Schager Courant Het Oude Huis. Tweede Blad. VOOR DEN KANTONRECHTER TE ALKMAAR. Uit onze omgeving. Qecn wo/- ^aarWybe/.f, t Dinsdag" 24 Februari 1931. 74ste Jaargang. No. 8821 Strafzitting van Vrijdag 20 Februari. A WAS GEZEGD, DUS KON B NIET UITBLIJVEN. De Kantorechterszetel was heden ingenomen door den plaatsvervanger van Mr. D. Bastert, den heer Mr. de Groot, die echter heden geen zware taak had te vervullen, daar de algemeen heerschende malaise ook merkbaar scheen in de strafzaken, aangezien van de pl.m. 45 zaken, slechts een drietal verdachten van individueele belangstelling hadden blijk gegeven. In de allereerste plaats dan verscheen in de open bare zitting de in 1897 te Purmerend geboren en te Beemster wonende handelsreiziger, de heer Abraham Sn., welken heer bij dagvaarding was ten laste ge- led, dat hij op 12 Juni j.1. te Alkmaar met een door hem bestuurde vrachtauto op den Limmerhoek te Alkmaar te veel links van den weg had gereden met gevolg dat op 't gevaarlijke hoekje VerdronkenoorcI- Limmerhoek, nabij Willemsbrug en z.g. Brug van Ab- brink een aanrijding had plaats gevonden met 'n 15- jarigen melkrijder, den scholier N. J. Buur, die van af het Verdronkenoord kwam aangepeddeld, te laat signalen had gehoord en de auto had opgemerkt. De carambole werd gelukkig beperkt tot materieele schade ten bedrage van f42.50 aan jongeheer Buurs rijwiel toegebracht. Een verkeersstreep was destijds nog niet aanwezig, welke omstandigheid natuurlijk in het voordeel kon worden aangemerkt van den verdachte. De heer Sn. echter toonde zich allerminst bereid, eenige schuld aan de aanrijding te erkennen. Integendeel bleek hij de meening te zijn toegedaan, dat de wielrijder zijn wagen had aangereden, daar toch volgens de regels van den weg het van rechts komende verkeer voorging en hij zich in deze gun stige conditie had bevonden. Voorts ontkende hij ge heel links te hebben gereden, doch het midden van den weg te hebben gehouden, teneinde de vóór hem liggende brug te kunnen oprijden. In deze zaak werden een drietal getuigen gehoord, waaronder de 80-jarige, nog zeer krassen heer D. van Vliet, de welbekende smid van de Turfmarkt, thans zijn verdiend „otrum cum dignitatum" genietend in den sigarenwinkel op het beruchte verkeershoekje, waar hij zijn ledigen tijd aangeniam kan besteden met het noteeren van de talrijke aanrijdingen, die daar plaats grijpen. Daar gedurende de behandeling duidelijk bleek, dat de gehoorde getuigen en verdachten absoluut niet in één schuitje waren te krijgen, werd besloten ter wille van 's Rechts Majesteit de zaak aan te houden tot de zitting van 6 Maart, waarop nog eenige getuigen charge, de motoragent Volbeda en de chauffeur Par- ma en ook een door den automobilist opgegeven ge tuige a décharge, de heer Blokker uit Beemster, zou kunnen worden gehoord. Het scheen echter wel dat bij deze beslissing bij den verdachte de ontstellende vraag oprees: wat ben ik eiffWiKj* begonrren?^ en-gaf hij het. voornemen te kennen de zaak maar liever meteen te schikken, om van verdere soesah af te zijn. Maar aangezien hij "echter toch niet zóó ver ging om schuld te erken nen, wenschte de Kantonrechter nu geen afhandeling meer en zal dus op 6 Maart dit proces wederom aan de orde worden gesteld. OM DE DUTTENDE KONIJNTJES OP TE SCHRIKKEN. Een 18-jarige jongeling, komende uit Bakkum, ge meente Castricum en genaamd Gerardus Sch., was ter verantwoording geroepen wegens het feit, dat hij zich in den avond van 20 December in het jachtveld had bevonden met kunstlicht, in casu een branden de rijwielcarbidlantaarn. De bedoeling was natuur lijk niet om een voorstelling te geven, met de toover- lantaarn, doch om de uit hun eerste slaapje opge schrokken konijntjes zóó van de kook te brengen, dat zij een gemakkelijke prooi van de stroopers werden. De heer G. Sch. nam echter de vrijheid bescheiden- lijk op te merken, dat niet hij, maar zekeren heer De Ruiter, een ander lid van het nachtelijk jachtgezel schap met kunstlicht, die lantaarn had gedragen, welke opgaaf juist bleek te zijn, zoodat de gelukkige heer S. met viag en wimpel werd vrijgesproken. FEUILLETON Naar het Hongaarscli van CECILE TORMAY J. W. JORISSEN 7. Ohristoffel Ulwing ging naar de deur, maar bleef op den drempel staan. Achter hem kwam de heele winkel in beweging. De menschcn drongen langs hem heen naar buiten. Ulrich Jörg holde met korte passen naast zijn dikhoofdigen winkeljongen. Allen liepen haastig. Ook de bouwmeester begon onwillekeurig hard te loopen. Van de straat af riep hij Anna toe: Blijf hier! De boekwinkel liep geheel leeg en het kleine meisje zag bedremmeld rond, toen lei zij haar hoofd tegen den deurpost, als hoorde zij muziek. Door den afstand kon zij niet zien, wie sprak. Slechts de klank van de stem trof haar oor en toch begon zij te vermoeden, dat het iets nieuws, iets vreemds was, wat er met haar gebeurde. Een rilling liep haar over den rug. De stem schommelde haar en maakte haar duizelig, zij trok haar aan en nam haar mee. Zij bood geen tegenstand en liet zich begaan en de kleine Anna Ulwing* ging onbewust die groote, Hongaarsche lente binnen, die nu voor het eerst tot haar sprak. Toen de stem verstomde juichte de menigte. Voor den winkel begon een student uit volle borst te zingen. Op eens klonk door de gansche straat het lied, dat Anna later zoo dikwijls zou hooren. De student klom vlug in den appelboom en zwaaide woest met zijn hoed. Zijn gelaat gloeide, de takken bogen onder zijn ge wicht: de straat werd een en al witte bloesem. Anna had ook graag met haar zakdoek gewuifd en had ook graag gezongen, evenals de student. In de lucht zwom .een groote, een onmetelijke vreugde. De menschen omhelsden elkaar en liepen snel. Vrijheid! Een zonderlinge gedaante naderde van het einde der straat. Voorzichtig, met wankelende schreden, ging hij langs de muren dei huizen. Telkens bleef hij staan en zag wantrouwend om zich heen. Zijn violetkleurige jas fladderde koddig, boven zijn gepsschoenen zag men zijn witte kousen, met dikke plooien. Anna voeide een verlegen angst Nog nooit had zjj NIET TEN ONRECHTE WORDT VRIJDAG EEN ONGELUKSDAG GENOEMD. Op 17 Januari anno Domina 1931 werden de hee- ren Jan Kr., 'n visscher, en Gerrit A., 'n arbeider, beiden te Egmond aan Zee, door de onbezoldigd rijks veldwachters Kramer en Van den Berg, aangetroffen in de taboe verklaarde duinen van den heer v. Vliet en dat nog wel terwijl de heer Jan Kr. voorzien was van schop benevens een hond aan 'n touw, welke at tributen vooral aan hun aanwezigheid een verdacht tintje gaven. Proces-verbaal wegens overtreding arti kel 4G1 werd opgemaakt en heden waren beide duin wandelaars uitgenoodigd voor den strafrechter te verschijnen. Alleen was echtpr aanwezig de heer Ger. A., omdat volgens zijn omschrijving zijn medever dachte, de heer Jan Kr. „in zee zit", 'n zitplaats die de Kantonrechter voor dezen tijd van t jaar nogal frisch noemde. Vervolgens werd de geimporteerde zaak met den aanwezigen verdachte besproken, die daarop verklaarde destijds te wandelen op het strand en te zijn gedwongen naar de duinen uit te wijke, omdat de zee zoo ruw was. Het was niet zijn bedoe ling konijnen te gaan delven en evenmin had hij ge- loopen binnen de waarschuwingsborden. Gedachtig aan de gulden spreuk, gegrift op de toegangsdeur tot het Gerechtsgebouw: Auditect alteram partem, Men hoore ook de wederpartij, werd deze zaak aangehou den tot de zitting van 6 Maart, ten einde alsdan den verbalisanten als getuigen te interviewen. De heer A. kon dus onverrichter zake weer ver trekken. doch het leek helaas wel of zijn tegenslagen dien noodlottigen Vrijdag daarmede nog niet beëin digd waren, daar hij op den Kcnnemersingel werd las tig gevallen door een tweetal controleerende belas tingambtenaren, die een hardnekkige belangstelling schenen te koesteren voor een rijwielplaatje, dat ech ter op mysterieuze wijze in de voering van des wiel rijdersoverjas scheen verdwenen te zijn. Het leek ons toe een avontuur te zijn, dat vermoedelijk beneden de 5 gulden niet in 't reine kan worden gebracht. Men moet maar pech hebben! NIEUWE NI EDORP Zaterdagavond werd in de zaal van den heer Kos- sen een feestelijke bijeenkomst gehouden, welke uit ging van de afd. der S.D.A.P. en de Arbeiderstoo- neeivereeniging. Ruim 100 personen waren aanwezig. Na opening door den heer Gaijaard spreekt de heer v. d. Wielen van Haarlem, vertegenwoordiger van den Landarbeidersbond, een propagandistische rede uit, er op wijzende wat de taak der arbeiders is bij de a.s. Provinciale Staten- en Gemeenteraadsverkie zingen en aansporende zich aan te sluiten bij S.D.A.P. en moderne vakorganisaties. De heer Verstegen, die oorspronkelijk was uitge noodigd, was verhinderd. Volgt opvoering door de Arb. Tooneelvereeniging van „Kamer 10", van Inte Onsman, een satirisch spel op een ministerie en een der oorlogvoerende landen, wat goed werd opgevoerd. Hierna sprak de heer Jb. Zoonen Az., eenige woor den over het eenige weken terug alhier opgerichte Instituut voor Arbeidsontwikkeliig, dat reeds thans 70 leden telt. wijzende op het nut van een dergelijk insituut, waarbij de géheele arbeidersklasse van N. Niedorp en omgeving zich moet aansluiten. Tot slot kregen we een verloting van heel aardige prijzen, tot dekking der kosten van deze bijeenkomst. De heer Gaijaaia sloot hierna met een toepasselijk woord dezen welgeslaagden feestavond, met de op wekking a.s. Woensdag de film „Zeemansvrouwen" te komen zien. W I E R I N G E N Algemeene vergadering van de Visschersvereeniging D.Ë.T.V. op'j.1. Zondagmiddag in hotel De Haan te Hip- polytushoef. Aanwezig 41 leden. De Voorzitter, de heer J. J. Tijsen opende deze ver gadering met welkom en hoopt dat de besprekingen van zakelijken aard mogen zijn en een kalm verloop zullen hebben. Deze vergadering wordt hoofdzakelijk belegd voor de stemming over een lid van de Zuiderzeevissche- rijraad. Vervolgens worden de notulen der vorige vergadering door den secretaris, den heer Jb. Lont voorgelezen en na gelezen te zijn goedgekeurd. Volgt voorlezing ingekomen brief Inspectie vissche- rijen, betreffende aanvraag het te verbieden om met me chanische krachten op alikruikels te visschen. Het ant woord luidt van de inspectie: dat zij de bevoegdheid niet heeft dit te verbieden. Wel bestaat zoo'n verbod op Wul ken en oesters. Van de registratie te Hoorn is bericht ingekomen of de Wieringers nog wenschten te visschen in het verbin dingskanaal. Hier is reeds op geantwoord van niet. Van het Centraal comité is bericht ingekomen om een bijdrage in hun kas van 50 cent per lid te willen afdra gen. Wordt gevraagd pf er nog leden op tegen zijn om 50 cent bij te dragen. oom Sebastiaan in Pest buiten op straat gezien. Onwil lekeurig kroop zij achter de deur. Misschien ziet hij mij niet Misschien gaat hij verder... En onderwijl kwa men haar de twee koortsige oogen voor den geest en dat woord, dat klonk alsof men zelde: blijheid. En de stem... en het lied... Oom Sebastiaan was zoo oud en zoo ver weg. Anna sloeg de oogen neer, toen over het plaveisel twee plompe schoenen, met roestige gespen, naar haar toe kwamen. De student boven in den boom riep, luid lachende: Wat een vogelverschrikker. Wat voor oude tijden wandelen hier? Anna werd bedroefd en in haar oogen kwamen tra nen. Nu begreep zij, hoeveel zij van oom Sebastiaan hield Hij is van mij! riep zij in vertwijfeling en strekte haar armen naar den ouden man uit. Oom Sebastiaan bemerkte niets van dit alles. Hij ging op den bank voor den boekwinkel zitten, legde zijn hoed op den grond en wreef zich met een reusachtigen, bon ten zakdoek herhaaldelijk over het voorhoofd. Ik ben juist bijtijds hier gekomen. Wat een om wenteling. Waar gaan wij heen! Waar gaan wij heen!... Anna voelde zich weer ver van hem verwijderd, maar ging toch heel dicht naast hem zitten, om den menschen, die oom Sebastiaan uitlachten, te laten zien, dat zij bei den bij elkaar hoorden. V. Voor den boekwinkel in de Slangstraat had de wind den lente uit den appelboom gejaagd. Ook de zomer was voorbij. Anna drukte haar gezicht tegen de vensterruit. Van buiten klonk een geluid, alsof men onder den grond op een trommel sloeg. Op het trottoir dreunde de regelma tige stap van de nieuwe, nationale garde, Hij klonk tot in huis en herhaalde zich onder het gewelf van de poort In dien tijd kon men dikwijls, door het venster, solda ten zien en toen op een keer juffrouw Tini Anna naar de jongemeisjesschool van de Engelsche zusters bracht, waren de muren der huizen beplakt met groote plakka ten. Hoopen van menschen verdrongen zich er voor, met uitgerekte halzen. Anna wilde ook graag blijven staan, maar dat wilde juffrouw Tini in geen geval toestaan. Het past niet, dat nette menschen op de hoeken van de straten blijven staan. Op den rand van het trottoir stond een jongen. Wat staat er op die papieren? vroeg Anna in het voorbijgaan. Oorlogsgeruchten, en de jongen begon te fluiten. Aan den overkant slenterde een oud moedertje Met den rand van haar schort veegde zij haar oogen af. Oorlogsgeruchten... Anna staarde de oude vrouw aan en in hare gedachten kregen deze twee woorden op De heer M. de Haan zou dit van de kas af willen ne men. De secretaris geeft hierop nog een nadere toelichting. De gewone jaarlijksche contributie wordt ook al reeds uit de ka3 betaald. De heer L. Wigbout zegt: er wordt gevraagd om geld voor het Centraal comité, maar spr. heeft vernomen, dat verschillende vereenigingen nu buiten het centraal comité om een actie voeren om behoud der Zuiderzee door overbrugging van het gedeelte afsluitdijk. Als nu zoo velen buiten het centraal comité omgaan, welke standpunt dienen wij dan in te nemen: betalen of niet betalen. De heer M. Kooij licht toe dat Wigbout dan de situ atie niet goed begrijpt. Die actie gaat toch geheel buiten het centraal comité om Dit laatste heeft uitsluitend en doel om schadevergoeding voor de visschers te verkrij gen, en er is nog veel door het comité te doen. Tenslotte wordt bij zitten en opstaan gestemd of de |P cent bijdrage zal worden betaald uit de kas of dat de leden dit bedrag bij de gewone contributie betalen. Twee leden zijn er voor om uit de kas te betaJen. Dus is besloten de contributie a f 1 te betalen met f 1.50. Voorts is een schrijven ingekomen om f 25 bijdrage voor huldiging Voorzitter Centraal Comité. Deze huldi ging bestaat uit aanbieding schilderstuk, voorstellende twee thuisvarende visschersschepen. Allen zijn voor deze bijdrage, welke uit de kas zal worden betaald. Volgt verkiezing lid Zuiderzeevisscherijraad. Aftre dend is de heer M. Kooij. Van de 41 ingekomen brief jes verkrijgt de heer M. Kooij 37 stemmen, en is alzoo herkozen en neemt zijne benoeming weder aan. Volgt rondvraag. De heer M. Kooij betuigt zijn dank voor het vertrouwen in hem gesteld by de ge houden stemming. De heer L. Wigbout stelt de vraag, hoe het zit met de oude visschers, welke hun steunpenningen zelf moe ten halen. Kan dat n'et dcor een ander gedaan worden? Er is indertijd ook door M. de Haan naar gevraagd. Deze deelt echter mede, dat er in zooverre verbetering is, dat zoo'n steuntrekkende iemand een machtiging kan geven. Dit moet echter steeds dezelfde persoon zijn. De heer Wigbout zou willen dat het geld werd rondgebracht In dien geest zal een schrijven tot het gemeentebestuur worden gericht. De heer St. Bokkel brengt ter sprake de bevissching Boezemmeer. Verschillende visschers hebben een consent om er in te vischen en die doen doen dat niet. Anderen hebben geen consent en zouden er wel in willen visschen. Wordt medegedeeld, dat per 1 October alle consenten vervallen en dat men dan weer opnieuw kan aanvragen. Wordt ook nog gevraagd naar candidaatstelling voor de a.s. Gemeenteraadsverkiezing. Daar dit punt niet op de agenda is geplaatst en te belangrijk wordt ge acht om nu te bespreken, zal dit in een volgende ver gadering worden behandeld. De heer Br. Wit zou willen voorstellen, dat allen, welke een motor in hun schip hebben en op alikrui kels visschen, deze motor niet tijdens het visschen ge bruiken en hiervoor b.v. een boete stelsel in te voeren x' Voorzitter is de meening toegedaan, dat die visschers in hun eigen belang de motor niet zullen gebruiken. Evenwel heeft dit punt de aandacht van het bestuur, en daar de tijd van dit seizoen toch voorbij is, zullen eventueele bemoeiingen in de herfst vergadering wor den besproken. De heer Jo. t Bokkel vraagt ook het een en ander over het visschen in het Boezemmeer. Voorzitter deelt mede, dat 30 consenten voor dit vischterrein worden afgegeven. Komen er meer aanvragen, dan wordt er geloot Het is daarom van groot belang, dat zij die er toch niet visschen ook geen aanvraag inzenden. Verder niets meer aan de orde zijnde sluit voorzitter de vergadering, onder dankzegging voor de besprekin gen- Zaterdagavond sprak voor de samenwerkende Anti-Mil. in Noord-Holland de heer W. A. Walraven, voor een vrij goed bezette zaal, bij den heer Jb. Bruul 'te Hippolytushoef, met als onderwerp: „Hoe de oor log te verhinderen". Spr. stelde voorop dat ongeacht voor welke cultureele ideeën men ook wil strijden, als men de daad niet durft aanvaarden, zal het ideaal geen werkelijkheid worden. Spr. wijst er dan op, dat de staten in tijden van oorlog een beroep op de menschen moeten doen onder verschillende leu zen. De groote tragiek is, dat ook de vrouwen door die leuze worden medegetrokken. Spr. wijst o.a. op George. die de prijs hoog noemde, maar het was het ideaal waard. Dat de prijs hoog was is het En gelsche volk te weten gekomen. Want bij een uit- Een das verwent Uw hals. Neem Wybert. Het beste afweermiddel tegen verkoudheid en besmetting. eens een droevigen klank. Onder het middagmaal keek zij oplettend naar haar grootvader en naar haar vader. Deze spraken over za ken/ waren heel rustig en aten ondertusschen smakelijk. Iedereen is als gewoonlijk, dacht Anna, de oor logsgeruchten zijn misschien niet eens waar. In eens was alles uit haar gedachten verdwenen. Haar vader vertelde zoo juist, dat de kinderen dansles zouden krijgen, lede ren Zondagmiddag, in het instituut Geramb. Een voorname gelegenheid, zei Jan Hubert, de jon ge baronessen Szepesy komen er ook. De dochters van staatsraad Bajmóczy ook. Hij sprak den naam Bajmóczy met een achting en langzaam uit en keek toen rond, om de uitwerking daarvan na te gaan. Zondags, zelfs onder de mis, dacht Anna aan de dans school. Zij stond op, knielde neer, maar was niet aan dachtig. Verstrooid begon zij met haar vingers de, op den rug van de bank, gegraveerde letters: „Familie Ul wing" na te teekenen. En in die bank mochten zij alleen zitten en die stond het dichtst bij het altaar. De wijnhandelaar Gaal en zijn vrouw zaten ginds, on der den preekstoel. Mijnheer Walter de groothandelaar in linnen uit de Zuilenstraat, had geen bank. Zelfs de Langs zaten maar naar achteren dan zij, hoewel zij wa termolens hadden en de molenaars aan den Donau hen groetten. Anna deelde de menschen in het stadskwartier in vol gens de banken. Juist onder de Consecratie, terwijl zij met haar kleine vuistje krachtig op haar borst klopte, kwam zij tot de overtuiging, dat haar grootvader voor namer was dan iedereen. Ondertusschen zat Christoffel Ulwing, met gebogen hoofd, nederig te bidden. Toen Anna opkeek, zag zij iets leuks. De kleine Chris toffel, hoewel hij zich naar het altaar gekeerd had. keek toch op zij. Zij volgde zijn blik: hij keek naar Sophie Lang. Sophie hield haar samengevouwen handen voor haar voorhoofd, zoodat alleen haar mooie profiel te zien ;was. Haar lange, donkere wenkbrauwen liepen als een schaduw over haar halfgesloten oogen... Christoffel zat alweer, met de oogen dicht, stijf in de bank. Anna moest lachen. Daarna verliepen de uren langzaam, het duurde lang voor het middag werd. De kinderen begonnen onrustig te worden. Anna zei verwijtend tot het dienstmeisje, toen deze haar leeren rijksohoenen uit de kast haalde: - Maar Netti, maar weet je dan niet? Ik mag van daag mijn prunellelaarsjes aan hebben. Haar appelgroen chachemire-kleed hing aan de klink van het venster. Haar zwart fluweelen mantel lag op de piano. Sedert het vorige jaar woonde Anna alleen in de vroegere kamer van mevrouw Christina. De oude kin derkamer was geheel voor den jongen. Christoffel stond ook voor den spiegel en maakte een scheiding in zijn 0% Voor slechte spijsver tering en verstopping zijn Foster's Maagpil- len het middel bij uit nemendheid. Zij pur- geeren niet heftig, doch werken zacht en zonder krampen. Houdt steeds een flacon bij de hand. Alom verkrijgbaar af 0.65 p. flacon. FOSTERsMA AGP/HEN gaaf van twaalf millioen gulden per dag aan werk- loozenuitkeering komt een uilgaaf van pl.m. 50 mil lioen gulden aan rente en aflossing van oorlogs- schuldeti. Toen ten slotte de oorlogsmoeheid over de menschen kwam. zei men: dat nooit weer. Door de politici i.s toen de Volkenbond gesticht. Het groote gevaar hiervan noemt spr. echter dat men de vol keren hierdoor van de vredesdaad afhoudt. We moe ten nl. bij de menschheid den vasten wil aankwee- ken, om geen oorlog meer te voeren. Wanneer do regeering de soldaten en arbeiders in beroering kan brengen door de woorden: „Door uw moed en uw arbeid komen we tot een glorierijke overwinning", dan hebben wij tot die zelfde soldaten en arbeiders te zeggen: Als ge de macht hebt cm den oorlog te winnen, dan hebt ge ook de macht om den oorlog onmogelijk te maken. Spr. haalt hierbij een voorbeeld aan, dat dit ook inderdaad is gebeurd tijdens den oorlog tusschen Rusland en Polen. Wie den oorlog wil, rekene op strijd, zegt spr Men rneene niet dat oorlog niet aan deze samenleving onverbrekelijk vast zit. De beste definitie die spr. op het oogenblik van oorlog kan geven, is deze: oorlog is de bloedige vorm van concurrentie tusschen verschillende ka- pitaalgroepen. In dit verband wordt o.a. gewezen op het koloniale vraagstuk. Wie vruchtbaar den oorlog wil bestrijden, moet weten dat hij moet doordringen tot de kern van de zaak, de inrichting van de sa menleving. Zoolang loondienst blijft bestaan zullen werkloosheid en dergelijke rampen de menschheid teisteren. Prof. Casimir kwam tot de conclusie dat hij geen kans zag ieder van een onderdak en voldoen de levensbenoodigdheden te voorzien onder de te genwoordige omstandigheden. We kunnen dan ook moeilijk van een ordelijke samenleving spreken. In ieder geval zegt spr., zal de volgïiule oorlog in zoo verre rechtvaardiger zijn dan den vorige, dat. nu niet in hoofdzaak de proletariërs sneuvelen en de gene raals en hooge officieren de 80 jaar halen. Door de toepassing van gifgassen is het gevaar voor allen on geveer even groot. Mannen, vrouwen, grijsaards, kin deren, allen zijn bij een gasaanval ten doode opge schreven. Tegenover de Kainsfiguur, die zich slechts afvraagt: „Ben ik mijns broeders hoeder", stelde spr. de andere Bijbelsche zin, die zegt: „Wat gij de minste mijner broederen hebt gedaan, dat hebt ge mij aangedaan". Om ten slotte te eindigen met een beroep te doen op de aanwezigen om te strijden voor een betere samenleving en in ieder geval den oorlog door de vredesdaad onmogelijk te maken. Na de pauze las de heer Walraven enkele gedeel ten uit „Menschen in Oorlog" van Adreas Latsko. In den nacht van Donderdag op Vrijdag is nabij Sluis 1 in de Wieringermeer een tractor, welke dienst deed voor bemaling, in brand geraakt. De ma chine. en zoo ook het houten loodsje, is geheel ver brand. Zoo wij nader vernamen, is de brand ont staan tijdens het bijvullen van brandstof. De aannemer v. Latum, aan wien den woningbouw in de Wieringermeer is gegund, is. met die werk zaamheden begonnen. Het houten gtbouwtje, hetwelk midden op den straatweg stond, welke nabij de Haukes de verbin ding brengt met de Wieringermeer, is thans wegge- sloopt, zoodat werktuigen e.d. tot het einde den straat weg kunnen volgen. Een bord vermeldende maximum belasting 2000 Ko., is aldaar geplaatst. De heer C. Constance uit 's Gravenhage, zal op 13 Maart a.s in „Concordia" van Jb. Bruul spreken over „Mensch en Aardeverduidelijkt met lichtbeelden. Z IJ P E ST.-MAARTEN SBRU G. Zaterdagavond hield de vereeniging voor Ziekenhuis- verpleging alhier een algem. vergadering in het lokaal van den heer Kossen. De voorzitter, de heer J. Keuris, opende met een woord van welkom aan de aanwezigen deze bijeenkomst, in het bijzonder het lid van de fi- nancieele commissie en den verslaggever van de Sc&ager Courant. Het speet hem, dat niet meerderen waren opgekomen en dat het trouwe bestuurslid, de heer Bestevaar, wegens ziekte verhinderd was. Vervolgens las de secretaris, de heer C. v. d. Sluijs, wit glazende, blonde haren, die zoo zacht over zijn ooren vielen, als had de wind ze er heen gewaaid. Hij vond zich zelf mooi en. terwijl hij zijn zacht overhemd over zijn schouders trok. begon hij te fluiten. Van een keer hooren kende hij iedere melodie. Hij floot zoo mooi als een vogel. Onaer de poort weerklonk het geraas van raderen. De beide steenen beelden keken door de ruiten van den wedrijdenden wagen. Voor het opvoedingsinstituut van barones Geramb op den hoek van het Sebastiaanplein. stonden reeds drie equipages. Op iederen bok zat een livreiknecht naast den koetsier. Dit maakte op Christoffel een geweldigen in druk. Hij dacht, dat het no^dig zou zijn, dat zij den vol genden Zondag Florian ook meebrachten. Straks moeten jelui de dames de hand kussen, had Jan Hubert gezegd, toen zij voor een somber huis uit stapten. De hooge, witte glazen deur leidde naar een erg kale kamer. Boven de de kasten brandden kromme vetkaarsen. In haar ongezellig licht stapte Sztaviarszky, op de punten van zijn voeten, heen en weer voor kleine meisjes in crinolines en voor jongens met witte kragen Tusschen de openstaande vleugels van de deur der zij kamer zaten heeren en dames op stijve stoelen. Door lorgnetten bezagen zij elkanders kinderen. Christoffel zag op eens Sophie Lang tusschen de groo teren. Hoewel hij van Gabriël wist, dat zij hier zou zijn, begon hq toch te beven. Kus de hand. fluisterde Jan Hubert. De jongen boog zich zoo haastig voorover, dat hij zijn neus stootte tegen de ivoorkleurige hand van barones Geramb. Ook de overige dames kuste hij de hand. Toen hij bij Sophie kwam, staarde hij een oogenblik het jonge meisje ver legen aan. Sophie trok haar hand voor hem terug en begon te lachen. Mais Sophie... zei barones Geramb op matten toon en de lokken langs haar slapen bewogen zich over haar kleine, gele gezicht. Zij was niet tevreden over haar voormalige leerlinge. Christoffel strompelde over een hoepelrok, raakte in de war en had wel kunnen schreien In de andere kamer stond Sztaviarszky, met de beide slippen van zijn lustre jas in de hoogte. Hij toonde aan een der jonge dames Bajmóczy, hoe zij moest buigen. Demoiselle Bertha, let op als 't u belieft onder tusschen bromde hij wat in het Poolsch. In de deur ontstond eenige beweging. Fevrouw Baj móczy ging naar haar dochter. Haar zijden kleed ruisch- te over den vloer. Zij was groot en zwaar, hield haar hoofd achterover en keek voortdurend naar beneden. Dit prikkelde Sztaviarszky nog meer. Hij beet op zya lippen en keek zoekende om zich heen. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 5