SchagerCourant
Het Oude Huis.
S. BRUGMAN.
Vierde Blad.
Uit onze Omgeving.
Schippersvereenging „Schuttevaer".
Zaterdag 4 April 1931.
74ste Jaargang. No. 8844
De heer Brugman, wiens Beeltenis hierboven staat,
zal in April de gemeente Heerhugowaard metter
woon gaan verlaten.
Na zijn veelzijdigen arbeid neemt hij althans voor
deze omgeving afscheid van het maatschappelijk
werken en hoopt hij nog een aantal jaren, tusschen
zijn familie, in de stad Amsterdam van de rust te
kunnen genieten.
Wij wenschen dat deze hoop zal worden verwe
zenlijkt.
De rust die hij meent,te moeten nemen is ten volle
door hem verdiend. De 70-jarige leeftijd is dan door
hem bereikt en zij die steeds voor hem en met hem
hebben geleefd en gewerkt zullen deze meening ten
volle kunnen bevestigen. Het is aan geen twijfel on
derhevig dat met het vertrek van den heer Brugman
een léegte zal ontstaan die moeilijk is aan te vullen.
Zijn aangeboren eigenschappen, welke hij dienstbaar
heeft gemaakt en gegeven hoofdzakelijk ter bevorde
ring van het sociaal maatschappelijk opvoeren der
belangen van onze burgerij in het algemeen, zullen
zeer moeilijk in een anderen persoon kunnen worden
weergevonden. Met weemoed zullen wij dan ook af
scheid nemen van dezen een onzer eerste burgers,
maar tegelijkertijd zijn wij dankbaar, ten hoogste
dankbaar, voor al datgene wat hij gedurende een
halve eeuw voor ons is geweest.
Veertig jaren heeft hij in onze gemeente de jeugd
onderwezen. Van bepaalde gezinnen heeft hij drie
generaties voor zich gezien in de schoolbanken. Het
behoeft dan ook geen verwondering te baren dat
toen hij voor eenige jaren terug afscheid nam van
het onderwijs, het hem aan belangstelling niet heeft
ontbroken. Men kon in dankbare uitingen opvangen
•dat zoowel oudleerlingen als leerlingen in aange
name herinnering zouden terugdénken aan den tijd
dat meester Brugman voor de klas stond.
Naast dezen werkkring had de heer Brugman nog
zooveel tijd over, louter uit liefde voor het organisa
tieleven. zoo zelfs dat ln onze gemeente geen bestuur
van een vereeniging denkbaar was, waar de heer
Brugman geen zitting in had.
Een zeer belangrijke plaats neemt de tuinbouw-
vereeniging „Nieuw Leven", onder al deze bij hem in.
Bij de oprichting in 1898 was dit een veilingsvereeni-
ging en vele jaren heeft deze vereeniging een bloeien
de groentenveiling gehad. Zelfs is het ledental geste
gen geweest tot 800. Van deze vereeniging bekleedde
hij het voorzitterschap 33 jaar. Het was welverdiend
toen hem in de laatstgehouden algemeene vergade
ring het eerevoorzitterschap van deze vereeniging
werd aangeboden. In het jaar 1913 werd deze ver
eeniging inplaats van Landbouw- en Handelsvereeni-
ging, een tuinbouwvereeniging, zijnde een afdeeling
van de toen opgerichte veilingsvereeniging „de Noor-
dermarktbond". Vanaf de oprichting is de heer Brug
man eveneens voorzitter van den Noordermarkt-
bond. Deze groote organisatie zal zijn talentvollen
voorzitter eveneens .moeten missen.
Het voorzitterschap wordt door hem bekleed van
bijkans alle hierna te noemen vereenigingen en wel:
DE BELEGERDE FAMILIE. SCHOENPOETSERS
EN BESCHAVING. ONTMOETINGEN.
(Van onzen reizenden correspondent.)
MERSINE, 26 Maart 1931.
De omstandigheden dwingen me veel langer dan mijn
plan was, te blijven in een klein Turksch provinciestadje
Bij de Turksche post heeft men een aan mij gerichten
aangeteekenden brief grondig uitgeplunderd (wat me
nog in geen ander der vele landen die ik bereisd heb,
gebeurde) en het duurt lang eer uit het verre vaderland
reddende hulp is gekomen die me in staat stelt mijn
reis te vervolgen. Dit heeft ook zijn goede zijde: als het
leven vlot loopt, leert men een land niet kennen. Daarom
brengen zoo weinig touristen juiste indrukken mede van
de landen, die ze bezochten. Bovendien, als men langer
op een plaats leeft, met de toestanden meer vetraouwd
wordt en ook moeilijkheden doormaakt, krijgt möfc een
beteren blik niet slechts op het bestaan, maar ook op de
karakters der menschen. „Men kent geen stad, als men
er geen honger heeft geleden", zeide me vele jaren ge
leden eens een jonge kunstschilder, die het nu tot iets
heeft gebracht. En er schuilt waarheid in deze woorden.
Met een kameraad, die vele der landstaten in den
Oriënt kent, een kameraad, die een restaurantbezitter
bewogen heeft mij, den „ongeloovigen" vreemdeling, in
afwachting van geld, crediet te geven, dwaal ik door de
stad en de omgeving en telkens verbaas ik me weder
over de menschen hier en hun levensopvattingen.
Het begint al in mijn eigen kamer. Om te bezuinigen
heb i'k mijn hotel verlaten, en met mijn kameraad een
kamer gehuurd bij een Armeensche familie, die vroeger
in zeer goeden doen was, en nu door de crisis in moei
lijkheden is gekomen. Het zijn brave menschen, die
steeds lastig worden gevallen door deurwaarders van de
belastingen, wat vrijwel eiken dag nieuwe sensaties
geeft. Het schijnt me, dat de familie geheime relaties
heeft in het vijandelijke kamp, d.w.z. op het bureau der
belastingen. Ze is blijkbaar steeds gewaarschuwd als de
deurwaarder moet verschijnen om beslag te leggen.
Vóór dien tijd worden dan alle goede meubelstukken
weggedragen naar vertrouwde buren, die, naar beltend is,
beter zijn dan verre vrienden.. Deze manoeuvre, die ook
nu en dan 's nachts plaats heeft, wordt ve^gemaltkelijkt
door den eigenaardigen bouw der huizen. Deuren aan
de straat zijn er meestal niet. Door een hek komt men
in een smalle gang en daarin komen de deuren van ver
schillende woningen uit. Alle buren schijnen in belasting
aangelegenheden solidair te zijn, zoodat niemand ver
raad pleegt
Toen we de kamer huurden, was ze goed gemeubeld,
doch dit veranderde gedurende den guerilla-oorlog met
de deurwaarders. Eiken dag hebben we angst gehad,
dat ook onze bedden zouden verdwijnen, maar dat is
nog niet gebeurd. Wel zijn de gordijnen voor het venster
al weg, en ook de waschtafel. Onze wasohkommen, ka
raf e.d. staan nu op een houten kist. Er is nog één
stoel, waarop men kan zitten, en één stoel, waardoor
men onherroepelijk heenvalt als men er zich op zet
Vandaag wordt onze kamer echter opniëfew ingericht
„We hebben een voorloopige regeling getroffen", deelde
„madame" me mede.
Deze familie, bestaande uit vader, moeder en drie
kinderen, houdt nog een dienstmeisje, een Turkin, met
harembroek. Nu en dan scheldt en raast deze Turkin
als een bezetene. „Ze is nerveus", zegt madame, maar
mijn makker die Turksch en dus ook de meeste ruzies
ln huis verstaat vertelt me: „Het dienstmeisje heeft al
in geen zes weken loon gehad en wil contanten zien."
De heele familie laat echter dagelijks door een schoen
poetser, die 's morgens aan de deur komt, de schoenen
de.Begrnfenisvereeniging, het Ziekenfonds. Afd. Bond
voor Staatspensioen, Ie Ziekenhuisvereeniging, ter
wijl hij een tiental jaren bestuurslid was van de
Cooperaiive Boerenleenbank, allen alhier gevestigde
vereenigingen.
Voor deze vereenigingen mankte hij ook in ver
schillende kwaliteiten deel uit van diverse federatie
besturen.
Vanuit deze vereenigingen heeft zich een commis
sie gevormd die op zich heeft genomen om den 7
April des namiddags 2 uur, ten lokale van den heer
A. Rus een officieele afscheidsbijeenkomst te houden.
Deze bijeenkomst is toegankelijk voor iedereen die
van onzen vriend Brugman en zijne echtgenoote af
scheid wil nemen.
Deze samenkomst is natuurlijk georganiseerd in
overleg met den heer Brugman en deze heeft op
sterk aandringen en tot voldoening der commissie
erin toegestemd enkele uren met zijn burgers en
vrienden samen te willen zijn.
Dat velen van deze gelegenheid gebruik zullen
maken staat natuurlijk buiten allen twijfel.
poetsen, wat vijf piasten, zes cent per paar kost Een
Turksch dienstmeisje poetst geen schoenen en de men
schen zelf doen het ook niet. Is het zeer stoffig op straat
of regent het, dan roept men 's middags nog eens de
hulp van een schoenpoetser in. Welk Nederlandsch gezin,
zelfs als het. gegoed is, zal meer dan tien gulden per
maand uitgeven aan schoenpoetsen?
Het stadje Mersine met even tienduizend inwoners telt
dozijnen schoenpoetsers. Havelooze Turken, maar met
goede schoenen, laten in een koffiehuis of een restaurant
hun schoenen poetsen, terwijl ze rustig een kopje koffie
drinken of eten. Het is zonderling, maar zulk een groot
aantal schoenpoetsers vindt men alleen in landen met
geringe beschaving, doch waar evenwel de schoenen
reeds in ingevoerd. De psycholigische verklaring van dit
verschijnsel mogen anderen zoeken.
Om iets te begrijpen van wat er hier leeft in de ver
schillende groepen der bevolking, moet men vele talen
en nog meer dialecten kennen". Turksch, Kuurdisch,
Perzisch, eenige Arabische dialecten, Slavisch, Grieksch,
Armeensch, Judea, Spaansch. Mijn kameraad kent wel
niet alle, maar toch meer dan de helft dier talen, wat
me het leven hier zeer vergemakkelijkt en het mogelijk
maakt een beter blik te krijgen op het bestaan en het
karakter der verschillende bevolkingsgroepen. Ik vraag
me wel eens af. wat de weinige journalisten, die hier
komen en zich dan laten voorlichten door het officieele
persbureau en de autoriteiten toch eigenlijk van dit
zoo ingewikkelde en slechts uiterlijk hier en daar ver-
Europeeschte land kunnen weten.
Mijn kameraad heeft het zoo ver gebracht, dat hij
reeds op het gezicht met vrij groote zekerheid de ver
schillende rassen dezer Oosterlingen uit elkander kent,
wat mij nog niet gelukt.
Een dezer dagen maakten we in den lenteglans, die
hier reeds opeprmachtig heerscht, een wandeling langs
sinaasappelboomen met oranje vruchten als kleine lam
pions tusschen donkergroen, langs wit en rosé bebloe-
semde boomen. Bij een k lein bouwvallig houten huisje,
half verscholen tusschen bloeiende struiken, hield een
karavaan van ongeveer twintig kameelen rust. „Kom",
zeide mijn makker, „we drinken hier een kopje koffie:
het schijnt me, dat de menschen, die hier een café'tje
hoijden, Arabieren zijn.' We zetten ons voor het houten
hufeje op een ingevallen boom, maar een oude vrouw
bracht ons, den vreemdelingen, stoelen en een laag ta
felde, dat ze met een fijn kanten kleedje bedekte. Mijn
kameraad sprak Arabisch met de menschen. Waar we
bij zaten werd koffie gebrand en daarna in een mor
tier tot poeder gestampt, want zeer fijn moet de koffie
wezen om er den inderdaad heerlijken Oosterschen
drank uit te bereiden. Een jonge man, blijkbaar een
zoon van de oude vrouw, "bracht ons groote, sappige
daareven geplukte sinaasappelen. Toen we weg wilden
gaan en vroegen wat we te betalen hadden, zeide de
oude vrouw: „Vreemdelingen, gij zijt van zoo verre ge
komen. Ik zou eerloos zijn als ik geld van u aannam."
Natuurlijk lieten we bij onze leege kopjes en tusschen
de sinaasappelen, die we niet alle hadden kunnen op
eten, een paar kleine geldstukken achter.
Een andere maal was het een gesprek met een Kuurd.
We zaten onder een loofdak voor een koffiehuis aan
den oever van de Middellandsche Zee. We slurpten uit
kleine kopjes geurige koffie, terwijl ik mijn schoenen
liet poetsen. ,JDe schoenpoetser is geen Turk en is een
Kuurd", zeide mijn makker. Toen hij den schoenpoetser
het ln het Turksch vroeg, wilde deze zijn ras niet be
kennen en beweerde Turk te zijn. Mijn kameraad sprak
hem daarna aan in het Kuurdisch en plotseling kwam
er een blijde glans op het gelaat van den schoenpoetser.
Hij was een Kuurd.» Juist had ik een Turksche courant
bij mij, waarin werd gemeld, dat Sélaheddin, de zeer
jonge zoon van een Kuurdischen sjeik, die deel had
toen reeds de laatste akkoorden waren weggestorven.
Hij had geen tijd zijn gelaatstrekken weer tot rust
te brengen, en, omdat Anna, in dit oogenblik, zelf
ook leed. begreep zij Waltere blik. Met een droevi-
gen glimlach nam zij dankbaar de hartelijkheid aan
die haar stilzwijgend tegenstroorade. Een oogenblik
stonden zij zoo. Anna was de eerste, die tot bezin
ning kwam. En als wilde zij ook den anderen wek
ken, wendde zij zich naar de deur.
Ik heb ze gesloten, zei Walter verlegen. opdat
uw stem vandaag alleen voor mij zou zijn, voor nie
mand anders
Toen ging hij heen en de vrouw bleef nog gerui-
men tijd in het schemerdonker zitten. Dat gevoel,
welks warmte haar had aangeraakt, had haar eigen
gevoelens doen ontvlammen, waarvan zij dacht, dat
zij geheel afgekoeld waren.
Thomas opende de deur. Toen dacht Anna er aan,
dat haar man op jacht ging en zeker kwam om af
scheid van haar te nemen,
Zoo, is de troubadour vertrokken? Illey zag in
de kamer rond en werd op eerts den ruiker op de
piano gewaar. Heeft hij je nu ook al bloemen ge
bracht?
Anna sloeg haar oogen op.
Weet je Thomas, waar ik juist aan denk? Dat jij
mij nooit bloemen gegeven hebt.
Ik geef je geen bloemen, die op eens anders
grond gegroeid zijn! Lachende ging Illey de kamer
uit, zonder kus, zonder afscheid.
Zoo hadden zij nog nooit van elkaar afscheid ge
nomen. Anna zag hem verwonderd na.
Veel pleizier! riep zij uit en zij herkende haar
eigen stem niet. Koud en onverschillig kon die zijn.
Toen Thomas de trap afging hoorde hij den klank
van Anna's piano. Een droevige melodie klonk door
het huisBoos sloeg hij de voordeur achter zich
dicht, alsof hij daarmee de muziek wilde dooden.
Van uit het rijtuig keek hij naar boven. Op eens viel
het hem in, dat Anna vroeger altijd van uit het ven
ster hem nakeek. Vroeger, eensNu is zij mis
schien blij, dat ik wegga en zij voor haar muziek kan
leven. Daarin kan zij Adam Walter ontmoeten.
Trotsch slootte hij het beeld van Adam Walter van
zich af. Hij wilde niet tegelijk aan hem en aan Anna
denken, maar de beide beelden vlochten zich in zijne
hersenen in een en een gevoel van verlatenheid kwam
over hem.
Het ge>uid van het rijtuig was verdwenen. Boven
uitgemaakt van een comité, dat een onafhankelijken
Kuvdischen staat wilde vormen, tot tien jaar gevange
nisstraf was veroordeeld. We vroegen den schoenpoetser
die schrijven noch lezen kan of hij daarvan had gehoord.
Ja. hij wist het reeds, Sélaheddin, de zoon van sjeik
Said van Diarbekir, was te Angora veroordeeld. Hoe
wist de man dat? Angora en Diarbekir liggen veel meer
dan duizend kilometer van Mersin. We vroegen hem
ernaar, doch hy antwoordde ontwijkend, eenigszins on
gerust zelfs. Bestaat er dan een geheime verbinding tus
schen de Kuurden, waar ze zich ook bevinden?
Maar deze zelfde man, die zoo goed op de hoogte bleek
te zijn van zoo verre gebeurtenissen, wist niet hoe oud
hij was. Toen mijn kameraad het hem vroeg, kreeg hij
ten antwoord: „Vijf-en-twintig jèar ben ik, misschien
ook vijf-en-dertig".
Het mecrendeel der bewoners van Turkije weet eigen
ouderdom niet. Ze gissen ernaar en zeggen b.v.; „In het
begin van den grooten oorlog werd ik geboren, hebben
mijn ouders verteld."
Jawel, maar in het begin van welken grooten oorlog?
In de laatste tachtig jaar heeft Turkije heel veel oor
logen gevoerd. In verband hiermede weet men. wat men
te denken heeft van den leeftijd van den Turkschen
sjouwerman, die beweert 150 jaar oud te zijn en die in
Amerika met zooveel geestdrift is ontvangen.
J. K. BREDERODE.
LANGEND IJ K
Nu de afdeeling Langendijk van de Schippcrsver-
eeniging „Schuttevaer" de gastvrouwa zal zijn van
deze vereeniging, die op Donderdag 9 en Vrijdag 10
April a.s. in de kolfbaan van den heer Kramer te
Zuidscharwoude haar Algemeene vergadering houdt,
stellen ongetwijfeld velen belang in bet werken
organisatie, waarvan Z.K.H. Prins Hendrik der "Ne
derlander Beschermheer is. Qe ^yigemjeen# Vergade
ring begint Donderdagmiddag om 2 uur. Er worden
dan honderden afgevaardigden verwacht van schip-
persverccnigingen in ons land, die hun werkgebied
uitstrekken van Schelde tot Dollard, van Maastricht
tot de Waddeneilanden. De agenda is bijzonder rijk
aan voorstellen van verschillenden aard en strekking,
verzoeken, vragen en wenken; vragen en aandringen
zijn schering en inslag van tientallen van voorstellen,
die in drie groepen zijn gespiltst en wel, voorstellen
welke volgens het Hoofdbestuur moeten worden
besproken, 2 voorstellen van sociaal-economischen
aard en voorstellen, welke a.h.vv. geen toelichting be
hoeven, óf omdat ze voor zich zelf spreken, óf omdat
reeds vroeger voorstellen in denzelfden geest zijn aan
genomen, óf nog in behandeling zijn.
Te oVt uur Donderdagsmiddags zullen genoodigden,
hoofdbestuursleden en afgevaardigden officieel ten
gemeentehuize door B. en W. van Zuidscharwoude
worden ontvangen, terwijl er 's avonds gezellig sa
menzijn is in de kolfbaan. Vrijdagmorgen tusschen S
en 9 uur wordt gelegenheid gegeven, onder geleide
van leden der ontvangende afdeeling de nabij gele
gen groentenveiling te bezichtigen, terwijl in 'de
namiddagvergadering de huldiging van den voorzit
ter, den bekenden Mr. H. Smeenge, zal plaats hebben,
die met deze G8ste Algemeene Vergadering zijn 40-
jarig jubileum als president dezer sympathieke ver
in de zonnekamer was de muziek verstoord. De
brandende bitterheid, waarmee zij aan haar man
dacht, begon Anna te worgen. Zag hij dan niet dat
zij leed, dat haar lach, haar kalmte, haar onver
schilligheid leugens waren? Zag hij dan niet, dat alles
slechts een masker was? Een maskermet een
angstige beweging greep zij naar haar gelaat, als
of zij daarvan iets wilde afrukken
En in dit oogenblik begon geheel onderaan, onder
vele herinneringen, in de diepste diepte van haar
ziel, een vage schemering op te komen. Een oud, nog
niet begrepen sprookje werkte zich uit de vergetel
heid langzaam naar boven. In het begin zag zij nog
slechts de beelden: de kleine klokkenwinkel, voor
het halfronde venster haar grootvader, de oude han
den van oom Sebastiaan Afgebroken woorden, zon
der samenhang, kwamen haar in den zin, bereikten
haar hart, op eens werd het duidelijk.
Neen, de menschen weten van elkaar niet, hoe
hun werkelijk gelaat is. Iedereen loopt met een mas
ker, niemand heeft den moed het af te nemen, ma-
mand durft de eerste zijn, omdat hij niet weet ol
de anderen hem zullen volgen, of hem zullen steeni-
gen
Wanhopig herhaalde Anna in hare gedachten de
woorden van het oude sprookje: Iedereen loopt
met een masker, iedereenEn misschien zijn het
de barmhartigen. de zelfbewusten, die het masker der
stilzwijgendheid dragen.
Thomas, luid sprak zij zijn naam uit, als eens,
in het begin van hunne liefde. Zij had een gevoel,
alsof zij een lamp gevonden had, waarmee zij, op den
donkeren weg, het werkelijke gelaat van haar man
kon belichten. Zij begon naar hem te verlangen, hoe
wel zij wist, dat hij niet zoo spoedig terug zou zijn:
Lange, eenzame liren wachtte zij. Ook den volgen
den dag wachtte zij.
Opnieuw werd het avond. Adam Walter had in zijn
vioolkist weer bloemen meegebracht.
Anna (tas verstrooid en onrustig. Deze bloemen
brachten haar op nieuw Thomas voor den geest. De
stem van Adam Walter leek haar vreemd, zijn vurige
blik maakte haar opgewonden. Zelfs in de muzi**
konden zij heden elkaar niet vinden.
Terwijl Anna de noten. las. zat zij voortdurend te
luisteren. Beneden aan de poort stond een rijtuig.
Voetstappen klonken in de gang. Onwillekeurig stond
zij op en strekte haar armen uit, alsof zij iemand
wilde tegenhouden, die voorbij wilde gaanDaar
FEUILLETON
Naar het Hongaarsch van
CECILE TOR MAY
door
J. W. JORISSEN
30.
Adam Walter kreeg rimpels in zijn voorhoofd. Hij
lachte spottend.
Anna zag hem aan, als vroeg zij hem, hierop niet
verder in te gaan. Het deed haar altijd pijnlijk aan
als haar man over deze dingen sprak. Zij vond dan
zijn hardnekkig tegenspreken hinderlijk inconsequent
en hield er niet van hem zoo te zien.
Ik weet, dat je boos zult worden, als ik het zeg,
ging Thomas op losen toon voort, maar mijn Hon-
gaarsche aard beschouwt de kunst slechts als een
commenteerde nabootsing van de natuur. Wij vin
den het overbodig, dat de kunstenaars zich stellen
tusschen ons en de levende natuur. Ook de zwijnen
hoeder ziet den zonsondergang in het lage land, de
schaapherder ook, zonder dat zij zijne schoonheid op
rijm zetten.
Walter wendde zijn gelaat af, alsof hij de smee-
kende oogen van Anna wilde ontwijken. Hij wilde
•atwoorden, omdat hij antwoorden moest:
Ik kan slecht oordeelen over muziek, alleen
daarover kan ik spreken. De muziek is geen com-
menteerende nabootsing der natuur, zij is de eenig-
«te, uit zich zelf bestaande, in zich zelf levende,
kunstschepping van den mensch.
Ook ik geloof dat het zoo is, zei Anna zacht,
iedere kunst bootst iets na wat bestond, de iAuziek
schept iets, wat niet bestond.
Wat zijn zij het eens. dacht Thomas geërgerd.
Haast minachtend vroeg hij:
Maar leeren dan de musici niets van het riet,
van den donder, van den wind. van de vogels?
De natuur kent slechts harmonie en disharmo
nie, gaf Adam Walter ten antwoord, de melodie
is een schepping van den mensch. De natuur kent
geen melodie.
Zeg dat niet, heer professor, was u dan nooit in
het bosch? Heeft u nooit in het mos gerust, aan den
oever van een beek?
Adam Walter schudde het hoofd.
Het schijnt, dat wij elkaar niet begrijpen.
Dat is ook onmogelijk, zei Illey, jelui behoort
tot hen die een schilderij interessanter vinden, dan
het werkelijke landschap. Ik houd er niet van om
het viooltje te ruiken in een reukfleschje, maar wel
in het bosch.
Walter keek plotseling naar Anna en daarna, als
of hij een vergelijking maakte, naar Thomas:
Mijnheer Illey maakt op mij een ihdruk als de
zigeunermuziek.
Zigeunermuziekherhaalde Anna in gedach
ten, en ikwat ben ik?
Een lied van Schubert, antwoordde de musicus.
Lachende zei Thomas:
Die twee passen heelemaal niet bij elkaar
Steek nog eens op, mijnheer de professor. Het is waar
ook, jelui wildet musiceeren.
Maar Adam Walter haalde dien dag zijn viool niet
uit de kist. Er zat een kleine ruiker in, dien hij voor
Anna bestemd had, maar hij haalde hem niet voor
den dag. Hij nam hem weer mee, naar buiten in de
sneeuw, in den witten Kerstnacht.
Toen hij weer kwam, bracht mij een grooteren rui
ker mee. Het was een armoedige, plompe ruiker, in
eei\ krantenpapier gepakt. Een beetje onhandig leg
de hij hem naast Anna op de piano, en werd, hoe
langer hoe meer verlegen.
Geen dank. als 't u blieft, het is de moeite niet
waard. Heel toevallig kwam het mij in den zin.
Een pijnlijke trek vertoonde zich op eens op An
na's gelaat. Zij hoorde Walters stem niet meer, zij
wist alleen maar, dat Thomas haar nooit, nooit
bloemen had gegeven.
Waarom?En haar hand maakte op de piano
een droomerig akkoord wakker, vol vermoedens. Op
haar zacht, ingevallen gelaat kwam een droeve uit
drukking. Zij begon te zingenEen diep vragen
zong in haar stem Het was het weenen, het klagen,
het smeeken van geheel een vrouwenleven. Een hart
verscheurend smeeken om het onbereikbare, om de
belofte van de vervlogen jeugd, om de vervulling der
droomen.
De betooverende vrouwenstem greep Adam Wal
ter in de ziel. Hij ging naar de deur. maakte haar
jaloersch dicht en bleef toen onbeweeglijk tegen den
muur leunenHij stond daar nog in betoovering,