang... ais
de kinderen. Voor alles was zy bang, voor nachtvlinders,
voor het kraken van meubels, voor den stem van den
heer bouwmeester, voor terugkeerende geesten. Dan
durfde zij 's avonds niet alleen over den hof gaan. Leo-
poldine begeleidde haar dan en hield haar hand vast.
Leopoldine? Wie was dat?
Mijn dochter.
Mevrouw Füger sloeg een blik op een beeld, dat in da
vensternis aan den muur hing. Een uit haar bewerkt,
met een treurboom overdekt graf was er op te zien en,
daar om heen, een uit kralen vervaardigd opschrift:
„Ewige Liebe."
Is zij ook naar den hemel gegaan? vroeg Anna.
Neen. Spreek nooit over haar. Fügtr heeft het
verboden.