Het einde van den neger.
PIRIN de wereld
Gasverstikldng te Amsterdam.
Electrische treinen in
Noordholland.
DE CENTRALE
Staatsloterij.
opgestaan,
slecht geslapen, te laat aan den trein.
Dat haat U kunnen voorkomen, door
gisteravond voor het naar bed gaan,
tegen Uw verkoudheid Aspirin-Tabletten
te nemen. U moet toch in elk geval ook
een buisje Aspirin mee op reis nemen.
let op den oranjeband. Prijs 75 ets.
ONZE NEGER BOA. EEN KIND VAN BIJNA 2
METER. GEBREK AAN EERLIJKHEIDSBE-
GRIPPEN. EEN ZONDERLINGE BRIEF
EN ZIJN VERKLARING. HET EINDE
VAN DEN NEGER.
(Van onzen relzenden correspondent).
MERSIN, 3 April 1931.
JA. dat was onze neger en nu is hij gestorven, ellen
dig, ergens in een hospitaal, waarin wij hem be
zorgd hadden, nabij de Syrische grens en ver van
zijn vaderland, o zoo ver, vele karavaandagen ver.
Een Hongaar, die we te Fevzipasja hebben gekend, en
dien we toevallig hier, te Mersin, ontmoetten, vertelde
het ons: Boa is gestorven aan een ziekte, die hij ver
moedelijk van zijn ouders had geërfd.
Boa werkte te Fevzipasja als sjouwer en ook ver-
richtte hij bi) enkele Europeanen nog dienst zoo on
geveer als huisknecht. Bij ons kwam hij nu en dan
schoonmaken, hij borstelde kleederen, deed boodschap
pen, maakte, als het kil was, de mangalen (houtskooi-
comforen) aan. Hij was ongeveer 1.90 mcterl ang, een
geweldige kerel en toch eigenlijk nog bijna een kind.
Ik, met mijn nog Europeesche oogen, zou hem geschat
hebben op ruim vijf-en-twintig jaar; hij was in werke
lijkheid niet ouder dan vijftien, maar sterk als een
leeuw en tegelijk kinderlijk als een vierjarige. Afkom
stig was hij uit Beabei, ergens in Mesopotanië. waar
zijn voorouders met andere negers vermoedelijk als sla
ven zijn heen gebracht. Hoe hij heette, weet ik niet,
maar mijn Tsjechische kameraad had hem wegens zijn
lengte en zijn lenigheid den bijnaam gegeven van „Kara
Boa" (zwarte slang) en wij noemden hem steeds „Boa",
waaraan hij niet den minsten aanstoot nam. Trouw was
hij en sterk en trotsch geworden, omdat we hem een
paar Europeescho klecdingstultken hadden gegeven, die
hem zonderling te klein waren, wat hem niet deerde.
Voor ons had hij een groote sympathie opgevat en met
mijn Tsjechische kameraad was hij zelfs vertrouwelijk.
Eenmaal had hij gezien, dat wij op een vochtigen, killen
avond, zittend bij de gloeiende mangaal in onze hut,
thee met cognac dronken. Eerst had hem dit verbaasd.
Hij, als echt Muzelman, zou nooit alcohol hebben ge
dronken. Toen mijn kameraad hem had verklaard, dat
dit tegen de koude en ziekte was. peinsde Boa lang na.
Den volgenden avond verscheen hij in onze hut en zette
een flesch cognac op de tafel, terwijl- hij van genoegen
grijnsde met een lach, die bijna van zijn eene oor tot
het andere ging. „Wat kost dat?" vroeg mijn kame
raad verwonderd. Dat kostte niets, dat had Boa voor
ons medegebracht tegen de koude en de ziekte. Waar
in 's hemelsnaam had hij in de steenwildernis, nabij de
Syrische grens die flesch congnac opgeduikeld? Mijn
kameraad ondervroeg hem en met een glans van ver
genoegen over zijn breed, zwart gelaat, vertelde Boa,
dat hij de flesch had medegebracht uit het huis van een
Hongaarschcn ingenieur, bij wien hij dien dag had ge
werkt. Daar waren vele flesschen, zeide onze neger.
Het bleek bij het verdere verhoor, dat hij de flesch
kalm had gastolen om ons een plezier te kunnen doen.
Dat hierin iets onmoreels kon liggen, ontging den bra
ven Boa absoluut. Mijn kameraad maakte zich boos,
schold den neger uit, dreigde hem af te ranselen als
hij nog eens zooiets deed en beval hem de flesch terug
te brengen. Doodongelukkig was onze neger. Heftig ver
ongelijkt gevoelde hij zich en uit zijn donkere oogen
troffen ons bittere verwijten. Hij had ons goed willen
doen en nu v/erd hij nog uitgescholden. Dat ging ver
boven zijn verstand.
Tegenover ons bezit toonde hij meer respect, niet uit
eerlijkheid, want daarvan had hij geen besef, maar om
dat hij ons nu eenmaal in zijn hart had gesloten. Als hij
voor ons inkoopen ging doen, dong hij af op de mees
terlijke wijze, waarbij hij den koopman uiteschold en be
dreigde en nooit ontbrak aan het geld, dat hij terug
moest brengen, een para (klein geldstuk). Tellen kon
hij niet zonder de hulp van zijn tien vingers, maar met
die vingers had hij een systeem uitgedacht, dat hem in
staat stelde alle rekenkundige vraagstukken, die iri zijn
leven konden voorkomen, op te lossen. Slechts éénmaal
heeft hij iets van ons genomen. Hij had in dien tijd
rood-ontstoken oogen. Toen heeft hij de helft van ons
fleschje rooden inkt uitgegoten in een glas en dat ver
der aan,gevuld met water. We betrapten hem. toen hij
met dat mengsel zijn oogen bestreek. Mijn kameraad
vroeg hem verbaasd, waarom hij dat deed en Boa ver
klaarde: Zijn oogen waren rood-ontstoken, zooals hij in
onzen scheerspiegel had gezien. Nu smeerde hij zijn
roode oogen met het roode mengsel in. Het eene rood
was geworden en de werklieden heengegaan waren, deed
Anna een doek om en ging de trap af. Zij wilde afscheid
van de beelden nemen. Zij bukte zich en zag hen aan.
Het licht van de straatlantaarn, dat vroeger altijd in de
zonnekamer scheen, verlichte de beide beelden. Zij zagen
er juist, zoo uit, alsof zij gestorven waren.
Om den hoek naderden voetstappen. Anna trok zich
terug onder het vrosgero poortgewelf. Twee mannen
liepen over de straat. De oudste bleef staan; diudelljk
hoorde zij hem zeggen:
Dit was eens het huis van bouwmeester Ulwing.
De jongste stapte onverschillig over een der beelden
heen.
Bouwmeester Ulwing? Op eens keek hij belangstel
lend naar do afgebroken muren, Ulwing?... was die
familie van den klokkenmaker uit Buda?
Zijn broer.
Ik heb nooit geweten, dat er nog anderen van die
familie bestonden. Sebastiaan Ulwing, mompelde de
jongste onder het gaan, ja, die heeft veel voor het
vaderland gedaan.
Anna zag hen na. Was dat dus alles, wat van den
naam Ulwing was overgebleven? Was de herinnering
aan hun werk nu reeds verloren gegaan? Was dan al
leen de heldendood van oom Sebastiaan, een nevelach
tig sprookje, overgebleven?
Wederom kwamen menschen. Rijtuigen, leven, de
drukte van de stad.
Anna ging terug, naar den overkant van de straat,
naar het vreemde huls.
Dien nacht was Thomas zeer onrustig. Voortdurend
wee'de hij in zijn bed en vroeg Anna ieder oogenblik,
of zij er was. Hij zag haar niet, hoewel zij op den rand
van zijn bed zat cn zijn hand vasthield. Heel moedig
hield de vrouw haar hoofd omhoog; geen traan stond
in haar oogen. Zij wilde niet, dat Thomas zijn dood van
haar gezicht zou aflezen.
Tegen den morgen voelde Anna een zwakken druk
op haar hand.
Ben je hier? vroeg de zieke, ik heb altijd ge
wacht, tot je hier waart.
Sedert een paar minuten was het gezicht van Thomas
ontzettend veranderd. Een diepe schaduw lag er op en
tevergeefs zag Anna rond, zij kon niet vinden, waar die
vandaan kwam. Zij was er en werd in de oogholten en
om den mond steeds donkerder.
Nu ga ik heen, zeide Thomas, schud niet met
jc hoofd. Ik weet het...
De vrouw kon niet antwoorden en kon haar tranen
niet langer Inhouden.
Ween maar Anna, dat is goed en vergeef mij als
je kunt. Ik heb je niet begrepen, daarom was je leven
zoo zwaar naast mij... Hij sloot zijn oogen en lag gerui-
men tijd onbeweeglijk, alleen zijn gezicht vertrok zoo
nu en dan, alsof inwendig iets in hem weende. Daarna
drukte hij Anna's hoofd aan zijn hart.
Kom hier... dicht bij, heel dicht bij. Dit was van
jouw, alleen van jouw... Anna... Anna, fluisterde hij
meermalen, steeds zachter klonk het, Anna...
zou het andere rood opeten en dan was alles weer in
orde.
Onze neger Boa verdiende met zijn arbeid als sjou
wer en als „hulp in de huishouden" bij enkele Europe
anen tezamen twintig Turksche pond (f 23.40) per maand
wat hij zeer veel vond. Op een zekeren dag, dat mijn
kameraad en ik in de hut zaten, kwam Boa met een
bedrukt gezicht bij ons. Hij had geld noodig, veel geld
vertelde hij, want zijn moeder was ziek. Mijn kameraad
vroeg hem verbaasd hoeveel geld hij dan moest hebben.
Boa telde op zijn vingers na en kwam tot de conclusie
dat hij achttien Turksche pond (f 21) noodig had. Van
zijn loon wilde hij dat later terugbetalen, maar nu dade
lijk wilde hij het geld hebben, want zijn zieke moeder
zat in de ellende en had niets te eten. „Hoe weet je dat?"
vroeg mijn makker. „Je moeder woont toch ver van hier
in Mesopotanie". Toen haalde Boa zorgvuldig uit den
doen dien hij onder zijn Europeesche pet (een geschenk
van ons) om het hoofd gewikkeld had. een brief, afkom
stig uit Beabe!. Het adres was vermoedelijk op het post
kantoor door een ambtenaar geschreven. De enveloppe
bevatte den zonderlingsten brief, dien ik ooit onder de
oogen heb gehad. Het was een blaadje papier met primi
tieve teekeningcljes. Het eerste bestond uit een smalle
rechthoek, die blijkbaar een bed of een rustbank moest
voorstellen. Daarop was geteekend, liggend, een soort
vrouwenfiguur met zeer grooten hoofddoek. „Dat is mijn
moeder die ziek is", verklaarde Boa. Daarnaast stonden
krabbeltjes, die leege potten en pannen moesten voor
stellen. „Mijn moeder heeft niets te eten, want alles is
leeg" verduidelijkte de neger. Dan kwam een goed dozijn
onregelmatige cirkeltjes. „Dat is het geld, dat ze noo
dig heeft", expliqucerde Boa. „Ja maar, hoe weet je, dat
ze juist achttien pond noodig heeft?" vroeg mijn kame
raad. Onze neger zette de zaak uiteen, terwijl hij met zijn
zwarten vinger wees op de kringetjes: „Dit beteekent,
dat ze v e e 1 geld noodig heeft. Ik verdien (en hij
telde op zijn vingers na) twintig pond in de maand. Dat
is zeer veel. Dan is veel twee minder, dus
(en hij telde weder op zijn vingers), dat is achttien."
Tegen deze berekening, klaar en eenvoudig, was niets
in te brengen en met enkele hoofdknikken besloten mijn
makker en ik den langen neger het geld te geven. Maar
hoe wilde hij het verzenden? Toen we Boa dit vroegen
kwam er een trek van diepe zorg op zijn gelaat. Hij wil
de het met een karavaan, die door Fevzipasja naar Bea
bei zou trekken, medegeven, maar er waren zoo weinig
karavanen, die, passeerend door Fevzipasja, in de rich
ting van Beabei gingen. Ja het kon lang duren eer er een
kwam en misschien was dan zijn moeder al van ellende
gestorven, meende Boa bedrukt. Toen hebben wij het
voor hem in orde gebracht Wij zijn met hem gegaan
naar het wrakke houten huisje, dat het postkantoor was
en we hebben het geld per post verzonden, tot groote
verbazing en anget van Boa. „Komt dat nu bij benien
anne (mijne moeder)?" vroeg hij honderde malen en
onze bevestigende antwoorden stelden hem slechts half
gerust.
Enkele weken voordat mijn makker en ik Fevzipasja
verlieten, werd een ernstige, hier vaak doodelijk ziekte,
die Boa bij zich droeg acuut. We hebben hem op een
vrachtautomobiel gezet om hem te laten brengen n-aar
het naaste ziekenhuis, dat te Marasj, vele tientallen ki
lometers van Fevzipasja verwijderd. Toen de wagen
wegreed keek Boa nog lang naar ons met zijn groote,
donkere oogen, die aan trouwe hondenoogen deden den
ken.
Nu is hij dood, de groote, lange neger, die nog een
kind was, gestorven te Marasj, o zoovele karavaanda
gen van de plaats, waar zijn moeder woont, gestorven
in den vreemde.
J. K. BREDERODE.
ONDER ZAKKEN BEDOLVEN.
Voor een der slachtoffers dreigt levensge
vaar.
Gistermorgen had een ernstig ongeval plaats in de
opslagplaats van kunstmeststoffen van den heer v. d.
Dussen, te Dongen. Een groote partij opgestaplede zak
ken begon plotseling te verschuiven, waardoor de heer
v. d. Dussen en diens knecht F. werden bedolven. Na veel
moeite slaagde men er in beiden onder de zakken uit te
halen. De heer v. d. D„ die er het slechtst aan toe
scheen, is in zorgweltkenden toestand naar het zieken
huis overgebracht. De bediende werd minder ernstig ge
wond en kon per auto naar huis worden vervoerd.
Dit was het laatste, alsof hij, van alles in zijn leven,
slechts dezen naam met zich mee wilde nemen op den
vreemden, eenzamen weg.
Toen het avond werd, was Dley dood.
Anna waakte dien nacht tusschen twee dooden. Tus-
schen haar man... en het oude huis.
Tegen den morgen kwam iemand de kamer binnen,
die haar krachtig in zijn armen sloot Het was haar
zqon, de zoon van Thomas Illey.
Leunende op zijn arm ging Anna uit het vreemde
huis, achter de lijkkist van haar man. En de kleine, de
blonde met de blauwe oogen, vleide zich tegen haar
aan en drukte haar hand met innige teederheid.
Men bracht Thomas weg. Hij had gewild, dat men hem
in Ille zou begraven. Anna en de twee knapen gingen
per rijtuig, de stad door, naar het station.
Het was een warme zomeravond. De lantarens brand
den reeds. Hier en daar hing een electrische booglamp,
als een gloeiende, blauwzilveren bal, aan een ijzeren
draad. Verlichte winkels en. uitstalkasten,groote vensters
van schitterende koffiehuizen. Het Szervitaplein, de Gre
nadierstraat en in de buurt van den vroegeren Grassal-
kovich-hoek een groote electrische klok, die den tijd
aangaf.
De wagen reed een hoek om. Aan beide kanten ver
drong zich, in den avond, de menigte op het trottoir
Omnibussen, wagens, bonte, verlichte reclameborden en
menschen. Lawaai weerklonk... Een dikke waterstraal
begon het plaveisel te besproeien.
Een bereden politieagent hield zyn wit behandschoen-
de hand op. Voor een oogenblik stond alles stil, daarna
verwikkelde zich weder het kluwen en ging alles weer
verder.
Anna's blik dwaalde langs de uithangborden der
winkels. Geen enkelen bekender» naam vond zij meer.
De Jörg3, de Miinsters, de Walters waren verdwenen.
Andere namen, andere menschen. En de Ulwings?
Een vergeten, oude hoeklantaarn, een oude boom,
staan gebleven tusschen de rijen jonge hoornen langs
de straten, een ter dood veroordeeld, eigenaardig, oud
huis, met angst staande tusschen de reusachtige, groote
huizen... Misschien wisten die nog iets van bouwmees
ter Ulwing, maar de menschen, die wisten niets meer
van hem.
Het rijtuig was aan het einde van zijn weg gekomen
en hield voor het station stil.
In de berookte vestibule zaten Florian en Tini op de
bagage. Ergens werd met een bel geluid en een stem
riep de namen af van onbekende plaatsen, waar men
schen heen gingen, waar menschen woonden.
Op het perron zag Anna, dat een donkere goederen
wagen aan den trein gehaakt werd. Het duurde lang...
de trein kreeg vertraging. De menschen kregen haast.
Hij had alleen geen haast moer, dien men in den goe
derenwagen naar Ille bracht.
Wederom begon de grimmige bel te luiden.
Anna boog nog een keer uit het venster van de
coupé, hoewel zij niets wilde zien, alles was toch voor
bij, alles was reeds zoo ver weg. Haar vermoeide
Een oude man overleden.
In de 2de Wittenburgerdwarsstraat te Amsterdam
heeft zich Donderdagmiddag een tragisch ongeval af
gespeeld. Een buurvrouw van het echtpaar De J. rook
een sterke gaslucht. Toen zij in de woning van het echt
paar ging kijken vond zij den 78-jarigen man in de ach
terkamer dood in zijn leuningstoel zitten, terwijl ee:i
gaskraa.ntje openstond. In de voorkamer lag zijn vrouw
met een zware ziekte te bed. De brandweer en de G.G.D.
werden geroepen. Kunstmatige ademhaling, welke op
den man werd toegepast mocht niet meer baten. Het lijk
is naar het Binnen-Gasthuls vervoerd. Ook de vrouw, die
van het gas niet had geleden, is op advies van den
G.G.D. in het Binnengasthuis opgenomen. De politie
stelt een onderzoek in.
Gister de eerste proefritten op liet traject
UitgeestAlkmaar. Groot© lydwinst mo-
gelyk. Half Mei de dienst opengesteld
voor het publiek.
Gistermorgen om 10 uur werd het baanvak Uitgeest
Allernaar van de Ned. Spoorwegen onder stroom gezet
voor een proefrit met een electrischen trein in verband
met de electrificatie van den spoorlijn Amsterdam
Alkmaar.
De ritten zijn gereden met normale treinstellen. In de
volgende week zullen proefritten worden gehouden tus
schen Uitgeest en Zaandam en in de week daarna tus
schen Zaandam en Amsterdam. De bedoeling met deze
ritten is natuurlijk om de nieuwe electrische spoorbaan
te beproeven, maar daarnaast hebben zij ten doel om
het personeel in te rijden en met den nieuwen toestand
geheel vertrouwd te maken. Half Mei wordt de dienst
voor het publiek open gesteld, wat dan zal beteeke-
nen de volledige electrische berijding van de lijnen Am
sterdamZaandamUitgeest—Alkmaar, met aansluiting
op de inmiddels geëlectrificeerde baanvakken Uitgeest-
V elzenHaarlem.
De rit per electriscihen trein Uitgeest—Alkmaar zal
Circa
6 millioen gulden
verzekert „De Centrale" elk
jaar opnieuw. Welk een
bedrag voor een instelling,
waarvan het leger der po-
lishauders uit modern den
kende arbeiders bestaat!
Alléén een polis bij „De
Centrale" - moet het parool
/\a luiden! Vraagt U eens onze
r"y\concurreerende tarieven!
oogen bleven plotseling op iets staren.
Iemand kwam naar haar toe. hij kwam van uit het
verledene... van ver weg.
Adam Walter bleef voor het venster van de coupé
staan en nam, zonder een woord te spreken, zijn hoed
af. Zoo stond hij nog naast de rails, toen de trein reeds
vertrokken was. Langen tijd stond hij onbeweeglijk den
rook na te staren.
XXI.
Uit den donkeren nacht werd het morgen en er kwa
men weer velden en boomen...
Van tijd tot tijd verschenen plotseling waohterhuisjes,
als iets wits, dat voorbij de vensters van den ratelen
den trein werd getrokken. Slagboomen gingen omhoog,
alsof men armen in de hoogte stak. IJlende telegraaf
palen... draden, glanzende als zilver. Door de zuiging
van de -locomotief trilden de struiken en de schaduw
van den rook gleed over de, door de zon beschenen,
korenvelden.
Daarna kreeg alles een schok. De trein stond stil.
Reeds geruimen tijd hadden de menschen op het klei
ne station van Ille gewacht. Blauwe vlekken, bonte
boerinnenrokken, hagelwitte overhemden. Als een vlucht
zwarte vogels gingen opeens al de ronde, Zondagsche
hoeden naar beneden.
Blootshoofds, zwijgend stond het volk van Ille voor
de vrouw van Thomas Illey. Eeltige, bruine handen
werden naar haar uitgestoken en vele, betraande oogen
zagen haar aan, alsof zij haar sinds lang kenden.
Welkom in ons midden... Een oude boer met rim
pelig gelaat boog zich over haar hand.
De achterstaanden vormden een kring om de beide
jongens. Een boerenvrouw streelde den arm van den
jongen George Illey.
O, mijn schat, je bent precies je vader.
Anna zag onrustig om zich heen. Een vreemd gevoel
maakte zich van haar meester. Deze grond, waarop zij
stond, was de grond van Ille, de boomen waren daaruit
gegroeid, de menschen ook; alles behoorde daartoe,
ook haar zonen, ook de nagedachtenis van haar man...
Een zware boerenstem zeide langzaam:
Onze goede meester is thuisgekomen.
De menschen lieten den weg vry voor de metalen
kist, die door vier stevige, jonge - mannen naar den
wagen werd gedragen. Zij zetten haar tusschen het
eikenloof en daarna gingen allen achter den wagen.
Bij het kruispunt van den weg ging de wagen in de
richting van den kapelheuvel. Het rijtuig volgde den
weg door de populierenallee.
Anna zag den wagen na. Door het vele afhangende
loof waren de raderen niet te zien. Bloeiend, groen
leven droeg den dood. De kronen der eikeboomen droe
gen Thomas Illey, zijn boomen begeleidden hem naar
het kerkhof.
Het kapelklokje sprak op zachten toon met den
hemel. In de verte begonnen, de eene na de andere, ook
door sneltreinen worden afgelegd in 12 minuten,
door stop-treinen in 17 minuten. Thans doen de stoom
treinen over dit traject, de sneltreinen 16 minuten, de
boemeltreinen 24 minuten.
Voor den dienst AmsterdamAlkmaar beteekent elec
trificatie een belangrijke versnelling van het treinver
keer Een stoomtrein doet ais sneltrein over dit traject
pl.m. 44 minuten; een electrische trein zal er als snel
trein ongeveer 29 minuten over rijden. Een stoomtrein
doet er als boemeltrein pl.m. 71 minuten over; een elec
trische trein zal er als boemeltrein pl.m. 41 minuten
over rijden, daarbij stoppende aan zeven tusschen-
stations.
De electrificatie van het baanvak is uitgevoerd door
de firma Siemens en Schuckert. De proefritten zijn ge
heel tot tevredenheid van ir. Van Lessen verloopen.
TEGEN EEN AUTO GELOOPEN.
Klein meisje gedood.
Donderdagavond omstreeks zeven uur reed door da
Diepenstraat te, Tilburg een auto, bestuurd door J. W.
uit de Nieuwstraat, toen het driejarig meisje A. J. spe
lend uit het ouderlijk huls kwam loopen en tegen een
wagen opliep. De kleine smakte tegen den grond en
overleed spoedig daarna.
GARAGE UITGEBRAND TE ENSCHEDE.
Drie auto's verloren.
Donderdagavond, te 11 uur, is te Enschede brand ont
staan in de autogarage van den heer Rekers, aan den
Oliemolensingel. Twee vrachtauto's en een personenauto
verbrandden. Ook de bovenwoning, welke bewoond yerd
door R. en B., is gedeeltelijk uitgebrand. Verzekering
dekt de schade. De oorzaak van den brand is onbekend.
ONGEVAL OP EEN PONT.
Toen H. de J. uit Waardenburg Woensdagmiddag te
Zaltbommel met zijn vraohtauto, geladen met steenen,
achterwaarts de pont over de Waal wilde oprijden, reed
hij tegen een der hefboomen van de pont aan, waardoor
zijn broer N. de Jong, die tegen dezen boom geleund
stond, bekneld raakte.
Ernstig inwendig gekneusd is hij per brancard naar
het Gasthuis te Zaltbommel vervoerd om vervolgens per
auto naar het ziekenhuis te Tiel te worden overgebracht
Een der veerknechten, die naast den aangereden©
stond, kon nog juist over den hefboom heen springen.
Trekking van Donderdag 9 April.
2e klasse 3e lijst
No. 16087 met f 1000.
No. 13406 met f 100.
Prijzen van f 30.
121 1022 1391 1666 1700 1741 2075 2140
2175 2290 2816 2981 3105 3128 3641 3680
3776 4761 5171 5515 5799 5983 6124 6150
6484 6820 7027 7304 7389 7413 7440 7449
7492 7629 7651 8299 8568 8680 8879 9088
9329 9392 9410 9620
9923
10116
10276
10413
11470 11510
11543
11685
11781
11829
12127
12340
12420 12592
12682
12795
13469
13744
13748
14192
14551 14663
14887
14912
15155
15717
15872
15972
16135 16349
16516
16527
16894
16909
17013
17055
17372 17535
17640
17675
17699
17850
18252
18293
18346 18667
19160
19175
19446
19840
20178
20256
klasse 2e
lijst: 8
889 m.z. 8882.
20363 20795
de dorpsklokken mee te spreken. De eene vertelde het
aan de andere, zij vertelden het over het groote land
heen, dat de heer van Ille was thuis gekomen.
Den geheelen weg langs stonden aan beide kanten,
de populieren, als schildknapen, volgens oude traditie.
Wederom maakte het rijtuig een zwenking en de kie-
zelsteenen vlogen op onder de raderen. En daar. tus
schen de eiken, wachtte het oude heerenhuis en, in de
wit gepleisterde, koele kamers keerklonken de voet
stappen, onder de portretten der vroegere heeren van
Ille.
Vermoeid ging Anna naar binnen, maar week op eens
van schrik achteruit. Alsof het huis voor een vroolijk
feest was versierd... stond alles vol bloemen. De bonte,
schreeuwende kleuren deden pijn aan haar oogen en
haar ingehouden smart barstte in tranen uit. Met beide
handen greep zij naar haar borst... de bloemen hadden
haar verwond.
Waaröm heeft men dit gedaan, waarom? Juist
nu...
De oude huishoudster trad uit de rij der dienst
boden.
Het was h.et bevel van onzen goeden meester. Hjj
wilde, dat wij alle bloemen zouden plukken, als onze
mevrouw thuis kwam.
Anna boog haar hoofd een weinig voorover en in
haar bleek, doorschijnend gelaat, trokken de hoeken
van haar oogen en van haar lippen ,in stille smart,
omhoog. Het was, als zag zij in een raadselachtig#
diepte, waarvan zij tot nu toe niets geweten had. Nu
zag zij in de ziel van Thomas, nu, nu hij haar all#
bloemen had gegeven, die niet gegroeid waren op eens
anders grond. Hij was dood, toen hij ze gaf, maar toch
gaf hij ze.
Als men nag eens hen kon antwoorden, die waren
heengegaan; als men nog eens kon spreken, als he
spreken niet meer mogelijk is...
Anna bleef alleen in een kleine, gewelfde kamer. Bo
ven den divan hing het portret van mevrouw Chris»
tina. Daar stond ook de piano en de kleine naaitafel,
alles stond daar, als vroeger in de zonnekamer.
Zij drukte haar voorhoofd tegen het venster en,
midden van haar oude meubels, zag zij naar buiten,
in de vreemde wereld. De groene adem van den grooten
tuin raakte haar gelaat, De boomen fluisterden onder
elkaar van vreemde dingen.
Anna dacht aan den schommelboom en haar blik ging
naar den tuin, alsof zij hem zocht. Iets begon tot haar
te spreken. Nu hoorde zij het reeds duidelijk. Van den
anderen kant der boomen nog ver weg, sprak een be
kende stem: de Donau... het lot der Ulwings. Het ver
leden sprak. Slechts dat bleef haar over; niets meer...
In dit oogenblik traden krachtige, jonge voetstappen
op het verleden. Op den kiezelweg liepen haar beid#
flinke, knappe zonen in het zomersche zonnelicht.
Zij zag hen na en hief langzaam haar hoofd op.
EINDE.