Alitlttl BïtlWS-
r LU
Vrouwen en de Engelsche rechtspraak.
Per vrachtauto door Turkije.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Woensdag 25 Februari 1931.
SCHAEBR
74ste Jaargang No. 8822
CODRANT.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag. Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot s morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zoovee) mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No 20.
Prijs per 3 maanden fl.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN-
Voor tien jaar terug een ingrijpen
de verandering voor den conserva
tieven geest van Engelsche rech
ters en advocaten.
(Van onzen Engelschen Brief-s$irijver.).
21 Februari 1931.
HET was de vorige maand omstreeks den tien
den of elfden, precies tien jaar geleden, dat
in Engeland voor de eerste maal een ge
mengde jury werd samengesteld. In plaats
van de gewone twaalf mannen, namen in de jury-
bank tegenover Rechter Horridge zes mannen en
zes vrouwen plaats.
Dat was een ingrijpende verandering voor den con-
eervatieven geest van de Engelsche rechters en ad
vocaten. „Ik heb me al zitten afvragen", zoo verklaar
de de pleitende advocaat bij deze gelegenheid, „hoe
ik een gemengde jury dien toe te spreken. Ik heb al
tijd gentlemen gezegd. Zal ik dat nu maar veranderen
in gentlefolk?"
Maar de rechter kon hem inlichten. „Wij hebben
deze aangelegenheid te zamen besproken", zoo ver
klaarde hij „Volgens ons oordeel zou de betiteling:
Dames en heeren van de jury, te veel op een diner
speech gaan lijken. Wij hebben daarom besloten, dat
Leden van de jury de beste naam zal zijn."
Met deze duidelijke instructie voor zich, stak de
advocaat vol goeden moed van wal: „Leden van de
jury
Maar het begin van een pleidooi is heel wat an
ders dan het midden er van. Al spoedig geraakte de
advocaat in vuur en meteen was het mis met zijn
speech. „Heeren", zei hij, „ik bedoel dames, nee, le
den wou ik zeggen, jullie van de jury, zes mannen
en zes dames, o nee, vrouwenEn ,op dat punt
bleef hij steken.
Eenige o ogenblikken later kreeg hij het weer be
nauwd. Het Was een echtscheidingszaak, waarin de
advocaat stond te pleiten, en hij bevond zich in de
noodzakelijkheid, ter wille van zijn cliënt, een brief
•voor te gaan lezen. Voor een jury van mannen zou
hij den bewusten brief met het grootste genoegen ten
gehoore hebben gebracht Maar nu stond hij te aar
zelen. „Wat jammer", zoo zei hij, „dat hier vrouwen
zitten."
„Daar is niets aan te doen", onderbrak hem de
rechter. „Dat is de wet."
Ja. de Engelschen zijn een heel kiesch volk. Zou
den onze Hollandsche advocaten ook zoo in de war
gebracht zijn?
Misschien. Maar ik herinner me eenige lezingen
over Grieksche literatuur, die ik eenige jaren gele
den in ons land bijwoonde. De redenaar beheerschte
zijn onderwerp volkomen, en vertelde met veel ani
mo. Nu is die Grieksche literatuur niet altijd precies
spijs voor een jongedames kostschool, en het gehoor
bij deze lezingen bestond voor een gedeelte uit luiste
raars, die op een dergelijke inrichting zeer goed op
haar plaats geweest zouden zijn, Of de redenaar
'daarom minder geschikte passages oversloeg? Verre
daar van. Hij begon dan altijd met een kleine inlei-
'ding: „Ja, wat nu komt is niet zoo heel erg netjes,
•maar ik mag het toch de dames en heeren niet ont
houden." En dan stak hij van wal, zonder ooit de
minste verlegenheid te laten blijken, voor zoo ver ik
kon nagaan.
Er gebeurden nog wel eens eigenaardige dingen in
die eerste tijden, toen vrouwen zitting hadden in de
jury. Zooals men weet, moeten alle zaken wijken
voor rechtszittingen. Als iemand tot lid van een jury
wordt benoemd, kan hij alleen door ziekte, en met
overlegging van een doktersattest, van zijn verplich
ting worden ontslagen. Vreemd moet de rechter wel
hebben opgekeken, toen een van de vrouwelijke jury
leden in die eerste dagen van gemengde jury's hem
zei, dat ze 's middags een gewichtige vergadering had
en vroeg of ze er een uurtje uit kon breken. Maar
vreemder keken de advocaten en andere aanwezigen
op, toen Zijn Edelachtbare verklaarde, dat hij dan de
zitting 's middags een uurtje zou sluiten. Hoffelijk
heid ging voor de berechting van een zondaar.
Een jury moet eenstemmig zijn in haar oordeel.
Haast onnoodig te zeggen, dat de eerste gemengde
jury met geen mogelijkheid eenstemmig kon worden.
De dames beseften ook niet altijd in den beginne
den hoogen ernst van haar waardigheid. Zoo zag een
Engelsch rechter zich genoodzaakt twee dames bij
het begin van de middagzitting naar huis te sturen.
Immers, tijdens den lunch had hij opgemerkt, dat
de dames heel aangenaam hadden zitten conserveeren
met een van de beide partijen in het rechtsgeding.
Dat zooiets minder wenschelijk was, konden zij met
den besten wil van de wereld niet inzien.
Een zeker rechter gaf eens duidelijk bewijs van
zijn hoffelijkheid, door een dame jurylid, die hem
vroeg van haar verplichting te worden ontslagen, om
dat ze er niet van hield, haar neus in de zaken van
andere menschen te steken, toe te staan, heen te
gaan. Maar misschien was de hoffelijkheid niet zoo
heel groot, en had de rechter in de gaten, hoe deze
bepaalde zaak zich ging ontwikkelen. Want nauwe
lijks had de rechtbank vijf minuten zitting gehad, of
de advocaten van de beide partijen kwamen meedee-
len, dat hun cliënten tot een minnelijke schikking
bereid waren. Met een fijn spottend glimlachje ver
klaarde Zijn Edelachtbare, dat hij ditmaal aan de le
den van de jury niets anders te vragen had, dan of
zij zoo vriendelijk zouden willen zijn, hun honora
rium te gaan opstrijken. En hij kon niet nalaten, er
aan toe te voegen, dat de dame die was heengegaan,
er nu misschien wel spijt van zou hebben
Dezelfde rechter kreeg bij een andere gelegenheid
een vrouwelijk jurylid voor zich, die om ontheffing
van haar plicht verzocht, omdat zij tegen de dood
straf was. „Tegen de doodstraf", vroeg de rechter,
vol verbazing. „Wat heeft dat in hemelsnaam met
deze zaak te maken? Zoover als mij op het oogen-
blik bekend is, is dit een aanklacht van een vrouw
tegen haar echtgenoot Zij heeft hem vijf en twintig
honderd gulden gegeven, om daarvan een bontjas
te koopen, en het schijnt, dat hij iets anders met het
geld heeft uitgevoerd."
„O, zoo", zei de dame. „Is dat het geval? Nu. maar
dan blijf ik lid En misschien heb ik ook wel niet
heelemaal gelijk, wat die doodstraf betreft."
Maar al doende leert men. Tiei jaren zijn intus-
schen verloopen Duizenden vrouwen hebben in dien
tijd gelegenheid gehad kennis te maken met de
rechten en plichten van het ambt van jurylid. Som
migen misschien eens een enkelen keer. Maar in een
graafschap als Middlesex, dat o a Chiswick, onze
vroegere woonplaats, bevat kunnen vrouwen, die als
jurylid in aanmerking komen, er op rekenen, een
keer of vier per jaar opgeroepen te worden. Zulke
vrouwen zullen wel geen vragen meer doen, die een
rechter verstomd doen staan.
Het heeft meer dan acht honderd jaar geduurd,
eer de vrouwen het twijfelachtig voorrecht verkregen
lid van een jury te worden. Want jury's schijnen te
dagteekenen van omstreeks het jaar 1100.
Vóór dien tijd had men een andere gewoonte rechts
zaken te beslechten. Als twee menschen het. met el
kaar oneens werden, moesten of zij zelf. of door hen
aan te wijzen kampioenen, in het openhaar het zaakje
uitvechten. Er werd aangenomen, dat het recht op
de een of andere manier wel zou zegevieren.
Hoogstwaarschijnlijk bestond bij velen op dit punt
evenwel twijfel In elk geval verzochten de inwoners
van Leicester in het jaai 1110 aan Robert de Beau-
mont, Graaf van I.eicester, verlof om voortaan hun
geschillen niet uit te vechten, maar uit te praten Zij
zouden hem als vergoeding voor dit privelege een be
lasting van drie stuivers betalen, voor elk huis met
een puntgevel in de Hoogstraat.
De graaf gaf genadiglijk zijn toestemming en zoo
werd in den jare 1110 een twist tusschen Nicolnas,
den zoon van Acon. en Geoffrey. den zoon van Nico-
laas, door een jury van burgers van Leicester be
slecht. Maar voorlijk als de Leiceslenaren waren, het
kwam geen oogenblik bij hen op, voor zulk een ge
wichtige aangelegenheid vrouwen een stem in het
kapittel te geven.
Daarvoor moesten eerst nog ruim acht eeuwen
voorbij gaan.
VOOR DEN POLITIERECHTER.
Zitting van Maandag 23 Februari.
EEN BEDRIEGELLJKE STEUNTREKKER.
De 30-jarige opperman Gerrit van SI., wonende te
Alkmaar, opende de rij der verdachten, gerequlreerd
ter Politierechterszitting, naar aanleiding van de om
standigheid, dat hij, hoewel geplaatst op de ziekenlijst
en als zoodanig ontvangende wekelijks f 23,81 zieken
geld, zich niettemin als een gezonde werklooze bij de
arbeidsbeurs had aangemeld en zich geregeld meldde
om te stempelen, waarna hij de gestelde uitkeering
opstreek. Dit dubbele spel duurde vanaf 12 September
1930.
Volgens toelichting van den verdachte verkeerde hij
in de meening, dat Dr. Maats, die hem behandelde,
hem genezen had verklaard. In deze zaak werden ge
hoord drie getuigen, de heeren v. d. Heuvel, Tip en
Kleimeer. Eerstgemelde heer, directeur der gem. ar
beidsbeurs, had verdachte ingeschreven deze plaatste
geregeld zijn handteekening en had niet medegedeeld
dat hij ook ziekenondersteuning genoot. Bij wijze van
straf is verdachte gedurende eenigen tijd van de lijst
afgevoerd. Thans was hij echter weer op die lijst ge
plaatst.
Daarop verscheen de heer A. Tip, aannemer te Alk
maar als getuige, welke heer als vertegenwoordiger
der algem. bedrijfsverzekering aan verdachte van af
15 Aug. tot 4 October geregeld f 23.81 per week had
uitbetaald. Voorts had de heer Kleijmeer, gemeenteamb
tenaar, aan verdachte vanaf 13 Sept. f 5.40 en op 5
October f 8.10 uitbetaald. Verdachte erkende alles wat
hem ten laste gelegd was, doch noemde zijn fraude
eenvoudig „een samenloop van omstandigheden".
Op grond daarvan had de Officier geen lust een
voorw. veroordeeling te requireeren en zag ZEd. zich
gedwongen 14 dagen gevangenisstraf te vorderen.
Na alsnog gehoord te hebben de heer Wiggers, amb
tenaar der reclasseering, die verdachte wat spontaan
en wispelturig, hoewel overigens niet kwaad noemde,
veroordeelde de politierechter den verdachte, een huis
vader met 5 kinderen, hoewel met eenigen schroom,
voorwaardelijk tot 2 maanden gev. met een proeftijd
van 3 jaar en onder toezichtstelllng van het Leger des
Hells.
EEN GEVAARLIJKE VECHTERSBAAS.
De 21-jarige arbeider Gerrit Cornelis P. te Texel, Is
een jongmensch, dat men, wanneer men met hem in
conflict komt, terdege in het oog moet houden. Hij
stond althans heden terecht ter zake een zeer ruwe
behandeling, die hij in den nacht van 26 op 27 December
den 18-jarigen leerling der zeevaartschool Nellesteijn
had doen ondergaan.
Verdachte had namelijk Nellesteijn onverwachts aan
gegrepen, hem ruggelings op den grond geworpen en
hem daarop onthaald op eenige zeer gevaarlijke schop
pen of trappen, toen de mishandelde hem omtrent
dezen onverhoedschen overval in behoorlijke termen
onderhield. Beide personen behoorden tot de bezoekers
van een uitvoering in Hotel „Texel". Een beduidende
aanleiding tot de mishandeling kon niet gevonden
worden.
De verdachte heer P. bleek niet accoord te gaan met
de hem tenlaste gelegde feiten en beweerde niet ge
duwd of getrapt te hebben. Integendeel werd hijzelf
door den mishandelde aangevallen en geslagen. De
nachtwaker Kalis had de heeren met elkander zien
„rollen". Op een gegeven moment scheen Nellesteijn
zijn bekomst te hebben en werd hij weggedragen.
Later hoorde Kalis, dat Nellesteijn een schop tegen
het onderlijf had gekregen. De heer Officier was niet
-voldaan over het verloop van de zaak en vorderde
vrijspraak.
Vonnis conform eisch.
NOG EEN HARDHANDIGE TEXELAAR.
De niet verschenen heer Cornelis R., metselaar te
Texel, had op 5 Januari den bloembollenhandelaar Corn.
Koopman een opstopper toegediend, na vooraf te heb
ben aangekondigd, dat hij nu eens zou afrekenen. Ver
dachte vermeende, dat Koopman hem geld schuldig
was en wenschte dit nu van hem te ontvangen. Hij
zeide toen welwillend: BetaaJ me, of ik geef je een klap
voor je kop en voegde, toen die betaling uitbleef, de
daad bij het woord. Eisch f 20 boete of 20 dagen. Uit
spraak overeenkomstig eisch.
TWEEDE EN LAATSTE VOORSTELLING.
In de zaak contra den heer Corn. Alb. R. uit Enk
huizen, ditmaal niet verschenen, die op 5 Januari zeke
ren heer Van Galen tegen de Epkhuizer keien zou
hebben gewerkt, werden nog een tweetal nieuwe ge
tuigen gehoord .Deze heeren verklaarden eenstemmig,
dat Van Galen wel een duw had gekregen tegen zijn
schouder, doch niet was gevallen. Eisch f 20 boete of
20 dagen. Vonnis dito.
DE STUKGEZAAGDE SLUISDEURKETTING.
De 58-jarige heer Frans V., landbouwer te Oterleek,
stond terecht ter zake, dat hij in Augustus van het
vorige jaar een ketting van de sluisdeuren der water-
keering van den Polder de Schermeer had doorge
zaagd en aldus de waterkeering had verbroken. Welk
feit door den verdachte, verdedigd en als raadsman
bijgestaan door mr. H. P. M. Kraakman, werd toege
geven. De duikerbewaarder Klop verklaarde dat de
ketting was verbroken en evenmin was aan getuige
bekend, dat verdachte bij hem over den hoogen water
stand had geklaagd. De heer V. erkende zulks, doch
verklaarde dat hij wel degelijk had geklaagd bij den
voorzitter van den Polder, den heer Nierop, doch
zonder resultaat.
De heer Klop deelde nog mede, dat de ketting tot
tweemaal werd verbroken.
In deze agrarische kwestie werden voorts nog de
poldermeester en eenige getuigen a decharge gehoord,
welke laatste heeren van harte getuigden, zeer blij to
zijn geweest, dat het sluisdeurtje geopend was. Getui
gen, allen bouwers, hadden veel last van het hooge
water.
De polderopzichter Nierop erkende, dat verdachte had
geklaagd over het hooge water, aan zijn klacht was
geen gevolg gegeven om technische redenen.
De heer Officier had alleen artikel 350 ten laste ge
legd en vorderde na een meer uitvoerige uiteenzetting
van den toestand in de Schermeer f 25 boete of 25 dg.
Mr. Kraakman hield daarop zijn pleidooi en stelde
daarin zijn meening tegenover die van den heer Offi
cier van Justitie. Pleiter was van meening, dat zijn
cliënt niets meer had gedaan dan het noodige om zijn
eigendom voor schade te beveiligen. Niettemin werd
er veel van zijn tuinbouwproducten bedorven, zooals
pleiter meer in bijzonderheden aantoonde. Wat ver
dachte had gedaan, kon worden beschouwd als nood
weer. „Ne cessitas non habet legim", Nood breekt wet,
citeerde verdediger en concludeerde ten slotte, na
eenige critiek te hebben uitgeoefend op de activiteit
van het polderbestuur, verdachte slechts een zeer lichte
straf op te leggen. Volgde nog eenig debat over het
begrip „noodweer" tusschen officier en verdediger.
De politierechter deed daarop uitspraak en veroor
deelde den heer V. tot f 5 boete subs. 5 dagen hechtenis.
ZIJN EIGEN BROEDER BESTOLEN.
De 23-jarige koopman Auke H.. gedomicilieerd te
Gramsbergen, gemeente Emmen, thans in voorarrest,
werd voorgeleid, ten einde terecht te staan als ver-
EEN AUTOMQBIELREIS GEDURENDE EEN
TURKSCHBN WINTER. AAN DE KUST
VAN DE MIDDELLANDSCHE ZEE.
VERMENGING VAN RASSEN, GODS
DIENSTEN EN INVLOEDEN.
EETBARE CITROENEN.
(Van onzen reizenaen correspondent).
MERSINA, 14 Februari 1931.
EEN reis per automobiel door Turkije is over het
algemeen geen plezierreis en zeker niet gedu
rende den winter in een vrachtautomobiel, die
op de slechte, besneeuwde wegen in het gebied
nabij de Syrische grens gemiddeld nog geen twintig
kilometer per uur maakt. Eén nacht hadden we nog
te logeeren in een groot dorp met een soort hotel, waar
alle comfort ontbrak. In de harde bedden waren
geen dekens genoeg en alles wat we aan kleederen
hadden, sleepten we uit de automobiel om ons toe te
dekken. Het is waar, er was op onze gemeenschappe
lijke kamer vo.or verwarming gezorgd. Een jeugdige
Turk bracht ons een groote mangaal, houtskoolcom-
foor, maar voldoende was dat niet en bovendien stond
ik erop, dat deze mangaal, voor we ons te slapen leg
den, buiten de deur werd gezet om een vergiftiging te
voorkomen. In deze luchtige huizen sterft men wel niet
zoo gemakkelijk aan een kolendampvergiftiging, maar
den volgenden morgen heeft men er vaak een hevige
hoofdpijn van, die lang aanhoudt.
Onze Perz'ische chauffeur was met zijn twee vreem
de passagiers, die van zoo heel ver gekomen waren,
een Tsjech en een Nederlander, buitengewoon tevreden.
Wij zorgden voor eten en drinken, geroosterd vleesch,
brood. wijn. Een Thermosflesch lieten we hier en daar
met heete thee vullen, sigaretten hadden we in massa
en zoo werd het voor den Perzischen chauffeur een
soort feestreis. Met mijn Tsjechischen kameraad kon
hij in zijn moedertaal babbelen, gedurende een rust in
een primitief restaurant of een koffiehuis zongen ze
samen nu en dan Perzische liederen en de Tsjech, die
een duivelskunstenaar, een ideaal-makker voor zulke
half-wilde streken is, verving herhaaldelijk den Per-
ziër aan het stuur. Dicht bij de sneeuwgrens aan
schouwden we sinaasappelboomen met vruchten in de
sneeuw. Een vreemd gezicht. In een klein dorp bood
men ons citroenen te koop aan en ik zag met verbazing,
dat de Perzische chauffeur en mijn makker deze ci
troenen aten als waren het sinaasappelen. Het waren
namelijk zoete citroenen en ik probeerde er ook eenige.
Deze zoete citroenen zijn anders, nog frisscher van
smaak dan sinaasappelen, en hebben een eigen
bijzonderen geur.
Moede, verkleumd, half geradbraakt, bereikten we
het doel van onze reis: Mersina. een provinciestadje
met veel handel en scheepvaart. Een haven is er echter
niet De zeeschepen gaan ongeveer een mijl buiten de
kust ten anker en daar heeft met platte vaartuigen
het lossen en laden plaats, tenminste als de zee niet
te bewogen is. Het behoeft wel geen betoog, dat, hoewel
de loonen der arbeiders hier zeer laag zijn, het lossen
en laden hier aanmerkelijk duurder komt dan in een
goed geoutilleerde haven en dat bemerkt men aan de
prijzen van verschillende koopwaren.
Te Mersina kwamen we in een keurig Turksch hotel
met bedden met helderwitte lakens. Hoevele weken
had ik het in de hut in het gebergte moeten stellen
met een bed zonder lakens en met een deken, die rook
naar petroleum en smeerolie! Het was 's avonds eenigs-
zlns kil en we lieten op onze kamer een mangaal
brengen en thee. „Wat zou je er van denken als we
de thee eens vermengden met citroen en cognac?"
stelde mijn Tsjechische vriend voor. In de tochtige
berghut hadden we zooiets als een bronchitis opgedaan,
die we, om ons te troosten, „een lichte verkoudheid"
noemden en thee met citroen en cognac kon onder deze
omstandigheden geen kwaad. Dan kreeg ik een nieuw
idee: „Weet je wat, kerel? we nemen een bad". Dat
was geen overbodige luxe. „En dan," voegde de
Tsjech eraan toe, „we laten ons ondergoed wasschen en
onze overhemden strijken". Het was alweer iets nieuws:
overhemden laten strijken! De Turk, die in het ge
bergte ons linnengoed had gewasschen had van strij
ken geen notie gehad en vermoedelijk nog nimmer een
strijkijzer gezien.
Zoodra men in Turkije aan de kust komt, bemerkt
men de vreemde invloeden, die zich hier hebben doe»
gelden. Over de Middellandsche Zee is onze beschaving
tot ons gekomen. „Indien de bodem daar, waar de
Middellandsche Zee is. hooger ware geweest, dan zou
de geschiedenis van onze intellectueele ontwikkeling
anders zijn geworden", schreef de Fransche staatsman
Clemenceau in een zijner werken. Inderdaad. Maar de
invloed van het eene land op het andere was steeds
een wisselwerking en zooals men in Grieksche kust
plaatsen sporen van Aziatischen invloed herkent, zoo
vindt men aan de Aziatische kust van Turkije sporen
van Grieksche en andere invloeden.
Mersina is overwegend Mohamedaansch en er verrij
zen de slanke minarets van moskeeën, maar ook ver
heffen er zich de torens van een Roomsch Katholieke
en van een orthodoxe kerk, die thans als moskee dienst
doet. Eigenaardig is, dat men hier ook een kerkje vindt
van Arabieren, die tot den Christelijken godstdienst zijn
overgegaan. Het zijn er evenwel niet velen en ze houden,
zioh afgezonderd van de andere Christenen. Nog steed3
zijn ze eerst Arabieren en pas daarna Christenen. Pro
testanten vindt men in Turkije zeer weinigen en het zijn
voornamelijk de Amerikanen, die de Protestantsche zen
ding in handen hebben en blijkbaar uit rijke middelen
kunnen putten. Bij zulk een Amerikaansche Protestant
sche zendingskerk behoort gewoonlijk ook een school,
een „college" waar onderwezen wordt In het Engelsch en
reeds herhaaldelijk ontmoette ik Turken, die Engelsch.
d.w.z. Amerikaansch-Engelsoh spraken, en dit op zoo'n
Protestantsch college hadden geleerd, evenwel zonder
hun Mohamedaansch geloof op te geven. De Amerika
nen hebben hier en daar ook landbouwscholen gesticht,
niet alleen in Turkije, maar ook op den Balkan, b.v. in
Griekenland en Albanië. Daardoor ook heeft de Engel
sche taal zich meer verbreid, maar de vreemde taal, die
in Turkije en op het grootste deel van den Balkan het
meest wordt gesproken, is nog steeds het Fransch, al
verliest deze taal de laatste tientallen jaren aanmerke
lijk aan terrein. Om zijn invloed zooveel mogelijk te
handhaven heeft Frankrijk in vele Turksche steden be
roepsconsuls, die steeds zeer nauwe relaties onderhou
den met de hier meest Fransche geestelijken der
Roomsch-Katholieke kerk. Deze samenwerking tusschen
de Fransche consulaire ambtenaren en de Fransch»
geestelijken in het nabije oosten, is volkomen onafhan
kelijk, zoo schijnt het van de binnenlandsche politiek,
welke in Frankrijk wordt gevoerd. Zelfs den tijd, dat Vi-
viani minister-president was, Viviani, die in de Fran
sche Kamer verklaarde, dat hij „alle lichten in den he
mel wilde dooven", bleef de samenwerking tusschen de
Fransche consuls in het nabije oosten en de Fransche
Roomsch-Katholieke geestelijken bestaan. De Fransche
anti-clericale politiek is nu eenmaal voor „inwendig"
gebruik en niet voor uitvoer bestemd. Ik heb dit her
haaldelijk kunnen waarnemen: te Konstantinopel, in de
Balkanlanden en ook in het Farnsche protectoraat Tu
nis.
Natuurlijk ontbreekt te Mersina niet een synagoge. Er
wonen hier Spaansche Joden, een over het algemeen
zeer sympathiek soort menschen, eerlijk en werkzaam,
die onder elkander een oud-Spaansch spreken, dat min
of meer vermengd is met Arabische, Turksche en Griek
sche woorden.
De verschillende invloeden, die zich deden gelden aan
de Aziatische kust van Turkije, zijn niet van jongen
datum. Tientallen eeuwen geleden reeds kwamen van
heinde en verre menschen, die hier hun sporen lieten en
in de naaste omgeving van Mersina vindt men nog over
blijfselen uit een grijs verleden: oude vestingwerken der
Byzantijnen, maar ook Romeinsche zuilen, resten van
een Romeinsche stad, die reeds eeuwen geleden ten on
der ging.
J. K. BREDERODE.