,.W'
llititu Niun-
iit-&
Het oude en het nieuwe Turkije.
Uitgevers: N.V. ?.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
Ingezonden Stukken.
Italië's buitenlandsche
politiek.
Gemengd Nieuws.
Tegen de lange rokken.
Dinsdag 17 Maart 1931.
CHAQ
74ste Jaargang No. 8833
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot s morgens 8 uur, worden Adver-
teritiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No 20.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse numtners 6 cent ADVERTEN-
TleN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewij9no.
inbegrepen) Grootere letters worden nnar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN.
EEN UITSPRAAK VAN DEN WIJZEN KONING
SALOMO. EEN REVOLUTIE, WAARAAN HET
VOLK GEEN DEEL NAM. HERVOR
MINGEN, WAARTEGENOVER DE MASSA
VREEMD STAAT.
(Van onzen reizenden correspondent).
MERSINA, 6 Maart 1931.
r AT en hoe zijn de beste wetten?" werd eens
gevraagd aan den wijzen Koning Salomo
en het antwoord luidde: „Dat hangt af
van het volk en het tijdperk, waarvoor ze
zijn bestemd". Het is een heel oude en zeer dikwijls
vergeten waarheid, die me ln Turkije weder duidelijk
tot het bewustzijn kwam. Eeuwenlang werd het Turk
sche volk bestuurd door een onbeperkten heersoher
en de door hem zelf gekozen raadgevers. Het volk had
niets in te brengen, de overgroote massa gevoelde ook
geen behoefte naar medezeggingschap en evenmin naar
meerdere ontwikkeling. Het spreekwoord „wat de hee-
ren wijzen, moeten de gekken prijzen" had in Turkije
zijn volle beteekenis Bevelen, die van den sultan of zelfs
van zijn ondergeschikten kwamen, hadden bijna de
beteekenis van goddelijke geboden, ook al, omdat voor
de Turken (over de ln Turkije levende Grieken, Arme
niërs, Joden en andere niet-Mohamedanen spreek lk
hier niet, dezen waren voor de toenmaals geldende op
vattingen onderdanen tweede soort) de sultan tegelijk
was de vertegenwoordiger van Allah op aarde, de op
volger van Mohamed. Het aantal Turken, dat lezen en
schrijven kende, was uitermate gering. Belangstelling
voor vraagstukken van openbaar belang bestond niet
Regeeringscrisissen kwamen voor: dan trad een
nieuwe groot-vizier op, zonder dat er in de wijze van
regeeren veel veranderde. Zulke regeeringscrisissen wa
ren geen regeeringscrisissen als wij ln West-Europa
ze kennen. Ze waren niet meer dan kleine paleisrevolu
ties, waarvan het volk niet veel hoorde, al waren zulke
veranderingen dikwijls noodlottig voor de aftredende
grootviziers, die in hun laatste oogenblikken de wereld
soms aanschouwden door een hennepvenster. Vele
grootvizieren lieten hun leven door verworging, al werd
ter afwisseling ook nu en dan gebruik gemaakt van
dolken.
De oude Turksche staat had zich overleefd en was ten
ondergang gedoemd. Het waren voornamelijk de Bal-
kanvolken, in de eerste plaats de Slavische onder hen,
die het oude systeem den doodsteek gaven. Tientallen
jaren heeft het sterven van het oude Turkije geduurd
en tientallen jaren gebruikte men in Europa als men
van Turkije sprak, de nu vergeten uitdrukking: „de
zieke man aan den Bosporus". In 1871 reeds schreef de
Italiaansche staatsman Mazzini: „Twee staten zullen
binnenkort ten gronde gaan, Turkije en Oostenrijk, en
het zwaard, dat hen bedreigt, ligt in de handen der
Zuid-Slaven". Eigenaardig is het, dat in den laatsten
beslissenden strijd de twee genoemde staten, het Sul-
tansrijk en de Habsburg-monarchie, elkander de hand
ter ondersteuning reikten.
Voor de overgroote meerderheid van het Turksche
volk moet het Ingrijpen van Turkije ln den wereld
oorlog volkomen onbegrijpelijk zijn geweest Een strijd
tegen de Grieken, de Bulgaren, de Serviërs, ook tegen
Italië was hun niet vreemd; dat ging tegen de „jauri
kopeklar" (ongeloovige honden), maar een oorlog aan
de zijde van „ongeloovige honden", die zelf weder Mo-
hamedaansche soldaten (Engelsch-Indische en Fransche
koloniale troepen) in het vuur brachten, moest den
meesten Turken onverklaarbaar zijn. Na den voor
Turkije ongunstig verloopen wereldoorlog was het
sultans-bestuur definitief ten doode opgeschreven.
Vaag, zeer vaag kwam onder het volk het bewustzijn,
dat er verandering moest komen, maar van de onge
letterde massa kon men die verandering niet verwachten
Mannen, die West-Europa hadden leeren kennen, er
gestudeerd hadden, begonnen een revolutionnaire bewe
ging, waarbij de groote massa belangstellend toekeek,
zonder zich voor een der beide partijen bijzonder in te
spannen. De groote massa had zich nooit voor regee-
ringsaangelegenheden geïnteresseerd en men kon dat
ook nu van haar niet verwachten. Ze beperkte er zich
toe, de winnende partij toe te juichen, ln de eerste plaats
omdat het de winnende partij was, echter ook uit geest
drift voor Kemal pasja, den Gazi, den held, die de
Grieken had verslagen.
Bovendien was bij het volk vaag het besef doorge
drongen, dat het oude bestuur het land steeds in
dieper ellende moest brengen. Van een eigenlijke volks
beweging was bij de Turksche revolutie echter geen
sprake. Tot deze conclusie was ik na een verblijf van
«enige maanden in Turkije en na in aanraking te zijn
geweest met verschillende klassen en groepen der be
volking, reeds gekomen en mijn meening werd dezer
dagen bevestigd door een aangezien Turkach blad
„Milliet" (Het Volk) dat schreef: „Wij moeten in de
•eerste plaats erkennen, dat de nationale Turksche staat
en de Turksche republiek, zooals wij die kennen, min
der zijn gesproten uit het ideaal der bevolking in het
algemeen, dan uit het feit, dat de bevolking heeft ge
volgd het spoor, dat haar door den Gazi (held, bijnaam
van Kemal pasja) en de groote mannen der republiek
"werd afgebakend".
De Gazi en zijn medewerkers zijn mannen met Euro-
peesche begrippen en idealen. Een democratische staats
inrichting. zooals ze die hier en daar in westelijke lan
den haden leeren kennen, wilden ze hun volk schenken.
Een democratisch koninkrijk was onmogelijk door het
ontbreken van een aannemelijken candidaat voor den
troon en zoo werd de republiek uitgeroepen. Een re
publiek was voor de massa van het Turksche volk, dat
zich nooit met vraagstukken betreffende staatsinrich
ting het hoofd had gebroken, iets gloednieuws, maar
ook volkomen onbegrijpelijk.
Gedurende een proces, dat dezer dagen tegen zooge
naamde „.reactionnairen" werd gevoerd, zelde de voor
zitter van den krijgsraad, welke de zaak behandelde,
aan een beklaagde, die zichzelf voor een onvervalschten
republikein uitgaf, de vraag of hij wist wat het woord
„republiek" beduidde, en de man antwoordde: „Ja. dat
beteekent sterk en goed zijn". De man, die dit eigenaar
dige antwoord gaf, was ervan verdacht te hebben deel
genomen aan een anti-republikeinsche beweging, dus zich
te hebben bezig gehouden met staatskundige vraagstuk
ken.
Aan het Turksche volk, dat in ontwikkeling zoo zeer
ten achter stond en staat, werd plotseling het algemeene
kiesrecht voor mannen en vrouwen geschonken, waar
om het nimmer had gevraagd, waarmede het ook niet
goed weet wat aan te vangen. Dat dit laatste zoo is,
blijkt uit het feit, dat in Turkije slecht één georgani
seerde politieke partij, bestaat, die, waarvan de Gazi Ke
mal pasja, het hoofd is. De massa heeft geen meeningen,
over staatsbeleid en dus kunnen zich geen politieke par
tijen vormen, wat, gezien den arbeid, die nog valt te
verrichten, eer Turkije uit zijn toestand van achterlijk
heid tegenover de West-Europeesche landen is gebracht,
als een geluk kan worden beschouwd.
Het algemeen kiesrecht voor vrouwen werkte in Tur
kije nog verrassender dan het algemeen kiesrecht voor
mannen. De vrouwen, aan wie intellectueele opvoeding
ln het geheel geen zorg werd besteed, en die, zooal voor
de meerderheid niet meer in harems, dan toch ver van
het openbare leven verborgen voor andere mannen dan
hun echtgenooten een apart bestaan leidden, werden plot
seling in het openbare leven gezet en kregen eensklaps
zonder voorbereiding recht van medespreken, zooal niet
in huis, dan toch in staatszaken.
Ook een rasechte democraat, die in een ander land
overtuigd voorstander is van algemeen kiesrecht voor
mannen en vrouwen, zou zich af kunnen vragen of dit
alles zoo snel wel noodlg en nuttig was en zou daarbij
kunnen denken aan de boven aangehaalde woorden van
den wijzen koning Salomo.
J. K. BREDERODE.
Het Rlipje (St Maarten).
Mijnheer de Redacteur,
Beleefd verzoek ik U een plaatsje in Uw veelgelezen
blad. en wel naar aanleiding van hetgeen hier in het
begin der maand is voorgevallen tusschen werkgevers
en werknemers. Zoo ongeveer over de geheele Stroet
werden de arbeiders aangezegd, dat zij voor 18 gulden
per week konden blijven, sommigen voor 1 jaar vast en
anderen voor de zelfde 18 gulden, maar dan nog los.
Nu is het niet mijn bedoeling, uitgemaakt te zien,
of dat loon te weinig is, of dat de bouwers een hooger
loon kunnen geven. Neen, mijn vraag is, wanneer de
werkman zijn krachten niet voor een dergelijk loon wil
geven, of hij dan beschouwd kan worden als werkloos.
Mijn inziens zeer zeker, Want, wanneer dit niet zoo
was, dan hadden de bouwers even zoo goed wel een
weekloon van 14 of 16 gulden kunnen bedingen (het
welk zij tocih ook niet kunnen betalen). Zij zouden dan
met behulp van scheeve voorstellingen (hetgeen nu niet
is gelukt) gedoemd zijn te blijven, daar 't zoeken naar
arbeid met hooger loon nutteloos zau zijn.
En wat ls nu geschied? Een veertiental van die ar
beiders die niet wilden blijven voor aoo'n weekgeld,
meldden zich als werkeloos en wilden een arbeids- of
aanbevelingskaart halen op de gemeente-secretarie voor
de Zuiderzeewerken, om een hooger weekgeld trachten
te verdienen. Doch blijkbaar dacht men er daar anders
over; of er wellddht voor dien tijd een conferentie met
één der betrokken patroons en den Burgemeester was
geweest, weten wij niet, waar, wat wij wel weten dat
is, dat de mensohen geen kaart konden krijgen. Bij na
dere Informaties bij een ander bleek het, dat de ar
beiders een kaart konden halen bij een der directies
te Medembllk. Daar aangekomen bleek deze directie
ook al van de komst van de St Maartensohe arbeiders
telefonisch op de hoogte te zijn gesteld, en men werd
eerst geweigerd. Doch door één van de arbeiders werd
hun geval nadeT toegelicht, zoodat zij voor 14 man kaar
ten kregen. Hier werden zij dus wél als werkloos be
schouwd.
Zijn deze mensohen nu in het algemeen als werke-
loozen te beschouwen, ja of neen? En indien mijn vraag
met ja wordt beantwoord, is er dan niet eens een
raadslid die durft te vragen, welk motief onze Burge
meester had om de arbeiders te trachten bedoelde kaart
te onthouden? Het een en ander getuigt (van 't mee-
rendeel der betrokken patroons) van weinig naasten-
of broederliefde, waar zij anders zij anders zoo prat op
gaan. Dankend voor die mij toegestane plaatsruimte,
teeken ik
H. V.
Een uiteenzetting van minister Grandl.
Groote voldoening ove rhet Italiaansch-Fran-
sche vlootaccoord.
De Italiaansche minister van buitenlandsche zaken,
Grandl heeft Zaterdag bij de toelichting van de begroo
ting van buitenlandsche zaken zijn aangekondigde groo
te redevoering gehouden, die in hoofdzaak aan de vloot-
overeenkomst was gewijd.
Hij sprak daarin in zeer
vriendschappelijke bewoor
dingen over de betrek
kingen met Frankrijk de
verheven gevoelens van
den grooten staatsman
Briand en verklaarde dat
de fascistische regeering
ook tijdens de moeilijkste
tijden van de onderhan
delingen nooit de overtui
ging heeft verloren, da:
overeenstemming met
Frankrijk tot stand zo
komen."
In het bezoek van den
Engelschen minister heeft
het Italiaansche volk oen
nieuw bewijs gezien van
de historische vriend
schap tusschen Engeland
en Italië.
Wat de vlootovereen
komst zelf betreft, ver
klaarde Grandi, dat daar
bij de drie sterkst ge
wapende Europeesche
landen ter zee door ver
mindering elk een offer
hebben gebracht. Het
vlootaccoord beteekent
niet de overwinning voor
'n persoon, veeleer de
overwinning v. d. billijkheid en 't gezond verstand bij al
len, zonder verwijten of bitterheid achter te laten, doch
nieuw wederzijdsch vertrouwen te vestigen. De oplossing
van 't vlootvraagstuk tusschen de vijf voornaamste mo
gendheden heeft een atmosfeer geschapen, noodig voor
de oplossing van andere problemen van niet minder
groot belang voor Europa en de wereld. De fascistische
regeering had nooit haar vertrouwen verloren met de
Fransche regeering tot een oplossing van het vlootvraag
stuk te geraken. Kan men zich voorstellen zoo vroeg
Grandl dat de twee landen, die door zoovele gemeen
schappelijke tradities met elkaar verbonden zijn en die
zij met elkaar hadden gestaan op een onvergetelijk
oogenblik, wellicht het ernstigste en roemrijkste in de
gescheldenis, geen grondslag hadden kunnen vinden voor
eea vriendschappelijke verstandhouding? Do woorden
GRANDI.
door Briand in de Fransch Kamer gesproken, hebben in
onze ziel een diepen weerklank gevonden. Het Italiaan
sche volk beantwoordt met soortgelijken geest de gevoe
lens, door den eminenten Franschen staatsman geuit.
De duce had verklaard, dat „het accoord dit jaar het
gelukkigste begin beteekent van de voorberieding der
algemeene ontwapeningsconferentie."
Het Fransch-Itaiiaansch-Britsch accoord, ging Grandi
voort, betreft uitsluitend het vlootvraagstuk. Het vraag
stuk der bewapeningen te land en in de lucht is niet
onder de oogen gezien, doch het schijnt dat een accoord
op weg is tot vermindering van alle bewapeningen. De
fascistische regereing, gehoor gevend aan den oproep
van Henderson als president van den jongsten Volken-
bondsraad, zal niets verzuimen ter voorbereiding van de
ontwapeningsconferentie en is steeds bereid alle proble
men met zin voor de realiteit en in een geest van ver
zoening te bespreken. Italië heeft reserves gemaakt ten
aanzien van het ontwerp der voorbereidende ontwape
ningscommissie, doch zal het zonder vooroordeel over
wegen.
Grandi herinnerde, voortgaande, aan de buitenland
sche politiek van Mussolini sedert 1922 en zeide dat fas
cistisch Italië niet had geaarzeld edelmoedig de hand
te reiken aan de overwonnen landen, daar het begrepen
heeft dat het middel tot verzekering van den duurza-
men vrede niet bestaat in het verstikken van de vitali
teit van deze volken, doch in het streven naar effening
der geschillen en het verbeteren van hun levensomstan
digheden. Hij herinnerde aan de verschillende verdragen,
door Italië gesloten, waaruit zijn wil tot den vrede en
het oplossen der Europeesche problemen kon blijken.
I Italië beschouwt, ontwapening als definitieve oplossing
van het veiligheidsvraagstuk en streeft naar een econo
mische samenwerking, die het oog gericht houdt op het
verbeteren van den economischen toestand der landen,
die door de heerschende crisis zijn getroffen, evenals
naar een nauwere solidariteit tusschen de Europeesche
landen.
De wereld maakte zelden een zoo geweldige crisis door
en gevoelde zelden zooals thans de werking van his
torische krachten, die openlijk de illusie der onverander
lijkheid aantastten, volgens welke men op een bepaald
oogenblik geloofde het leven der volken voor altijd te
kunnen bepalen. Niemand kende de diepte der politiek,
en economische crisis. Daarom is de Italiaansche regee
ring bereid, mede te werken aan de verwezenlijking van
het plan eener Europeesche Unie, doch volgens het be
ginsel dat ©en Europeesche samenwerking wordt gewaar
borgd door een politiek van gelijkgerechtigdheid, inter
nationaal richt, pogingen tot zoodanige organisatie der
Europeesche strijdkrachten, dat zij de Europeesche sa
menleving verdedigen zonder haar te isolecren van we
reldpolitiek en -economie, vermindering der militaire
uitrustingen der staten, en handhaving van de harmo
nie der verschillende economische stelsels. Italië is te
gen de tendenz tot het vormen binnen Europa van ge
sloten stelsels, die kunnen leiden tot verdeeldheid en
afscheiding, die den vrede en de rust der landen zouden
kunnen schokken. De vorming van het eene bloc lokt
noodlottigerwijze de vorming van het andere blok uit,
die elkaar observeeren en bedreigen. Bloes en militaire
bondgenootschappen zyn alle negatieve elementen voor
het behoud van den vrede, die eenheid en niet scheiding
van de volken eischt Op dezen grondslag heeft Italië
zijn nauwkeurige functie in Europa, en deze functie is
gewaarborgd bij het verdrag van Locarno.
UIT ONZE OOST.
Felle brand op een onderneming.
Schade van drie ton.
Aneta seint uit Medan d.d. 14 Maart:
Gistermiddag brak brand uit op de onderneming
Arnhemia van de Deli-Maatschappij, gelegen in de
afdeeling Deli van het gouvernement Oostkust van
Sumatra. Tachtig pintoes en drie pasarloodsen, bene
vens een bioscoopgebouw, werden verwoest. De scha
de wordt geschat op f 300.000. Koelies hakten een ge
sloten goedang van de Bataafsche Petroleum Maat
schappij open, waarin groote benzinevoorraden aan
wezig waren, welke in veiligheid konden worden ge
bracht. De belendende kodehs werden ontruimd. Er
hadden geen persoonlijke ongelukken plaats. Twee
Bataks en een Chinees werden op vermoeden van
brandstichting gearresteerd.
Een moedige inlander.
Acht menschen van een
gered.
wissen dood
Dat de veldpolitie hier op Borneo zeer goed werk ver
richt op politioneel gebied is algemeen bekend, aldue
de te Bandjermasin verschijnende „Borneo-Post".
Een patrouille veldpolitie, te Kandagangan, pa
trouilleerde in de kampong Soegei Noepadang, on
derdistrict Tambarangan, in het Rantausche.
Des middags ruim 5 uur hoorde de politie hulp
geroep, zij troffen een Inlandsch woonhuis aan, staan
de in de abnormaal gewassen zwaar bandjirrende
rivier, terwijl zich in dat huis een aantal om hulp
gillende personen bevond.
Het huis dreigde weggespoeld te worden, zoodat
de beangste inwoners een wissen dood voor oogen
hadden.
Vele kamponggenooten stonden naar het huis U
kijken, maar niemand waagde een reddingspoging,
daar dit met groot levensgevaar gepaard ging. Ook
een prauw was niet ter beschikking.
Goede raad was duur.
De veldpolitie besloot, eigen leven niet tellend, in
te grijpen.
De drie agenten onder commando van den pa
trouille-commandant Doelmanan, maakten hun put-
tees los en bonden deze aan elkaar, waardoor een
lange viltenlijn verkregen werd
De politie-agent Oesoep, de beste zwemmer der
drie, ontdeed zich van zijn uniform, maakte aan
het einde van de putteelljn een stuk hout vast, nam
dit stevig in de hand en begaf zich te water.
Het andere uiteinde van de lijn werd door zijn
twee kameraden aan land goed vastgehouden.
Oosoep werkte zich door een ruim 10 M breede,
drie meter diepe bruisende, kokende watermassa naar
het bedreigde huis.
Daar aangekomen, nam hij een drie maanden oud
kind, Marsiah genaamd, op den arm en ving den te
rugtocht aan. Het kind bracht hij bij zijn twee ka
meraden aan wal in veiligheid
Daarna begaf de held zich wederom te water en
redde de vrouw Arbajah, de moeder van het kind.
Vervolgens is de vader. Amih, genaamd, op dezelf
de wijze door Oesoep gered.
Achtereenvolgens zijn door hem van een wissen
dood gered, de meisjes Kentjana en Srimanganti, de
vrouw Moelik en de resp 2 maanden en 4 jaar oude
kinderen Aloeh en Oemrah.
Oesoep heeft 8 maal den strijd met het groot ge
vaar voor eigen leven aangebonden, acht menschen-
levcns zijn door hem gered.
Toen hij voor de achtste maal met de 4-jarigs
Oemrah in de armen naar den veiligen wal worstel
de, stortte het huis in en verdween het geheel in de
woedende watermassa's.
De schitterende daad van Oesoep en het beleidvol
assisteeren, zijner makkers verdienen een flink be
wijs van waardeering.
In strijd met de vrijheid der vrouw.
Op de Zaterdag te Londen gehouden jaarvergade
ring van de nationale unie van vereenigingen voor
gelijk burgerschap, een organisatie die voor de rech
ten der vrouw opkomt, is een motie aangenomen te
gen de lange rokken.
In die motie wordt de terugkeer der lange rokken
betreurd als een reactie tegen het persoonlijk gemak
en de fysieke vrijheid der vrouwen die herinnert aan
de jaren harer politieke voogdij en wordt een beroep
gedaan op alle vrouwen die deze vrijheid waardee-
ren om zich tegen die reactie te verzetten door te
weigeren om ,als meegaande schapen" de willekeu
rige decreten der mode te volgen.
De voorstelster der motie, mevrouw Stocks uit
Manchester, betoogde, dat het hier niet ging om een
frivole quaestie. De kleeding had meer invloed op de
menschen dan men wel wist. Het samenvallen van
de bevrijding van de kleeding der vrouw en haar
politieke bevrijding was niet toeval. Als de rokken
weer lang werden en de beenen gebonden, zouden
haar handen gebonden zijn. Als ik lees, van de vrou
wen op Ascot, zoo ging zij voort, die rondloopen met
roomig schuim om haar enkels dan denk ik ze me als
rnet roomig schuim in haar hoofden ook. Zij herin
nerde ten slotte aan de kleeding van vóór den oorlog
toen „de hals in 'n heel breede halsband zat die door
twee baleintjes in zijn model werd gehouden. Velen
onzer dragen nog de litteekens dier harde dingen.''
TRAM DWARS DOOR EEN WOONHUIS.
De bestuurder verpletterd.
Uit New York:
In de New Yorksche voorstad Yonkers is een
tramwagen uit de rails geloopen, doordat de remmen
weigerden en drong dwars door een woonhuis heen.
De bestuurder werd verpletterd. Twintig passagiers
bekwamen zwaar letsel.