VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN
WAT!
HET ONHEILSUUR.
WARE WOORDEN.
WETENSWAARDIGHEDEN.
HUMOR.
KINDERVERHAAL
Illllll
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 23 Mei 1931. No. 8870.
ZATERDAGAVONDSCHETS
Een geschiedenis met een onverwacht slot,
door SIROLF.
(Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden).
DE matglazen deur met de zwarte letters „privé",
sloot zioh achter Charley Rogers, den vrij jeug
digen directeur van de North Estate Bank.
Rogers was nog geen veertig en had buitengewoon
carrière gemaakt in een vijftiental jaren. Zachtjes
neuriënd schreed hij op zijn imposante schrijfbureau
toe en liet zich in zijn fraaie bureaustoel neer, om
eenige belangrijke contracten door te zien. In de ruime,
eenvoudig doch kostbaar gemeubelde kamer van den
directeur heerschte een voorname rust, die als het
ware de afspiegeling was van Oharley Rogers' leven:
rustig en voornaam, in alle opzichten succesvol. Ook
zijn huiselijk geluk liet niets te wenschen over Hij was
sedert een vijftal jaren gehuwd met Julia, de lieftallige
Julia, waarnaar al zooveüe bewonderende mannenblik-
ken waren uitgegaan. Maar Charley had de zege be
haald. Alles gelukte dien dekselschen kerel eenvoudig
en er scheen wei niets ter wereld te bestaan, dat zijn
rust en kalmte kon verstoren of een schaduw op zijn
geluk werpen.
Rrrring, ging de telefoon.
Automatisch strekte Charley de hand naar den hoorn
uit en terwijl hij in zijn papieren verdiept bleef, sprak
hij verstrooid in het apparaat: „Hier Charley Rogers.
met wie spreek ik".
Het bleef even stil in den microfoon. Verbaasd liet
de directeur zijn papieren zakken, drukte den hoorn
vaster tegen het oor en herhaalde een weinig ongedul
dig: „Hier Rogers, wie is daar?"
Plotseling gebeurde er iets wonderlijks. Het anders
zoo zonnige, licht-blozende gelaat van Rogers werd lijk
bleek, zijn hand sidderde en zijn lippen bewogen ge
luidloos. Hij scheen eensklaps aan een vreeselijke angst
ten prooi. En dit was te vreemder, omdat door de
telefoon niet anders dan deze dood-onschuldige woorden
waren gesproken: „Hallo, Charley... het is kwart over
drie..." En iedereen za. moeten toegeven, dat deze sim
pele woorden toch geen enkele reden konden inhouden
om zóó vreeselijk ontdaan te zijn. Want dat was Char
ley Rogers. Het klamme zweet parelde hem op het
voorhoofd, toen hij met een vreemde, schorre stem
vroeg: „Ben jij het... Bill?"
Aan den anderen kant van de lijn werd klaarblijke
lijk zachtjes gelachen. voordat de stem van „Bill" ant
woordde: „Ik hoor, Charley, dat je mijn naam nog
kent... tja, jongen, het is lastig, maar ik ben nog niet
dood, zooals je zeker gedacht had... ik voel me beter
dan ooit en ik ben juist op weg naar de lieftallige
Julia, om haar een beleefdheidsvisitie te brengen, Ja
daar sta ik beslist op, ik heb er behoefte aan, oude
herinneringen op te halen, van zoo'n vijftien, zestien
jaar terug, ik heb er zoo'n Idee van, dat Julia daar
heel veel voor over zal hebben..."
Charley wilde iets zeggen, maar de woorden bleven
hem in de keel steken Hij scheen een flauwte nabij
Rinkelend viel het toestel uit zijn bevende, klamme
hand... de verbinding was verbroken. Roerloos staarde
Rogers voor zich uit. Maar dan opeens richtte hij zich
weer op Een zenuwachtige haast maakte zich van hem
meester. Hij greep zijn hoed en rende het kahtoor uit,
taard door de bedienden, die nog nooit hun chef
ien hadden. Buiten riep hij een taxi aan en liet
razende vaart naar huis rijden. Het meisje keek
verbaasd, toen mor >.o vroeg thuis kwam en klaar
blijkelijk zóó opgcv Op zijn schorre vraag, of er
bezoek was, antv. c bevestigend. Er was een
heer in meneer's si-. ner. Rogers liep meteen
door naar zijn kamer. 1 uen hij binnenkwam, rees er een
gestalte uit een fauteuil op en een oogenblik staarden
de twee mannen elkaar aan zonder iets te zeggen.
„Wel", begon de man, die Bill heette, met een valsch
glimlachje, „je schijnt niet erg blij te zijn, je dood
gewaande broer terug te zien, Charley. En we hebben
toch zu-lke aardige gezamenlijke herinneringen, weet Je
nog wel dat gevalletje met dien jongen Charley Rogers,
en dat vreemde verduksteringetje! Zeker, het geld is op
het laatste moment nog terecfrit gekomen, maar tocti
was er iemand die ervan wist, behalve die ongelukkige
Charley... weet je nog wel? Ik moest toen door een
samenloop van omstandigheden het land verlaten, her
inner je je dat nog? Ik zei nog tegen je, Charley... ont
houd je uur... en het was toen precies kwart over drie,
we zagen het allebei, weet je nog wel? Kijk, ik dacht
zoo, dat het je toefi wel aardig wat waard zou zijn, als
ik mijn mond hield tegen de knappe Julia. A proproa,
Oharley, je hebt een schat van een vrouwtje, het zou
zonde en jammer zijn, als ze niets meer met je te ma
ken wilde hebben, niet?..."
„Schoft!", stiet Charley uit. Hij scheen zich in blinde
woede en angst op zijn brper te wkllen werpen. Doch hij
bedwong zich en bracht met heesche, rauwe stem uit:
„Wat... hoeveel..."
De ander glimlachte en zei: „Wel. ik houd van ronde
sommen en het leven is duur, laten we zeggen... tien
duizend dollars..."
Oharley Rogers bleef plotseling verlamd van sdhri'k
staan... de deur was opengegaan en op den drempel
stond Julia, schooner en HevA dan ooit. Haar gelaat
stond ernstig doch niet onvriendelijk, toen ze de doode-
lijke stilte verbrak en op afgemeten toon tot den be
zoeker sprak: ,,Ik geloof, meneer, dat Uw aanwezig
heid hier niet meer gewensch wordt Doet U mij dus
het genoegen en verlaat het huis. O, en propos, die
kleine geschiedenis van Charley waarover U het had,
daar weet ik alles van, hoor. U kunt zich de moeite
sparen, mij die te vertellen. Adieu, meneer!"
De bezoeker was nu op zijn beurt bleek geworden.
Het spel was verloren. En met een binnensmonds ge-
momj de verwensching sloop hij de kamer uit. Toen
de deur achter hem in het slot viel, vond Charley pas
weer stem terug en hij stamelde: „Julia, lieveling, jij
hebt dus altijd geweten van mijn misslag, en toch heb
je me getrouwd en vertrouwen gehad in me...?
De lieftallige Julia lachte betooverend. toen ze zei:
„Beste jongen, ik weet van die heele geschiedenis niets
af. Dat was maar bluf. Die man deed echter daarstraks,
vóórdat jij kwam. al zoo raar i wilde met alle geweld
een gesprek met me beginneDaarom liet ik hem
alleen in je kamer, en belde je op. Maar je was al weg.
Daarnet hoorde ik door de openstaande deur, wat hij
zei en ik begreep, dat hij chantage wilde plegen over
iets, dat jij in je jeugd misschien misdeed. Maar beste
jongen, ik weet immers, dat je nu al vijftien jaren lang
een voorbeeldige, eerlijke, ijverige vent bent geweest,
zou ik dan nu in eens mijn vertrouwen in je verliezen
en vreeselijk gegriefd zijn, om een misstap die je jaren
geleden deed en die nu al lang ultgewischt is? Dan ken
je je vrouwtje tooh eigenlijk nog erg slecht, Charley"...
En toen kusten die Charley Rogers en de lieftallige
Julia elkaar, alsof ze zoo juist zich verloofd hadden...
In het harde van den geestslijken mensch tegen te
leurstelling, die zou kunnen ontmoedigen, in de opge
wektheid om altijd opnieuw, telkens, indien het moet
van voren af aan onzen plicht te doen, daarin liggen de
levenskracht en de levenslust m hoogen zin, die tot in
den ouderdom ons vergezellen.
Laat alleen die vreugde tot u komen, welker herinne
ring u een vreugde is.
Den beschouwenden behoort het verleden, den hande
lenden de toekomst, den genietenden het heden. De laat
ste bezit dus het kleinste domein.
Het kleine mensohenleven ontvangt een wijde
grootschheid en een roeping, ver boven die van eigen
klein en kortstondig bestaan uit.
De beste manier om iemand te helpen is hem te lee-
ren zichzelf te helpen.
o
Plicht en liefde zijn vensters onzer ziel: hoe meer
wij onzen plicht doen en hoe meer wij liefhebben, hoe
helderder zij zijn en hoe rijker het licht naar binnen
stroomt.
Is het u bekend:
dat Truffels de naam is van een plantengeslacht
uit de klasse der Zwammen (Fungi)?
dat truffels van vergane stoffen leven?
dat truffels al in de oudheid wegens hun groot»
voedzaamheid en fijne smaak gezocht waren?
dat zij bij groepen onder den grond groeien?
dat truffels worden opgespoord door daartoe afge
richte honden of zwijnen?
dat men deze truffeljacht al vermeld vindt in het
jaar 1481?
dat zij voornamelijk in de maanden November, De
cember, Januari en Februari plaats vindt?
dat zij, na afgeborsteld en gewasschen to zijn, in
wijn gekookt en in olie ingemaakt worden?
dat de Fransche truffel handel dagteekent van het
jaar 1770?
Ik heb dit prachtige paarlencollier voor je ve»
jaardag gekocht, lieveling!
Maar manlief, je wist toch dat ik een auto wilde
hebben?!
Ja schat, maar ik heb de heele stad afgeloopen,
maar ik kon neigens een namaak-auto krijgen!
Nu, hoe bevalt het je in je nieuwe betrekking?
Best!
Is het een beetje zelfstandige betrekking?
O, ja, bijna heelemaal zelfstandig. Ik kan komen
wanneer ik wil vóór achten en ik kan weggaan
wanneer ik wil, na zessen.
Meneer Jansen, ik zou graag uw dochter lot vrouw
hebben.
Heb je al met mijn vrouw gesproken?
Ja, meneer. Maar ondanks dat, zou ik toch nog wel
met uw dochter willen trouwen...
Fotograaf: Wenscfht u een groote of een kleine foto?
Cliënte: Een heele kleine.
Fotograaf: Zoo. Nu, doet u dan uw mond oen boetjo
dicht
Moeder (boos): Ik had je toch nadrukkelijk gezegd
goed op te letten, wanneer broertje begon te schreeu
wen?
Jantje: Dat heb ik ook gedaan, moeder, het was pre
cies vijf uur!
Hoeveel huur doet dit huis?
6000 gulden per jaar!
O, dank u. Mijn middelen zouden mij hoogstens ver
oorloven één tree van de trap te huren!
tellen. Want de twee jongelui hadden doorloopend
een razenden honger en zij groeiden zoo vlug en
de berglucht prikkelde zóó hun eetlust, dat het
wel eens den schijn had, dat hij niet genoeg kon
aa nsleepen.
Het zoo verschrikkelijke geschreeuw van den
ouden heer Lynx nu was bedoeld als onderricht
voor Hobby Lynx en zijn broer oin hen te loeren,
hoe zij jagen moesten. En het stond wel vast, dat
Wipneus en Schaduwstaart en zelfs dikke kleine
Reintje het in hun leven moeilijker zouden hebben
nu er jonge lynxjes op den berg Olaf waren.
Tinteloog zou later een aantal interessante
avonturen met den jongen Bobby Lynx hebben.
XXIV.
EEN HAZENDANSFEEST.
Mammie Kantoenstaart, het bruine haasje, had
nu al heel wat weken in den ouden appelboom
gaard gewoond en de haasjes waren al half vol
wassen.
Op zekeren maanlichten nacht op het einde
van Juni juist in denzelfden nacht, waarin
Tinteloog den bijenboom had gevonden, zei mam'
mie-
„Kinderen, vanavond gaan wc naar een fuif.
Vooruit dus, Flapoor en Snelpoot en Wipneus en
Kussenpoot en Dikpels en Huppelpoot, pappie
wacht ginder op ons!"
Door de maanlichte bosschen leidde ze hen nu
in èèn langen optocht langs een klein, met struik
gewas begroeid hazenspoor en de kleintjes wier
pen hun achterpooten omhoog van louter opwin
ding. Nu eens kropen ze onder 'n boschbessen-
struik door en dan weer hielden zij zich angst
vallig in de schaduw van een wilden wingerd.
Recht door de blauwe bessen renden zij, onder de
met vruchten beladen takken door, over een hoek
van de wilde wei, waar de madeliefjes hoog bo
ven hun hoofden glansden en overal om hen heen
was de geur van zoet varenkruid.
Hun pad liep zig-zag, dan hier-, dan daarheen,
soms in een boog, dan weer in een rechthoek, zoo
dat iemand, die hen had willen volgen, op zijn
zachtst gezegd zijn volle aandacht aan deze taak
zou hebben moeten geven.
Maar na verscheidene wendingen en draaiingen
door de bosschen en rondom de rotsen achter het
Pollywog-meer, waren ze weer gekomen aan den
rand van een kleine open plek in het bosch, oen
opening tusschcn de boomen, waar het gras kort
was en mooi, als in een toovercirkel. En de maan
overgoot alles mot haar 'stralen en maakte het er
zoo licht als overdag.
Hier waren aan eiken kant hazen als wacht
posten opgesteld en zelfs het ritselen van een dood
blad zou, als het in beweging was gebracht door
een dier, grooter dan een haas, voldoende zijn
geweest om de wachtpost het teeken te doen ge
ven, dat er onraad was. Een teeken, dat hierin
bestond, dat ze met hun achterpooten op den
grond stampten.
Binnen den door de maan belichten kring za
ten reeds een twaalftal hazen hij elkaar en van
alle kanten kwamen er nog meer aanzetten.
Mammie Katoenstaart hield even stil in de
schaduw van een boomstam, teneinde do kleintjes
gelegenheid te geven al hun moed bij elkaar te
rapen, vóór zij zich bij de anderen zouden voe
gen op de open ruimte.
Spoedig waren er wel vijftig haasjes, jong en
oud, bij elkaar. Zij huppelden rond en hadden
een prettigen avond. Ze stapten deftig rond en
ze dansten en ze renden elkander na. Ze sprongen
heen en terug over een omgevallen boomstam en
ze sprongen „haasje over", en zo wipten hun
achterpooten hoog op. Geen ander geluid verbrak
de stilte dan het gesjirp van de krekels, ver weg
in de weide, die zij verlaten hadden.
Toen, zóó plotseling, dat Mamraie's hart er he
vig van bonsde, klonk opeens het waarschuwende
dump-dump-dump vlak achter hen!
Wordt vervolgd.
Het gebeurde niet vaak, dat de oude heer Lynx
het uitschreeuwde van den honger. Want hij wist,
dat, voor ieder korhoen of haasje of vosje dat hij
op die manier zóó wist te doen schrikken, dat het
hem zijn verblijfplaats verried, hij een dozijn an
dere van schrik zóó ver wegjoeg, dat de jacht een
volgenden keer nog véél moeilijker werd.
Maar vannacht was hij doende om een ander op
de hoogte te brengen van zijn jachtgeheimen.
Tezelfder tijd, dat vader Vos zijn roodbruine
jongen beschouwde met een gemengd gevoel van
trots en vreugde en moeder Schaduwstaart haar
echtvriend uit den ouden eikebooi.>aaJ heeft r aiit
vrees, dat hij op één van de eekhoorns en I w.|(.
pen, tedezelfder tijd ook, dat mammie en
Katoenstaart 0111 beurten op den hoek van hef
korenveld op hun zes bruine haasjes pasten, was
mevrouw Lynx ver weg op den top van den
berg Olaf even trotsch als wie ook op twee
groote, magere, ionge katten, met groote pooten
XXIII.
BOBBY LYNX KOMT TEN TOONEELE.
en korten staart en een voorkomen zoo woest als
maar denkbaar was. Aanvankelijk waren deze
wilde schepsels even blind en hulpbehoevend en
afhankelijk als tamme kattekindertjes, al waren
ze dan niet zoo bevallig. En zoodra ze h&dden
geleerd hun pootjes te gebruiken, rolden en tui
melden ze en gromden en spuwden en boksten
>:e tegen en met elkaar, net zoo ondeugend als
Floep, het jonge Malthescr poesje van de boer
derij dat deed, toen* zij en haar broertjes nog leef
den in een mandje achter de keukenkachel.
Maar toen zijn jongen geen melk meer dronken
en meer vleesch gingen eten, had dc oude heer
Lynx het verbazend druk, dat kan ik je wel ver-