Schager Courant
Het Oude Huis.
Tweede Blad.
VOOR DEN KANTONRECHTER
TE ALKMAAR.
Uit onze omgeving.
Qecn wo/-
^aarWybe/.f,
t
Dinsdag" 24 Februari 1931.
74ste Jaargang. No. 8821
Strafzitting van Vrijdag 20 Februari.
A WAS GEZEGD, DUS KON B NIET UITBLIJVEN.
De Kantorechterszetel was heden ingenomen door
den plaatsvervanger van Mr. D. Bastert, den heer
Mr. de Groot, die echter heden geen zware taak had
te vervullen, daar de algemeen heerschende malaise
ook merkbaar scheen in de strafzaken, aangezien van
de pl.m. 45 zaken, slechts een drietal verdachten van
individueele belangstelling hadden blijk gegeven.
In de allereerste plaats dan verscheen in de open
bare zitting de in 1897 te Purmerend geboren en te
Beemster wonende handelsreiziger, de heer Abraham
Sn., welken heer bij dagvaarding was ten laste ge-
led, dat hij op 12 Juni j.1. te Alkmaar met een door
hem bestuurde vrachtauto op den Limmerhoek te
Alkmaar te veel links van den weg had gereden met
gevolg dat op 't gevaarlijke hoekje VerdronkenoorcI-
Limmerhoek, nabij Willemsbrug en z.g. Brug van Ab-
brink een aanrijding had plaats gevonden met 'n 15-
jarigen melkrijder, den scholier N. J. Buur, die van
af het Verdronkenoord kwam aangepeddeld, te laat
signalen had gehoord en de auto had opgemerkt. De
carambole werd gelukkig beperkt tot materieele
schade ten bedrage van f42.50 aan jongeheer Buurs
rijwiel toegebracht. Een verkeersstreep was destijds
nog niet aanwezig, welke omstandigheid natuurlijk
in het voordeel kon worden aangemerkt van den
verdachte. De heer Sn. echter toonde zich allerminst
bereid, eenige schuld aan de aanrijding te erkennen.
Integendeel bleek hij de meening te zijn toegedaan,
dat de wielrijder zijn wagen had aangereden, daar
toch volgens de regels van den weg het van rechts
komende verkeer voorging en hij zich in deze gun
stige conditie had bevonden. Voorts ontkende hij ge
heel links te hebben gereden, doch het midden van
den weg te hebben gehouden, teneinde de vóór hem
liggende brug te kunnen oprijden.
In deze zaak werden een drietal getuigen gehoord,
waaronder de 80-jarige, nog zeer krassen heer D. van
Vliet, de welbekende smid van de Turfmarkt, thans
zijn verdiend „otrum cum dignitatum" genietend in
den sigarenwinkel op het beruchte verkeershoekje,
waar hij zijn ledigen tijd aangeniam kan besteden
met het noteeren van de talrijke aanrijdingen, die
daar plaats grijpen.
Daar gedurende de behandeling duidelijk bleek, dat
de gehoorde getuigen en verdachten absoluut niet in
één schuitje waren te krijgen, werd besloten ter wille
van 's Rechts Majesteit de zaak aan te houden tot de
zitting van 6 Maart, waarop nog eenige getuigen
charge, de motoragent Volbeda en de chauffeur Par-
ma en ook een door den automobilist opgegeven ge
tuige a décharge, de heer Blokker uit Beemster, zou
kunnen worden gehoord.
Het scheen echter wel dat bij deze beslissing bij
den verdachte de ontstellende vraag oprees: wat ben
ik eiffWiKj* begonrren?^ en-gaf hij het. voornemen te
kennen de zaak maar liever meteen te schikken, om
van verdere soesah af te zijn. Maar aangezien hij
"echter toch niet zóó ver ging om schuld te erken
nen, wenschte de Kantonrechter nu geen afhandeling
meer en zal dus op 6 Maart dit proces wederom aan
de orde worden gesteld.
OM DE DUTTENDE KONIJNTJES OP TE
SCHRIKKEN.
Een 18-jarige jongeling, komende uit Bakkum, ge
meente Castricum en genaamd Gerardus Sch., was
ter verantwoording geroepen wegens het feit, dat hij
zich in den avond van 20 December in het jachtveld
had bevonden met kunstlicht, in casu een branden
de rijwielcarbidlantaarn. De bedoeling was natuur
lijk niet om een voorstelling te geven, met de toover-
lantaarn, doch om de uit hun eerste slaapje opge
schrokken konijntjes zóó van de kook te brengen, dat
zij een gemakkelijke prooi van de stroopers werden.
De heer G. Sch. nam echter de vrijheid bescheiden-
lijk op te merken, dat niet hij, maar zekeren heer De
Ruiter, een ander lid van het nachtelijk jachtgezel
schap met kunstlicht, die lantaarn had gedragen,
welke opgaaf juist bleek te zijn, zoodat de gelukkige
heer S. met viag en wimpel werd vrijgesproken.
FEUILLETON
Naar het Hongaarscli van
CECILE TORMAY
J. W. JORISSEN
7.
Ohristoffel Ulwing ging naar de deur, maar bleef op
den drempel staan. Achter hem kwam de heele winkel
in beweging. De menschcn drongen langs hem heen naar
buiten. Ulrich Jörg holde met korte passen naast zijn
dikhoofdigen winkeljongen. Allen liepen haastig. Ook de
bouwmeester begon onwillekeurig hard te loopen.
Van de straat af riep hij Anna toe:
Blijf hier!
De boekwinkel liep geheel leeg en het kleine meisje
zag bedremmeld rond, toen lei zij haar hoofd tegen den
deurpost, als hoorde zij muziek. Door den afstand kon
zij niet zien, wie sprak. Slechts de klank van de stem
trof haar oor en toch begon zij te vermoeden, dat het iets
nieuws, iets vreemds was, wat er met haar gebeurde.
Een rilling liep haar over den rug. De stem schommelde
haar en maakte haar duizelig, zij trok haar aan en nam
haar mee. Zij bood geen tegenstand en liet zich begaan
en de kleine Anna Ulwing* ging onbewust die groote,
Hongaarsche lente binnen, die nu voor het eerst tot haar
sprak.
Toen de stem verstomde juichte de menigte.
Voor den winkel begon een student uit volle borst te
zingen. Op eens klonk door de gansche straat het lied,
dat Anna later zoo dikwijls zou hooren. De student
klom vlug in den appelboom en zwaaide woest met zijn
hoed. Zijn gelaat gloeide, de takken bogen onder zijn ge
wicht: de straat werd een en al witte bloesem.
Anna had ook graag met haar zakdoek gewuifd en
had ook graag gezongen, evenals de student. In de lucht
zwom .een groote, een onmetelijke vreugde. De menschen
omhelsden elkaar en liepen snel.
Vrijheid!
Een zonderlinge gedaante naderde van het einde der
straat. Voorzichtig, met wankelende schreden, ging hij
langs de muren dei huizen. Telkens bleef hij staan en
zag wantrouwend om zich heen. Zijn violetkleurige jas
fladderde koddig, boven zijn gepsschoenen zag men zijn
witte kousen, met dikke plooien.
Anna voeide een verlegen angst Nog nooit had zjj
NIET TEN ONRECHTE WORDT VRIJDAG EEN
ONGELUKSDAG GENOEMD.
Op 17 Januari anno Domina 1931 werden de hee-
ren Jan Kr., 'n visscher, en Gerrit A., 'n arbeider,
beiden te Egmond aan Zee, door de onbezoldigd rijks
veldwachters Kramer en Van den Berg, aangetroffen
in de taboe verklaarde duinen van den heer v. Vliet
en dat nog wel terwijl de heer Jan Kr. voorzien was
van schop benevens een hond aan 'n touw, welke at
tributen vooral aan hun aanwezigheid een verdacht
tintje gaven. Proces-verbaal wegens overtreding arti
kel 4G1 werd opgemaakt en heden waren beide duin
wandelaars uitgenoodigd voor den strafrechter te
verschijnen. Alleen was echtpr aanwezig de heer Ger.
A., omdat volgens zijn omschrijving zijn medever
dachte, de heer Jan Kr. „in zee zit", 'n zitplaats die
de Kantonrechter voor dezen tijd van t jaar nogal
frisch noemde. Vervolgens werd de geimporteerde
zaak met den aanwezigen verdachte besproken, die
daarop verklaarde destijds te wandelen op het strand
en te zijn gedwongen naar de duinen uit te wijke,
omdat de zee zoo ruw was. Het was niet zijn bedoe
ling konijnen te gaan delven en evenmin had hij ge-
loopen binnen de waarschuwingsborden. Gedachtig
aan de gulden spreuk, gegrift op de toegangsdeur tot
het Gerechtsgebouw: Auditect alteram partem, Men
hoore ook de wederpartij, werd deze zaak aangehou
den tot de zitting van 6 Maart, ten einde alsdan den
verbalisanten als getuigen te interviewen.
De heer A. kon dus onverrichter zake weer ver
trekken. doch het leek helaas wel of zijn tegenslagen
dien noodlottigen Vrijdag daarmede nog niet beëin
digd waren, daar hij op den Kcnnemersingel werd las
tig gevallen door een tweetal controleerende belas
tingambtenaren, die een hardnekkige belangstelling
schenen te koesteren voor een rijwielplaatje, dat ech
ter op mysterieuze wijze in de voering van des wiel
rijdersoverjas scheen verdwenen te zijn. Het leek ons
toe een avontuur te zijn, dat vermoedelijk beneden de
5 gulden niet in 't reine kan worden gebracht. Men
moet maar pech hebben!
NIEUWE NI EDORP
Zaterdagavond werd in de zaal van den heer Kos-
sen een feestelijke bijeenkomst gehouden, welke uit
ging van de afd. der S.D.A.P. en de Arbeiderstoo-
neeivereeniging. Ruim 100 personen waren aanwezig.
Na opening door den heer Gaijaard spreekt de heer
v. d. Wielen van Haarlem, vertegenwoordiger van
den Landarbeidersbond, een propagandistische rede
uit, er op wijzende wat de taak der arbeiders is bij
de a.s. Provinciale Staten- en Gemeenteraadsverkie
zingen en aansporende zich aan te sluiten bij S.D.A.P.
en moderne vakorganisaties.
De heer Verstegen, die oorspronkelijk was uitge
noodigd, was verhinderd.
Volgt opvoering door de Arb. Tooneelvereeniging
van „Kamer 10", van Inte Onsman, een satirisch spel
op een ministerie en een der oorlogvoerende landen,
wat goed werd opgevoerd.
Hierna sprak de heer Jb. Zoonen Az., eenige woor
den over het eenige weken terug alhier opgerichte
Instituut voor Arbeidsontwikkeliig, dat reeds thans
70 leden telt. wijzende op het nut van een dergelijk
insituut, waarbij de géheele arbeidersklasse van N.
Niedorp en omgeving zich moet aansluiten.
Tot slot kregen we een verloting van heel aardige
prijzen, tot dekking der kosten van deze bijeenkomst.
De heer Gaijaaia sloot hierna met een toepasselijk
woord dezen welgeslaagden feestavond, met de op
wekking a.s. Woensdag de film „Zeemansvrouwen"
te komen zien.
W I E R I N G E N
Algemeene vergadering van de Visschersvereeniging
D.Ë.T.V. op'j.1. Zondagmiddag in hotel De Haan te Hip-
polytushoef.
Aanwezig 41 leden.
De Voorzitter, de heer J. J. Tijsen opende deze ver
gadering met welkom en hoopt dat de besprekingen van
zakelijken aard mogen zijn en een kalm verloop zullen
hebben. Deze vergadering wordt hoofdzakelijk belegd
voor de stemming over een lid van de Zuiderzeevissche-
rijraad.
Vervolgens worden de notulen der vorige vergadering
door den secretaris, den heer Jb. Lont voorgelezen en
na gelezen te zijn goedgekeurd.
Volgt voorlezing ingekomen brief Inspectie vissche-
rijen, betreffende aanvraag het te verbieden om met me
chanische krachten op alikruikels te visschen. Het ant
woord luidt van de inspectie: dat zij de bevoegdheid niet
heeft dit te verbieden. Wel bestaat zoo'n verbod op Wul
ken en oesters.
Van de registratie te Hoorn is bericht ingekomen of
de Wieringers nog wenschten te visschen in het verbin
dingskanaal. Hier is reeds op geantwoord van niet.
Van het Centraal comité is bericht ingekomen om een
bijdrage in hun kas van 50 cent per lid te willen afdra
gen. Wordt gevraagd pf er nog leden op tegen zijn om
50 cent bij te dragen.
oom Sebastiaan in Pest buiten op straat gezien. Onwil
lekeurig kroop zij achter de deur. Misschien ziet hij
mij niet Misschien gaat hij verder... En onderwijl kwa
men haar de twee koortsige oogen voor den geest en
dat woord, dat klonk alsof men zelde: blijheid. En de
stem... en het lied... Oom Sebastiaan was zoo oud en zoo
ver weg.
Anna sloeg de oogen neer, toen over het plaveisel twee
plompe schoenen, met roestige gespen, naar haar toe
kwamen.
De student boven in den boom riep, luid lachende:
Wat een vogelverschrikker. Wat voor oude tijden
wandelen hier?
Anna werd bedroefd en in haar oogen kwamen tra
nen. Nu begreep zij, hoeveel zij van oom Sebastiaan hield
Hij is van mij! riep zij in vertwijfeling en strekte
haar armen naar den ouden man uit.
Oom Sebastiaan bemerkte niets van dit alles. Hij ging
op den bank voor den boekwinkel zitten, legde zijn hoed
op den grond en wreef zich met een reusachtigen, bon
ten zakdoek herhaaldelijk over het voorhoofd.
Ik ben juist bijtijds hier gekomen. Wat een om
wenteling. Waar gaan wij heen! Waar gaan wij heen!...
Anna voelde zich weer ver van hem verwijderd, maar
ging toch heel dicht naast hem zitten, om den menschen,
die oom Sebastiaan uitlachten, te laten zien, dat zij bei
den bij elkaar hoorden.
V.
Voor den boekwinkel in de Slangstraat had de wind
den lente uit den appelboom gejaagd. Ook de zomer
was voorbij.
Anna drukte haar gezicht tegen de vensterruit. Van
buiten klonk een geluid, alsof men onder den grond op
een trommel sloeg. Op het trottoir dreunde de regelma
tige stap van de nieuwe, nationale garde, Hij klonk tot
in huis en herhaalde zich onder het gewelf van de poort
In dien tijd kon men dikwijls, door het venster, solda
ten zien en toen op een keer juffrouw Tini Anna naar
de jongemeisjesschool van de Engelsche zusters bracht,
waren de muren der huizen beplakt met groote plakka
ten. Hoopen van menschen verdrongen zich er voor, met
uitgerekte halzen. Anna wilde ook graag blijven staan,
maar dat wilde juffrouw Tini in geen geval toestaan.
Het past niet, dat nette menschen op de hoeken van
de straten blijven staan.
Op den rand van het trottoir stond een jongen.
Wat staat er op die papieren? vroeg Anna in het
voorbijgaan.
Oorlogsgeruchten, en de jongen begon te fluiten.
Aan den overkant slenterde een oud moedertje Met den
rand van haar schort veegde zij haar oogen af.
Oorlogsgeruchten... Anna staarde de oude vrouw
aan en in hare gedachten kregen deze twee woorden op
De heer M. de Haan zou dit van de kas af willen ne
men.
De secretaris geeft hierop nog een nadere toelichting.
De gewone jaarlijksche contributie wordt ook al reeds
uit de ka3 betaald.
De heer L. Wigbout zegt: er wordt gevraagd om geld
voor het Centraal comité, maar spr. heeft vernomen,
dat verschillende vereenigingen nu buiten het centraal
comité om een actie voeren om behoud der Zuiderzee
door overbrugging van het gedeelte afsluitdijk. Als nu
zoo velen buiten het centraal comité omgaan, welke
standpunt dienen wij dan in te nemen: betalen of niet
betalen.
De heer M. Kooij licht toe dat Wigbout dan de situ
atie niet goed begrijpt. Die actie gaat toch geheel buiten
het centraal comité om Dit laatste heeft uitsluitend en
doel om schadevergoeding voor de visschers te verkrij
gen, en er is nog veel door het comité te doen.
Tenslotte wordt bij zitten en opstaan gestemd of de
|P cent bijdrage zal worden betaald uit de kas of dat de
leden dit bedrag bij de gewone contributie betalen.
Twee leden zijn er voor om uit de kas te betaJen. Dus
is besloten de contributie a f 1 te betalen met f 1.50.
Voorts is een schrijven ingekomen om f 25 bijdrage
voor huldiging Voorzitter Centraal Comité. Deze huldi
ging bestaat uit aanbieding schilderstuk, voorstellende
twee thuisvarende visschersschepen. Allen zijn voor deze
bijdrage, welke uit de kas zal worden betaald.
Volgt verkiezing lid Zuiderzeevisscherijraad. Aftre
dend is de heer M. Kooij. Van de 41 ingekomen brief
jes verkrijgt de heer M. Kooij 37 stemmen, en is alzoo
herkozen en neemt zijne benoeming weder aan.
Volgt rondvraag. De heer M. Kooij betuigt zijn
dank voor het vertrouwen in hem gesteld by de ge
houden stemming.
De heer L. Wigbout stelt de vraag, hoe het zit met
de oude visschers, welke hun steunpenningen zelf moe
ten halen. Kan dat n'et dcor een ander gedaan worden?
Er is indertijd ook door M. de Haan naar gevraagd.
Deze deelt echter mede, dat er in zooverre verbetering
is, dat zoo'n steuntrekkende iemand een machtiging
kan geven. Dit moet echter steeds dezelfde persoon
zijn. De heer Wigbout zou willen dat het geld werd
rondgebracht In dien geest zal een schrijven tot het
gemeentebestuur worden gericht.
De heer St. Bokkel brengt ter sprake de bevissching
Boezemmeer. Verschillende visschers hebben een
consent om er in te vischen en die doen doen dat niet.
Anderen hebben geen consent en zouden er wel in
willen visschen. Wordt medegedeeld, dat per 1 October
alle consenten vervallen en dat men dan weer opnieuw
kan aanvragen.
Wordt ook nog gevraagd naar candidaatstelling voor
de a.s. Gemeenteraadsverkiezing. Daar dit punt niet
op de agenda is geplaatst en te belangrijk wordt ge
acht om nu te bespreken, zal dit in een volgende ver
gadering worden behandeld.
De heer Br. Wit zou willen voorstellen, dat allen,
welke een motor in hun schip hebben en op alikrui
kels visschen, deze motor niet tijdens het visschen ge
bruiken en hiervoor b.v. een boete stelsel in te voeren
x' Voorzitter is de meening toegedaan, dat die visschers
in hun eigen belang de motor niet zullen gebruiken.
Evenwel heeft dit punt de aandacht van het bestuur,
en daar de tijd van dit seizoen toch voorbij is, zullen
eventueele bemoeiingen in de herfst vergadering wor
den besproken.
De heer Jo. t Bokkel vraagt ook het een en ander
over het visschen in het Boezemmeer. Voorzitter deelt
mede, dat 30 consenten voor dit vischterrein worden
afgegeven. Komen er meer aanvragen, dan wordt er
geloot Het is daarom van groot belang, dat zij die er
toch niet visschen ook geen aanvraag inzenden.
Verder niets meer aan de orde zijnde sluit voorzitter
de vergadering, onder dankzegging voor de besprekin
gen-
Zaterdagavond sprak voor de samenwerkende
Anti-Mil. in Noord-Holland de heer W. A. Walraven,
voor een vrij goed bezette zaal, bij den heer Jb. Bruul
'te Hippolytushoef, met als onderwerp: „Hoe de oor
log te verhinderen". Spr. stelde voorop dat ongeacht
voor welke cultureele ideeën men ook wil strijden,
als men de daad niet durft aanvaarden, zal het
ideaal geen werkelijkheid worden. Spr. wijst er dan
op, dat de staten in tijden van oorlog een beroep op
de menschen moeten doen onder verschillende leu
zen. De groote tragiek is, dat ook de vrouwen door
die leuze worden medegetrokken. Spr. wijst o.a. op
George. die de prijs hoog noemde, maar het was
het ideaal waard. Dat de prijs hoog was is het En
gelsche volk te weten gekomen. Want bij een uit-
Een das verwent Uw hals. Neem
Wybert. Het beste afweermiddel
tegen verkoudheid en besmetting.
eens een droevigen klank.
Onder het middagmaal keek zij oplettend naar haar
grootvader en naar haar vader. Deze spraken over za
ken/ waren heel rustig en aten ondertusschen smakelijk.
Iedereen is als gewoonlijk, dacht Anna, de oor
logsgeruchten zijn misschien niet eens waar. In eens was
alles uit haar gedachten verdwenen. Haar vader vertelde
zoo juist, dat de kinderen dansles zouden krijgen, lede
ren Zondagmiddag, in het instituut Geramb.
Een voorname gelegenheid, zei Jan Hubert, de jon
ge baronessen Szepesy komen er ook. De dochters van
staatsraad Bajmóczy ook. Hij sprak den naam Bajmóczy
met een achting en langzaam uit en keek toen rond, om
de uitwerking daarvan na te gaan.
Zondags, zelfs onder de mis, dacht Anna aan de dans
school. Zij stond op, knielde neer, maar was niet aan
dachtig. Verstrooid begon zij met haar vingers de, op
den rug van de bank, gegraveerde letters: „Familie Ul
wing" na te teekenen. En in die bank mochten zij alleen
zitten en die stond het dichtst bij het altaar.
De wijnhandelaar Gaal en zijn vrouw zaten ginds, on
der den preekstoel. Mijnheer Walter de groothandelaar
in linnen uit de Zuilenstraat, had geen bank. Zelfs de
Langs zaten maar naar achteren dan zij, hoewel zij wa
termolens hadden en de molenaars aan den Donau hen
groetten.
Anna deelde de menschen in het stadskwartier in vol
gens de banken. Juist onder de Consecratie, terwijl zij
met haar kleine vuistje krachtig op haar borst klopte,
kwam zij tot de overtuiging, dat haar grootvader voor
namer was dan iedereen.
Ondertusschen zat Christoffel Ulwing, met gebogen
hoofd, nederig te bidden.
Toen Anna opkeek, zag zij iets leuks. De kleine Chris
toffel, hoewel hij zich naar het altaar gekeerd had. keek
toch op zij. Zij volgde zijn blik: hij keek naar Sophie
Lang. Sophie hield haar samengevouwen handen voor
haar voorhoofd, zoodat alleen haar mooie profiel te
zien ;was. Haar lange, donkere wenkbrauwen liepen als
een schaduw over haar halfgesloten oogen... Christoffel
zat alweer, met de oogen dicht, stijf in de bank. Anna
moest lachen.
Daarna verliepen de uren langzaam, het duurde lang
voor het middag werd. De kinderen begonnen onrustig
te worden. Anna zei verwijtend tot het dienstmeisje, toen
deze haar leeren rijksohoenen uit de kast haalde:
- Maar Netti, maar weet je dan niet? Ik mag van
daag mijn prunellelaarsjes aan hebben.
Haar appelgroen chachemire-kleed hing aan de klink
van het venster. Haar zwart fluweelen mantel lag op de
piano. Sedert het vorige jaar woonde Anna alleen in de
vroegere kamer van mevrouw Christina. De oude kin
derkamer was geheel voor den jongen. Christoffel stond
ook voor den spiegel en maakte een scheiding in zijn
0%
Voor slechte spijsver
tering en verstopping
zijn Foster's Maagpil-
len het middel bij uit
nemendheid. Zij pur-
geeren niet heftig, doch
werken zacht en zonder krampen.
Houdt steeds een flacon bij de hand.
Alom verkrijgbaar af 0.65 p. flacon.
FOSTERsMA AGP/HEN
gaaf van twaalf millioen gulden per dag aan werk-
loozenuitkeering komt een uilgaaf van pl.m. 50 mil
lioen gulden aan rente en aflossing van oorlogs-
schuldeti. Toen ten slotte de oorlogsmoeheid over de
menschen kwam. zei men: dat nooit weer. Door de
politici i.s toen de Volkenbond gesticht. Het groote
gevaar hiervan noemt spr. echter dat men de vol
keren hierdoor van de vredesdaad afhoudt. We moe
ten nl. bij de menschheid den vasten wil aankwee-
ken, om geen oorlog meer te voeren. Wanneer do
regeering de soldaten en arbeiders in beroering kan
brengen door de woorden: „Door uw moed en uw
arbeid komen we tot een glorierijke overwinning",
dan hebben wij tot die zelfde soldaten en arbeiders
te zeggen: Als ge de macht hebt cm den oorlog te
winnen, dan hebt ge ook de macht om den oorlog
onmogelijk te maken. Spr. haalt hierbij een voorbeeld
aan, dat dit ook inderdaad is gebeurd tijdens den
oorlog tusschen Rusland en Polen. Wie den oorlog
wil, rekene op strijd, zegt spr Men rneene niet dat
oorlog niet aan deze samenleving onverbrekelijk
vast zit. De beste definitie die spr. op het oogenblik
van oorlog kan geven, is deze: oorlog is de bloedige
vorm van concurrentie tusschen verschillende ka-
pitaalgroepen. In dit verband wordt o.a. gewezen op
het koloniale vraagstuk. Wie vruchtbaar den oorlog
wil bestrijden, moet weten dat hij moet doordringen
tot de kern van de zaak, de inrichting van de sa
menleving. Zoolang loondienst blijft bestaan zullen
werkloosheid en dergelijke rampen de menschheid
teisteren. Prof. Casimir kwam tot de conclusie dat hij
geen kans zag ieder van een onderdak en voldoen
de levensbenoodigdheden te voorzien onder de te
genwoordige omstandigheden. We kunnen dan ook
moeilijk van een ordelijke samenleving spreken. In
ieder geval zegt spr., zal de volgïiule oorlog in zoo
verre rechtvaardiger zijn dan den vorige, dat. nu niet
in hoofdzaak de proletariërs sneuvelen en de gene
raals en hooge officieren de 80 jaar halen. Door de
toepassing van gifgassen is het gevaar voor allen on
geveer even groot. Mannen, vrouwen, grijsaards, kin
deren, allen zijn bij een gasaanval ten doode opge
schreven. Tegenover de Kainsfiguur, die zich slechts
afvraagt: „Ben ik mijns broeders hoeder", stelde
spr. de andere Bijbelsche zin, die zegt: „Wat gij de
minste mijner broederen hebt gedaan, dat hebt ge
mij aangedaan". Om ten slotte te eindigen met een
beroep te doen op de aanwezigen om te strijden
voor een betere samenleving en in ieder geval den
oorlog door de vredesdaad onmogelijk te maken.
Na de pauze las de heer Walraven enkele gedeel
ten uit „Menschen in Oorlog" van Adreas Latsko.
In den nacht van Donderdag op Vrijdag is nabij
Sluis 1 in de Wieringermeer een tractor, welke
dienst deed voor bemaling, in brand geraakt. De ma
chine. en zoo ook het houten loodsje, is geheel ver
brand. Zoo wij nader vernamen, is de brand ont
staan tijdens het bijvullen van brandstof.
De aannemer v. Latum, aan wien den woningbouw
in de Wieringermeer is gegund, is. met die werk
zaamheden begonnen.
Het houten gtbouwtje, hetwelk midden op den
straatweg stond, welke nabij de Haukes de verbin
ding brengt met de Wieringermeer, is thans wegge-
sloopt, zoodat werktuigen e.d. tot het einde den straat
weg kunnen volgen. Een bord vermeldende maximum
belasting 2000 Ko., is aldaar geplaatst.
De heer C. Constance uit 's Gravenhage, zal op 13
Maart a.s in „Concordia" van Jb. Bruul spreken over
„Mensch en Aardeverduidelijkt met lichtbeelden.
Z IJ P E
ST.-MAARTEN SBRU G.
Zaterdagavond hield de vereeniging voor Ziekenhuis-
verpleging alhier een algem. vergadering in het lokaal
van den heer Kossen. De voorzitter, de heer J. Keuris,
opende met een woord van welkom aan de aanwezigen
deze bijeenkomst, in het bijzonder het lid van de fi-
nancieele commissie en den verslaggever van de
Sc&ager Courant. Het speet hem, dat niet meerderen
waren opgekomen en dat het trouwe bestuurslid, de
heer Bestevaar, wegens ziekte verhinderd was.
Vervolgens las de secretaris, de heer C. v. d. Sluijs,
wit glazende, blonde haren, die zoo zacht over zijn ooren
vielen, als had de wind ze er heen gewaaid. Hij vond
zich zelf mooi en. terwijl hij zijn zacht overhemd over
zijn schouders trok. begon hij te fluiten. Van een keer
hooren kende hij iedere melodie. Hij floot zoo mooi als
een vogel.
Onaer de poort weerklonk het geraas van raderen.
De beide steenen beelden keken door de ruiten van den
wedrijdenden wagen.
Voor het opvoedingsinstituut van barones Geramb op
den hoek van het Sebastiaanplein. stonden reeds drie
equipages. Op iederen bok zat een livreiknecht naast den
koetsier. Dit maakte op Christoffel een geweldigen in
druk. Hij dacht, dat het no^dig zou zijn, dat zij den vol
genden Zondag Florian ook meebrachten.
Straks moeten jelui de dames de hand kussen, had
Jan Hubert gezegd, toen zij voor een somber huis uit
stapten. De hooge, witte glazen deur leidde naar een
erg kale kamer. Boven de de kasten brandden kromme
vetkaarsen. In haar ongezellig licht stapte Sztaviarszky,
op de punten van zijn voeten, heen en weer voor kleine
meisjes in crinolines en voor jongens met witte kragen
Tusschen de openstaande vleugels van de deur der zij
kamer zaten heeren en dames op stijve stoelen. Door
lorgnetten bezagen zij elkanders kinderen.
Christoffel zag op eens Sophie Lang tusschen de groo
teren. Hoewel hij van Gabriël wist, dat zij hier zou zijn,
begon hq toch te beven.
Kus de hand. fluisterde Jan Hubert. De jongen
boog zich zoo haastig voorover, dat hij zijn neus stootte
tegen de ivoorkleurige hand van barones Geramb. Ook
de overige dames kuste hij de hand. Toen hij bij Sophie
kwam, staarde hij een oogenblik het jonge meisje ver
legen aan. Sophie trok haar hand voor hem terug en
begon te lachen.
Mais Sophie... zei barones Geramb op matten toon
en de lokken langs haar slapen bewogen zich over haar
kleine, gele gezicht. Zij was niet tevreden over haar
voormalige leerlinge. Christoffel strompelde over een
hoepelrok, raakte in de war en had wel kunnen schreien
In de andere kamer stond Sztaviarszky, met de beide
slippen van zijn lustre jas in de hoogte. Hij toonde aan
een der jonge dames Bajmóczy, hoe zij moest buigen.
Demoiselle Bertha, let op als 't u belieft onder
tusschen bromde hij wat in het Poolsch.
In de deur ontstond eenige beweging. Fevrouw Baj
móczy ging naar haar dochter. Haar zijden kleed ruisch-
te over den vloer. Zij was groot en zwaar, hield haar
hoofd achterover en keek voortdurend naar beneden.
Dit prikkelde Sztaviarszky nog meer. Hij beet op zya
lippen en keek zoekende om zich heen.
Wordt vervolgd.