Alititti Nieiws-
Muntmit- li LuUiiiM
GEESTELIJK LEVEN.
EEN KEG'S
THEE-ALBUM
GRATIS
DE GOUDEN SLEUTELS.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
Mensch en mier.
8 LEDIGE KEG's THEEZAKJES.
Zaterdag 2 Mei 1931.
SC HA EER
74ste Jaargang No. 8859
COURANT
m
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No 20.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grontere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN.
De oude koning Salomo geldt als het groote voor
beeld van wijsheid. Op zijn naam staat (waarschijn
lijk ten onrechte!) het boek der Spreuken, dat wij in
het Oude Testament kunnen vinden. Dit spreuken-
boek is de moeite van het lezen ten volle waard. Als
wij er ons met aandacht in verdiepen, worden wij
gedurig getroffen dóór de zeer rake dingen, welke
er in worden gezegd. En indien werkelijk één persoon
de auteur was van dit boek, dan moet het een kra
nig denker zijn geweest, iemand van bezonken wijs
heid, vèr uitstekend boven het gemiddelde peil van
ontwikkeling.
Ik zat in dit Spreukenboek te lezen. Toen ineens
kwam de gedachte bij me op: daarover moet ik iets
schrijven, dat is een mooi idéé voor een „Geestelijk
leven".
fk las n.1. het volgende (Spreuken VI6 vlg.).
„Ga tot de mier, gij luiaard! zie hare wegen
en word wijs; dewelke, geenen overste ambt
man, noch hecrscher hebbende, haar brood be
reidt in den zomer, haar spijs vergadert in den
oogst. Hoe lang zult gij, luiaard! nederliggen?
wanneer zult gij van uwen slaap opstaan? Een
weinig slapens, een weinig sluimerens, een wei
nig handvouwens, al nederliggende; zoo zal
uwe armoede u overkomen als een wandelaar,
en uw gebrek als een gewapend man."
Zoo staat het in de oude statenvertaling. De jong
ste bijbelvertaling, de zoogenaamde Leidsche, door
de hoogleeraren Kuenen en Oort in hoofdzaak tot
stand gebracht, wijkt hier eenigszins van af. Daarin
lezen wij:
„Ga, luiaard, tot de mier,
let op haar doen en word wijs.
Hoewel zij geen aanvoerder heeft,
geen opzichter of heerscher,
bereidt zij haar brood in den zomer,
verzamelt zij hare spijs in den oogsttijd.
Hoelang, luiaard zult gij nederliggen?
•wanneer zult gij opstaan uit uw slaap?
Een weinig slapens, een weinig sluimerens,
een weinig handvouwens, al nederliggende;
zoo overvalt u de armoede als een vagebond,
het gebrek als een bandiet.
We zien hierin heel duidelijk een veroordeeling van
de luiheid. En terecht. Waar de mensch alléén door
arbeid zich kan verschaffen, wat hij noodig heeft,
heeft hij het als zijn plicht te beschouwen om^te
arbeiden en daardoor voort te brengen.
En toch waagt zich de wijze Salomo (wij zullen
hem gemakshalve maar als den schrijver beschou
wen) hier op zéér glad ijs. En het is haast brijtaai
FEUILLETON
Naar het Engelsch
van
'AMELIA E. BARR
„Liefde, trouw en plicht... zie
daar de gouden sleutels, die de
poorten van het geluk openen..."
12
Vlug liep Eleanor de oprijlaan door en dicht bij hei
huis gekomen, zag zij, dat in een der kamers licht brand
de. De jalouzieën waren niet neergelaten zooals ge
woonlijk, maar voor het raam waren hooge struiken ge
plant, zoodat het niet mogelijk was uit het park naar
binnen te kijken. De sneeuw dempte haar voetstappen;
geruisohloos sloop zij naar de struiken en gluurde naar
binnen. Ze zag dat haar man niet alleen was, hij bevond
zich in druk gesprek met Metthew Rhodes, zijn advocaat
uit Leeds. Op de tafel lag een groot aantal papieren
verspreid.
Opeens stond Anthony op en begon rusteloos het ver
trek op en neer te loopen, alsof hem iets hinderde. De
aanwezigheid van Rhodes leek Eleanor een slecht tee-
ke«. ze kende zijn hardvochtige, duivelsche reputatie
maar al te goed en ze dacht er niet aan, naar haar man
toe te gaan zoolang de advocaat bij hem was. Rillend
van kou, en in doodangst dat zij ontdekt zou worden,
bleef ze uit haar schuilplaats toekijken. De mannen wa
ren in levendige gedachtenwisseling, maar verstaan kon
ze niets.
Eindelijk verlieten Anthony en Rhodes de kamer. Zou
de advocaat nu weggaan? dacht ze. Een half uur bleef
ze nog tusschen de struiken staan, maar er kwam nie
mand naar buiten. Blijkbaar bleef Rhodes op de Hall
eten het kon dan wel laat worden en het was niet
meer uit te houden hier in de kou: ze besloot naar de
oschwachter terug te keeren om zich te warmen.
Zwijgend zat ze een heele poos tegenover Geoffry, die
van hem, wanneer hij zélf heerscher! van de
mier zegt dat zij geen overste (aanvoerder), ambt
man (opzichter), noch heerscher heeft. Want on
willekeurig vragen wij of misschien dit juist bij de
mierenvolken de oorzaak is, dat zij zoo ijverig wer
ken om zich, als de tijd daarvoor gekomen is, de
noodige levensbehoeften te verschaffen, evenals dit
bij de bijenvolken het geval is?
De mieren leven in gemeenschap en iedere afzon
derlijke mier zorgt mede voor die gemeenschap. Maar
zij kennen geen soortgenooten, die de vruchten van
den arbeid voor zich opeischen, die dus laten wer
ken door anderen en daarvan profiteeren. De mier
weet dat alles wat zij doet, ook haar. ten goede komt
evenals de gemeenschap, waartoe zij behoort. Haar
scheppen van voorraden beteekent zorg voor allen.
Hoe gansch anders is het in de menschenwereld!
En als ik er toe kom, hierover te schrijven, dan
is dit allereerst, omdat ik leef onder den diepen
indruk van wat ons deze tijd te aanschouwen geeft.
Veel behoef ik hierover niet te zeggen. De toestand
in het heden is zóó, dat er van alles geweldige voor
raden zijn en dat er stijgende armoede is in
zeer vele kringen. Teveel graan en menschen, die
geen brood hebben. Teveel kleeren en menschen
die in lompen gehuld zijn. Teveel petroleum en
menschen, die er behoefte aan hebben maar zich
moeten beperken, omdat zij niet koopkrachtig genoeg
zijn.
Waarom is dit zoo? Omdat de menschen, in tegen
stelling met j^e mieren, niet werken voor dc gemeen
schap, maar voor zich zelf! Of eigenlijk is
het nog veel erger. Want niet alleen, dat zij voor
zich zelf werken, neen, zij gaan verder: zij dwingen,
voor zoo ver zij daartoe de macht hebben, hun me-
demenschen om het door hen voortgebrachte aan
hen af te staan. En zoo komt het, dat wij zien de ge
weldige opeenhooping van rijkdommen in enkele
handen, naast dc armoede en ontbering van duizen
den.
En toch zijn deze rijkdommen niet door die en
kele handen voortgebracht. Daaraan hebben al
die duizenden medegearbeid. Zij zijn óók dc schep
pers van die voorroden. Toch kunnen zij er geen
recht op laten gelden. D.w.z. geen recht in w e 11 e-
1 ij ken zin. Maar is er ook geen recht in den zin
van redelijkheid, van menschelijkheid?
Gij behoeft niet bevreesd te zijn, mijn waarde lezers,
dat ik een pleidooi zal gaan voeren voor een bepaalde
politieke richting of voor een ander economisch stel
sel. Deze artikelen beoogen geen propaganda; ze wil
len alleen den geest der lezers richten op de vragen,
die voor den denkenden mensch moeten opkomen.
En tot die vragen behoort ongetwijfeld ook deze:
dwingen de verschijnselen, temidden waarvan wij le
ven, ons niet om ons bezig te houden met het pro
bleem van samenleving der menschen?
Voor mij is het reeds van zeer groot belang, dat
men begint met te erkennen, dat dit probleem be-
haar een kop warme melk inschonk. De drank en de
warmte in de behagelijke, kleine kamer deden haar een
beetje tot zichzelf komen en dankbaar knikte ze den
ouden man toe. Zoo verstreken eenige uren, maar Rho
des had nog steeds het landgoed niet verlaten; het
scheen dat hij bij zijn cliënt bleef logeeren. Eleanor
durfde niet langer wachten, haar vader zou straks thuis
komen en die moest van haar afwezigheid niets mer
ken. En met looden schoenen aanvaardde zij den terug
weg door de hooge sneeuw.
HOOFDSTUK XTV.
Schaduwen.
Eleanor was diep teleurgesteld maar niet ontmoedigd.
Zij was vast besloten haar tocht te herhalen en haar
pogingen niet op te geven vóór Aske haar vergiffenis-
zou schenken of haar zijn huis zou hebben ontzegd.
Maar den volgenden dag was het weer plotseling om
geslagen, het stortregende en de heele week bleef de re
gen neergutsen. De weg van Burley House naar Aske
Hall was half-weggespoeld, en het was vooral in het
donker vrijwel onbegaanbaar. Het zou een heele onder
neming worden naar de Hall te gaan, vooral omdat Jo
nathan er niets van mocht weten en zoo was Eleanor
genoodzaakt beter weer af te wachten, voordat zij haar
bezoek aan het buiten van haar man mocht herhalen.
Maar nog vóórdat de weg begaanbaar was, had An
thony zijn intrek genomen op het kasteel van zijn oom
en Martha had ln het dorp hooren zeggen, dat hij over
eenige dagen met de familie Bashpoole voor een poos
naar Italië zou gaan.
„Het is te laat, Martha," zei Eleanor bitter, „ik weet
niet wat ik beginnen moet!"
„Als ik jou was, zou Ik direct naar Bahpoole Manor
gaan en meneer Aske te spreken vragen." adviseerde de
oude vrouw doodkalm.
„Dat is onmogelijk. Martha! Als hij mij koel en uit ds
hoogte behandelde in het bijzijn van zijn nicht, hemel,
dan..."
„Maar kun je hem dan niet schrijven?"
„Dat is natuurlijk mogelijk, maar als ik den brief naar
Bashpoole Manor stuur, dan geloof ik niet, dat mijn man
hem ooit in handen zal krijgen. Ik ben er zeker van dat
„Een vacantiereis langs den Rijn"
verteld door C. Joh. Kieviet
door inlevering van
Inlevering der ledige Theezakjes kan als volgt geschieden:
Te ANNA PAULOWNA: op Woensdag 3 Juni 1931, des namiddags
om 2.30 uur in de zaal van den Heer C.
Slikker.
Te BREEZAND: op Woensdag 3 Juni 1931, des namiddags
om 7 uur in de zaal van den heer G. Borst.
Te SCHAGEN: op Woensdag 17 Juni 1931, des namiddags
om 2.30 uur ln de Bioscoopzaal „Royal".
Overigens in al de andere nlaatsen gelegen boven Alkmaar, bij
Uw winkeliers van 8—13 Juni 1931.
y'V 'Ji\ «fa*
staat. Ep hieraan hapert 't bij velen. Zij leven ge
dachteloos door. Zij klagen als het hun niet goed gaat,
maar zijn tevreden als 't hun mcdeloopt. Maar om dc
ellende, om het wee hunner medemenschen hekom
meren zij zich niet. Is er zelfs aan die ellende niet
veel te verdienen vaak? Het hoogste waartoe zij kun
nen komen is: liefdadigheid. En het moet gezegd
worden dat bij velen die liefdadigheid zeer groot is.
Daarvoor alle lof! Wat baat echter die liefdadigheid?
Neemt zij de oorzaken der ellende weg? In geen enkel
opzicht.
Wat ik dus wensch en lioop is, dat men onder den
indruk van den nood der tijden, zich tracht te ver
diepen in het maatschappelijk vraagstuk, hetwelk
in diepste wezen een z e d e 1 ij k vraagstuk is, haast
ben ik geneigd te zeggen: een religieus vraagstuk.
Immers hierin zullen wij het met elkander wel eens
zijn, dat alle menschelijke verhoudingen moeten "be
oordeeld worden volgens de zedelijke maatstaf van
goed en kwaad en deze maatstaf vinden we i n ons
zelf. Zij is de rede en is de rede niet het goddelijke
in ons?
Ach, als het maar zoo ver kwam, dat dc menschen
eens ernstig gingen nadenken over die vraag der
samenleving!
Dan zouden wij voor wonderlijke dingen kom n
te staan. Het zou hun wezen of ze een nieuwen kijk
ze hem zullen achterhouden, als ze mijn handschrift her
kennen."
„Dat kan ik niet aannemen. Maar als je bang daar
voor bent, stuur den brief dan naar Aske Hall. Meneer
komt daar natuurlijk nog vóór hij vertrekt."
Eleanor zette zich voor haar schrijfbureau en vech
tend met haar tranen, schreef ze haar man een brief,
waarin zij haar diep berouw uitsprak over de manier
waarop zij hem behandeld had en hem om vergeving
vroeg.
Juffrouw Persons, Aske's huishoudster, nam hem van
den postbode aan en herkende onmiddellijk Eleanor's
handsohrift. Haar vrouwelijk intuitie zei haar, wat dien
brief moest inhouden.
„Een verzoening?" dacht de brutale oude feeks bij zich
zelf, „neen daar is niets geen haast bij. Meneer staat op
het punt naar het buitenland te vertrekken en het perso
neel krijgt weer hetzelfde prinseleventje als we byna
2 jaar geleden gehad hebben. We kunnen het heel goed
zonder Mevrouw stellen. Als ik dien brief eens ergens
neerlegde... hij zal het niet zoo erg kwalijk nemen als
ik vergeet hem den brief te geven, ik geloof niet dat hy
zoo erg verlangend is naar Mevrouw!"
En juffrouw Persons legde den brief op den schoor
steenmantel in een kamer waar Aske zelden kwam, ach
ter een groote porceleinen vaas.
Zooals Eleanor verwacht had, kwam Anthony voor
zijn vertrek naar Italië, eerst nog een paar dagen op
Aske Hall, om verschillende dingen in orde te maken.
Maar de huishoudster verzweeg, dat er een brief van
Eleanor gekomen was en zooals zij wel gedacht had
kwam haar meester niet ln de kamer waar zij die neer
gelegd had.
Traag kropen de dagen voor Eleanor om, ze verkeerde
in hevige spanning en voortdurend verwachtte zij Aske's
rijtuig of auto voor het huis te zien stilhouden. Maar
na vergeefsche en ontvettend wachten, las zy in de
plaatselijken courant, dat haar man met de familie Bah
poole naar het buitenland was vertrokken.
De ontgoocheling stemde haar onuitsprekelijk bitter;
ze was overtuigd dat Anthony haar brief ontvangen
had, maar van geen toenadering wilde weten.
De weken, die volgden waren één lange marteling: de
eenzaamheid in het sombere huis beklemde haar en de
wroeging liet haar geen oogenblik met rust.
op de wereld kregen. Zc zouden er zich over ver*
bazen (en ergeren misschien!) dat er zooveel men
schelijke arbeid besteed wordt voor onnutte en ver
derfelijke dingen. Ze zouden er zich van bewust
worden dat er feitelijk geen samenleving bestaat,
maar dat de menschen dwars tegen elkaar in le
ven, pogend ieder voor zich zooveel mogelijk beslag
te leggen op de voorraden, welke door den gezamen-
lijken arbeid van hen, die of geestelijk of lichamelijk
arbeiden, worden voortgebracht.
En hierdoor zou hun rechtvaardigheidsgevoel wor
den bcleedigd, ook hun gevoel van saamhoorigheid en
liefde diep worden geschokt.
Want dit is het eigenaardige bij den mensch, dat
hij ondanks alles dat rechtvaardigheidsgevoel niet
kan verliezen en evenmin dat gevoel van saamhoo
righeid en liefde kan ter zijde stellen. Deze gevoelens
blijven den mensch eeuwig vergezellen, En zij zijn
het die hem ontevreden maken met veel, dat hij
aanschouwt en met veel i n zich zelf. Zij roepen*
bij hem wakker dat heimwee naar schooner leven,
waarvan de besten, dc fijnstgcvoclenden onzer me
demenschen, steeds hebben getuigd.
En wanneer dan die mensch waarlijk ernstig is,
d.i. het nauw neemt met de zedelijke en religieuss
cischen, dan zal hij overwegen of wellicht ook er een
fout is in de organisatie der gemeenschap.
Op een avond, toen zij met haar vader voor 't vuur
zat, kon ze het niet langer uithouden en bracht het ge
sprek op haar man, zonder iets te vertellen van haar
toenaderingspogingen.
„Vader, kunnen we geen eind maken aan de wanho
pige vijandschap tussohen u en Aske. Ik zou zoo graag
weer naar hem toe gaan en hem om vergiffenis vragen
Ik ben toch heusch ernstig te kort geschoten tegenover
hem."
„Wat zeg je? Naar Aske gaan?" viel Jonathan ont
steld uit, „geen sprake van, Eleanor! Dat beteekent ver
raad tegen mij, aan je eigen vader na alles wat hij mij
heeft aangedaan. Je mag me niet in den steek laten
Eleanor. Mijn geheele vermogen heb ik om jou opgeof
ferd..."
„Uw hééle vermogen? Is het heusch zóóver gekomen?"
„Nog niet heelemaal zoo ver, Eleanor, maar 't scheelt
toch niet veel meer of ik ben volkomen geruïneerd.
Maar ik zal den strijd niet opgeven, zoolang ik nog een
shilling over heb En als hij mij uit mijn huis heeft la
ten zetten en mijn fabriek volkomen te gronde gericht,
dan heb ik jou nog, Eleanor, zijn vrouw..."
„Maar ik geloof niet, vader, dat Anthony mij terug
wil hebben."
„Dacht je dat? Dan zeg ik je, dat je het mis hebt. Het
is alléén om jou te doen. Hij rekent er natuurlijk op, dat
jij, wanneer ik niets meer bezit, je vader in den steek
zult laten..."
„U in den steek laten? Dat nooit, vader!"
Ze greep Jonathan's hand en drukte er ontroerd een
kus op.
Maar diep in haar hart was een gevoel van groote moe
deloosheid. Haar vader scheen geen verzoening te ver
wachten en ook van Anthony's kant had ze niets te
hopen..."
HOOFDSTUK XV.
Lente kwam en rijpte tot zomer: zomer verbloeide tot
herfst, herfst verstilde tot winter, maar op Burley Hou
se bleef alles gelijk, ondanks het wisselen der seizoenen.
Eleanor sleepte moe en triest, haar eentonig bestaan
zonder uitzicht voort; Jonathan bleef rusteloos en pes
simistisch, want hij zag met rassche schreden den dag
naderen, dat hy zich gewonnen zou moeten geven. Og