SchagerCourant Het Oude Huis. S. BRUGMAN. Vierde Blad. Uit onze Omgeving. Schippersvereenging „Schuttevaer". Zaterdag 4 April 1931. 74ste Jaargang. No. 8844 De heer Brugman, wiens Beeltenis hierboven staat, zal in April de gemeente Heerhugowaard metter woon gaan verlaten. Na zijn veelzijdigen arbeid neemt hij althans voor deze omgeving afscheid van het maatschappelijk werken en hoopt hij nog een aantal jaren, tusschen zijn familie, in de stad Amsterdam van de rust te kunnen genieten. Wij wenschen dat deze hoop zal worden verwe zenlijkt. De rust die hij meent,te moeten nemen is ten volle door hem verdiend. De 70-jarige leeftijd is dan door hem bereikt en zij die steeds voor hem en met hem hebben geleefd en gewerkt zullen deze meening ten volle kunnen bevestigen. Het is aan geen twijfel on derhevig dat met het vertrek van den heer Brugman een léegte zal ontstaan die moeilijk is aan te vullen. Zijn aangeboren eigenschappen, welke hij dienstbaar heeft gemaakt en gegeven hoofdzakelijk ter bevorde ring van het sociaal maatschappelijk opvoeren der belangen van onze burgerij in het algemeen, zullen zeer moeilijk in een anderen persoon kunnen worden weergevonden. Met weemoed zullen wij dan ook af scheid nemen van dezen een onzer eerste burgers, maar tegelijkertijd zijn wij dankbaar, ten hoogste dankbaar, voor al datgene wat hij gedurende een halve eeuw voor ons is geweest. Veertig jaren heeft hij in onze gemeente de jeugd onderwezen. Van bepaalde gezinnen heeft hij drie generaties voor zich gezien in de schoolbanken. Het behoeft dan ook geen verwondering te baren dat toen hij voor eenige jaren terug afscheid nam van het onderwijs, het hem aan belangstelling niet heeft ontbroken. Men kon in dankbare uitingen opvangen •dat zoowel oudleerlingen als leerlingen in aange name herinnering zouden terugdénken aan den tijd dat meester Brugman voor de klas stond. Naast dezen werkkring had de heer Brugman nog zooveel tijd over, louter uit liefde voor het organisa tieleven. zoo zelfs dat ln onze gemeente geen bestuur van een vereeniging denkbaar was, waar de heer Brugman geen zitting in had. Een zeer belangrijke plaats neemt de tuinbouw- vereeniging „Nieuw Leven", onder al deze bij hem in. Bij de oprichting in 1898 was dit een veilingsvereeni- ging en vele jaren heeft deze vereeniging een bloeien de groentenveiling gehad. Zelfs is het ledental geste gen geweest tot 800. Van deze vereeniging bekleedde hij het voorzitterschap 33 jaar. Het was welverdiend toen hem in de laatstgehouden algemeene vergade ring het eerevoorzitterschap van deze vereeniging werd aangeboden. In het jaar 1913 werd deze ver eeniging inplaats van Landbouw- en Handelsvereeni- ging, een tuinbouwvereeniging, zijnde een afdeeling van de toen opgerichte veilingsvereeniging „de Noor- dermarktbond". Vanaf de oprichting is de heer Brug man eveneens voorzitter van den Noordermarkt- bond. Deze groote organisatie zal zijn talentvollen voorzitter eveneens .moeten missen. Het voorzitterschap wordt door hem bekleed van bijkans alle hierna te noemen vereenigingen en wel: DE BELEGERDE FAMILIE. SCHOENPOETSERS EN BESCHAVING. ONTMOETINGEN. (Van onzen reizenden correspondent.) MERSINE, 26 Maart 1931. De omstandigheden dwingen me veel langer dan mijn plan was, te blijven in een klein Turksch provinciestadje Bij de Turksche post heeft men een aan mij gerichten aangeteekenden brief grondig uitgeplunderd (wat me nog in geen ander der vele landen die ik bereisd heb, gebeurde) en het duurt lang eer uit het verre vaderland reddende hulp is gekomen die me in staat stelt mijn reis te vervolgen. Dit heeft ook zijn goede zijde: als het leven vlot loopt, leert men een land niet kennen. Daarom brengen zoo weinig touristen juiste indrukken mede van de landen, die ze bezochten. Bovendien, als men langer op een plaats leeft, met de toestanden meer vetraouwd wordt en ook moeilijkheden doormaakt, krijgt möfc een beteren blik niet slechts op het bestaan, maar ook op de karakters der menschen. „Men kent geen stad, als men er geen honger heeft geleden", zeide me vele jaren ge leden eens een jonge kunstschilder, die het nu tot iets heeft gebracht. En er schuilt waarheid in deze woorden. Met een kameraad, die vele der landstaten in den Oriënt kent, een kameraad, die een restaurantbezitter bewogen heeft mij, den „ongeloovigen" vreemdeling, in afwachting van geld, crediet te geven, dwaal ik door de stad en de omgeving en telkens verbaas ik me weder over de menschen hier en hun levensopvattingen. Het begint al in mijn eigen kamer. Om te bezuinigen heb i'k mijn hotel verlaten, en met mijn kameraad een kamer gehuurd bij een Armeensche familie, die vroeger in zeer goeden doen was, en nu door de crisis in moei lijkheden is gekomen. Het zijn brave menschen, die steeds lastig worden gevallen door deurwaarders van de belastingen, wat vrijwel eiken dag nieuwe sensaties geeft. Het schijnt me, dat de familie geheime relaties heeft in het vijandelijke kamp, d.w.z. op het bureau der belastingen. Ze is blijkbaar steeds gewaarschuwd als de deurwaarder moet verschijnen om beslag te leggen. Vóór dien tijd worden dan alle goede meubelstukken weggedragen naar vertrouwde buren, die, naar beltend is, beter zijn dan verre vrienden.. Deze manoeuvre, die ook nu en dan 's nachts plaats heeft, wordt ve^gemaltkelijkt door den eigenaardigen bouw der huizen. Deuren aan de straat zijn er meestal niet. Door een hek komt men in een smalle gang en daarin komen de deuren van ver schillende woningen uit. Alle buren schijnen in belasting aangelegenheden solidair te zijn, zoodat niemand ver raad pleegt Toen we de kamer huurden, was ze goed gemeubeld, doch dit veranderde gedurende den guerilla-oorlog met de deurwaarders. Eiken dag hebben we angst gehad, dat ook onze bedden zouden verdwijnen, maar dat is nog niet gebeurd. Wel zijn de gordijnen voor het venster al weg, en ook de waschtafel. Onze wasohkommen, ka raf e.d. staan nu op een houten kist. Er is nog één stoel, waarop men kan zitten, en één stoel, waardoor men onherroepelijk heenvalt als men er zich op zet Vandaag wordt onze kamer echter opniëfew ingericht „We hebben een voorloopige regeling getroffen", deelde „madame" me mede. Deze familie, bestaande uit vader, moeder en drie kinderen, houdt nog een dienstmeisje, een Turkin, met harembroek. Nu en dan scheldt en raast deze Turkin als een bezetene. „Ze is nerveus", zegt madame, maar mijn makker die Turksch en dus ook de meeste ruzies ln huis verstaat vertelt me: „Het dienstmeisje heeft al in geen zes weken loon gehad en wil contanten zien." De heele familie laat echter dagelijks door een schoen poetser, die 's morgens aan de deur komt, de schoenen de.Begrnfenisvereeniging, het Ziekenfonds. Afd. Bond voor Staatspensioen, Ie Ziekenhuisvereeniging, ter wijl hij een tiental jaren bestuurslid was van de Cooperaiive Boerenleenbank, allen alhier gevestigde vereenigingen. Voor deze vereenigingen mankte hij ook in ver schillende kwaliteiten deel uit van diverse federatie besturen. Vanuit deze vereenigingen heeft zich een commis sie gevormd die op zich heeft genomen om den 7 April des namiddags 2 uur, ten lokale van den heer A. Rus een officieele afscheidsbijeenkomst te houden. Deze bijeenkomst is toegankelijk voor iedereen die van onzen vriend Brugman en zijne echtgenoote af scheid wil nemen. Deze samenkomst is natuurlijk georganiseerd in overleg met den heer Brugman en deze heeft op sterk aandringen en tot voldoening der commissie erin toegestemd enkele uren met zijn burgers en vrienden samen te willen zijn. Dat velen van deze gelegenheid gebruik zullen maken staat natuurlijk buiten allen twijfel. poetsen, wat vijf piasten, zes cent per paar kost Een Turksch dienstmeisje poetst geen schoenen en de men schen zelf doen het ook niet. Is het zeer stoffig op straat of regent het, dan roept men 's middags nog eens de hulp van een schoenpoetser in. Welk Nederlandsch gezin, zelfs als het. gegoed is, zal meer dan tien gulden per maand uitgeven aan schoenpoetsen? Het stadje Mersine met even tienduizend inwoners telt dozijnen schoenpoetsers. Havelooze Turken, maar met goede schoenen, laten in een koffiehuis of een restaurant hun schoenen poetsen, terwijl ze rustig een kopje koffie drinken of eten. Het is zonderling, maar zulk een groot aantal schoenpoetsers vindt men alleen in landen met geringe beschaving, doch waar evenwel de schoenen reeds in ingevoerd. De psycholigische verklaring van dit verschijnsel mogen anderen zoeken. Om iets te begrijpen van wat er hier leeft in de ver schillende groepen der bevolking, moet men vele talen en nog meer dialecten kennen". Turksch, Kuurdisch, Perzisch, eenige Arabische dialecten, Slavisch, Grieksch, Armeensch, Judea, Spaansch. Mijn kameraad kent wel niet alle, maar toch meer dan de helft dier talen, wat me het leven hier zeer vergemakkelijkt en het mogelijk maakt een beter blik te krijgen op het bestaan en het karakter der verschillende bevolkingsgroepen. Ik vraag me wel eens af. wat de weinige journalisten, die hier komen en zich dan laten voorlichten door het officieele persbureau en de autoriteiten toch eigenlijk van dit zoo ingewikkelde en slechts uiterlijk hier en daar ver- Europeeschte land kunnen weten. Mijn kameraad heeft het zoo ver gebracht, dat hij reeds op het gezicht met vrij groote zekerheid de ver schillende rassen dezer Oosterlingen uit elkander kent, wat mij nog niet gelukt. Een dezer dagen maakten we in den lenteglans, die hier reeds opeprmachtig heerscht, een wandeling langs sinaasappelboomen met oranje vruchten als kleine lam pions tusschen donkergroen, langs wit en rosé bebloe- semde boomen. Bij een k lein bouwvallig houten huisje, half verscholen tusschen bloeiende struiken, hield een karavaan van ongeveer twintig kameelen rust. „Kom", zeide mijn makker, „we drinken hier een kopje koffie: het schijnt me, dat de menschen, die hier een café'tje hoijden, Arabieren zijn.' We zetten ons voor het houten hufeje op een ingevallen boom, maar een oude vrouw bracht ons, den vreemdelingen, stoelen en een laag ta felde, dat ze met een fijn kanten kleedje bedekte. Mijn kameraad sprak Arabisch met de menschen. Waar we bij zaten werd koffie gebrand en daarna in een mor tier tot poeder gestampt, want zeer fijn moet de koffie wezen om er den inderdaad heerlijken Oosterschen drank uit te bereiden. Een jonge man, blijkbaar een zoon van de oude vrouw, "bracht ons groote, sappige daareven geplukte sinaasappelen. Toen we weg wilden gaan en vroegen wat we te betalen hadden, zeide de oude vrouw: „Vreemdelingen, gij zijt van zoo verre ge komen. Ik zou eerloos zijn als ik geld van u aannam." Natuurlijk lieten we bij onze leege kopjes en tusschen de sinaasappelen, die we niet alle hadden kunnen op eten, een paar kleine geldstukken achter. Een andere maal was het een gesprek met een Kuurd. We zaten onder een loofdak voor een koffiehuis aan den oever van de Middellandsche Zee. We slurpten uit kleine kopjes geurige koffie, terwijl ik mijn schoenen liet poetsen. ,JDe schoenpoetser is geen Turk en is een Kuurd", zeide mijn makker. Toen hij den schoenpoetser het ln het Turksch vroeg, wilde deze zijn ras niet be kennen en beweerde Turk te zijn. Mijn kameraad sprak hem daarna aan in het Kuurdisch en plotseling kwam er een blijde glans op het gelaat van den schoenpoetser. Hij was een Kuurd.» Juist had ik een Turksche courant bij mij, waarin werd gemeld, dat Sélaheddin, de zeer jonge zoon van een Kuurdischen sjeik, die deel had toen reeds de laatste akkoorden waren weggestorven. Hij had geen tijd zijn gelaatstrekken weer tot rust te brengen, en, omdat Anna, in dit oogenblik, zelf ook leed. begreep zij Waltere blik. Met een droevi- gen glimlach nam zij dankbaar de hartelijkheid aan die haar stilzwijgend tegenstroorade. Een oogenblik stonden zij zoo. Anna was de eerste, die tot bezin ning kwam. En als wilde zij ook den anderen wek ken, wendde zij zich naar de deur. Ik heb ze gesloten, zei Walter verlegen. opdat uw stem vandaag alleen voor mij zou zijn, voor nie mand anders Toen ging hij heen en de vrouw bleef nog gerui- men tijd in het schemerdonker zitten. Dat gevoel, welks warmte haar had aangeraakt, had haar eigen gevoelens doen ontvlammen, waarvan zij dacht, dat zij geheel afgekoeld waren. Thomas opende de deur. Toen dacht Anna er aan, dat haar man op jacht ging en zeker kwam om af scheid van haar te nemen, Zoo, is de troubadour vertrokken? Illey zag in de kamer rond en werd op eerts den ruiker op de piano gewaar. Heeft hij je nu ook al bloemen ge bracht? Anna sloeg haar oogen op. Weet je Thomas, waar ik juist aan denk? Dat jij mij nooit bloemen gegeven hebt. Ik geef je geen bloemen, die op eens anders grond gegroeid zijn! Lachende ging Illey de kamer uit, zonder kus, zonder afscheid. Zoo hadden zij nog nooit van elkaar afscheid ge nomen. Anna zag hem verwonderd na. Veel pleizier! riep zij uit en zij herkende haar eigen stem niet. Koud en onverschillig kon die zijn. Toen Thomas de trap afging hoorde hij den klank van Anna's piano. Een droevige melodie klonk door het huisBoos sloeg hij de voordeur achter zich dicht, alsof hij daarmee de muziek wilde dooden. Van uit het rijtuig keek hij naar boven. Op eens viel het hem in, dat Anna vroeger altijd van uit het ven ster hem nakeek. Vroeger, eensNu is zij mis schien blij, dat ik wegga en zij voor haar muziek kan leven. Daarin kan zij Adam Walter ontmoeten. Trotsch slootte hij het beeld van Adam Walter van zich af. Hij wilde niet tegelijk aan hem en aan Anna denken, maar de beide beelden vlochten zich in zijne hersenen in een en een gevoel van verlatenheid kwam over hem. Het ge>uid van het rijtuig was verdwenen. Boven uitgemaakt van een comité, dat een onafhankelijken Kuvdischen staat wilde vormen, tot tien jaar gevange nisstraf was veroordeeld. We vroegen den schoenpoetser die schrijven noch lezen kan of hij daarvan had gehoord. Ja. hij wist het reeds, Sélaheddin, de zoon van sjeik Said van Diarbekir, was te Angora veroordeeld. Hoe wist de man dat? Angora en Diarbekir liggen veel meer dan duizend kilometer van Mersin. We vroegen hem ernaar, doch hy antwoordde ontwijkend, eenigszins on gerust zelfs. Bestaat er dan een geheime verbinding tus schen de Kuurden, waar ze zich ook bevinden? Maar deze zelfde man, die zoo goed op de hoogte bleek te zijn van zoo verre gebeurtenissen, wist niet hoe oud hij was. Toen mijn kameraad het hem vroeg, kreeg hij ten antwoord: „Vijf-en-twintig jèar ben ik, misschien ook vijf-en-dertig". Het mecrendeel der bewoners van Turkije weet eigen ouderdom niet. Ze gissen ernaar en zeggen b.v.; „In het begin van den grooten oorlog werd ik geboren, hebben mijn ouders verteld." Jawel, maar in het begin van welken grooten oorlog? In de laatste tachtig jaar heeft Turkije heel veel oor logen gevoerd. In verband hiermede weet men. wat men te denken heeft van den leeftijd van den Turkschen sjouwerman, die beweert 150 jaar oud te zijn en die in Amerika met zooveel geestdrift is ontvangen. J. K. BREDERODE. LANGEND IJ K Nu de afdeeling Langendijk van de Schippcrsver- eeniging „Schuttevaer" de gastvrouwa zal zijn van deze vereeniging, die op Donderdag 9 en Vrijdag 10 April a.s. in de kolfbaan van den heer Kramer te Zuidscharwoude haar Algemeene vergadering houdt, stellen ongetwijfeld velen belang in bet werken organisatie, waarvan Z.K.H. Prins Hendrik der "Ne derlander Beschermheer is. Qe ^yigemjeen# Vergade ring begint Donderdagmiddag om 2 uur. Er worden dan honderden afgevaardigden verwacht van schip- persverccnigingen in ons land, die hun werkgebied uitstrekken van Schelde tot Dollard, van Maastricht tot de Waddeneilanden. De agenda is bijzonder rijk aan voorstellen van verschillenden aard en strekking, verzoeken, vragen en wenken; vragen en aandringen zijn schering en inslag van tientallen van voorstellen, die in drie groepen zijn gespiltst en wel, voorstellen welke volgens het Hoofdbestuur moeten worden besproken, 2 voorstellen van sociaal-economischen aard en voorstellen, welke a.h.vv. geen toelichting be hoeven, óf omdat ze voor zich zelf spreken, óf omdat reeds vroeger voorstellen in denzelfden geest zijn aan genomen, óf nog in behandeling zijn. Te oVt uur Donderdagsmiddags zullen genoodigden, hoofdbestuursleden en afgevaardigden officieel ten gemeentehuize door B. en W. van Zuidscharwoude worden ontvangen, terwijl er 's avonds gezellig sa menzijn is in de kolfbaan. Vrijdagmorgen tusschen S en 9 uur wordt gelegenheid gegeven, onder geleide van leden der ontvangende afdeeling de nabij gele gen groentenveiling te bezichtigen, terwijl in 'de namiddagvergadering de huldiging van den voorzit ter, den bekenden Mr. H. Smeenge, zal plaats hebben, die met deze G8ste Algemeene Vergadering zijn 40- jarig jubileum als president dezer sympathieke ver in de zonnekamer was de muziek verstoord. De brandende bitterheid, waarmee zij aan haar man dacht, begon Anna te worgen. Zag hij dan niet dat zij leed, dat haar lach, haar kalmte, haar onver schilligheid leugens waren? Zag hij dan niet, dat alles slechts een masker was? Een maskermet een angstige beweging greep zij naar haar gelaat, als of zij daarvan iets wilde afrukken En in dit oogenblik begon geheel onderaan, onder vele herinneringen, in de diepste diepte van haar ziel, een vage schemering op te komen. Een oud, nog niet begrepen sprookje werkte zich uit de vergetel heid langzaam naar boven. In het begin zag zij nog slechts de beelden: de kleine klokkenwinkel, voor het halfronde venster haar grootvader, de oude han den van oom Sebastiaan Afgebroken woorden, zon der samenhang, kwamen haar in den zin, bereikten haar hart, op eens werd het duidelijk. Neen, de menschen weten van elkaar niet, hoe hun werkelijk gelaat is. Iedereen loopt met een mas ker, niemand heeft den moed het af te nemen, ma- mand durft de eerste zijn, omdat hij niet weet ol de anderen hem zullen volgen, of hem zullen steeni- gen Wanhopig herhaalde Anna in hare gedachten de woorden van het oude sprookje: Iedereen loopt met een masker, iedereenEn misschien zijn het de barmhartigen. de zelfbewusten, die het masker der stilzwijgendheid dragen. Thomas, luid sprak zij zijn naam uit, als eens, in het begin van hunne liefde. Zij had een gevoel, alsof zij een lamp gevonden had, waarmee zij, op den donkeren weg, het werkelijke gelaat van haar man kon belichten. Zij begon naar hem te verlangen, hoe wel zij wist, dat hij niet zoo spoedig terug zou zijn: Lange, eenzame liren wachtte zij. Ook den volgen den dag wachtte zij. Opnieuw werd het avond. Adam Walter had in zijn vioolkist weer bloemen meegebracht. Anna (tas verstrooid en onrustig. Deze bloemen brachten haar op nieuw Thomas voor den geest. De stem van Adam Walter leek haar vreemd, zijn vurige blik maakte haar opgewonden. Zelfs in de muzi** konden zij heden elkaar niet vinden. Terwijl Anna de noten. las. zat zij voortdurend te luisteren. Beneden aan de poort stond een rijtuig. Voetstappen klonken in de gang. Onwillekeurig stond zij op en strekte haar armen uit, alsof zij iemand wilde tegenhouden, die voorbij wilde gaanDaar FEUILLETON Naar het Hongaarsch van CECILE TOR MAY door J. W. JORISSEN 30. Adam Walter kreeg rimpels in zijn voorhoofd. Hij lachte spottend. Anna zag hem aan, als vroeg zij hem, hierop niet verder in te gaan. Het deed haar altijd pijnlijk aan als haar man over deze dingen sprak. Zij vond dan zijn hardnekkig tegenspreken hinderlijk inconsequent en hield er niet van hem zoo te zien. Ik weet, dat je boos zult worden, als ik het zeg, ging Thomas op losen toon voort, maar mijn Hon- gaarsche aard beschouwt de kunst slechts als een commenteerde nabootsing van de natuur. Wij vin den het overbodig, dat de kunstenaars zich stellen tusschen ons en de levende natuur. Ook de zwijnen hoeder ziet den zonsondergang in het lage land, de schaapherder ook, zonder dat zij zijne schoonheid op rijm zetten. Walter wendde zijn gelaat af, alsof hij de smee- kende oogen van Anna wilde ontwijken. Hij wilde •atwoorden, omdat hij antwoorden moest: Ik kan slecht oordeelen over muziek, alleen daarover kan ik spreken. De muziek is geen com- menteerende nabootsing der natuur, zij is de eenig- «te, uit zich zelf bestaande, in zich zelf levende, kunstschepping van den mensch. Ook ik geloof dat het zoo is, zei Anna zacht, iedere kunst bootst iets na wat bestond, de iAuziek schept iets, wat niet bestond. Wat zijn zij het eens. dacht Thomas geërgerd. Haast minachtend vroeg hij: Maar leeren dan de musici niets van het riet, van den donder, van den wind. van de vogels? De natuur kent slechts harmonie en disharmo nie, gaf Adam Walter ten antwoord, de melodie is een schepping van den mensch. De natuur kent geen melodie. Zeg dat niet, heer professor, was u dan nooit in het bosch? Heeft u nooit in het mos gerust, aan den oever van een beek? Adam Walter schudde het hoofd. Het schijnt, dat wij elkaar niet begrijpen. Dat is ook onmogelijk, zei Illey, jelui behoort tot hen die een schilderij interessanter vinden, dan het werkelijke landschap. Ik houd er niet van om het viooltje te ruiken in een reukfleschje, maar wel in het bosch. Walter keek plotseling naar Anna en daarna, als of hij een vergelijking maakte, naar Thomas: Mijnheer Illey maakt op mij een ihdruk als de zigeunermuziek. Zigeunermuziekherhaalde Anna in gedach ten, en ikwat ben ik? Een lied van Schubert, antwoordde de musicus. Lachende zei Thomas: Die twee passen heelemaal niet bij elkaar Steek nog eens op, mijnheer de professor. Het is waar ook, jelui wildet musiceeren. Maar Adam Walter haalde dien dag zijn viool niet uit de kist. Er zat een kleine ruiker in, dien hij voor Anna bestemd had, maar hij haalde hem niet voor den dag. Hij nam hem weer mee, naar buiten in de sneeuw, in den witten Kerstnacht. Toen hij weer kwam, bracht mij een grooteren rui ker mee. Het was een armoedige, plompe ruiker, in eei\ krantenpapier gepakt. Een beetje onhandig leg de hij hem naast Anna op de piano, en werd, hoe langer hoe meer verlegen. Geen dank. als 't u blieft, het is de moeite niet waard. Heel toevallig kwam het mij in den zin. Een pijnlijke trek vertoonde zich op eens op An na's gelaat. Zij hoorde Walters stem niet meer, zij wist alleen maar, dat Thomas haar nooit, nooit bloemen had gegeven. Waarom?En haar hand maakte op de piano een droomerig akkoord wakker, vol vermoedens. Op haar zacht, ingevallen gelaat kwam een droeve uit drukking. Zij begon te zingenEen diep vragen zong in haar stem Het was het weenen, het klagen, het smeeken van geheel een vrouwenleven. Een hart verscheurend smeeken om het onbereikbare, om de belofte van de vervlogen jeugd, om de vervulling der droomen. De betooverende vrouwenstem greep Adam Wal ter in de ziel. Hij ging naar de deur. maakte haar jaloersch dicht en bleef toen onbeweeglijk tegen den muur leunenHij stond daar nog in betoovering,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 13