SchagcrCourant Kantongerecht te Schagen. DE RENTMEESTER. Derde Blad. Pinksterfeest DE CENTRALE. ASPIRIN Zaterdag 23 Mei 1931. 74ste Jaargang. No. 8870 Nu is het Pinksterfeest gekomen, Tot een bezieling van 't seizoen, Het zonlicht toovert door de boomen Een kleurenpracht van 't zuiverst groen. Van rood en goud, soms saamgeweven Tot een zeer kostelijk gordijn, De nieuwe kracht gaat door dit leven Bij jubel en bij zonneschijn! De uitgelaten vogels zingen Van hier en daar en overal, En heerlijk mooie levensdingen Verrijzen onder 't hoog heelal. De teere voorjaarsbloemen bloeien. De schoonheid breekt zich stralend baan, Om tot een wonder uit te groeien, De aarde heeft haar feestkleed aanl Daar tintelt door de zonneluchten Het wezen van den nieuwen geesV Bij heel een jubel van geruchten Op dit gelouterd voorjaarsfeest, Bij een bezieling van het leven, Van al hetgeen op aarde is, Om innerlijk geluk te geven, En blijvende verheugenis! Daar bloeit iets in de harten open, Van frisschen geestkracht, nieuwen moed, We gaan op blijder toekomst hopen. De wereld is weer rein en goed. Als bruidsbouquetten staan de boomen, Temidden van het feestgeluid, In blanke bloesempracht te droomen Bij 't naderen der Pinksterbruid. Gaat dan, bezieling, langs de aarde, Doortrekt den mensch, en de natuur, Geeft alles, rijker, hooger waarde, In het gewijde Pinksteruur, De geestdrift van uw sterk bedoelen, Die naar geluk en vrede vraagt, Moog' zóó Genève iets doorvoelen Van 't geen Gij door de wereld draagt! Mei 1931 (Nadruk verboden). KROES. Vanzelfsprekend Er kén brand komen, van zelfsprekend zijt ge tegen brandgevaar verzekerd. De dag van morgen kén ook Uw laatste zijn, hebt Gij óók een levensverzekering vanzelfsprekend geacht? Zoo niet, dan sluit Ge ze nu toch? En als modern ge organiseerde vanzelfspre kend bij RIJNSTRAAT DEN HAAG FEUILLETON Naar het Engelsch. „Verbeeld je! Dien zou oom toch nooit tot zijn vriend hebben gemaakt! Want oom mag nu een boer zijn ge weest, hij was en bleef een beschaafd mensch. Boven dien die man heet Ike. Neen, Robert Stone moet een jonge, of althans een veel jonger man zijn en een bijzonder aardig mensch ook, want Mr. Fairlie schrijft in een van zijn brieven, dat oom er ernstig over gedacht had. om alles aan hem na te laten. Als wjj hem vinden, zal hy een ware aanwinst zijn." „Maar jij kunt toch geen vriend maken van den rent meester van je oom? Je kunt toch niet met hem flirten, Felicity?" „In ieder geval zal ik mij met hem best den tijd weten te korten. Want hoe zou ik nu een maand omkregen, ■onder eens met een man tespreken. Neen, kijk nu maar «üet zoo streng. Je hebt precies de uitdrukking van een chaperonne. Had ik op het oogenblik maar eens even Mr. Anstruther, of Robbie Lowe hier!..." Juist op dat oogenblik werd de klink van het hek opgelicht en trad een lange slanke man den tuin in. Met den strooien hoed in de hand kwam hU naderbij. Zijn toilet was niet bepaald gekleed, want hij droeg een korte broek en een oud Norfolk-jasje, ofschoon alles uit stekend van snit was. Hij was flink breed in de schou ders, had een gebruind gelaat en doordringende grijze oogen. Toen hij vlak bij haar was, stond Felicity op en stak hem de hand toe. 1 Ze had er zeker nog nooit zoo lief uitgezien, als op dat oogenblik. Haar oogen waren diep-blauw als koren bloemen... haar wangen hadden de tint van wilde roos jes en alles aan haar was jeugd en leven. „Hoe maakt u het, Mr. Stone? Ik sprak zoo juist van u en vroeg mij al af, wanneer u mij nu eens zoudt ko men opzoekena Ik ben blij, u te zien." Een oogenblik keek hij haar verrast aan en vroeg verlegen: „Wat doet u denken?" -Dat u Robert Stoa» la?" viel zy in. „Wel ik geloot Zitting van Donderdag 21 Mei. GEEN SUCCES. Na een reeks van civiele zaken, die bijkans een uur in beslag namen, en gedurende welken tijd wij ons in de wachtkamer gezellig moesten bezighouden, begon he denmorgen de zitting voor den strafrechter met de voort gezette behandeling van de zaak tegen den heer V. d. St., kleermaker te Nieuwe Niedorp, die een proces ver baal had opgeloopen omdat de handrem van zijn motor fiets niet in orde was. Volgens een verklaring van ver dachte, ter vorige terechtzitting afgelegd, zou hij bij de controle de kleplichter inplaats van de handrem gebruikt hebben. Deze verklaring wordt thans nader onderzocht, maar na het verhoor van den verbalisant, brigadier De Groot van de Verkcersbrigade, scheen verdachte er niet veel succes mee te zullen hebben. Brigadier De Groot zegt wel degelijk te hebben ge constateerd, dat de rem niet in orde was, evenals door rijksveldwachter Harder, die er eveneens bij tegenwoor dig was. Een vergissing was vo!gens deze beide heeren uitgesloten en ook bijna niet aan te nemen, daar wij deze heeren toch als beslist deskundig mogen veronderstel len, welken indruk zij dan ook wei maakten. De ambtenaar wilde er ook niets van gelooven ofschoon de heer V. d. St. bij zijn eenmaal afgelegde verklaring bleef en opmerkte, dat hij hier zeker niet zou staan, als hij niet van zijn onschuld overtuigd was. Maar te gen de verklaring der beide verbalisanten moest deze pertinente overtuiging het „afleggen" en dies werd ver dachte tot f 7 boete of 7 dagen hechtenis veroordeeld. TE VROEG ZIJN INTREK GENOMEN. Het voor rekening van den heer Aug. Br. aan den Verlengden Meerweg te Anna Paulowna gebouwde win kelhuis voldeed niet aan de gemeentelijke bouwverorde ning en toen dan ook de heer Br. zijn intrek er in nam (het huis, dat hy op dat oogenblik bewoonde, moest hij verlaten) kon hij op zijn vingers natellen, dat er spoedig proces-verbaal op zou volgen. En dat liet dan ook niet lang op zich wachten, en ondanks zijn heftig pleidooi van hedenmorgen, wordt hij conform de eisch tot f 6 of 6 dagen veroordeeld. Volgens den ambtenaar zou de aannemer van bedoeld winkelhuis er ook nog wel eens iets van te hooren kunnen krijgen. Een nachtelijke autorit. Met minder aangename ontdekkingen. Bijzonderheden over den aanslag op veld wachter Marskamp te Kolhorn en wat daar na is gebeurd. De verdachte S. K., caféhouder te Kolhorn, was niet verschenen. Hij was wegens overtreding van de wapen wet, het dragen van een revolver op den openbaren weg. bekeurd geworden. Oogenschijnlijk niet zoo'n heel ernstig vergrijp, maar de zaak kreeg een heel ander aan zien, toen majoor Boot zijn proces-verbaal nader kwam toelichten. Deze vertelt dan dat het was in den nacht van 9 op 10 Maart j.1. dat hij in gezelschap van ver dachte K. en veldwachter Kaper van Barsingerhorn be nevens den chauffeur, per auto naar Kolhorn was ge reden in verband met het geval-Marskamp, waarbij, zoo als de lezer zich zal herinneren, deze onverhoeds was aangevallen en een paar messneden over zijn gezicht had gekregen. Door verdachte was te voren reeds Marskamp naar dokter Werner gebracht, maar de gewonde had toen nog gezegd dat K. niet de auto mocht besturen, omdat hij dronken was. Daarna was de auto doorgere den naar Schagen, naar Majoor Boot en ofschoon K. nog gevraagd had, waarom de majoor er in gemoeid moest worden, had veldwachted Kaper er op gestaan dat dit zou geschieden. En aldus was gebeurd. De majoor had, mede in verband met den aanslag op Marskamp, K. eerst nog wat diohter onder de lamp gehad. Vervol gens was de terugweg aanvaard en werd eerst bij dr. Werner aangegaan om Marskamp te spreken te krijgen. De laatste had er bij dit onderhoud op gewezen, dat ze er om moesten denken, dat K. een geladen revolver bij zich droeg. Met die wetenschap is men weer in de auto gegaan en naar K.'s huis gereden. Hem vlak op 'de hie len volgende, zoodat geen beweging hem ontgaan kon was de majoor met K. in zijn huis gegaan. Tn de keu ken had K. het mesje laten zien, dat hij heel dien avond bij zich had gehad en vóór het uitgaan met de auto uit zijn zak had gelegd, om niet van den aanslag op Mars kamp verdacht te worden. Maar, had majoor Boot, toen gezegd, je hebt ook nog een revolver In je zak. K. had dat direct toegegeven en het wapen te voor schijn gehaald, maar er aan toegevoegd, dat hij het in huis mocht hebben om zich bij eventueele vechtpartijen in zijn café te verdedigen. De majoor had hem er op gewezen, dat dit waar mocht zijn, maar dan alleen om in huls te hebben en niet op zak langs den openbaren weg. Het bleek inderdaad, dat K. den ganschen avond de revolver, een browning zon der foudraal en met 6 scherpe patronen geladen, bij zich had gedragen. Hij moest hem wel steeds bij zich gehad hebben, want het wapen had de natuurlijke lichaams warmte aangenomen, dus was het buitengesloten, dat K. de browning eerst bij aankomst ln de keuken in zijn zak zou hebben gestoken. niet dat er veel andere mannen hier in de streek zijn. Joyce, dit is Mr. Stone, mijn vriendin en, chape ronne, Miss Hamilton. Gaat u zitten, Mr. Stone. Heeft u mijn brief ontvangen?" „Ja, ik ben een paar dagen weg geweest, anders zou ik wel eerder gekomen zijn." Hij ging zitten aan het andere einde van de rustieke bank en luisterde met ernstigen glimlach naar Felicity's nonsens. Hij zeiweinig, maar dat was ook niet noodig. Joyce stond versteld, zoo makkelijk als het 't vriendin netje afging, haast uitsluitend het woord te voeren. Zij zou niet geweten hebben, wat zij had moeten zeggen. Eerst toen Felicity weer over de boerderij begon, kwam hij ook wat los en zei: „Ja, u heeft gelijk: Het is meer dan tijd, dat er ge maaid wordt. Ik wachtte slechts op uw orders. Morgen ochtend om half vijf zullen we met het groote veld be ginnen." „Om half vijf?... Wat een onmogelijk vroeg uur.' Is het dan nog niet donker?" Mr. Stone lachte. Een prettige klank, vond Joyce. „Donker? Het is de mooiste tijd van den dag. Overal ligt nog de dauw op. Bovendien is het beter voor do paarden, dat ze klaar zijn, vóór de zon op haar sterkst is: de hitte is zoo afmattend voor mensch en dier." „Dus u komt bij mij uw orders halen? Nu, ik beloof u, dat ik geen streng werkgeefster zal zijn. Ik heb zelf een hekel aan werken, dus zal ik nooit anderen zoo voortdrijven." „Werken i3 anders een panacea voor alle droefheden de3 levens." „Zoo denkt Miss Hamilton er ook over; zij geeft hoog op van de zegeningen van den arbeid en al dergelijke fraaiigheden meer." Voor het eerst keek hij den kant van Joyce uit en zei: „Misschien spreekt miss Hamilton wel uit eigen ervaring, net als ik." „Ja. ik heb altijd moeten werken." antwoordde zij eenvoudig. „Maar ik zou het verschrikkelijk vinden, als ik niets te doen had." „Zoudt u ouwe Ike niet eens kunnen bewegen, om een beetje van uw panacea te gebruiken?" vroeg Feli city weer. „Die gaat toch altijd zoo'n slakkcngangetje." „Voor hem moet u echt niet hard zijn. Miss Gray. Hij Is ouder dan uw oom was en hij heeft hier al vijftig ja ren gewerkt.." „Och, ik ben blij, dat ik dit hoor! Maar waarom heeft oom hem dan niet gepensionneerd?" Na deze toelichting komt de ambtenaar van het O. M. aan het woord, die ten aanzien van het hier ten laste gelegde opmerkt, dat K. wel degelijk met een revolver op zak op den openbaren weg heeft rondgeloopen, en dat, waar verdachte dronken was. dit lioht aanleiding had kunnen geven tot noodlottigheden. Wat betreft den aanslag op Marskamp, zegt de ambtenaar, is nog niet uitgemaakt, wie gesneden heeft, maar ook daarvan wordt K. sterk verdacht Vervolgens wordt verdachte tot f 30 boete of 30 dagen hechtenis veroordeeld met verbeurd-verklaring van de in beslag genomen revolver. HET ZWANEWATER ALS LUILEKKERLAND. Den H. en V., twee jongelingen uit de opkomende bad plaats Callantsoog hadden een bekeuring opgeloopen. omdat ze op het terrein van het Zwanewater waren ge weest. V. die alleen verschenen is. merkte echter op. dat wanneer er ijs ligt, als op den bewusten dag, het toegestaan wordt. Ofschoon dit niet Juist is, want ijs wordt gelijk gesteld met grond, dus is het Zwanewater dan ook verboden, was er nog iets anders, en dat was, dat ze ook eieren geraapt hadden, reiger-eieren heette het, maar dat lijkt ons voor Maart wel een. beetje al te vroeg. Maar hoe dan ook, het waren eieren, en die mochten ze rapen, vertelde V., en we konden niet zien of hij daarbij zijn gezicht in de plooi kon houden. Den heer ambtenaar werd het echter te bar en hij vroeg zeer verbaasd, of nu eensklaps alles in het Zwa newater mocht; het leek wel een luilekkerland gewor den, maanr Zijne Edelachfcb. geloofde er niets van en begreep wel... zoo rijdende voort een eitje hè... Het slot van deze eier-rijderij was. dat elk der beide verdachten tot f 8 boete of 8 dagen hechtenis wordt veroordeeld. EEN DURE AANRIJDING. De aangehouden zaak tegen P. A. Bi., landbouwer te Harenkarspel, die den 12den Maart met zijn paard en wagen op den Oostwal te Warmenhuizen niet genoeg naar rechts zou hebben uitgeweken, wordt heden voort gezet. De auto van den heer Abr. Troost uit de Groote IJpol- der, was bij bovenvermelde nalatigheid leeüjk in het ge drang gekomen. Zooals getuige vertelt, was hij van Dirkshorn af op den Oostwal den hoek omgekomen en had toen eerst den wagen van Bi. voor zich gezien. Hij was zoo dicht mogelijk rechts tegen het hek stil gaan staan, maar ondanks dat had de wagen van BI. zijn auto eerst bij den wieldop gegrepen en later langs den ge- heelen zijkant, zoodat de spatborden als 't ware opgerold werden. Op den wagen van BI. had ook gezeten de heer Pronk, die straks nog als getuige a decharge gehoord zal worden. Met dezen had de heer Troost na de aanrij ding gesproken, maar hij zou tegen Troost gezegd heli- ben, toen deze om zyn naam vroeg: daar heb je niets mee noodig, geef mij jouw naam maar, er aan toe voe gende, dat de heer Troost zeker wel verzekerd was, dus die alle schade ook van Bl.'s wagen, wel kon be talen. Inmiddels moesten de wagens verzet worden, want het verkeer werd opgestopt en nadien had de heer Troost niets meer van hen gezien. Zy bleken er van door te zyn gegaan. De beide getuigen Kleibroek en Kwant verklaren bel den, dat Bi. nog wel wat meer naar rechts had kunnen uitwijken, terwijl do heer Pronk zegt, dat niet zij tegen de auto van Troost, maar de laatste tegen hun wagen was opgereden. Dit vond echter weinig geloof bij de heeren rechters, waarbij de kantonrechter opmerkte, dat hij de mentali teit van de landbouwers wel zoo'n beetje kende Wat onverschillig en dan misschien niet te veel aandacht aan zijn gespan besteed. Toen Kleibroek dan ook nog ver klaarde, dat de bestuurder de leidsels wat lummelig in rijn handen had gehad, zoodat hij eigenlijk p*iard en tvagen niet in zijn macht had, meende de ambtenaar dat er aanwijzingen genoeg waren, waarbij het ten laste gelegde bewezen kan worden geacht en dus eischte hij tegen verdachte f 30 boete of 30 dagen hechtenis, met toewijzing van de civiele vordering aan den heer Troost tot een bedrag van f 49.47. Dit laatste blyft zoo. de boete wordt f 20 of 20 dagen. Met elkaar toch nog te hoog, als je op zoo'n dag uit bent om Je brood te ver dienen. HAD NOODLOTTIG KUNNEN AFLOOPEN. Een aanrijding, die heel Wat noodlottiger gevolgen met zich mee had kunnen brengen, komt daarna voor. Frans Heinrich J., uit Alkmaar is de verdachte in deze zaak. Het gebeurde op den Rijksweg bij 't Zand, In den avond van den lOden Maart, toen het sneeuwjaohtte en dus voor automobilisten bij uitstek slecht weer. De heer V. Kaan. in gezelschap van rijksveldwachter Korstanje (dien we hedenmorgen voor het eerst als brigadieer zien verschijnen) was met zijn auto op weg naar huis. Vóór de vlotbrug is laatsgenoemde er even uitgegaan om het ruit van de zich steeds ophopende sneeuw te ontdoen. Juist toen hij daarmee bezig was, gebeurde het. Door een voorbijrijdende auto werd hij gegrepen en tegen den grond gesmakt Gelukkig bleek hij niets te hebben gebroken, ofschoon hij een maand lang geen dienst heeft kunnen doen. De aanrijdende auto bleek bestuurd te worden door den hierboven genoemden J. Door den gladden weg „Dat heeft Mr. Carleton ook gedaan, maar de oude man komt steeds terug. Hy kan goed met de koeien omgaan en ik zou hein maar laten tobben; tenzij u na tuurlijk veranderingen wilt aanbrengen." Verder spraken ze nog heel gezellig over tal van on derwerpen, maar het leek Joyce, dat Robert Stone meer teruggetrokken .werd, als Felicity dingen vroeg, die hem persoonlijk betroffen. Ja, hij had by Mr. Carleton gewoond en had voor alles gezorgd, gedurende diens laatste ziekte. Ze had wel ge lijk: het was een heel verlies voor hem geweest, toen de oude heer hem ontviel. Neen, hy dacht niet, dat haar oom zich eenzaam had gevoeld. Ja, Mrs. Macdonald was een trouwe huishoudster geweest. Persooniyk had hij haar ook graag mogen lijden en had het byzonder goed met haar kunnen vinden. Natuurlijk had hy gehoord van miss Gray. Hy had hier geen vrienden meer. zoo min als haar oom. „En vergeef my. miss Gray, als ik nu liever niet verder over mr. Carleton spreken wil. Het is een pynlyk onderwerp voor my. Hij was een beste, bra ve man en ik hield zeer veel van hem." „Je kunt gelooven." zei Felicity toen hy weg was, „dat het een verschrlkkeiyk ding voor hem is, om zich zóo door my verdrongen te voelon. want oom moet hem eens toch de plaats beloofd hebben." Joyce wist niet. of Felicity hierin juist gezien had, maar ze had toch niet het recht, haar tegen te spreken. Zij bleef onder den kastanjeboom zitten, toen Felici ty hem aan Eüza ging voorstellen en omgekeerd. Hy had haar toen al goedenavond gewenscht en schertsend ge zegd: ..Ik zie, dat u den oogst reeds heeft binnengehaald," wijzende op een takje witte klaver, dat zy tusschen haar blouse had gestoken. „Ja, o, die ruiken toch zoo heerlyk, dat ik de verzoe king niet kon weerstaan." antwoordde zij. blozende. Ze keek het tweetal zoo lang mogelijk na en sprak ln zichzelf: „Felicity is zoo allerliefst, dat het mij niets verwon dert, hoe niemand haar kan weerstaan. Ik wou. dat ik maar niet zoo saai en leeiyk was! Het moet heerlijk zyn. om zoo eens te wandelen cn te praten met iemand, die zooveel flinker en verstandiger is, dan Je zelve bent. Als ik een vriend had, dan zou ik graag hebben, dat hij leek op Mr. Stone. Hy heeft zulke vriendelijke oogen..." Op dit punt gekomen, bloosde zy over haar eigen ge dachten en verborg haar gezichtje in het bosje witte klaver. Een koele luchtstroom, die in het warme jaar getijde zoo weldadig aanaoet, heeft vaak een verkoudheid ten gevolge. Neemt dan Aspirin -Tabletten. eenig op de wereld Let op orenje band en Bayerkruis. Prijs 75 cis. schynt zyn wagen dien van den heer Kaan wat te dicht te zyn genaderd met het hiervoren genoemde noodlot tige gevolg. Ofschoon verdachte op prijzenswaardige wyze ge tracht heeft, zooveel mogelijk na het ongeval te helpen, wordt er op gewezen, dat hy toch onvoorzichtig en roe keloos heeft gehandeld en waar dit niet zyn eerste ken nismaking met den strafrechter is voor een overtreding van de Verkeerswetten, zou er voor een volgenden keer wel eens gevaar kunnen ontstaan voor zyn rijbewijs. Ditmaal komt hy er nog met een boete van f 25 of 25 dagen hechtenis af. EEN AL TE DOORZICHTIG SMOESJE. Jan K-, een 23-jarige veehouder te St.-Maartensbrug, had zonder licht gereden op zynmotorfiets. Het was juist uitgegaan, toen hy vlak by zijn huis was. Een hmoesje, dat niet heelemaal nieuw meer is. 16 of 6 dagen. HEELEMAAL NIET ERG HOOR! Klaas H, bakker te Wieringerwaard, was wat te vroeg begonnen in de bakkerij. Verdachte, die niet den indruk maakt, dat hij met opzet de wet zal overtreden, ver klaart wat hiervan de reden was, wat de kantonrechter al heel gauw doet zeggen: Maar ik vind het heelemaal niet erg hoor! Het is weer eens een van die gevallen, waarbij de verbalisant zeer zeker wel zyn plicht gedaan zal hebben, maar dat toch ook weer eens duidelijk de monstreert hoe naast de vele „zegeningen", die de Ar beidswet ons brengt, er zich bij strenge handhaving op z'n zachtst uitgedrukt, allermisselykste gevallen van overtreding voordoen Het zaakje kostte den bakker maar 50 cent of 1 dag. TOT DEN VOLGENDEN KEER. Een overtreding op de Arbeidswet door den heer H. W. KJ., uitvoerder van Werken te Kolhorn, wordt tot den volgenden keer aangehouden, om eerst eens den controleur op de Arbeidsinspectie te hooren. T ZAT ER NOG NIET AAN. Corn. v. G., smid te Oudkarspel, had een acetyleen- Iaschapparaat gebruikt, dat volgens de wet van 1 Octo- ber J.1. al lang buiten bedryf had moeten worden ge steld. De gasklok was z.g niet beweeglijk Heel erg aar dig natuurlijk, dat de Veiligheidswet zoo goed voor ons veege lijf zorgt, maar de heeren wetgevers vergeten blykba&r wel eens, dat niet iedereen zoo maar in staat is om een nieuw toestel te koopen. De heer Van G. bekende dan ook eerlijk, dat het er by hem nog niet aanzat, om maar direct 100 guldens neer te tellen voor een nieuw apparaat En het gevolg is, dat hy nu boven dien nog tot f 5 boete of 5 dagen hechtenis wordt ver oordeeld. NIET MEER DOEN. HOOR! Pieter L„ een 26-Jarige schilder uit Oude Niedorp, had op den 6den April in de kolfbaan van Laan te Winkel den boel eens bp stelten gezet, door met zijn eenigszins beneveld hoofd, iedereen maar uit te dagen om een robbertje met hem te vechten. Het was ten slotte zoo erg geworden, dat het heele gezellige feest er door verstoord werd. De kantonrechter vroeg nog, of het om een „meissle" ging, maar dit bleek niet het geval. „Dan niet meer doen hoor", meende Z. E. en erg gehoorzaam knikte verdachte, dat hy het niet meer doen zou. Dit maal is hy er nog met f 10 boete of 10 dagen hechtenis af IN ZIJN VERKEERDE KEEL GESCHOTEN. De jonge veehouder Wyb. v. d. O. te Barsingerhorn was met zijn 1 jaar en een paar dagen ouden pinkstier naar de Schager markt getogen. Het „woeste dier" was behooriyk voorzien van neusring en knieband. Maar het touwtje van laatstgenoemde voorzorg scheen den agent Flapper niet dik genoeg om eventueele uitbarsting van deze oerkracht van het diertje te beteugelen cn dua kreeg v. d .O. een proces-verbaal. In de dagvaarding staat echter, dat het dier niet ge knieband was en dat ontkent verdachte. Alleen het touw tje was te dun en toen hy, biykbaar tot groote pret van de omstanders, zoo handig was om direct het touw, waaraan hy den stier vasthield, tot knieband om te tooveren, scheen dit volgens Van d. O. Flapper in zya verkeerde keel te schieten en kreeg hy een proces-ver baal. Den 18den Juni zal deze zaak opnieuw behandeld worden om agent Flapper over deze zaak te hooren. HOOFDSTUK ITI. Het was een stikkend heete middag zoo warm waa het Inderdaad, dat de beide meisjes het waarlijk held haftig vonden van Robert Stone, dat hy maar was biy- ven hooien. Hy had er twee man extra bij aangenomen, twee flinke, sterke kerels, en met behulp van die en van ouwen Ike en Joe werd de oogst binnengehaald. Al was het dan ook niet koel, het was toch een heer* lijk beschaduwd hoekje tn het kleine dal, dat Joyce nu ongeveer een week geleden achter het huis had ontdekt en waar zy sinds dien verscheidene middagen had door gebracht Ze zat op de met mos overgroeide wortels van een ouden olm, en, met haar rug tegen den stam geleund, was zij bezig aan een haakwerk, waarin zij bijzonder bedreven was. Een tijdschrift lag open op haar schoot en een doos chocoiaadjes een presentje van Felicity, omdat ze niet van de soort waren, waarvan die jonge dame zelve hield stond binnen haar bereik. Ondanks deze allergeriefiykste situatie lag er toch een schaduw verspreid over Joyce's lief gezichtje en haar blik stond droevig en peinzend. Ze waren nu al veertien dagen op ,hct Dal" maar Joyce had er zich niet zoo onverdeeld gelukkig gevoeld, hls zy dit wel gehoopt had. Tevergeefs verweet zy zich, dat zy dan toch zeer ondankbaar was, want dat zij im mers alles had, wat haar hartje maar begeerde. Een vaag gevoelen van onrust en desillusie had zich intus- schen van haar meester gemaakt; en, ofschoon ze het zich maar noode bekennen wilde Rober: Stone was de aanleiding daartoe: zijn komst had dezen vacantie- tijd voor haar bedorven. Felicity daarentegen was weer geheel opgeleefd. Ze liep overal rond op de hoeve en waar Robert Stone was daar viel zij ook niet ver te zoeken. Joyce had zich al meer dan eens afgevraagd wat hy toch wel denken moest van Felicity, die zich tegenover hem nu eens voordeed als een verwende baby cn dan weer als een gebiedend werkgeefster. Maar door zUn houding gaf hy in 't minst geen biyk van zyn gevoe lens. Hy liet haar haar gang gaan en zei in den regel niet veel, daar hy eenmaal .stil van aard scheen te zijn. Dus voerde Felicity de kippen, zamelde eieren in en liet zich door hem in en uit den hooiwagen tillen, als die naar het land reed. Joyce had het nu maar opgegeven, om Felicity te on derhouden over haar gedrag, want luchthartig had het „boerinnetje" dit alles verworpen met een:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 9