Uitluii Nieuws- Volkstelling in Engeland. Raad Zijpe. EEN KEG8 THEE-ALBUM GRATIS Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. In een eeuw de bevolking verdubbeld. 8 LEDIGE KEG's THEEZAKJES. Donderdag 7 Mei 1931. SCHAGEB 74ste Jaargang No. 8862 COURANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag. Woensdag. Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nng zooveel mogelijk in bel eerstuitknmend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN (Van onzen Engelschen Brief-echr ijver). 2 Mei 1931. E ENIGE dagen geleden, op Zondag 26 April, heeft het Engelsche volk het werk te verrichten ge had, dat wij, Nederlanders ,al weer sinds den 31 December van het vorige jaar achter den rug hebben: het invullen van de volkstellingkaarten. Er bestaat thans weinig of geen verzet meer tegen de telling. Ruim honderd jaar geleden, toen er een aan vang mee gemaakt werd, was dat heel anders. Duizen den waren er met godsdienstige bezwaren, duizenden met vaderlandslievenda bezwaren (het klinkt eenigs- zlns vreemd, maar dezen waren bang den vijand op de hoogte te brengen van het juiste aantal inwoners van hun land), en tienduizenden zagen in de telling öf een aanslag op hun vrijheid, óf verdachten de belasting ambtenaren er van, dat die het zaakje op touw hadden gezet om meei gegevens en daardoor meer centen binnen te krijgen. Sprake van telling was er ln Engeland voor de eerste maal in het jaar 1753. Maar daar bleef het bij. Het al gemeen oordeel was, dat een burger, die ziet liet tellen, Inbreuk liet maken op zijn rechten als vrije inwoner van het land, en bovendien werd het tellen van de bevolking als profaan beschouwd. De regeering liet het er bij zitten Een kleine vijftig jaar ging er overheen, eer de kwestie opnieuw ter sprake kwam Een blijkbaar was het Engelsche volk In die vijftig Jaar een, weinig wijzer geworden. Althans het Ingediende wetsontwerp werd aangenomen, en door den koning bekrachtigd. Deze bekrachtiging had plaats op den 31 December 1800 en de eerste telling had in het jaar daaropvolgende plaats. Het aantal inwoners werd bevonden 10 942.646 te zijn. Ongetwijfeld zal er aan dat getal nog wel het een en ander gemankeerd hebben, want de afkeer van de telling was toen nog buiten gewoon groot. Daarna heeft de telling, evenals bij ons, om de tien jaar plaats gehad. Bij die van 1821 werd voor de eerste maal gevraagd naar de leeftijd van de invullers. De daarbij verkregen resultaten waren van dien aard, dat men de vraag bij de volgende telling reeds weer liet varen. Maar bij deze tell'ng toonde de wetgever een nieuw soort nieuwsgierigheid: thans was hij verlangend te weten, wat de onderdanen van het rijk uitvoerden om ln hun levensonderhoud te voorzien. Zooals te begrijpen is, groeide de bevolking elke tien jaar aan. Doch als we nagaan, dat het cijfer van ruim tien mlllioen in 1800, twintig jaar later reeds was aan gegroeid tot rujm 21 millioen, kunnen we wel nagaan, dat het met de telling van 1800 nog lang geen zuivere koffie was. De toename na 1821 ging in elk geval heel wat geleidelijker: van 21 mlllioen in 1821 tot 42 milli oen in 1921. Bij dit laatste getal moet evenwel opge merkt worden, dat toen voor de eerste maal de bevol king van Ierland niet meer bij die van Engeland, Schotland en Wales werd meegeteld In '11, toen dit nog wel plaats had, was de gezamenlijke bevolking reeds 45 «nillioen geweest, waarbij ruim 4 millioen Ieren waren. Het lijkt thans haast ongelooflijk, wanneer we lezen, hoe, niet door ongeletterden, maar door leden van het Engelsche Lagerhuis in 1753 tegen de wet te keer werd gegaan. Mr. Thornton, het kamerlid voor York, ver klaarde onder andere, dat hij niet zou hebben kunnen gelooven, als hij het niet met eigen oogen gezien had, dat er een mensch te vinden wa3, zóó aanmatigend en zóó verdorven, dat hij met een dergelijk voorstel durfde aankomen. En een ander lid van de kamer, Mr. Matthew Ridley, deelde mede, dat de kiezers van zijn district den nieuwen maatregel als onheilspellend beschouwden, en vreesden, dat er een groote volksramp of een be smettelijke ziekte op de telling zou volgen. Welk verband er kon bestaan tusschen volkstelling en besmettelijke ziekte zal den heer Ridley Vermoedelijk ook wel niet heel duidelijk geweest zijn. Ongetwijfeld zullen er ook thans nog wel menschen aangetroffen worden, die in hun logica niet veel verder zijn gekomen dan Mr Ridley was in 1753. Maar !n elk geval zitten dergelijke heeren op het oogenblik niet meer in het parlement, om te beslissen op welke wijze hun medeburgers geregeerd zullen worden. En van 99 procent van de bevolking kan wel haast aangenomen worden, dat ze bezield Is met den goeden wil, om de telling tot een succes te maken. Doch goede wil is niet alléén noodlg voor het slagen van een telling. Er wordt tegenwoordig zoo veel ge vraagd. dat menig burger met de handen in het haar zit. wanneer hij zich tot de taak zet, zijn kaart in te vullen. Maar niet alleen de eenvoudige burger heeft wel eens moeilijkheden. De Hertog van Wellington, de man van den slag bij Waterloo, zag zich in 1851 voor de vraag gezet, waar hij geboren was, en wist het niet. In Ierland, zoo vulde hij in, ik geloof te Athy. En ln werkelijkheid weet niemand, waar de hertog het levens licht heeft aanschouwd al zijn zijn levensbeschrijvers het er allen over eens, dat het in de buurt van Dublin geweest moet zijn, Volkstellingen leveren zonder uitzondering eiken keer eigenaardigheden op. Toen in 1851 de bevolking van Bristol werd geteld, bleek deze 14379 te bedragen. Daar zit natuurlijk geen enkele bijzonderheid in. Maar wat ■wel merkwaardig is, is dat bij de telling van 1861 het aantal weer precies 14379 bedroeg. Alleen hadden de dames en heeren hun getallen een beetje gewijzigd. Dat van de mannen was met 131 toegenomen, en dat van de vrouwen was dus met hetzelfde aantal gedaald. Bij al de tellingen sinds die van 1801 is er slechts en geweest, die van 1841, waarbij een parochie prijkte met een bevolkingsaantal van één. Dit was de pa rochie Aldrlngton, dicht bij Brighton. De zee had zoo langzamerhand het verblijf ln Aldrlngton minder ge zellig gemaakt, door het eene huis na het andere, en per slot van rekening ook de kerk te ondermijnen, en in te laten storten. Het spreekt dus van zelf, dat bij de tellingen van 1801, 1811, 1821 en 1831 de parochie Al- drington met nul inwoners te voorschijn kwam. Maar vóór 1841 aanbrak, werd er een tol gemaakt op den weg van Brighton naar Shoreham, en daarvoor moest een huis gebouwd en betrokken worden in de parochie Aldrington. De tolgaarder was ongehuwd, en dienten gevolge had Aldrington in 1841 één inwoner. Latere tellingen waren blijkbaar beteugeld, want in 1851 was de bevolking gestegen tot 9 personen, 8 mannen en één vrouw, en in 1901 had Aldrington zelfs 6840 inwoners. De Engelsche politicus Cobbett, die in 1835 stierf, voorspelde, na één van de volkstellingen, welke dus niet later dan die van 1831 geweest kan zijn, dat de bevol king van Engeland en Wales aan het eind van de 19de eeuw 29 millioen zou bedragen. Aangezien de bevolking van beide landen ln 1831 nog slechts ruim 14 millioen bedroeg, werd dit schijnbaar reusachtige getal met on- geloovlgheid aangezien. Doch toen het eind van de eeuw bereikt werd, bleek, dat Cobbett nog aan den lagen kant was. Het aantal bedroeg 30.800.000. Ik vertelde zoo juist, dat de Hertog van Wellington moeilijkheden had ondervonden bij het invullen van zijn biljet De bekende schrijver De Quincey zat er ook eenlgszins mee ln. Het waren de beroepen, die hem moeilijkheden gaven. Toen hij zijn eigen beroep moest invullen, maakte hij er: „schrijver voor tijdschriften" van. Maar wat moest hij doen met zijn drie dochters? Per slot van rekening besloot hij, ze te zamen onder één groep te brengen, met een accolade achter de drie nemen. Hier achter vulde hij in: Zij zijn als leliën des velds; zij arbeiden niet en spinnen niet. Voor één raadsel blijft de Engelsche volkstelling lederen keer weer staan. Zou dit bij de onze ook het geval zijn? Het is feitelijk niet minder dan een wonder, want bij "elke telling blijkt het aantal vrouwen mét een leeftijd tusschen de 20 en 25 veel grooter te zijn dan het aantal meisjes, dat tien jaar tevoren tusschen de 10 en 15 was. Men is er nog niet achter kunnen komen, wat hiervan toch de oorzaak zou kunnen, zijn. GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF. Garage C. NIEUWLAND, BERGEN. Vergadering van den Raad op Woensdag 6 Mei 1931, des morgens 10 uur. Voorzitter de heer J. de Moor, burgemeester, secre taris de heer J. A de Boer. Afwezig is de heer Joh. Bruin met kennisgeving van verhindering Na opening volgt goedkeuring der notulen. Mededeelingen en ingekomen stukken. a. Mededeeling van goedkeuring door Ged. Staten van verschillende raadsbesluiten. b. Proces-verbaal van opneming van kas en boe ken van den gemeente-ontvanger. Boeken en be scheiden waren in orde, in kas was f 824.07^, op de postrekening f289.33 en bij de Coöp. Zuivelbank f 21517.03. De voorloopige uitkeering uit het gemeentefonds zal over 1931—1932 bedragen f 9.3673 per inwoner of to taal f 49974.55. Dit is hetzelfde bedrag als in de ge- meentebegrooting is geraamd. c. Jaarverslagen van de Bank voor Ned. Gemeen ten, over 1930 en Vleeschkeuringsdienst. Het eerstge noemde verslag zal 'circuleeren. d. Mededeeling inzake ingekomen schrijven van den Minister van Binnenlandsche Zaken en Land bouw betreffende steunregeling. De Minister schrijft dat de beslissing of een steun regeling niet in strijd zou zijn met de Armenwet, niet bij hem, doch bij de Kroon berust. Waar de Mi nister evenwel geroepen zou kunnen worden van ad vies te dienen, is het voor l-»m moeilijk bij voorbaat reeds zijn oordeel te kennen te geven. Wel wordt op gemerkt dat naar Minister s oordeel er voldoende ge legenheid is om de werkloozfn te werk te stellen en is het Z.E. niet recht duidelijk dat er steunrege ling noodig is. Voor toestemming gelieve de Raad zich te wenden tot den Minister van Arbeid. Zonder discussie wordt dit schrijven voor kennis geving aangenomen. e. Schrijven van het Bestuur van de Vereen, van Leeraren en Onderwijzers in de Lichamelijke Op voeding in Nederland, betreffende invoering van on derwijs in lichamelijke opvoeding. Zal circuleeren. Schattingscommissie. Als leden van de Schattingscommissie worden her benoemd de heeren J. Bruin Cz., D. de Leeuw Wz., J. de Moor en J. A. de Wit De kosten van schoolbezoek. De heeren .T. Groot Jz. en W. Meijers verzoeken om tegemoetkoming in de kosten van schoolbezoek hun ner kinderen. Eerstgenoemde wil zijn kind zenden naar de R.K. school te 't Zand. Meijers zijn kind naar de Bijzon dere Christelijke school te Ivoegras. Waar geen van deze kinderen den leerplichtigen leeftijd heeft bereikt, stellen B. en W. voor afwijzend op de beide verzoeken te beschikken. Het eerste kind is pas 5M jaar, het tweede kind pas 6 jaar, terwijl de leerplichtige leeftijd op 7 jaar aanvangt. „Een vacantiereis langs den Rijn" verteld door C. Joh. Kieviet door inlevering van Inlevering der ledige Theezakjes kan als volgt geschieden: Te ANNA PAULOWNA: op Woensdag 3 Juni 1931, des namiddags om 2.30 uur ln de zaal van den Heer C. Slikker. Te BREEZAND: op Woensdag 3 Juni 1931, des namiddags om 7 nur in de zaal van den heer G. Borst. Te SCHAGEN: op Woensdag 17 Juni 1931, des namiddags om 2.30 nnr in de Bioscoopzaal „Royal". Overigens in al de andere plaatsen gelegen boven Alkmaar, bij Uw winkeliers van 8—13 Juni 1931. De heer Van der Oord wijst er op, dat wanneer de leerplichtigen wel is bereikt, het toestaan van der gelijke verzoeken de gemeente verschrikkelijk veel kan kosten. Spr. erkent echter, dat er aan de hand van de wet niets aan te doen is. Conform het voorstel van B. en W. wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. De Landarbeiderswet. Aan de orde is een aanvrage om een voorschot tot bekoming van een plaatsje ingevolge de bepalingen der landarbeiderswet van C. Commandeur. De Raad gaat in comité. Na heropening wordt met 9 tegen 1 stem, die van den heer Doorn, afwijzend op de aanvrage beschikt. Van den heer Bellis is een verzoek om ontheffing van hondenbelasting ingekomen. Voor een half jaar wordt ontheffing verleend. Een verzekeringskwes'ie. f B. en W. stellen voor vast te stellen een supple- toire begrooting, dienst 1930. Ze sluit in ontvangst op f500, zijnde een uitkeering van de verzekering-maat schappij „Fatum" voor een ongeluk den heer Noor man overkomen. Uit den post „onvoorziene uitgaven" te putten een bedrag van f2382.83, onder welk be drag wederom een bedrag van genoemde f500 is als uitkeering aan den heer Noorman. De heer Doorn deelt mede, den heer Noorman bij zich te hebben gehad, die zich ongerust maakte over de uitkeering van deze f500, en die er ook op wees dat voor zijn kleeding minder was uitgegeven dan op de begrooting is uitgetrokken, f 100, en die nu van oordeel was dat verrekening met hem diende te volgen. De Voorzitter zegt, dat uit de concept-begrooting wel blijkt, dat bij B. en W. niet voorzat om de uit keering van „Fatum" in de gemeentekas te houden. Het is reeds een heelen tijd geleden dat de heer Noor man er ook met spr. over heeft gesproken en spr. heeft toen gezegd: „denk je dat de mentaliteit van de gemeenteraadsleden zóó zal wezen dat besloten wordt dit geld in de gemeentekas te houden? Dat be hoef je niet te vreezen". Spreker vindt het van den heer Noorman nu een beetje verregaand om er op een dergelijke manier met een der raadsleden over te spreken. En wat die f 100 betreft die op de be grooting voor kleedine van den gemeenteveld wachter is uitgetrokken, het is een beetje onzin om on verrekening aan te dringen. Als op de begrooting uitgetrokken is f2500 voor de werkloozen en er wordt door de gemeente f 1500 uitbetaald, dan zal de Raad er toch niet toe overgaan om die resteerende f 1000 aan de werkloozen uit te keeren. Het is lo gisch dat wanneer niet om een nieuwe uniform wordt gevraagd, het bedrag in de gemeentekas blijft. De heer Smit zegt dat de kwestie is, of de gemeente veldwachter tijdens het ongeval zijn volle salaris heeft gehad. En waar dat het geval is, vindt spr. het logisch dat de itkeering van de verzekeringsmaat schappij vloeit in de kas der gemeente. De man heeft geen schade door het ongeval geleden, want hij is voor 100 uitgekeerd en waar de gemeente de premie voor de verzekering betaalt, gaat het niet op dat de gemeenteveldwachter de revenuen incas seert. Het is al te gek, dat waar het volle loon is uit betaald, daarna de uitkeering nog door den gemeente veldwachter wordt geincasseerd. De heer Dignum vraagt wat de bedoeling van de verzekering is. De Voorzitter kan zich niet met de redeneering van den heer Smit vereenigen. De bedoeling met de verzekering zit voor om den ambtenaar dien een ongeluk overkomt te verzekeren en de uitkeering be hoort z.i. aan den ambtenaar te geschieden. Het is waar dat Noorman het volle salaris heeft genoten, maar hem is een ongeluk overkomen, waardoor hij levenslang ongelukkig zal zijn, hij mist immers het gebruik van een oog. Om aan de bedoeling van de ver zekering te voldoen, dient het bedrag te worden uit gekeerd. Wel loopt Noorman de zaak reeds vooruit, want er was geen reden om zich ongerust te maken, hij had het kunnen afwachten. De heer Blom wijst er echter op, dat de man geen dienst heeft gedaan, zijn werk moest (lus door een ander worden gedaan, de gemeente heeft dat moeten betalen en spr. oordeelt dat de uitkeering dus fei telijk de gemeente toekomt. De Voorzitter vindt het heter deze zaak te laten rusten, totdat Noorman ontslag heeft genomen als gemeente-veldwachter. De heer Blom zegt dat als de man door het onge luk invalide blijft en zijn werk niet meer kan doen, spr. er niet tegen is dat hem de uitkeering als dou ceurtje wordt gegeven. De heer Doorn zegt dat het er van afhangt of Noor man al of niet wordt afgekeurd. Spr. zou niet graag een ong willen missen voor een douceurtje van 1500. De ..eer Smit kent de verzekeringvoorwaarden niet, maar het zou kunnen wezen, dat de verr kerings maatschappij bij eventueele afkeuring van den be trokken ambtenaar daarbij betrokken is. De heer Van der Sluijs zegt dat het een gewone ka pitaalsverzekering was. De heer Dignum wijst er op dat bij afkeuring ook het pensioen minder zal wezen en met het oog daar- oo kan de gemeente haar ambtenaar verzekeren. De Voorzitter geeft in overweging van deze kwestie af te stappen, ze komt later wel weer ter sprake. Hiertoe wordt besloten en de suppletoiro begrooting vastgesteld. B. en W. stellen voor tot vaststelling van een „Ver ordening regelende het hooren van vereenigingen van ambtenaren", ingevolge de Ambtenarenwet 1929. Met algemeene stemmen goedgevonden. Vastgesteld wordt een verordening, aanwijzende de nog geldende strafverordeningen. Voorgesteld wordt om medewerking te verleenen aan het totstandkomen van de aansluiting van een gedeelte van den Ruigeweg aan het buizennet van het Prov Waterleidingbedrijf. De volgende toelichting wordt gegeven: De geprojecteerde leiding is lang 1580 M. (vanaf het perceel A. Mul, D 1, tot den St Maartcnsweg). Het aantal aansluitbare, aansluitplichtige perceelen be draagt 19. Begrooting van aanlegkosten f6770. Opbrengst aan watergelden met inbegrip van f225 wegens afgesloten tienjarige meterabonnementen voor bedrijfsdoeleinden, per jaar f451.—. Jaarlijksche opbrengst van 3 aansluitplichtige perceelen, waarvan de eigenaren tot dusver weigerachtig waren de aan vraagformulieren te onderteekenen f48. Totaal f 499. Van aanlegkosten gedekt 10 maal f499 is f4990. Ongedekt gedeelte aanlegkosten f6770 min f4990 is f 1780. Dekikngsbijdrage van de Provincie over 2/3 van f1780 is f1187. en van de Gemeente over Va van f 1780 is f593. Jaarlijksche bijdrage voor de gemeente: 7 van f593 is f41.51. Burgemeester en Wethouders stellen voor om de bijdrage te verleenen en B. en W. te machtigen om de stukken te teekenen en de gevraagde garantie te doen. De Voorzitter deelt nog mede. dat de 3 nog niet aangesloten perceelen verplicht kunnen worden aan te sluiten. De heer v. d. Oord vraagt, hoe B. en W met die 3 weigerachtigen wenschen te doen, daar het zeker in Zijpe nog nooit is gebeurd, dat men verplicht werd aan te sluiten. De Voorzitter zegt dat tot heden niemand ls ver plicht geworden aan te sluiten, steeds is de weg van lijdzaamheid bewandeld en dit is gebleken de goede weg te zijn geweest. Vermoedelijk zullen nu de wei gerachtigen straks wel aansluiten. Met algemeene stemmen wordt het voorstel van B. en W. aangenomen. De Raad gaat in comité en na herpoening wordt met algemeene stemmen ala onderwijzeres aan de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 1