Het einde van den neger. PIRIN de wereld Gasverstikldng te Amsterdam. Electrische treinen in Noordholland. DE CENTRALE Staatsloterij. opgestaan, slecht geslapen, te laat aan den trein. Dat haat U kunnen voorkomen, door gisteravond voor het naar bed gaan, tegen Uw verkoudheid Aspirin-Tabletten te nemen. U moet toch in elk geval ook een buisje Aspirin mee op reis nemen. let op den oranjeband. Prijs 75 ets. ONZE NEGER BOA. EEN KIND VAN BIJNA 2 METER. GEBREK AAN EERLIJKHEIDSBE- GRIPPEN. EEN ZONDERLINGE BRIEF EN ZIJN VERKLARING. HET EINDE VAN DEN NEGER. (Van onzen relzenden correspondent). MERSIN, 3 April 1931. JA. dat was onze neger en nu is hij gestorven, ellen dig, ergens in een hospitaal, waarin wij hem be zorgd hadden, nabij de Syrische grens en ver van zijn vaderland, o zoo ver, vele karavaandagen ver. Een Hongaar, die we te Fevzipasja hebben gekend, en dien we toevallig hier, te Mersin, ontmoetten, vertelde het ons: Boa is gestorven aan een ziekte, die hij ver moedelijk van zijn ouders had geërfd. Boa werkte te Fevzipasja als sjouwer en ook ver- richtte hij bi) enkele Europeanen nog dienst zoo on geveer als huisknecht. Bij ons kwam hij nu en dan schoonmaken, hij borstelde kleederen, deed boodschap pen, maakte, als het kil was, de mangalen (houtskooi- comforen) aan. Hij was ongeveer 1.90 mcterl ang, een geweldige kerel en toch eigenlijk nog bijna een kind. Ik, met mijn nog Europeesche oogen, zou hem geschat hebben op ruim vijf-en-twintig jaar; hij was in werke lijkheid niet ouder dan vijftien, maar sterk als een leeuw en tegelijk kinderlijk als een vierjarige. Afkom stig was hij uit Beabei, ergens in Mesopotanië. waar zijn voorouders met andere negers vermoedelijk als sla ven zijn heen gebracht. Hoe hij heette, weet ik niet, maar mijn Tsjechische kameraad had hem wegens zijn lengte en zijn lenigheid den bijnaam gegeven van „Kara Boa" (zwarte slang) en wij noemden hem steeds „Boa", waaraan hij niet den minsten aanstoot nam. Trouw was hij en sterk en trotsch geworden, omdat we hem een paar Europeescho klecdingstultken hadden gegeven, die hem zonderling te klein waren, wat hem niet deerde. Voor ons had hij een groote sympathie opgevat en met mijn Tsjechische kameraad was hij zelfs vertrouwelijk. Eenmaal had hij gezien, dat wij op een vochtigen, killen avond, zittend bij de gloeiende mangaal in onze hut, thee met cognac dronken. Eerst had hem dit verbaasd. Hij, als echt Muzelman, zou nooit alcohol hebben ge dronken. Toen mijn kameraad hem had verklaard, dat dit tegen de koude en ziekte was. peinsde Boa lang na. Den volgenden avond verscheen hij in onze hut en zette een flesch cognac op de tafel, terwijl- hij van genoegen grijnsde met een lach, die bijna van zijn eene oor tot het andere ging. „Wat kost dat?" vroeg mijn kame raad verwonderd. Dat kostte niets, dat had Boa voor ons medegebracht tegen de koude en de ziekte. Waar in 's hemelsnaam had hij in de steenwildernis, nabij de Syrische grens die flesch congnac opgeduikeld? Mijn kameraad ondervroeg hem en met een glans van ver genoegen over zijn breed, zwart gelaat, vertelde Boa, dat hij de flesch had medegebracht uit het huis van een Hongaarschcn ingenieur, bij wien hij dien dag had ge werkt. Daar waren vele flesschen, zeide onze neger. Het bleek bij het verdere verhoor, dat hij de flesch kalm had gastolen om ons een plezier te kunnen doen. Dat hierin iets onmoreels kon liggen, ontging den bra ven Boa absoluut. Mijn kameraad maakte zich boos, schold den neger uit, dreigde hem af te ranselen als hij nog eens zooiets deed en beval hem de flesch terug te brengen. Doodongelukkig was onze neger. Heftig ver ongelijkt gevoelde hij zich en uit zijn donkere oogen troffen ons bittere verwijten. Hij had ons goed willen doen en nu v/erd hij nog uitgescholden. Dat ging ver boven zijn verstand. Tegenover ons bezit toonde hij meer respect, niet uit eerlijkheid, want daarvan had hij geen besef, maar om dat hij ons nu eenmaal in zijn hart had gesloten. Als hij voor ons inkoopen ging doen, dong hij af op de mees terlijke wijze, waarbij hij den koopman uiteschold en be dreigde en nooit ontbrak aan het geld, dat hij terug moest brengen, een para (klein geldstuk). Tellen kon hij niet zonder de hulp van zijn tien vingers, maar met die vingers had hij een systeem uitgedacht, dat hem in staat stelde alle rekenkundige vraagstukken, die iri zijn leven konden voorkomen, op te lossen. Slechts éénmaal heeft hij iets van ons genomen. Hij had in dien tijd rood-ontstoken oogen. Toen heeft hij de helft van ons fleschje rooden inkt uitgegoten in een glas en dat ver der aan,gevuld met water. We betrapten hem. toen hij met dat mengsel zijn oogen bestreek. Mijn kameraad vroeg hem verbaasd, waarom hij dat deed en Boa ver klaarde: Zijn oogen waren rood-ontstoken, zooals hij in onzen scheerspiegel had gezien. Nu smeerde hij zijn roode oogen met het roode mengsel in. Het eene rood was geworden en de werklieden heengegaan waren, deed Anna een doek om en ging de trap af. Zij wilde afscheid van de beelden nemen. Zij bukte zich en zag hen aan. Het licht van de straatlantaarn, dat vroeger altijd in de zonnekamer scheen, verlichte de beide beelden. Zij zagen er juist, zoo uit, alsof zij gestorven waren. Om den hoek naderden voetstappen. Anna trok zich terug onder het vrosgero poortgewelf. Twee mannen liepen over de straat. De oudste bleef staan; diudelljk hoorde zij hem zeggen: Dit was eens het huis van bouwmeester Ulwing. De jongste stapte onverschillig over een der beelden heen. Bouwmeester Ulwing? Op eens keek hij belangstel lend naar do afgebroken muren, Ulwing?... was die familie van den klokkenmaker uit Buda? Zijn broer. Ik heb nooit geweten, dat er nog anderen van die familie bestonden. Sebastiaan Ulwing, mompelde de jongste onder het gaan, ja, die heeft veel voor het vaderland gedaan. Anna zag hen na. Was dat dus alles, wat van den naam Ulwing was overgebleven? Was de herinnering aan hun werk nu reeds verloren gegaan? Was dan al leen de heldendood van oom Sebastiaan, een nevelach tig sprookje, overgebleven? Wederom kwamen menschen. Rijtuigen, leven, de drukte van de stad. Anna ging terug, naar den overkant van de straat, naar het vreemde huls. Dien nacht was Thomas zeer onrustig. Voortdurend wee'de hij in zijn bed en vroeg Anna ieder oogenblik, of zij er was. Hij zag haar niet, hoewel zij op den rand van zijn bed zat cn zijn hand vasthield. Heel moedig hield de vrouw haar hoofd omhoog; geen traan stond in haar oogen. Zij wilde niet, dat Thomas zijn dood van haar gezicht zou aflezen. Tegen den morgen voelde Anna een zwakken druk op haar hand. Ben je hier? vroeg de zieke, ik heb altijd ge wacht, tot je hier waart. Sedert een paar minuten was het gezicht van Thomas ontzettend veranderd. Een diepe schaduw lag er op en tevergeefs zag Anna rond, zij kon niet vinden, waar die vandaan kwam. Zij was er en werd in de oogholten en om den mond steeds donkerder. Nu ga ik heen, zeide Thomas, schud niet met jc hoofd. Ik weet het... De vrouw kon niet antwoorden en kon haar tranen niet langer Inhouden. Ween maar Anna, dat is goed en vergeef mij als je kunt. Ik heb je niet begrepen, daarom was je leven zoo zwaar naast mij... Hij sloot zijn oogen en lag gerui- men tijd onbeweeglijk, alleen zijn gezicht vertrok zoo nu en dan, alsof inwendig iets in hem weende. Daarna drukte hij Anna's hoofd aan zijn hart. Kom hier... dicht bij, heel dicht bij. Dit was van jouw, alleen van jouw... Anna... Anna, fluisterde hij meermalen, steeds zachter klonk het, Anna... zou het andere rood opeten en dan was alles weer in orde. Onze neger Boa verdiende met zijn arbeid als sjou wer en als „hulp in de huishouden" bij enkele Europe anen tezamen twintig Turksche pond (f 23.40) per maand wat hij zeer veel vond. Op een zekeren dag, dat mijn kameraad en ik in de hut zaten, kwam Boa met een bedrukt gezicht bij ons. Hij had geld noodig, veel geld vertelde hij, want zijn moeder was ziek. Mijn kameraad vroeg hem verbaasd hoeveel geld hij dan moest hebben. Boa telde op zijn vingers na en kwam tot de conclusie dat hij achttien Turksche pond (f 21) noodig had. Van zijn loon wilde hij dat later terugbetalen, maar nu dade lijk wilde hij het geld hebben, want zijn zieke moeder zat in de ellende en had niets te eten. „Hoe weet je dat?" vroeg mijn makker. „Je moeder woont toch ver van hier in Mesopotanie". Toen haalde Boa zorgvuldig uit den doen dien hij onder zijn Europeesche pet (een geschenk van ons) om het hoofd gewikkeld had. een brief, afkom stig uit Beabe!. Het adres was vermoedelijk op het post kantoor door een ambtenaar geschreven. De enveloppe bevatte den zonderlingsten brief, dien ik ooit onder de oogen heb gehad. Het was een blaadje papier met primi tieve teekeningcljes. Het eerste bestond uit een smalle rechthoek, die blijkbaar een bed of een rustbank moest voorstellen. Daarop was geteekend, liggend, een soort vrouwenfiguur met zeer grooten hoofddoek. „Dat is mijn moeder die ziek is", verklaarde Boa. Daarnaast stonden krabbeltjes, die leege potten en pannen moesten voor stellen. „Mijn moeder heeft niets te eten, want alles is leeg" verduidelijkte de neger. Dan kwam een goed dozijn onregelmatige cirkeltjes. „Dat is het geld, dat ze noo dig heeft", expliqucerde Boa. „Ja maar, hoe weet je, dat ze juist achttien pond noodig heeft?" vroeg mijn kame raad. Onze neger zette de zaak uiteen, terwijl hij met zijn zwarten vinger wees op de kringetjes: „Dit beteekent, dat ze v e e 1 geld noodig heeft. Ik verdien (en hij telde op zijn vingers na) twintig pond in de maand. Dat is zeer veel. Dan is veel twee minder, dus (en hij telde weder op zijn vingers), dat is achttien." Tegen deze berekening, klaar en eenvoudig, was niets in te brengen en met enkele hoofdknikken besloten mijn makker en ik den langen neger het geld te geven. Maar hoe wilde hij het verzenden? Toen we Boa dit vroegen kwam er een trek van diepe zorg op zijn gelaat. Hij wil de het met een karavaan, die door Fevzipasja naar Bea bei zou trekken, medegeven, maar er waren zoo weinig karavanen, die, passeerend door Fevzipasja, in de rich ting van Beabei gingen. Ja het kon lang duren eer er een kwam en misschien was dan zijn moeder al van ellende gestorven, meende Boa bedrukt. Toen hebben wij het voor hem in orde gebracht Wij zijn met hem gegaan naar het wrakke houten huisje, dat het postkantoor was en we hebben het geld per post verzonden, tot groote verbazing en anget van Boa. „Komt dat nu bij benien anne (mijne moeder)?" vroeg hij honderde malen en onze bevestigende antwoorden stelden hem slechts half gerust. Enkele weken voordat mijn makker en ik Fevzipasja verlieten, werd een ernstige, hier vaak doodelijk ziekte, die Boa bij zich droeg acuut. We hebben hem op een vrachtautomobiel gezet om hem te laten brengen n-aar het naaste ziekenhuis, dat te Marasj, vele tientallen ki lometers van Fevzipasja verwijderd. Toen de wagen wegreed keek Boa nog lang naar ons met zijn groote, donkere oogen, die aan trouwe hondenoogen deden den ken. Nu is hij dood, de groote, lange neger, die nog een kind was, gestorven te Marasj, o zoovele karavaanda gen van de plaats, waar zijn moeder woont, gestorven in den vreemde. J. K. BREDERODE. ONDER ZAKKEN BEDOLVEN. Voor een der slachtoffers dreigt levensge vaar. Gistermorgen had een ernstig ongeval plaats in de opslagplaats van kunstmeststoffen van den heer v. d. Dussen, te Dongen. Een groote partij opgestaplede zak ken begon plotseling te verschuiven, waardoor de heer v. d. Dussen en diens knecht F. werden bedolven. Na veel moeite slaagde men er in beiden onder de zakken uit te halen. De heer v. d. D„ die er het slechtst aan toe scheen, is in zorgweltkenden toestand naar het zieken huis overgebracht. De bediende werd minder ernstig ge wond en kon per auto naar huis worden vervoerd. Dit was het laatste, alsof hij, van alles in zijn leven, slechts dezen naam met zich mee wilde nemen op den vreemden, eenzamen weg. Toen het avond werd, was Dley dood. Anna waakte dien nacht tusschen twee dooden. Tus- schen haar man... en het oude huis. Tegen den morgen kwam iemand de kamer binnen, die haar krachtig in zijn armen sloot Het was haar zqon, de zoon van Thomas Illey. Leunende op zijn arm ging Anna uit het vreemde huis, achter de lijkkist van haar man. En de kleine, de blonde met de blauwe oogen, vleide zich tegen haar aan en drukte haar hand met innige teederheid. Men bracht Thomas weg. Hij had gewild, dat men hem in Ille zou begraven. Anna en de twee knapen gingen per rijtuig, de stad door, naar het station. Het was een warme zomeravond. De lantarens brand den reeds. Hier en daar hing een electrische booglamp, als een gloeiende, blauwzilveren bal, aan een ijzeren draad. Verlichte winkels en. uitstalkasten,groote vensters van schitterende koffiehuizen. Het Szervitaplein, de Gre nadierstraat en in de buurt van den vroegeren Grassal- kovich-hoek een groote electrische klok, die den tijd aangaf. De wagen reed een hoek om. Aan beide kanten ver drong zich, in den avond, de menigte op het trottoir Omnibussen, wagens, bonte, verlichte reclameborden en menschen. Lawaai weerklonk... Een dikke waterstraal begon het plaveisel te besproeien. Een bereden politieagent hield zyn wit behandschoen- de hand op. Voor een oogenblik stond alles stil, daarna verwikkelde zich weder het kluwen en ging alles weer verder. Anna's blik dwaalde langs de uithangborden der winkels. Geen enkelen bekender» naam vond zij meer. De Jörg3, de Miinsters, de Walters waren verdwenen. Andere namen, andere menschen. En de Ulwings? Een vergeten, oude hoeklantaarn, een oude boom, staan gebleven tusschen de rijen jonge hoornen langs de straten, een ter dood veroordeeld, eigenaardig, oud huis, met angst staande tusschen de reusachtige, groote huizen... Misschien wisten die nog iets van bouwmees ter Ulwing, maar de menschen, die wisten niets meer van hem. Het rijtuig was aan het einde van zijn weg gekomen en hield voor het station stil. In de berookte vestibule zaten Florian en Tini op de bagage. Ergens werd met een bel geluid en een stem riep de namen af van onbekende plaatsen, waar men schen heen gingen, waar menschen woonden. Op het perron zag Anna, dat een donkere goederen wagen aan den trein gehaakt werd. Het duurde lang... de trein kreeg vertraging. De menschen kregen haast. Hij had alleen geen haast moer, dien men in den goe derenwagen naar Ille bracht. Wederom begon de grimmige bel te luiden. Anna boog nog een keer uit het venster van de coupé, hoewel zij niets wilde zien, alles was toch voor bij, alles was reeds zoo ver weg. Haar vermoeide Een oude man overleden. In de 2de Wittenburgerdwarsstraat te Amsterdam heeft zich Donderdagmiddag een tragisch ongeval af gespeeld. Een buurvrouw van het echtpaar De J. rook een sterke gaslucht. Toen zij in de woning van het echt paar ging kijken vond zij den 78-jarigen man in de ach terkamer dood in zijn leuningstoel zitten, terwijl ee:i gaskraa.ntje openstond. In de voorkamer lag zijn vrouw met een zware ziekte te bed. De brandweer en de G.G.D. werden geroepen. Kunstmatige ademhaling, welke op den man werd toegepast mocht niet meer baten. Het lijk is naar het Binnen-Gasthuls vervoerd. Ook de vrouw, die van het gas niet had geleden, is op advies van den G.G.D. in het Binnengasthuis opgenomen. De politie stelt een onderzoek in. Gister de eerste proefritten op liet traject UitgeestAlkmaar. Groot© lydwinst mo- gelyk. Half Mei de dienst opengesteld voor het publiek. Gistermorgen om 10 uur werd het baanvak Uitgeest Allernaar van de Ned. Spoorwegen onder stroom gezet voor een proefrit met een electrischen trein in verband met de electrificatie van den spoorlijn Amsterdam Alkmaar. De ritten zijn gereden met normale treinstellen. In de volgende week zullen proefritten worden gehouden tus schen Uitgeest en Zaandam en in de week daarna tus schen Zaandam en Amsterdam. De bedoeling met deze ritten is natuurlijk om de nieuwe electrische spoorbaan te beproeven, maar daarnaast hebben zij ten doel om het personeel in te rijden en met den nieuwen toestand geheel vertrouwd te maken. Half Mei wordt de dienst voor het publiek open gesteld, wat dan zal beteeke- nen de volledige electrische berijding van de lijnen Am sterdamZaandamUitgeest—Alkmaar, met aansluiting op de inmiddels geëlectrificeerde baanvakken Uitgeest- V elzenHaarlem. De rit per electriscihen trein Uitgeest—Alkmaar zal Circa 6 millioen gulden verzekert „De Centrale" elk jaar opnieuw. Welk een bedrag voor een instelling, waarvan het leger der po- lishauders uit modern den kende arbeiders bestaat! Alléén een polis bij „De Centrale" - moet het parool /\a luiden! Vraagt U eens onze r"y\concurreerende tarieven! oogen bleven plotseling op iets staren. Iemand kwam naar haar toe. hij kwam van uit het verledene... van ver weg. Adam Walter bleef voor het venster van de coupé staan en nam, zonder een woord te spreken, zijn hoed af. Zoo stond hij nog naast de rails, toen de trein reeds vertrokken was. Langen tijd stond hij onbeweeglijk den rook na te staren. XXI. Uit den donkeren nacht werd het morgen en er kwa men weer velden en boomen... Van tijd tot tijd verschenen plotseling waohterhuisjes, als iets wits, dat voorbij de vensters van den ratelen den trein werd getrokken. Slagboomen gingen omhoog, alsof men armen in de hoogte stak. IJlende telegraaf palen... draden, glanzende als zilver. Door de zuiging van de -locomotief trilden de struiken en de schaduw van den rook gleed over de, door de zon beschenen, korenvelden. Daarna kreeg alles een schok. De trein stond stil. Reeds geruimen tijd hadden de menschen op het klei ne station van Ille gewacht. Blauwe vlekken, bonte boerinnenrokken, hagelwitte overhemden. Als een vlucht zwarte vogels gingen opeens al de ronde, Zondagsche hoeden naar beneden. Blootshoofds, zwijgend stond het volk van Ille voor de vrouw van Thomas Illey. Eeltige, bruine handen werden naar haar uitgestoken en vele, betraande oogen zagen haar aan, alsof zij haar sinds lang kenden. Welkom in ons midden... Een oude boer met rim pelig gelaat boog zich over haar hand. De achterstaanden vormden een kring om de beide jongens. Een boerenvrouw streelde den arm van den jongen George Illey. O, mijn schat, je bent precies je vader. Anna zag onrustig om zich heen. Een vreemd gevoel maakte zich van haar meester. Deze grond, waarop zij stond, was de grond van Ille, de boomen waren daaruit gegroeid, de menschen ook; alles behoorde daartoe, ook haar zonen, ook de nagedachtenis van haar man... Een zware boerenstem zeide langzaam: Onze goede meester is thuisgekomen. De menschen lieten den weg vry voor de metalen kist, die door vier stevige, jonge - mannen naar den wagen werd gedragen. Zij zetten haar tusschen het eikenloof en daarna gingen allen achter den wagen. Bij het kruispunt van den weg ging de wagen in de richting van den kapelheuvel. Het rijtuig volgde den weg door de populierenallee. Anna zag den wagen na. Door het vele afhangende loof waren de raderen niet te zien. Bloeiend, groen leven droeg den dood. De kronen der eikeboomen droe gen Thomas Illey, zijn boomen begeleidden hem naar het kerkhof. Het kapelklokje sprak op zachten toon met den hemel. In de verte begonnen, de eene na de andere, ook door sneltreinen worden afgelegd in 12 minuten, door stop-treinen in 17 minuten. Thans doen de stoom treinen over dit traject, de sneltreinen 16 minuten, de boemeltreinen 24 minuten. Voor den dienst AmsterdamAlkmaar beteekent elec trificatie een belangrijke versnelling van het treinver keer Een stoomtrein doet ais sneltrein over dit traject pl.m. 44 minuten; een electrische trein zal er als snel trein ongeveer 29 minuten over rijden. Een stoomtrein doet er als boemeltrein pl.m. 71 minuten over; een elec trische trein zal er als boemeltrein pl.m. 41 minuten over rijden, daarbij stoppende aan zeven tusschen- stations. De electrificatie van het baanvak is uitgevoerd door de firma Siemens en Schuckert. De proefritten zijn ge heel tot tevredenheid van ir. Van Lessen verloopen. TEGEN EEN AUTO GELOOPEN. Klein meisje gedood. Donderdagavond omstreeks zeven uur reed door da Diepenstraat te, Tilburg een auto, bestuurd door J. W. uit de Nieuwstraat, toen het driejarig meisje A. J. spe lend uit het ouderlijk huls kwam loopen en tegen een wagen opliep. De kleine smakte tegen den grond en overleed spoedig daarna. GARAGE UITGEBRAND TE ENSCHEDE. Drie auto's verloren. Donderdagavond, te 11 uur, is te Enschede brand ont staan in de autogarage van den heer Rekers, aan den Oliemolensingel. Twee vrachtauto's en een personenauto verbrandden. Ook de bovenwoning, welke bewoond yerd door R. en B., is gedeeltelijk uitgebrand. Verzekering dekt de schade. De oorzaak van den brand is onbekend. ONGEVAL OP EEN PONT. Toen H. de J. uit Waardenburg Woensdagmiddag te Zaltbommel met zijn vraohtauto, geladen met steenen, achterwaarts de pont over de Waal wilde oprijden, reed hij tegen een der hefboomen van de pont aan, waardoor zijn broer N. de Jong, die tegen dezen boom geleund stond, bekneld raakte. Ernstig inwendig gekneusd is hij per brancard naar het Gasthuis te Zaltbommel vervoerd om vervolgens per auto naar het ziekenhuis te Tiel te worden overgebracht Een der veerknechten, die naast den aangereden© stond, kon nog juist over den hefboom heen springen. Trekking van Donderdag 9 April. 2e klasse 3e lijst No. 16087 met f 1000. No. 13406 met f 100. Prijzen van f 30. 121 1022 1391 1666 1700 1741 2075 2140 2175 2290 2816 2981 3105 3128 3641 3680 3776 4761 5171 5515 5799 5983 6124 6150 6484 6820 7027 7304 7389 7413 7440 7449 7492 7629 7651 8299 8568 8680 8879 9088 9329 9392 9410 9620 9923 10116 10276 10413 11470 11510 11543 11685 11781 11829 12127 12340 12420 12592 12682 12795 13469 13744 13748 14192 14551 14663 14887 14912 15155 15717 15872 15972 16135 16349 16516 16527 16894 16909 17013 17055 17372 17535 17640 17675 17699 17850 18252 18293 18346 18667 19160 19175 19446 19840 20178 20256 klasse 2e lijst: 8 889 m.z. 8882. 20363 20795 de dorpsklokken mee te spreken. De eene vertelde het aan de andere, zij vertelden het over het groote land heen, dat de heer van Ille was thuis gekomen. Den geheelen weg langs stonden aan beide kanten, de populieren, als schildknapen, volgens oude traditie. Wederom maakte het rijtuig een zwenking en de kie- zelsteenen vlogen op onder de raderen. En daar. tus schen de eiken, wachtte het oude heerenhuis en, in de wit gepleisterde, koele kamers keerklonken de voet stappen, onder de portretten der vroegere heeren van Ille. Vermoeid ging Anna naar binnen, maar week op eens van schrik achteruit. Alsof het huis voor een vroolijk feest was versierd... stond alles vol bloemen. De bonte, schreeuwende kleuren deden pijn aan haar oogen en haar ingehouden smart barstte in tranen uit. Met beide handen greep zij naar haar borst... de bloemen hadden haar verwond. Waaröm heeft men dit gedaan, waarom? Juist nu... De oude huishoudster trad uit de rij der dienst boden. Het was h.et bevel van onzen goeden meester. Hjj wilde, dat wij alle bloemen zouden plukken, als onze mevrouw thuis kwam. Anna boog haar hoofd een weinig voorover en in haar bleek, doorschijnend gelaat, trokken de hoeken van haar oogen en van haar lippen ,in stille smart, omhoog. Het was, als zag zij in een raadselachtig# diepte, waarvan zij tot nu toe niets geweten had. Nu zag zij in de ziel van Thomas, nu, nu hij haar all# bloemen had gegeven, die niet gegroeid waren op eens anders grond. Hij was dood, toen hij ze gaf, maar toch gaf hij ze. Als men nag eens hen kon antwoorden, die waren heengegaan; als men nog eens kon spreken, als he spreken niet meer mogelijk is... Anna bleef alleen in een kleine, gewelfde kamer. Bo ven den divan hing het portret van mevrouw Chris» tina. Daar stond ook de piano en de kleine naaitafel, alles stond daar, als vroeger in de zonnekamer. Zij drukte haar voorhoofd tegen het venster en, midden van haar oude meubels, zag zij naar buiten, in de vreemde wereld. De groene adem van den grooten tuin raakte haar gelaat, De boomen fluisterden onder elkaar van vreemde dingen. Anna dacht aan den schommelboom en haar blik ging naar den tuin, alsof zij hem zocht. Iets begon tot haar te spreken. Nu hoorde zij het reeds duidelijk. Van den anderen kant der boomen nog ver weg, sprak een be kende stem: de Donau... het lot der Ulwings. Het ver leden sprak. Slechts dat bleef haar over; niets meer... In dit oogenblik traden krachtige, jonge voetstappen op het verleden. Op den kiezelweg liepen haar beid# flinke, knappe zonen in het zomersche zonnelicht. Zij zag hen na en hief langzaam haar hoofd op. EINDE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 2