Alititti Ifiiiis- Mititniit- LiiilniM GEESTELIJK LEVEN. C. VAN TRIET, EEN GRATIS FILMVOORSTELLING 8 ledige KEG's Theezakjes MUZIEKCONCOURS Zaterdag 16 Mei 1931. 74ste Jaargang No. 8866 Uitgevers: N.V. ?.h. TRAPMAN Co., Schagen Eerste Blad. De weg terug. KOOPT UW KLEEDING te Schoorl van den Westfrieschen Bond van Harmonie- en Fanfarekorpsen. SCHAGËR CODRANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN. Het is me niet mogelijk weerstand te bieden aan den drang om te schrijven over het pas uitgekomen •werk van den schrijver Erich Maria Remarque. De lezers van de Schager Courant kennen dezen schrij ver natuurlijk allen. Wie kent hem niet? Wie weet niet, hoe hij, door zijn boek „Van het Westelijk front geen nieuws", gesproken heeft tot millioenen men- schen over de geheele wereld? Wie weet niet bij er varing, hoe groot de ontroering is geweest door dit beroemdste van alle oorlogsboeken gewekt in do har ten der lezers? Deze Remarque heeft nu een tweede boek geschre ven: „De weg terug". Ik heb juist de lezing daar van beëindigd. En ik kan me van dit boek niet meer losmaken. Telkens zijn mijn gedachten er mede bezig en zie ik de daarin geteekende tafereelen en toe standen klaar en scherp weer voor mij. Dit is de reden, dat ik er voor mijn lezers over móet spreken. Dit boek voert ons niet naar het oorlogsterrein, zoo als het eerste bock van Remarque. Het neemt ons imede op den terugtocht van het verslagen Duitsche leger, wanneer de soldaten, gehavend en vermoeid, hongerig en uitgeput, naar het vaderland, naar huis wederkeercn, als een hoop armzalig vuil. Het laat ons zien den terugkeer in het burgerlijke leven van die menschen, die vier jaar lang in den sfeer van den dood, van don moord, van de verdierlijking heb ben doorgebracht. Toen ik het hoek hacT uitgelezen, heb ik een poos Btil gezeten om mijn indrukken te verwerken. Zij waren zéér uiteenloopend en in overeenstemming daarmede waren de gevoelen, welke, als een reactie op die indrukken, in mij opleefden. Weer brandde in mij op de felle haat tegen den oorlog, weer schrijnde in mij de diepe smart om hen, die als geuniformde slaven den dood worden inge jaagd, weer krampte in mijn binnenste de bittere ergernis tegenover hen, die over de volken heerschen, die de massa misleiden, bedriegen, maar óók erger nis tegenover die groote massa's zelf, die als stomme, redelooze dieren zich onderwerpen, die te dom, te laf, te weinig menschelijk zijn om zich te verzetten tegen de gruwelijke 'slavernij van het militairisme, die meer eerbied hebben voor sterren en strepen, dan voor grootheid van ziel en adel van geest. Ik kon schreien, als ik dacht aan de kapot ge maakte jonge levens, aan de lichamelijk en geeste lijk vernietigden. Ik kon vloeken óók, wanneer ik er mij van bewust werd, dat al die ellende, al die gruwe len worden gesanctioneerd door menschen, die zich geestelijken noemen, die zalvend kunnen spreken over God, Christus, zelfverloochening, liefde Dan kon oplaaien in mij een heet verlangen om het uit te schreeuwen over de wereld, om het toe te roe pen aan de menschen: houdt óp, houdt óp! bant uit bet militairisme, weigert het oorlogvoeren, weigert uwe naasten te dooden, bouwt óp een wereld van broederschap en vrede. En toen de nacht kwam en ik neerlag in mijn bed, kon de slaap mij geen rust geven en ik zag voor mij de gemartelde menschheid. En ik dacht me in, in haar leven, in haar gedragingen. Wild stormden door mijn ziel duizenden vragen. En ik zocht naar ant woorden. En toen eindelijk de slaap mij overviel, wa ren het de droomen, angstig en benauwend, welke mij opnieuw voerden in die afgrijselijke wereld van bloed en dood, van dierlijke verliederlijking, van bestiale zinnelijkheid. Het jongste boek van Remarque voert ons niet naar het slagveld, brengt ons niet naar de hel der loopgraven, leidt ons niet naar de veldhospitalen. Het laat ons zien, hoe de soldaat, die in den oorlog is geweest, is verworden en zich niet meer thuis voelt in zijn vroegere, in de burgerlijke wereld. Hij is een •nder mensch geworden. Voor mij is de groote verdienste van dit boek juist daarin gelegen, dat het ons leert begrijpen, hoe het niet alleen is het gruwelijke van den oorlog, zoo lang hij woedt, hetwelk ons met ontzetting moet ver vullen, maar misschien meer nog het feit, dat hij diep ndwerkt lang nadat hij is afgeloopen. Men stelt zich zoo licht voor dat, als eindelijk het moorden en menschenslachten is opgehouden, de sol daat het heerlijk zal vinden weer thuis te zijn, bij moeder, vader, bij de familieleden. Hoe anders is de werkelijkheid! De teruggekeerde, die jaren achtereen geleefd heeft met den dood voor oogen, voelt zich vreemd in die wereld van vroeger. Ik laat hier een gedeelte volgen, waarin dit zoo eenvoudig-aangrijpend wordt geteekend. Ernst is uit den oorlog behouden teruggekeerd in de ouderlijke woning. «Waarom ben je zoo ongedurig, Ernst", vraagt mijn vader, „je hebt nog geen kwartier aan één stuk stil gezeten." „Misschien is hij oververmoeid", veronderstelt mijn moeder. „Neen", antwoord ik een weinig verward en denk na „dat niet Maar ik geloof bijna, dat ik niet meer zoo lang op een stoel zitten kan. In het veld hadden wij er geen, daar Jagen wij maar op den grond, net zoo als het uitkwam. U moet maar denken, ik ben het niet meer gewoon". „Eigenaardig", zegt vader. Ik haal mijn schouders op. Mijn moeder glimlacht. „Ben je al in je kamer geweest?", vraagt zij. „Nog niet", antwoord ik en ga erheen. Mijn hart klopt, wanneer ik de deur open en in het donker d6n reuk der boeken inadem. Haastig knip ik het licht aan. Daarop kijk ik om mij heen. „Alles is precies zoo gebleven", zegt mijn zuster achter mij. „Ja, ja", antwoord ik afwerend, want ik zou nu lie ver alleen zijn. De anderen komen echter ook reeds. Zij blijven bij de deur staan en kijken mij aanmoe digend aan. Ik ga in den leunstoel zitten en leg mijn handen op het blad van de tafel. Dat voelt glad en koel aan. Ja, alles is zoo gebleven. Daar ligt nog al tijd de bruin marmeren presse-papier, een geschenk van Karl Vogt. Hij ligt op zijn oude plaats naast het kompas en den inktkoker. Maar Karl Vogt is bij den Kemmelberg gesneuveld. „Bevalt de kamer je niet meer?" vraagt mijn zuster. „Jawel", zeg ik aarzelend, „maar ze is zoo klein". Mijn vader lacht. „Het is hier toch precies zoo als vroeger". „Dat wel", geef ik toe, „maar ik dacht, dat ze veel grooter was". „Je bent in zoo lang niet hier geweest, Ernst" zegt mijn moeder. Ik knik. „Je bed wordt nog verschoond", gaat zij verder, „daar moet je nu niet naar kijken", Ik grijp in mijn jaszak. Adolf Bethke heeft mij ten afscheid een pakje sigaren gegeven. Ik moet er nu een van rooken. Alles draait zoo om mij heen, alsof ik een weinig duizelig was. Ik inhaleer den rook tot diep in mijn longen, en voel, dat het reeds beter wordt. „Rook jp sigaren?" vraagt mijn vader verbaasd en bijna verwijtend. Verwonderd kijk ik hem aan. „Natuurlijk", ant woord ik, „die hooren immers bij ons rantsoen in het veld. Wij hadden per dag recht op drie of vier. Wilt u er ook een hebben?" Hoofdschuddend neemt hij haar aan. „Vroeger heb je heelemaal niet gerookt". „Ja, vroeger" zeg ik en moet even om hem glim lachen, omdat hij er.zooveel drukte over maakt Vroeger zou ik dat weliswaar ook niet gedaan heb ben. Maar verlegenheid tegenover oudere menschen hebben wij in de loopgraven afgeleerd. Daar waren wij allen gelijk. In het geheim kijk ik op de klok. Ik ben pas twee uren hier, maar het schijnt mij toe, alsof het al twee weken geleden is, dat ik Willy en Ludwig het laatst zag. Het liefst zou ik snel even naar hen toeloopen; want nog kan ik mij niet voorstellen, dat ik nu voor altijd bij mijn familie kan blijven, nog heb ik het gevoel, dat wij morgen, overmorgen, het doet er niet toe wanneer, weer op marsch zullen gaan, schouder aan schouder, vloekend, berustend, maar dicht bij elkaar. Ten slotte sta ik op en haal mijn jas uit de gang. „Wil je vanavond niet thuis blijven?", vraagt mijn moeder. „Ik moet mij nog melden", lieg ik, want de waar heid wil ik haar niet zeggen. Zij gaat mee tot aan de trap. „Wacht", zegt zij, „het is zoo donker, ik zal licht halen Verrast blijf ik staan. Licht? Voor die paar tre den? bij een vertrouwd adres. SPOORSTRAAT 102, Tel. 370. DEN HELDER, BLAUW COLBERT COSTUUM f 32, 36, 40, 42, 44, tot f 60. FANTASIE COSTUUM nieuwe dessins f 25, 28, 34, 38, tot f 56. van natuuropnamen en komische films, waaronder ook die van CHARLIE CHAPLIN, als extra attractie voor te ANNA PAULOWNA op Woensdag 3 Juni 1931, des namiddags om 2.30 uur, in de zaal van den heer C. Slikker op Woensdag 3 Juni 1931, des namiddags om 7 uur, in de zaal van den heer J. Borst op Zaterdag 6 Juni 1931, des namiddags om 2 uur, in café „De Moriaan" van den heer H. Slikker; te ZUIDSCHARWOUDE: op Zaterdag 13 Juni 1931, des namiddags om 2 uur, in de zaal van den heer P. Kramer te BREEZAND: te WARMENHUIZEN: te SCHAGEN op Woensdag 17 Juni1931,des namiddags om 2.30 uur, in Biosco.p Theater Royal. Tijdens deze voorstelling ontvangt U gratis ons plaatjesalbum „Een vacantiereis langs den Rijn". GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF. Garage C. NIEUWLAND, BERGEN. Goede God, door hoeveel modderpoelen van trech ters, langs hoeveel stuk geschoten opmarschwegen, heb ik niet jarenlang zonder licht onder zwaar vuur 's nachts mijn weg moeten zoeken en nu licht voor een trap? Ach moeder! Maar ik wacht geduldig, totdat zij met de lamp komt en mij bijlicht, en het is, alsof zij mij in het donker streelt. „Wees voorzichtig,Ernst, dat je buiten geen onge luk krijgt" roep zij mij na. „Wat zou er dan hier thuis, in vredestijd, kun nen gebeuren, moeder? zeg ik glimlachend en kijk naar haar op. Zij buigt zich over de balustrade. Op haar klein, gerimpeld gezicht ligt de gouden scha duw van de lampekap. Onwezenlijk wisselen licht en schaduw achter haar op het portaal. En eensklaps maakt zich een eigenaardige aandoening van mij meester, die bijna pijn doet alsof er op de wereld niets was dan dit gezicht, alsof ik weer kind was, dat men op de trap moet bijlichten, een jongen, met wien op straat een ongeluk kan gebeuren; een oogen- blik lijkt al het andere dan slechts een spookge schiedenis en een droom. Maar het licht van de lamp weerspiegelt zich flik kerend in mijn koppelgesp. De seconde vervliegt, ik ben geen kind, ik draag uniform. Snel spring ik, bij drie treden tegelijk, naar beneden en stoot de huis deur open, vol verlangen, naar mijn kameraden te gaan." Ik heb me deze vrij lange aanhaling veroorloofd om u goed te doen gevoelen welke de geestesgesteld heid is van den teruggekeerden soldaat Hij past niet meer in de beschaafde(?) burgermaatschappij. En als wij het boek verder lezen zal het telkens weer blijken dat de oorlog hem tot een ander we zen heeft gemaakt. En wij gevoelen dat 't ook niet anders kan zijn. Zou een mensch jaren lang kunnen leven in het vuil der loopgraven, in de verruwing van het moordwerk, zonder nuttigen arbeid te ver richten, met dag aan dag grove, gemeene, lugubere gesprekken en bitteren, cynischen humor en toch een mènsch blijven? Al wat iemand door zelfcultuur, door opvoeding zich aan geestelijke waarden heeft verworven het wordt hem door den oorlog onherroepelijk ontnomen. Dit wordt ons in dit boek zoo voortreffelijk getee kend in verschillende tafereelen. Ik hoop hierop in een volgend artikel te wijzen. ASTOR. WOENSDAGS Begunstigd door 't mooiste lenteweder werd deze avond het concours geopend. Op het programma van dezen avond stond, naast da officieele opening, een concert, te geven door 't fanfa rekorps „De Vriendschap" van Schoorl en Schooris Ge mengd Koor. Voor een eersten avond was het al tamelijk druk op het feestterrein; 't waren natuurlijk in hoofdzaak plaat«w genooten, doch 't gaf toch al 't idee dat in de komende dagen de animo er wel zou zijn. 't Feestterrein was als altijd, met talrijke oranjekleurige iampioens verlicht en deze kwistige verlichting gaf aan 't geheel een recht feestelijk aanzien. Alvorens de leden van het jubileerende fanfarecorps zich opmaakten om in de mooie ruime muzieknis het eerste nummer te doen hooren, betrad de Voorzitter vaa de finfarecommissie de heer Zuurbier 't podium, en bracht dankbaar naar voren in hoe korten tijd er in onze gemeente, ten gunste van dit concours zoo heel veel nuttig werk was verricht, en zoo veel was tot stand gebracht, dank zij de medewerking van do inge zetenen. Diverse malen werd er een aanslag op de porte- monnai's gepleegd, doch telkens met het bekende succes Spreker heette bij den aanvang van dit concours, 't welk tevens 't tienjarig bestaan herdenken van 't Schoorl- sche Fanfarekorps beteekent, allen hartelijk welkom, inzonderheid het eerecomité. Dat er zoovelen aanwezig zijn bewijst ook nu weer een medeleven met ons korps, dat momenteel in de meest gunstige omstandigheden verkeert Er is leven, er ls animo. Goeddeels is dit te danken aan de leden van het korpe, doch voor het grootste gedeelte is dit het gevolg van de toewijding van den heer Anderson, als leider van het korps. Zulk een man als leider te bezitten ls wel een zeer groot voor recht te noemen. Spr. feliciteert den directeur recht har telijk met 't jubileum van zijn korps, hoopte verder op gunstig weder en een prettig feest, en verklaarde daar mede het concours voor geopend. Hierna het concert. „De Vriendschap" kweet zich op de bekende serieuse wijze van haar taak en bracht voor en na de pauze telkens drie mooie nummers ten gehoor© Schooris Gemengd koor zong voor de pauze haar beide concoursnummers, waarmede ze te Zandvoort j.1. Zondag den eersten prijs behaalde, twee juweeltjes van zang kunst. Ook na de pauze zong het koor twee nummers. Tusschen de bedrijven door huldigde de Voorzitter van de Fanfarecommissie het koor met hartelijke woor den en een mooie mand bloemen, waarvoor de Voorzit ter von het koor, de heer Groothard, met even harte lijke woorden dankte. Na nog een rondgang te hebben gemaakt langs de di verse kermisvermakelijkheden gingen we hulstoe. De eerste avond was reeds geslaagd, hetwelk moed geeft voor de komende dagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 1