SchagcrCourant
Kantongerecht te Schagen.
DE RENTMEESTER.
Derde Blad.
Pinksterfeest
DE CENTRALE.
ASPIRIN
Zaterdag 23 Mei 1931.
74ste Jaargang. No. 8870
Nu is het Pinksterfeest gekomen,
Tot een bezieling van 't seizoen,
Het zonlicht toovert door de boomen
Een kleurenpracht van 't zuiverst groen.
Van rood en goud, soms saamgeweven
Tot een zeer kostelijk gordijn,
De nieuwe kracht gaat door dit leven
Bij jubel en bij zonneschijn!
De uitgelaten vogels zingen
Van hier en daar en overal,
En heerlijk mooie levensdingen
Verrijzen onder 't hoog heelal.
De teere voorjaarsbloemen bloeien.
De schoonheid breekt zich stralend baan,
Om tot een wonder uit te groeien,
De aarde heeft haar feestkleed aanl
Daar tintelt door de zonneluchten
Het wezen van den nieuwen geesV
Bij heel een jubel van geruchten
Op dit gelouterd voorjaarsfeest,
Bij een bezieling van het leven,
Van al hetgeen op aarde is,
Om innerlijk geluk te geven,
En blijvende verheugenis!
Daar bloeit iets in de harten open,
Van frisschen geestkracht, nieuwen moed,
We gaan op blijder toekomst hopen.
De wereld is weer rein en goed.
Als bruidsbouquetten staan de boomen,
Temidden van het feestgeluid,
In blanke bloesempracht te droomen
Bij 't naderen der Pinksterbruid.
Gaat dan, bezieling, langs de aarde,
Doortrekt den mensch, en de natuur,
Geeft alles, rijker, hooger waarde,
In het gewijde Pinksteruur,
De geestdrift van uw sterk bedoelen,
Die naar geluk en vrede vraagt,
Moog' zóó Genève iets doorvoelen
Van 't geen Gij door de wereld draagt!
Mei 1931
(Nadruk verboden).
KROES.
Vanzelfsprekend
Er kén brand komen, van
zelfsprekend zijt ge tegen
brandgevaar verzekerd. De
dag van morgen kén ook
Uw laatste zijn, hebt Gij
óók een levensverzekering
vanzelfsprekend geacht?
Zoo niet, dan sluit Ge ze
nu toch? En als modern ge
organiseerde vanzelfspre
kend bij
RIJNSTRAAT DEN HAAG
FEUILLETON
Naar het Engelsch.
„Verbeeld je! Dien zou oom toch nooit tot zijn vriend
hebben gemaakt! Want oom mag nu een boer zijn ge
weest, hij was en bleef een beschaafd mensch. Boven
dien die man heet Ike. Neen, Robert Stone moet een
jonge, of althans een veel jonger man zijn en een
bijzonder aardig mensch ook, want Mr. Fairlie schrijft
in een van zijn brieven, dat oom er ernstig over gedacht
had. om alles aan hem na te laten. Als wjj hem vinden,
zal hy een ware aanwinst zijn."
„Maar jij kunt toch geen vriend maken van den rent
meester van je oom? Je kunt toch niet met hem
flirten, Felicity?"
„In ieder geval zal ik mij met hem best den tijd weten
te korten. Want hoe zou ik nu een maand omkregen,
■onder eens met een man tespreken. Neen, kijk nu maar
«üet zoo streng. Je hebt precies de uitdrukking van een
chaperonne. Had ik op het oogenblik maar eens even
Mr. Anstruther, of Robbie Lowe hier!..."
Juist op dat oogenblik werd de klink van het hek
opgelicht en trad een lange slanke man den tuin in.
Met den strooien hoed in de hand kwam hU naderbij.
Zijn toilet was niet bepaald gekleed, want hij droeg een
korte broek en een oud Norfolk-jasje, ofschoon alles uit
stekend van snit was. Hij was flink breed in de schou
ders, had een gebruind gelaat en doordringende grijze
oogen.
Toen hij vlak bij haar was, stond Felicity op en stak
hem de hand toe. 1
Ze had er zeker nog nooit zoo lief uitgezien, als op
dat oogenblik. Haar oogen waren diep-blauw als koren
bloemen... haar wangen hadden de tint van wilde roos
jes en alles aan haar was jeugd en leven.
„Hoe maakt u het, Mr. Stone? Ik sprak zoo juist van
u en vroeg mij al af, wanneer u mij nu eens zoudt ko
men opzoekena Ik ben blij, u te zien."
Een oogenblik keek hij haar verrast aan en vroeg
verlegen: „Wat doet u denken?"
-Dat u Robert Stoa» la?" viel zy in. „Wel ik geloot
Zitting van Donderdag 21 Mei.
GEEN SUCCES.
Na een reeks van civiele zaken, die bijkans een uur in
beslag namen, en gedurende welken tijd wij ons in de
wachtkamer gezellig moesten bezighouden, begon he
denmorgen de zitting voor den strafrechter met de voort
gezette behandeling van de zaak tegen den heer V. d.
St., kleermaker te Nieuwe Niedorp, die een proces ver
baal had opgeloopen omdat de handrem van zijn motor
fiets niet in orde was. Volgens een verklaring van ver
dachte, ter vorige terechtzitting afgelegd, zou hij bij de
controle de kleplichter inplaats van de handrem gebruikt
hebben. Deze verklaring wordt thans nader onderzocht,
maar na het verhoor van den verbalisant, brigadier De
Groot van de Verkcersbrigade, scheen verdachte er niet
veel succes mee te zullen hebben.
Brigadier De Groot zegt wel degelijk te hebben ge
constateerd, dat de rem niet in orde was, evenals door
rijksveldwachter Harder, die er eveneens bij tegenwoor
dig was. Een vergissing was vo!gens deze beide heeren
uitgesloten en ook bijna niet aan te nemen, daar wij deze
heeren toch als beslist deskundig mogen veronderstel
len, welken indruk zij dan ook wei maakten.
De ambtenaar wilde er ook niets van gelooven ofschoon
de heer V. d. St. bij zijn eenmaal afgelegde verklaring
bleef en opmerkte, dat hij hier zeker niet zou staan,
als hij niet van zijn onschuld overtuigd was. Maar te
gen de verklaring der beide verbalisanten moest deze
pertinente overtuiging het „afleggen" en dies werd ver
dachte tot f 7 boete of 7 dagen hechtenis veroordeeld.
TE VROEG ZIJN INTREK GENOMEN.
Het voor rekening van den heer Aug. Br. aan den
Verlengden Meerweg te Anna Paulowna gebouwde win
kelhuis voldeed niet aan de gemeentelijke bouwverorde
ning en toen dan ook de heer Br. zijn intrek er in nam
(het huis, dat hy op dat oogenblik bewoonde, moest hij
verlaten) kon hij op zijn vingers natellen, dat er spoedig
proces-verbaal op zou volgen. En dat liet dan ook niet
lang op zich wachten, en ondanks zijn heftig pleidooi
van hedenmorgen, wordt hij conform de eisch tot f 6
of 6 dagen veroordeeld. Volgens den ambtenaar zou de
aannemer van bedoeld winkelhuis er ook nog wel eens
iets van te hooren kunnen krijgen.
Een nachtelijke autorit.
Met minder aangename ontdekkingen.
Bijzonderheden over den aanslag op veld
wachter Marskamp te Kolhorn en wat daar
na is gebeurd.
De verdachte S. K., caféhouder te Kolhorn, was niet
verschenen. Hij was wegens overtreding van de wapen
wet, het dragen van een revolver op den openbaren
weg. bekeurd geworden. Oogenschijnlijk niet zoo'n heel
ernstig vergrijp, maar de zaak kreeg een heel ander aan
zien, toen majoor Boot zijn proces-verbaal nader kwam
toelichten. Deze vertelt dan dat het was in den nacht
van 9 op 10 Maart j.1. dat hij in gezelschap van ver
dachte K. en veldwachter Kaper van Barsingerhorn be
nevens den chauffeur, per auto naar Kolhorn was ge
reden in verband met het geval-Marskamp, waarbij, zoo
als de lezer zich zal herinneren, deze onverhoeds was
aangevallen en een paar messneden over zijn gezicht had
gekregen. Door verdachte was te voren reeds Marskamp
naar dokter Werner gebracht, maar de gewonde had
toen nog gezegd dat K. niet de auto mocht besturen,
omdat hij dronken was. Daarna was de auto doorgere
den naar Schagen, naar Majoor Boot en ofschoon K.
nog gevraagd had, waarom de majoor er in gemoeid
moest worden, had veldwachted Kaper er op gestaan dat
dit zou geschieden. En aldus was gebeurd. De majoor
had, mede in verband met den aanslag op Marskamp,
K. eerst nog wat diohter onder de lamp gehad. Vervol
gens was de terugweg aanvaard en werd eerst bij dr.
Werner aangegaan om Marskamp te spreken te krijgen.
De laatste had er bij dit onderhoud op gewezen, dat ze
er om moesten denken, dat K. een geladen revolver bij
zich droeg. Met die wetenschap is men weer in de auto
gegaan en naar K.'s huis gereden. Hem vlak op 'de hie
len volgende, zoodat geen beweging hem ontgaan kon
was de majoor met K. in zijn huis gegaan. Tn de keu
ken had K. het mesje laten zien, dat hij heel dien avond
bij zich had gehad en vóór het uitgaan met de auto uit
zijn zak had gelegd, om niet van den aanslag op Mars
kamp verdacht te worden.
Maar, had majoor Boot, toen gezegd, je hebt ook
nog een revolver In je zak.
K. had dat direct toegegeven en het wapen te voor
schijn gehaald, maar er aan toegevoegd, dat hij het in
huis mocht hebben om zich bij eventueele vechtpartijen
in zijn café te verdedigen.
De majoor had hem er op gewezen, dat dit waar mocht
zijn, maar dan alleen om in huls te hebben en niet op
zak langs den openbaren weg. Het bleek inderdaad, dat
K. den ganschen avond de revolver, een browning zon
der foudraal en met 6 scherpe patronen geladen, bij zich
had gedragen. Hij moest hem wel steeds bij zich gehad
hebben, want het wapen had de natuurlijke lichaams
warmte aangenomen, dus was het buitengesloten, dat
K. de browning eerst bij aankomst ln de keuken in zijn
zak zou hebben gestoken.
niet dat er veel andere mannen hier in de streek zijn.
Joyce, dit is Mr. Stone, mijn vriendin en, chape
ronne, Miss Hamilton. Gaat u zitten, Mr. Stone. Heeft
u mijn brief ontvangen?"
„Ja, ik ben een paar dagen weg geweest, anders zou
ik wel eerder gekomen zijn."
Hij ging zitten aan het andere einde van de rustieke
bank en luisterde met ernstigen glimlach naar Felicity's
nonsens. Hij zeiweinig, maar dat was ook niet noodig.
Joyce stond versteld, zoo makkelijk als het 't vriendin
netje afging, haast uitsluitend het woord te voeren. Zij
zou niet geweten hebben, wat zij had moeten zeggen.
Eerst toen Felicity weer over de boerderij begon,
kwam hij ook wat los en zei:
„Ja, u heeft gelijk: Het is meer dan tijd, dat er ge
maaid wordt. Ik wachtte slechts op uw orders. Morgen
ochtend om half vijf zullen we met het groote veld be
ginnen."
„Om half vijf?... Wat een onmogelijk vroeg uur.' Is
het dan nog niet donker?"
Mr. Stone lachte. Een prettige klank, vond Joyce.
„Donker? Het is de mooiste tijd van den dag. Overal
ligt nog de dauw op. Bovendien is het beter voor do
paarden, dat ze klaar zijn, vóór de zon op haar sterkst
is: de hitte is zoo afmattend voor mensch en dier."
„Dus u komt bij mij uw orders halen? Nu, ik beloof
u, dat ik geen streng werkgeefster zal zijn. Ik heb zelf
een hekel aan werken, dus zal ik nooit anderen zoo
voortdrijven."
„Werken i3 anders een panacea voor alle droefheden
de3 levens."
„Zoo denkt Miss Hamilton er ook over; zij geeft hoog
op van de zegeningen van den arbeid en al dergelijke
fraaiigheden meer."
Voor het eerst keek hij den kant van Joyce uit en
zei: „Misschien spreekt miss Hamilton wel uit eigen
ervaring, net als ik."
„Ja. ik heb altijd moeten werken." antwoordde zij
eenvoudig. „Maar ik zou het verschrikkelijk vinden, als
ik niets te doen had."
„Zoudt u ouwe Ike niet eens kunnen bewegen, om
een beetje van uw panacea te gebruiken?" vroeg Feli
city weer. „Die gaat toch altijd zoo'n slakkcngangetje."
„Voor hem moet u echt niet hard zijn. Miss Gray. Hij
Is ouder dan uw oom was en hij heeft hier al vijftig ja
ren gewerkt.."
„Och, ik ben blij, dat ik dit hoor! Maar waarom heeft
oom hem dan niet gepensionneerd?"
Na deze toelichting komt de ambtenaar van het O. M.
aan het woord, die ten aanzien van het hier ten laste
gelegde opmerkt, dat K. wel degelijk met een revolver
op zak op den openbaren weg heeft rondgeloopen, en
dat, waar verdachte dronken was. dit lioht aanleiding
had kunnen geven tot noodlottigheden. Wat betreft den
aanslag op Marskamp, zegt de ambtenaar, is nog niet
uitgemaakt, wie gesneden heeft, maar ook daarvan
wordt K. sterk verdacht
Vervolgens wordt verdachte tot f 30 boete of 30 dagen
hechtenis veroordeeld met verbeurd-verklaring van de
in beslag genomen revolver.
HET ZWANEWATER ALS LUILEKKERLAND.
Den H. en V., twee jongelingen uit de opkomende bad
plaats Callantsoog hadden een bekeuring opgeloopen.
omdat ze op het terrein van het Zwanewater waren ge
weest. V. die alleen verschenen is. merkte echter op.
dat wanneer er ijs ligt, als op den bewusten dag, het
toegestaan wordt. Ofschoon dit niet Juist is, want ijs
wordt gelijk gesteld met grond, dus is het Zwanewater
dan ook verboden, was er nog iets anders, en dat was,
dat ze ook eieren geraapt hadden, reiger-eieren heette
het, maar dat lijkt ons voor Maart wel een. beetje al te
vroeg. Maar hoe dan ook, het waren eieren, en die
mochten ze rapen, vertelde V., en we konden niet zien
of hij daarbij zijn gezicht in de plooi kon houden.
Den heer ambtenaar werd het echter te bar en hij
vroeg zeer verbaasd, of nu eensklaps alles in het Zwa
newater mocht; het leek wel een luilekkerland gewor
den, maanr Zijne Edelachfcb. geloofde er niets van en
begreep wel... zoo rijdende voort een eitje hè...
Het slot van deze eier-rijderij was. dat elk der beide
verdachten tot f 8 boete of 8 dagen hechtenis wordt
veroordeeld.
EEN DURE AANRIJDING.
De aangehouden zaak tegen P. A. Bi., landbouwer te
Harenkarspel, die den 12den Maart met zijn paard en
wagen op den Oostwal te Warmenhuizen niet genoeg
naar rechts zou hebben uitgeweken, wordt heden voort
gezet.
De auto van den heer Abr. Troost uit de Groote IJpol-
der, was bij bovenvermelde nalatigheid leeüjk in het ge
drang gekomen. Zooals getuige vertelt, was hij van
Dirkshorn af op den Oostwal den hoek omgekomen en
had toen eerst den wagen van Bi. voor zich gezien. Hij
was zoo dicht mogelijk rechts tegen het hek stil gaan
staan, maar ondanks dat had de wagen van BI. zijn auto
eerst bij den wieldop gegrepen en later langs den ge-
heelen zijkant, zoodat de spatborden als 't ware opgerold
werden. Op den wagen van BI. had ook gezeten de heer
Pronk, die straks nog als getuige a decharge gehoord
zal worden. Met dezen had de heer Troost na de aanrij
ding gesproken, maar hij zou tegen Troost gezegd heli-
ben, toen deze om zyn naam vroeg: daar heb je niets
mee noodig, geef mij jouw naam maar, er aan toe voe
gende, dat de heer Troost zeker wel verzekerd was, dus
die alle schade ook van Bl.'s wagen, wel kon be
talen. Inmiddels moesten de wagens verzet worden, want
het verkeer werd opgestopt en nadien had de heer Troost
niets meer van hen gezien. Zy bleken er van door te
zyn gegaan.
De beide getuigen Kleibroek en Kwant verklaren bel
den, dat Bi. nog wel wat meer naar rechts had kunnen
uitwijken, terwijl do heer Pronk zegt, dat niet zij tegen
de auto van Troost, maar de laatste tegen hun wagen
was opgereden.
Dit vond echter weinig geloof bij de heeren rechters,
waarbij de kantonrechter opmerkte, dat hij de mentali
teit van de landbouwers wel zoo'n beetje kende Wat
onverschillig en dan misschien niet te veel aandacht aan
zijn gespan besteed. Toen Kleibroek dan ook nog ver
klaarde, dat de bestuurder de leidsels wat lummelig in
rijn handen had gehad, zoodat hij eigenlijk p*iard en
tvagen niet in zijn macht had, meende de ambtenaar
dat er aanwijzingen genoeg waren, waarbij het ten laste
gelegde bewezen kan worden geacht en dus eischte hij
tegen verdachte f 30 boete of 30 dagen hechtenis, met
toewijzing van de civiele vordering aan den heer Troost
tot een bedrag van f 49.47. Dit laatste blyft zoo. de
boete wordt f 20 of 20 dagen. Met elkaar toch nog te
hoog, als je op zoo'n dag uit bent om Je brood te ver
dienen.
HAD NOODLOTTIG KUNNEN AFLOOPEN.
Een aanrijding, die heel Wat noodlottiger gevolgen
met zich mee had kunnen brengen, komt daarna voor.
Frans Heinrich J., uit Alkmaar is de verdachte in deze
zaak.
Het gebeurde op den Rijksweg bij 't Zand, In den
avond van den lOden Maart, toen het sneeuwjaohtte en
dus voor automobilisten bij uitstek slecht weer.
De heer V. Kaan. in gezelschap van rijksveldwachter
Korstanje (dien we hedenmorgen voor het eerst als
brigadieer zien verschijnen) was met zijn auto op weg
naar huis. Vóór de vlotbrug is laatsgenoemde er even
uitgegaan om het ruit van de zich steeds ophopende
sneeuw te ontdoen. Juist toen hij daarmee bezig was,
gebeurde het. Door een voorbijrijdende auto werd hij
gegrepen en tegen den grond gesmakt Gelukkig bleek
hij niets te hebben gebroken, ofschoon hij een maand
lang geen dienst heeft kunnen doen.
De aanrijdende auto bleek bestuurd te worden door
den hierboven genoemden J. Door den gladden weg
„Dat heeft Mr. Carleton ook gedaan, maar de oude
man komt steeds terug. Hy kan goed met de koeien
omgaan en ik zou hein maar laten tobben; tenzij u na
tuurlijk veranderingen wilt aanbrengen."
Verder spraken ze nog heel gezellig over tal van on
derwerpen, maar het leek Joyce, dat Robert Stone meer
teruggetrokken .werd, als Felicity dingen vroeg, die hem
persoonlijk betroffen.
Ja, hij had by Mr. Carleton gewoond en had voor alles
gezorgd, gedurende diens laatste ziekte. Ze had wel ge
lijk: het was een heel verlies voor hem geweest, toen de
oude heer hem ontviel. Neen, hy dacht niet, dat haar
oom zich eenzaam had gevoeld. Ja, Mrs. Macdonald was
een trouwe huishoudster geweest. Persooniyk had hij
haar ook graag mogen lijden en had het byzonder goed
met haar kunnen vinden. Natuurlijk had hy gehoord
van miss Gray. Hy had hier geen vrienden meer. zoo
min als haar oom. „En vergeef my. miss Gray, als ik nu
liever niet verder over mr. Carleton spreken wil. Het is
een pynlyk onderwerp voor my. Hij was een beste, bra
ve man en ik hield zeer veel van hem."
„Je kunt gelooven." zei Felicity toen hy weg was, „dat
het een verschrlkkeiyk ding voor hem is, om zich zóo
door my verdrongen te voelon. want oom moet hem
eens toch de plaats beloofd hebben."
Joyce wist niet. of Felicity hierin juist gezien had,
maar ze had toch niet het recht, haar tegen te spreken.
Zij bleef onder den kastanjeboom zitten, toen Felici
ty hem aan Eüza ging voorstellen en omgekeerd. Hy had
haar toen al goedenavond gewenscht en schertsend ge
zegd:
..Ik zie, dat u den oogst reeds heeft binnengehaald,"
wijzende op een takje witte klaver, dat zy tusschen haar
blouse had gestoken.
„Ja, o, die ruiken toch zoo heerlyk, dat ik de verzoe
king niet kon weerstaan." antwoordde zij. blozende.
Ze keek het tweetal zoo lang mogelijk na en sprak ln
zichzelf:
„Felicity is zoo allerliefst, dat het mij niets verwon
dert, hoe niemand haar kan weerstaan. Ik wou. dat ik
maar niet zoo saai en leeiyk was! Het moet heerlijk zyn.
om zoo eens te wandelen cn te praten met iemand, die
zooveel flinker en verstandiger is, dan Je zelve bent. Als
ik een vriend had, dan zou ik graag hebben, dat hij leek
op Mr. Stone. Hy heeft zulke vriendelijke oogen..."
Op dit punt gekomen, bloosde zy over haar eigen ge
dachten en verborg haar gezichtje in het bosje witte
klaver.
Een koele
luchtstroom,
die in het warme jaar
getijde zoo weldadig
aanaoet, heeft vaak
een verkoudheid ten
gevolge. Neemt dan
Aspirin -Tabletten.
eenig op de wereld
Let op orenje band en Bayerkruis. Prijs 75 cis.
schynt zyn wagen dien van den heer Kaan wat te dicht
te zyn genaderd met het hiervoren genoemde noodlot
tige gevolg.
Ofschoon verdachte op prijzenswaardige wyze ge
tracht heeft, zooveel mogelijk na het ongeval te helpen,
wordt er op gewezen, dat hy toch onvoorzichtig en roe
keloos heeft gehandeld en waar dit niet zyn eerste ken
nismaking met den strafrechter is voor een overtreding
van de Verkeerswetten, zou er voor een volgenden keer
wel eens gevaar kunnen ontstaan voor zyn rijbewijs.
Ditmaal komt hy er nog met een boete van f 25 of
25 dagen hechtenis af.
EEN AL TE DOORZICHTIG SMOESJE.
Jan K-, een 23-jarige veehouder te St.-Maartensbrug,
had zonder licht gereden op zynmotorfiets. Het was
juist uitgegaan, toen hy vlak by zijn huis was. Een
hmoesje, dat niet heelemaal nieuw meer is. 16 of
6 dagen.
HEELEMAAL NIET ERG HOOR!
Klaas H, bakker te Wieringerwaard, was wat te vroeg
begonnen in de bakkerij. Verdachte, die niet den indruk
maakt, dat hij met opzet de wet zal overtreden, ver
klaart wat hiervan de reden was, wat de kantonrechter
al heel gauw doet zeggen: Maar ik vind het heelemaal
niet erg hoor! Het is weer eens een van die gevallen,
waarbij de verbalisant zeer zeker wel zyn plicht gedaan
zal hebben, maar dat toch ook weer eens duidelijk de
monstreert hoe naast de vele „zegeningen", die de Ar
beidswet ons brengt, er zich bij strenge handhaving op
z'n zachtst uitgedrukt, allermisselykste gevallen van
overtreding voordoen
Het zaakje kostte den bakker maar 50 cent of 1 dag.
TOT DEN VOLGENDEN KEER.
Een overtreding op de Arbeidswet door den heer H.
W. KJ., uitvoerder van Werken te Kolhorn, wordt tot
den volgenden keer aangehouden, om eerst eens den
controleur op de Arbeidsinspectie te hooren.
T ZAT ER NOG NIET AAN.
Corn. v. G., smid te Oudkarspel, had een acetyleen-
Iaschapparaat gebruikt, dat volgens de wet van 1 Octo-
ber J.1. al lang buiten bedryf had moeten worden ge
steld. De gasklok was z.g niet beweeglijk Heel erg aar
dig natuurlijk, dat de Veiligheidswet zoo goed voor ons
veege lijf zorgt, maar de heeren wetgevers vergeten
blykba&r wel eens, dat niet iedereen zoo maar in
staat is om een nieuw toestel te koopen. De heer Van G.
bekende dan ook eerlijk, dat het er by hem nog niet
aanzat, om maar direct 100 guldens neer te tellen voor
een nieuw apparaat En het gevolg is, dat hy nu boven
dien nog tot f 5 boete of 5 dagen hechtenis wordt ver
oordeeld.
NIET MEER DOEN. HOOR!
Pieter L„ een 26-Jarige schilder uit Oude Niedorp,
had op den 6den April in de kolfbaan van Laan te
Winkel den boel eens bp stelten gezet, door met zijn
eenigszins beneveld hoofd, iedereen maar uit te dagen
om een robbertje met hem te vechten. Het was ten
slotte zoo erg geworden, dat het heele gezellige feest er
door verstoord werd.
De kantonrechter vroeg nog, of het om een „meissle"
ging, maar dit bleek niet het geval. „Dan niet meer
doen hoor", meende Z. E. en erg gehoorzaam knikte
verdachte, dat hy het niet meer doen zou.
Dit maal is hy er nog met f 10 boete of 10 dagen
hechtenis af
IN ZIJN VERKEERDE KEEL GESCHOTEN.
De jonge veehouder Wyb. v. d. O. te Barsingerhorn
was met zijn 1 jaar en een paar dagen ouden pinkstier
naar de Schager markt getogen. Het „woeste dier" was
behooriyk voorzien van neusring en knieband. Maar het
touwtje van laatstgenoemde voorzorg scheen den agent
Flapper niet dik genoeg om eventueele uitbarsting van
deze oerkracht van het diertje te beteugelen cn dua
kreeg v. d .O. een proces-verbaal.
In de dagvaarding staat echter, dat het dier niet ge
knieband was en dat ontkent verdachte. Alleen het touw
tje was te dun en toen hy, biykbaar tot groote pret van
de omstanders, zoo handig was om direct het touw,
waaraan hy den stier vasthield, tot knieband om te
tooveren, scheen dit volgens Van d. O. Flapper in zya
verkeerde keel te schieten en kreeg hy een proces-ver
baal.
Den 18den Juni zal deze zaak opnieuw behandeld
worden om agent Flapper over deze zaak te hooren.
HOOFDSTUK ITI.
Het was een stikkend heete middag zoo warm waa
het Inderdaad, dat de beide meisjes het waarlijk held
haftig vonden van Robert Stone, dat hy maar was biy-
ven hooien. Hy had er twee man extra bij aangenomen,
twee flinke, sterke kerels, en met behulp van die en
van ouwen Ike en Joe werd de oogst binnengehaald.
Al was het dan ook niet koel, het was toch een heer*
lijk beschaduwd hoekje tn het kleine dal, dat Joyce nu
ongeveer een week geleden achter het huis had ontdekt
en waar zy sinds dien verscheidene middagen had door
gebracht
Ze zat op de met mos overgroeide wortels van een
ouden olm, en, met haar rug tegen den stam geleund,
was zij bezig aan een haakwerk, waarin zij bijzonder
bedreven was. Een tijdschrift lag open op haar schoot
en een doos chocoiaadjes een presentje van Felicity,
omdat ze niet van de soort waren, waarvan die jonge
dame zelve hield stond binnen haar bereik.
Ondanks deze allergeriefiykste situatie lag er toch een
schaduw verspreid over Joyce's lief gezichtje en haar
blik stond droevig en peinzend.
Ze waren nu al veertien dagen op ,hct Dal" maar
Joyce had er zich niet zoo onverdeeld gelukkig gevoeld,
hls zy dit wel gehoopt had. Tevergeefs verweet zy zich,
dat zy dan toch zeer ondankbaar was, want dat zij im
mers alles had, wat haar hartje maar begeerde. Een
vaag gevoelen van onrust en desillusie had zich intus-
schen van haar meester gemaakt; en, ofschoon ze het
zich maar noode bekennen wilde Rober: Stone was
de aanleiding daartoe: zijn komst had dezen vacantie-
tijd voor haar bedorven.
Felicity daarentegen was weer geheel opgeleefd. Ze
liep overal rond op de hoeve en waar Robert Stone was
daar viel zij ook niet ver te zoeken.
Joyce had zich al meer dan eens afgevraagd wat hy
toch wel denken moest van Felicity, die zich tegenover
hem nu eens voordeed als een verwende baby cn dan
weer als een gebiedend werkgeefster. Maar door zUn
houding gaf hy in 't minst geen biyk van zyn gevoe
lens. Hy liet haar haar gang gaan en zei in den regel
niet veel, daar hy eenmaal .stil van aard scheen te zijn.
Dus voerde Felicity de kippen, zamelde eieren in en liet
zich door hem in en uit den hooiwagen tillen, als die
naar het land reed.
Joyce had het nu maar opgegeven, om Felicity te on
derhouden over haar gedrag, want luchthartig had het
„boerinnetje" dit alles verworpen met een: