ACCOUNTANTSBUREAU W. en H. J. ENNIK lliuiti Nitiis- Aiïtneitie- Lulliiilltl VOOR DE SCHOONMAAK. KLERCQ „Des duivels keuken" in Californie. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. BRIEVEN UIT DE RIETHOEVE. Een eeuwenoude geheimzinnige werkplaats der natuur. H. ERIKS, oud-Burgemeester van PETTEN. Zaterdag 21 Maart 1931. 74ste Jaargang No. 8836 COURANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag cn Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in bet eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. Inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN. IX. DE zon schijnt door mijn studeerkamerraam naar binnen. De felle Maartsche zon! Wat heb ik naar haar verlangd. Is me dat een winter geweest. Altijd maar die kleine ge niepige plagerijtjes van enkele dagen vorst en dan weer natte sneeeuw en dooi. Was t niet om ture- luursch te worden? En daar komt Maart ons nog eens gauw verrassen met een geweldige vriesperiode. Dat is of je door een bandiet onverwachts overvallen wordt en een paar geduchte opstoppers krijgt. De thermometer daalde maar eventjes vele graden on der 0 Celsius. Dit is niet heelemaal correct uitge drukt. ik bedoel natuurlijk, dat het kwik in de ther mometer naar boneden zakte. Enfin, dit snapt ge wel. Maar wie rekent op zoo iets, wie is altijd vervuld van de gedachte, dat onze spreukendichtende voor ouders het bij 't rechte eind hebben gehad met hun bekende „Maart roert zijn staart"? In elk geval wij drieën, bewoners van de Riethoeve hebben aan die roerende staart geen oogenblik gedacht. Of 't ons ingepeperd is! Nóg zitten we met een bevroren water leiding en bevroren dahlia's. Vandaar die vreugde in mijn hart, dat de felle Maartsche zon zoo stralend aan den hemel staat. Het zal haar, hopen wij, gelukken niet alleen de sneeuwboel buiten op te ruimen, maar ook binnenshuis het ijs te doen smelten in de bui zen. Mijn dahlia's kan zij niet in 't leven terugroe pen. Maar Piet Dekker is er nog! Derhalve ben ik vandaag echt in mijn sas. En daardoor zal het ook wel komen, dat ik lust kreeg om me per brief in contact te stellen met mijn vrien den in West-Friesland. Ik las juist in het laatste nummer van de Schager Courant, dat de koolprijzen omhoog gaan. De gezithten zullen dus een beetje vrooi ijk er staan, dan gedurende den laatsten tijd de gewoonte was. En misschien is de stemming om een praatbrief te lezen dan ook wel aanwezig. Want ziet ge, ik heb niete bijzonders te vertellen. Een ge zellig onder-onsje bedoel ik met dezen brief. Zoo n on gedwongen bij elkaar zitten en dan wat redeneeren over hetgeen bij je opkomt, spontaan, zonder een be paald plan. En weet ge, waar ik nu aan denk? Eenige jaren geleden preekte ik in Nieuwe Nie dorps kerk. Er waren veel menschen opgekomen. Er was een zekere nieuwsgierigheid. Ik zag gezichten, die ik gewoonlijk niet opmerkte. De reden daarvan was ongetwijfeld te zoeken in het onderwerp, dat ik had aangekondigd. Dit onderwerp was: „het groote gekkenhuis". Begrijpelijkerwijze hadden velen bij zichzelf gedacht: „Wat zjd'ie daarvan maken?" Ik herinner me nog zeer goed, dat er waren, die zich aan het door mij gesprokene hadden geërgerd. Ook dat was begrijpelijk! In die toespraak tot de gemeente betoogde ik, dat onze maatschappij om vele redenen met een gekkenhuis was te vergelijken. En nu, in dezen tijd, moet ik telkens aan dat be toog terugdenken en ik zeg tot mijzelf: kerel, je had toch groot gelijk. Wat is 't een verdwaasde wereld, waarin wij leven! Er is gebrek, armoede, ellende, enorme werkeloosheid, geweldige moeite om het hoofd boven water te houden bij den middenstand, bij de kleine bouwers en boeren en tegelijkertijd is er een geweldige voorraad van wat de menschen, om te kunnen leven, noodig hebben. Is dat niet mal? Gebrek omdat er teveel is!! Er is teveel graan en in landen als China b.v. is hongersnood. En schepen worden uit de vaart geno men, omdat ze overbodig zijn geworden, terwijl die zelfde schepen het overvloedige graan zouden kun nen vervoeren naar alle oorden der wereld. Er zijn menschen, die geen schoenen hebben en er zijn te veel schoenen! Dit ééne feit en er is veel meer van die kracht moest toch voldoende wezen om denkende wezens tot het inzicht te brengen, dat er iets niet in orde is met onze samenleving en dat er gezocht moet worden naar een andere wijze van samenleven. En dat is nu juist het gekke, dat de meesten wel prut telen en jammeren en misschien zelfs vloeken, zoo lang de wet dit toelaat, maar dat zij slechts zelden komen tot een ernstig overwegen van de vraag: waar zit toch de fout in onze maatschappij of waar zit de fout in ons, menschen? Het is niet mijn plan om deze vraag uitvoerig te behandelen Dat zou meer van me eischen dan het houden van een gemoedelijk praatje. Maar dit ééne wil ik toch niet verzwijgen, dat naar mijne meening de grondfout hierin is gelegen dat niet geproduceerd wordt om te voorzien in de behoeften der menschen, maar om winst te maken. De geheele productie wordt beheerscht door de gedachte: op welke wijze kunnen wij het meeste geld verdienen? En zoo zien wij b.v. dat er reusachtige industrieën zijn, die duizenden menschen in hunnen dienst hebben en die niets voortbrengen wat nuttig en goed is. Ik denk hier o.a. aan de oorlogsindustrieën, welke wij in alle landen hebben. En het is opmerkelijk, dat deze, terwijl er overal malaise js héél goed gaan Dat beteekent dus dat zij, die hun geld in deze industrieën hebben be legd een goede rente trekken. Deze menschen der halve kunnen een goed bestaan hebben, terwijl zij nóch door hun arbeid, nóch door hun geld zoo men 't noemt productief te maken, iets van werkelijke waarde aan de gemeenschap leveren. Want het zal ieder duidelijk zijn, dat kanonnen en geweren, onder zeeërs en kruisers, bommen en granaten voor het menschelijk bestaan absoluut overbodig zijn. En toch gaat. men maar door al dat vernietigingstuig te ma ken. Is hot geen gekkenwerk? Zou de menschheid inderdaad armer wezen, als door een of ander toovermiddel, morgen al het moordtuig verdween? In geenen deele. Niemand zou daardoor iets mis sen, wat hij voor zijn levensonderhoud behoeft. Een eenvoudige kruiwagen, een spade, een schaar zijn voor de menschelijke huishiuding van waarde; een pantserschip, dat millioenen kost, heeft voor haar géén waarde. Eén arbeider, die staat op den akker, verrichtend zijn werk, is voor diezelfde menschelijke huishouding nuttig, want: voortbrengend we zen maar waar is het nut van den militair? Wat levert hij aan stoffelijke en geestelijke goederen? Niets, niets niets! Als ik aan al deze dingen denk, dan ik kan het niet helpen komt onweerstaanbaar de ver zuchting bij mij naar boven: wat een gekkenhuis is toch onze maatschappij. En het allergekste in dit gekkenhuis is dat de be woners zich verbeelden heel verstandig te zijn en dit is het toppunt! zich zelf christenen noemen, d.i. belijders van een godsdienst, welke liefde predikt en broederschap. Och, beste vrienden, wat kan over die liefde door preekers en sprekers aandoenlijk en dier baar worden gepraat! Het is toch typisch dat de gedachten van een mensch zulk een eigenaardige loop kunnen nemen. Al schrijvende heb ik me laten gaan en kijk, daar zit ik weer boven op mijn stokpaardje en het beestje heeft me dartelend meegenomen. Ja, mijn vrienden, gij weet wel, dat ik een verstokte anti-ruüitairist ben en de Soerensche rust, met de daarmede gepaard gaande gelegenheid om tot kalme bezinning te ko men, heeft mijn anti-militaristische gevoelens nog niet doen verzwakken. Het tegendeel is het geval, meer dan ooit leeft in mij de overtuiging dat nooit te krachtig het militairisme kan worden bestreden. Het is toch al te waanzinnig dat menschen, die zeggen dat liefde hun hoogste gebod is; menschen, die be weren, den Christus te vereeren, dat diezelfde men schen stelselmatig zich oefenen in moord en dood slag, in levensvernietiging op de gemeenst-denkbare wijze. Tegenover dit alles kan ik gelukkig wijzen op het doorbreken van een anderen geest. En het verheugt me zéér. dat ik hier de Noord-Hollanders een com plimentje kan maken. In de Nieuwe Kotterdamsche Courant las ik enkele dagen geleden een bericht dat mijn hart goed deed. Zes Noord-Hollandsche jongens veroordeeld wegens militaire dienstweigering. Dat wil dus zeggen: zes dappere, jonge kerels die aan den waanzin niet meer mede willen doen! Die liever 10 maanden hun vrijheid missen dan dat zij tegen alle menschelijke gevoelens in zouden leeren dood en! Er is meer, wat mij dankbaar stemt. Verleden Woensdag woonde ik in Apeldoorn een vergadering hij van de Nooit-meer-oorlog federatie. Een interessante bijeenkomst. Daar waren allerlei groepen vertegenwoordigd. En iedere vertegenwoor diger kreeg de gelegenheid ora in 't kort zijn stand punt uiteen te zetten. Ik heb daar gesproken voor de internationale anti-militairistische vereeniging en gij kunt wel raden wat ik gezegd heb. Natuurlijk was er verschil van opvatting Het is niet te ver wachten dat iedereen hetzelfde denkt, waar het gaat om de bestrijding van den oorlog Maar één geest be heerschte allen: de oorlog moet overwonnen worden. tuut als de kerk is. Levende religie zal telkens weer nieuwe vormen scheppen, nieuwe taal spreken om in die vormen en in die taal uiting te geven aan die diepe verlangens van het menschelijk hart. waar van de oude dichter zong vóór vele eeuwen, toen hij den 42sten Psalm schiep. Als die verlangens ons maar vervullen en wij maar met dien dichter kunnen zeg gen: zóó als het moegejaagd en hijgend hert dorst naar de waterstroomen, zóó dorst mijn hart naar God. Want wat zou dit anders kunnen beteekenen dan verlangen naar éénheid met wat we in ons als de hoogste geestelijke werkelijkheid doorleven? Het wordt tijd een einde aan dezen brief te maken. Het Maartsche zonnetje schijnt al lang niet meer, ik zit nu bij mijn electrische schrijftafellamp. Bui ten is het donker en een groote stilte hangt over de bosschen. Dan lijkt alles zoo vredig en dan komen die menschelijke twisten, dan komt al dat vechten om geld ons zoo ijdel en onbeduidend voor. Dan dringt zich aan ons op de gedachte: laten wij 't el kaar in dit korte leven toch niet zoo zwaar maken, '.aten wij iets doen om de wereld van een gekken huis om te bouwen tot een huis der wijzen. En hier mede neem ik weer afscheid van U. Het was me een vreugde in den geest met U samen te zijn. N. J. C. S. Laat nu Uw bedden en matrassen vernieu wen, bljvnllen en opnieuw opmaken in eigen werkplaats. Kapok, en Anplng-Matrassen in alle maten. MEUBEL- en MATRASSENFABRIEK SPOORSTRAAT 8-10. TELEF. 206. DEN HELDER. Waar de kokende geysers bulderend en sissend uit de aarde omhoog spuiten. SAN FRANCISCO, 5 Maart 1931. EEN natuurlijke geyser, zoomaar een gat in den grond, waaruit kokend water spuit heb ik altijd iets uit een verhaaltje gevonden, net als kabouters of zoo. Toen ik op een kaart vrij dicht bij San Francisco geysers zag aangegeven, was mijn eerste gedachte: „dat moet ik zien", maar mijn tweede: ,,'t Zal wel weer Amerikaansche humbug wezen". Maar omdat de eerste gedachte gewoonlijk ADMINISTRATIËN BELASTINGZAKEN. Hoofdkantoor: HAARLEM. Wilhelmlnastraat. Tel. 11601. Na 6 nar Tel. 14621 Bijkantoor; 's GRAVENHAGE, Akeleistraat 56. Speciale afdeelingen voor BLOEMBOLLENCULTUUR, LAND- EN TUINBOUW en VEETEELT. INLICHTINGEN bij onzen CORRESPONDENT, den heer In dezen geest werd gesproken door een spiritist, een geheel-onthouder, een vertegenwoordiger van Kerk cn Vrede, een vertegenwoordiger van School en Vre de, een aardigen frisschen jongen namens de jeugd organisatie J.G.O.B., een lid van de Vrijzinnig-De mocratische partij (ik zie in gedachten een lach van voldoening op het gezicht van den heer Trapman), een lid van een vrouwenorganisatie een lid van de over de gansche wereld verbreide broederschap der Old Fellows enz. enz Als ik me goed herinner zijn er dertien menschen aan het woord geweest. Dat wil dus zeggen, dat namens dertien verschillende or ganisaties de verklaring is afgelegd, wij willen onze krachten geven aan het mooie werk dat beoogt de nenschheid te verlossen van den oorlogsgruwel. En als ge hierbij bedenkt, dat deze vergadering ge houden werd in het hoofdzaak conservatieve Apel doorn, dan heeft 't nog meer beteekenis. Het doet me genoegen, er hij te kunnen voegen, dat de vergade ring stond onder de leiding van een dominee. Maar geen dominé van de Ned. Herv. Kerk! Wel is hij er lid van. maar hij mag in de Herv. Kerk te Apel doorn niet preeken. net zoo min als ik. De vrijzin nige leden van deze kerk hebben hem voor hun eigen rekening tot hun voorganger aangesteld en hij treedt op in het gebouw van den Protestantenbond. Dit voert mijn gedachten onwillekeurig naar Nieu we Niedorp. Ja. menschen. ik heb het verslag in de Schager Courant gelezen van de vergadering, welke daar is gehouden en waar Ds. Baar uit Alkmaar sprak. Zou Jan I.angedijk gelijk hebben? Zou de kerk uit den tijd wezen? Voor velen blijkt dit inder daad zoo te zijn. En het is ongetwijfeld zeer ernstig de vraag of de kerk in haar tegenwoordigen vorm en met haar tegenwoordige gebruiken nog kan vol doen aan de geestelijke en religieuse behoeften van den modernen mensch. De tijd zal hier als onverbid delijk rechter zijn oordeel uitspreken. Eén ding echter staat voor mij vast: de religie in haar zuiverheid en in haar eeuwige waarde voor den mensch is niet afhankelijk van het voortleven van oude vormen en ceremoniën, van een gevestigd insti- de beste is, heb ik er de 160 K.M. lange tocht voor over gehad, om dit achtste wereldwonder te gaan zien. Volop genoot ik van het rijke Californische land, waar 't al heelemaal lente is. De weg ging eerst door de zonnige vlakte, aan alle kanten begrensd door verre blauwe hergen. Pruimen en amandelen bloei den als witte en roze bouquetten en het glinsterende goud van de groote bloeiende mimosaboomen was er overdadig tusschen en overheen gestrooid. Door al die kleuren leek het gras nog groener en de lucht nog blauwer. Elke bocht en elke heuvel gaf een an der, een wijder panorama. Dit kleurige landschap was de tocht al meer dan waard geweest, al beston den die geysers heelemaal niet. Maar ze bestonden wel degelijk. En hoe! Meer en meer klommen we uit de vlakte omhoog, die zich langzamerhand als één onafzienbaren bloementuin onder ons uitstrekte. De heuvels werden bergjes, de bergjes steile rotsen, waar de weg met moeite doorheen kronkelde, steeds hooger, in duizend bochten en slingers. Van een lie felijk landschap was al gauw geen sprake meer. Langs kale muren, of onder hooge, donkere dennen kwamen we heel langzaam vooruit, terwijl soms een klein bergbeekje wild en speelsch dwars over den weg sprong. Het lekkere lenteweer begon in de hoogte kil te worden. Vooral toen we een nauw keteldal bin nenkwamen, waar de zon alleen maar hoog op de rotswanden reikte. Hoe verder wij in het dal door drongen, hoe duidelijker werd het gesis, dat het mees te leek op een overkropte locomotief, die zijn hart lucht. Bij een klein herbergje hield de weg midden tus schen hooge boomen op. Een steil voetpaadje bracht ons aan een kleine bergbeek, die ons vanzelf den weg zou wijzen. En met dat beekje begon al het achtste wereldwonder. Oogenschijnlijk had het niets bijzonders. Tot ik er onhandig overheen sprong en een nat been haalde: het water was warm. Niet lauw, maar als een flink warm bad. Al klimmende naar het steeds luider wordende gesis toe volgden de wonderen elkaar snel op. Tusschen een paar steenen uit sprong een bron op, waarbij een houten drinknap hing. Gretig vielen we er op aan, maar let terlijk was het hier „blazen of de mond gebrand". En deze warme bron was slechts de eerste van velen, sommigen absoluut kokend heet. Hoe hooger we klommen, hoe minder plantengroei en hoe sterker zwavelstank. Toen, na een nauwe doorgang tusschen twee groote rotsblokken stonden we plotseling voor een ravijn, dat met recht „des duivels keuken" heette. Dikke gore dampen vulden de lucht. De steile rotss:n hadden haast alle kleuren van den regenboog, in de gemeenste combinatie dooreen gegooid. In het mid den, vlak naast het smalle voetpaadje stroomde de geelbruine beek, waar de damp afsloeg. Opzij van het pad, tusschen de steenen, uit groengele spleten en zoomaar uit de berghellingen siste de stoom op en kookte en pruttelde goor water. Soms was het met allerlei mineralen tot een vieze stinkende drab ge mengd, die traag overkookte en onafgebroken naar be neden droop. Langs de randen zetten zich hel gele en blauwgroene kristallen af, die tot een lauwe klon terige pap uit elkaar vielen, toen ik ze aanraakte. Overal borrelde iets naar buiten, zij het stoom, of water of drab. Maar alles was heet en alles stonk. De bodem, waarop wij liepen was zelfs warm en glibberig, alsof hij leefde. Als je stilstond kwamen nog de pareltjes op 't voorhoofd. Mijn keel voelde kriebelig en droog, ondanks de vochtige dampen. Hooren en zien verging ons door het bulderen en sis sen van de groote geysers, die we nog niet eens zien konden. Het is misschien kinderachtig en zeker dwaas, want duizenden toeristen zijn in den loop der jaren denzelfden weg gegaan, maar eenigszins aarzelend stapte ik het smalle hellepaadje op. Eerst toen de grond niet wegzakte, toen onze adem niet verstikte en we ons nergens brandden, konden we rustig rond kijken in deze eeuwenoude geheimzinnige werk plaats van de natuur. Elke steen scheen wel een lek te moeten stoppen in dezen eeuwig overkokenden ke tel. Naarmate we aan dit alles gewenden werden we dapperder en schoten we beter op. Langs een bloed- rooden rotswand met vieze strepen kwam van elders een helder gewoon beekje aanhuppelen, dat weer enkele taaie planten het leven mogelijk maakte, zelfs moesten we om een boschje struikgewas heen- loopen, om dan ook plotseling voor de geysers te staan. Vlak voor ons ons spoot uit een groot gat in den grond een meters dikke stoomstraal uit den st.ee- nigen bodem. Het brulde en blafte ons in de ooren. Elkaar beschreeuwen was uitgesloten, onze ooren piepten en suisden, alsof er telkens op geslagen werd* Een tiental meters verder was weer een geyser, en weer een en nog een. Acht met elkaar stonden daar te bulderen en te sissen tegen den helderen len tehemel. Op twintig pas afstand graasden een paar sloome koeien, vogels vlogen dicht langs de donde rende stoomzuilen, alsof het doodgewoon was. Alleen de planten waagden zich niet te dicht in de buurt. Maar wel de brutale menschen natuurlijk. Want op één van deze vervaarlijke veiligheidskleppen van het binnenste der aarde heeft de leepe waard van den herberg een pijpleiding gebouwd, die zijn hcele huis gratis en natuurlijk van een onuitputtelijke centrale verwarming voorziet. Hij is een goedlachsche ouwe boer, die geloof ik over onze verwondering even ver baasd was, als wij over zijn geysers en zijn heksen- keuken. Zoo zijn zelfs de grootste natuurwonderen toch maar betrekkelijk. Dr. A. M.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 1