Scnager uourant 7,5'cTj^;eeBlii 8872 VER KADE S ^ÊBPblttere Aan den voet van den Libanon. chocolade Raad St. Maarten. DE RENTMEESTER. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. 30 ronÏ blokjes I ft I Donderdag 28 Mei 1931. een nieuwe stad, een nieuw land. namen. die als legenden klinken. strijd tegen de muggen. de liba non als beschermer tegen de woestijnwinden. (Van onzen relzenden correspondent). BEYROUTH, 12 Mei 1931. VREEMD doet het telkens aan in een nieuw land te komen, waar men eenige maanden leven zal, niet als een afleiding zoekend toerist, doóh met de bedoeling zich van de bestaande zorgen, de wenschen, de idealen der bewoners zooveel mogelijk op de hoogte te stellen Komt men per trein over de grens, van het eene land in het andere, dan is er immer nog zooiets als een overgang, een geleidelijk heid. Anders is het, wanneer men van een schip midden .in het hart van een nieuw gebied voet aan wal zet. Wat wist ik van Syrië? Vrijwel niets. Vaag herinnerde ik me iets uit mijn schooljaren, ook van berichten gedurende den wereldoorlog; de naam „Libanon" klonk in mijn gedachten heel ver. maar sprak meer tot mijn romantische verbeelding, dan tot mijn intellect. Syrië, Fransch mandaatgebied, dat was me bekend. Maar hoever gaan de Fransche rechten? Er lag me nog iets bij van bloedigen strijd tuasohen de Franschen en de Druzen, van een bombardement van Damascus, nog slechts enkele jaren geleden, maar dat alles was in mijn brein toch wel zeer vaag en verward. Mijn eerste wandeling door de stad zette me in ver bazing. Enkele breede Europeesohe straten met een publiek van Arabieren met fez, Bedoeïnen met hoofd doek, die lang en breed op den rug afhangt. Druzen met zwarte windsels om het hoofd, dan weder Euro- peesch gekleede heeren, vele echter met helmhoed, elegante dames naar de laatste mode. Plotseling een stadsdeel van smalle straten met open winkeltjes vol kleuren, donkere, overdekte galerijen met Arabische koffiehuizen, waar zwijgende mannen de nargille (wa terpijp) rooken, druk automobielverkeer in de breede straten, een verkeer, dat eensklaps voor enkele minu ten wordt stilgezet, om een kleine karavaan te laten passeeren, een karavaan van groote, rustige kameelen, die minachtend op alles uit de hoogte neerzien en zich om het moderne gedoe niet in het minst schijnen te bekommeren. Vreemd gebeuren, dat me in verbazing zet: kameelen, zwaar beladen, op enkelen een kleurige 'Arabier, statig schrijdend over het asphalt van een moderne staat Ik ben echter de eenige. die er zich over verbaast, want dit tooneel is hier alledaagsch. Bij een reisbureau hangt een dienstregeling van spoorwegen en ik kijk, verwonderd weder, nu over de plaatsnamen. Treinen worden erop vermeld naar Jaffa, naar Jeruzalem. Een opgave van automobiel-diensten met namen van andere beteekenls, met anderen muzi- kalen klank: Damascus. Bagdad. Teheran. De stad Beyrouth, haven met druk verkeer (booten van de Ko ninklijke Nederlandsche Stoomvaartmaatschappij loopen er geregeld aan), is de poort naar Perzlë en naar Afghanistan, naar uitgebreide Aziatische gebieden. Één maal .per week vertrekt er een vliegtuig naar Marseille, een reis van twee dagen, en even dikwijls een vliegtuig naar het verre Indië, dat hier niet zoo heel ver meer Is. Bananen en koksnooten zijn hier landsproducten, maar tevens zijn alle mogelijke Europeesche artikelen te verkrijgen. Vele landen, waaronder ook het onze, trachten een zoo groot mogelijk deel van de markt te veroveren. Nederlandsche cacao, Nederlandsche boter vindt men in vele magazijnen en natuurlijk ook Philips* radio-artikelen, maar wat voor mij nieuw is: ons land voert hier tegen Duitschland, Frankrijk en Engeland feen bieroorlog en met succes Een Haagsche en een Amsterdamsche bierbrouwerij hebben hier vasten voet gezet en overal ziet met de flesschen der Nederland sche firma's In drie Fransche bladen, welke hier verschijnen (Arabische zijn er veel meer) lees ik over de „Liba- neesche republiek", over den „Syrischen staat", over een Druzischen staat, over de Aloelten en het begin me te duizelen. Libaneesche ministers zijn er, een soort par lement, maar ook een gouverneur en een Fransche hooge commissaris. Dit alles is nieuw en verwaard voor me en er bleef me slechts één uitweg: de nationale bibliotheek, die ik spoedig ontdek: een zaal boven het museum met uitzicht op een tuin van palmen en bloe men. Dan wordt men weder zooiets als een schooljon gen. 's Morgens, portefeuille onder den arm. trekt men naar de bibliotheek tot twaalf uur. Dan eten en... een weinig slapen, vanwege dc warmte, die hier al druk kend kan zijn. 's Middags weder klimmen tegen boekenrijen, zoeken, noteeren, tot men in de hitte soms half indommelt over een boek. Dan neemt men de vlucht om ergens in de schaduw bij een Arabier ijs te eten. wat heel lekker is en heel dom. Maar wat zou het leven zonder domheden troosteloos zijn' Tenslotte evenwel is warme thee beter tegen den dorst en de hitte dan ijs en koele dranken. Beter, ja, maar aan genamer niet. 's Avonds wordt het heerlijk koel. Een breede boule vard met hier en daar kokospalmen, langs het strand, met uitzicht over de nauwelijks bewogen Middelland- sche Zee is dan een toevluchtsoord. Menschen drente len er, Arabieren, Europeanen, Fransche soldaten in de verschillendste uniformen, marine-officieren en -matro zen. Er is ergens muziek en overal klinken opgewekte stemmen, waardoor nu dan een lach klatert Doch later, op mijn kamer, wordt het minder gemoedelijk. Daar begint de strijd tegen de muskieten, venijnige ondernemende, zeer bloeddorstige dieren Malaria muskieten zijn er te Beyrouth zoo goed als niet. An dere muskieten, bloeddorstig en sluw, zijn er meer. Na tuurlijk slaapt men niet zonder muskietennet, maar mijn muskietennet is op enkele plaatsen een weinig gescheurd en ook schijnt het, dat de mazen iets te groot zijn. Een muskietnet moet minstens zestien ope ningen per vierkanten centimeter hebben. Zijn er min der, worden de mazen dus te groot, dan komen de muskieten er aan alle zijden binnen. Mijn muskieten net is niet volkomen muskietenzeker en dus ben Ik er niet geheel veilig onder Muskieten zijn sluwe dieren, die van elke gelegenheid gebruik maken. Legt men in zijn slaap b.v. zijn hand tegen het net. dan zitten er binnen een oogenblik een half dozijn muggen er zich vol te drinken. De muggen, die binnen het net weten te dringen, slagen er. na zich verzadigd te hebben, ge woonlijk niet meer in buiten het net te komen. Soms in den nacht, als ik door het zoemen en steken wakker word, neem ik vanonder mijn hoofdkussen mijn eleo trische zaklantaarn en begin een jacht. De binnen het net gevangen muskieten kunnen niet weg komen en zijn ter dood veroordeeld. Zorgt men zooveel mogelijk dat van buiten geen muskieten meer in de kamer kunnen dringen, dan kan men zelfs met een niet volkomen muskietennet het muskietengevaar tot een minimum terug brengen Het muskietennet doet dan dienst als een soort muizenval; de schaduwzijde ervan is, dat ikzelf als het spek, als het lokmiddel dienst doe en daarbij mijn bloed moet offeren. Men heeft echter een prachtige gelegenheid aan de onder het net gevangen muskieten zijn wraakzucht bot te vieren. Met wreede voldoening zie ik dan het bloed, dat de gedoode mus kieten stortten, doch bij een oogenblik nadenken blijft er van die voldoening niet veel over. het is tenslotte immers mijn eigen bloed, dat vloeide, mijn eigen bloed, dat die lastige insecten me ontnomen hadden. Om me te troosten vertelt iedereen me hier, dat dit alles nog slechts dc aanvang is. „Het is pas begin Mei, wacht slechts tot Augustus, dan zult u nog wel Iets anders beleven", wordt me gezegd. „Dan zijn er de vliegen, nu nog slechts weinige, die de lucht zwart maken, om van ander^jgngedierte niet te spreken. En dan de warmte!" Beyrouth aan de kust gelegen, is echter nog betrek kelijk koel; in het binnenland, aan de andere zijde van den Libanon of „Witte Gebergte", het hoogste gedeelte van het Syrische plateau, aan welks voet Beyrouth is gelegen, daar. waar de zeewinden niet doordingen, leeft men reeds nu bijna als in een oven. Te Beyrouth is bovendien nog oen andere troost. Als de zon fel brandt en men overal schaduw zoekt, is als een ver koeling de sneeuw op de toppen van den Libanon, sneeuw, die bijna eiken morgen weder nieuw is. Daar boven op de bergen blijft het ook in het felst van den zomer nog tamelijk koel. Het is de toevlucht voor de bewoners van Beyrouth in de warmste maanden; aan eene zijde de zee, aan de andere zijde de bergen, waarop men de warmte kan ontvlieden en die tegelijk de stad beschermen tegen de verzengende woestijnwinden, wel ke, uit het oosten komende, de vlammende hitte me devoeren van de waterlooze woestijnwinden, die zich o.a. tusschen Damascus en Bagdad uitstrekken. Deze omstandigheden maken het begrijpelijk, dat ook in den zomer Beyrouth vele toeristen trekt, waarvan de eersten reeds nu zijn gekomen. J. K. BREDERODE. MEERVOUDIGE STRAFKAMER. Zitting van Dinsdag 26 Mei. EEN BEKLAGENSWAARDIG SCHEPSEL. Heden stond terecht de 35-jarige Joh. T.. gehuwd met Hendr. B. te Helder, thans gedetineerd m het huis van bewaring, welke verdachte verscheen met een zesmaand oude baby op de arm, om zich te verantwoorden wegens diefstal van eenige witte hemden en een nachtjapon uit de woning van den heer W. Kooijman aldaar, welk feit was gepleegd op 24 Maart. Mej. B. wist dat mej. Ste- fane Del echtgenoote W. Kooijman afwezig was, aange zien zij, mej. Kooijman, gewoonlijk 's morgens uitging. Alle deuren waren gesloten, doch 's avonds miste mej K. bedoelde lijfgoederen uit de kinderwagen. Uit het door de politie ingestelde onderzoek bleek dat verdachte die niet voor de eerste maal zich aan vermogensdelic ten had schuldig gemaakt, ook dezen diefstal had ge pleegd. Aanvankelijk verklaarde verdachte, dat haar 4-jarig zoontje het goed misschien had weggenomen, daar zij het ontvreemde goed van dit knaapje had gekregen. Op ver zoek van verdachte deed juffr. Kooijman het voor de politie voorkomen, alsof zij het goed aan verdachte had geschonken, welk verhaal echter onwaar was. De verdachte bleef echter ook nu bij de opgaaf, dat zij de hemden en nachtpon had ontvangen van haar vierjarig jongetje, dat er mede uit de woning van Kooij man kwam. De president, Mr. Ledeboer, wees haar op de tegen strijdige verklaringen in deze zaak afgelegd, 'n Dag of 6 na de vermissing ontdekte juffrouw Kooijman dat haar stadgenoote de verdachte, was getooid met een der hemden die zij miste. Juffr. Kooijman wilde echter wel toegeven dat zij nu en dan aan de kinderen van verdachte goederen mede gaf die zij wenschte af te danken. Verdachte bedankte haar dan gewoonlijk niet voor die gift Na verhoor van den heer Beukers, agent van politie die het onderzoek had ingesteld werd gehoord de ze nuwarts Dr. G. Hoeneveld, die eenige rapporten omtrent verdachte had uitgebracht, welke rapporten tot conclu sie hadden, niet het opleggen van een voorw. veroordee ling, doch een voorw. beschikking stelling der regeering Dr. Hoeneveld achtte haar niet verantwoordelijk voor haar strafbare daden en openbaarde als zijn meening, dat de beteekenis van die daden niet ten volle tot haar doordrongen. Geldboete zou absoluut niet helpen, mis schien nog meer een gevangenisstraf, die echter nadee- lig is voor haar gezondheidstoestand. De heer officier na eerst het juridische element te hebben behandeld, achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, wat 1 hemd betrof, ging daarop over tot het vaststellen der strafmaat en achtte een veroordeeling gelijk gesteld met den tijd door haar in voorarrest door gebracht. Het zou echter de laatste maal zijn, dat de officier, die ook moest letten op de belangen der maat schappij, een dergelijke clementie zou betoonen. Bij her haling zou zij dus niets meer van den officier kunnen verwachten. Gevorderd werd dus 6 weken gevangenis straf met aftrek van een gelijk aantal hechtenisdagen. Na langdurige discussie met Dr. Hoeneveld, kwam Mr. v. Giffen, ambtshalve toegevoegd verdediger aan het woord! Pleiter zag van een gedeelte van zijn pleidooi af op voorstel van den president en verzette zich tegen het idee om verdachte nu nog eens 6 weken in observatie te nemen. Pleiter verzocht ontslag uit de preventieve hechtenis en haar onmiddellijke invrijheidstelling. Na zich in raadkamer te hebben begeven, deelde do president mede,dat de verdediger kon voortgaan met zijn pleitrede, die daarop in twijfel trok of verdachte werke lijk tegenstrijdige verklaringen zou hebben afgelegd, zoo als pleiter nader uitwerkte. Vervolgens concludeerde plei ter vrijspraak, subsidiair ontslag van rechtsvervolging op grond van de door Dr. Hoeneveld uitgebrachte rap porten. t Hierop werd verdachte In vrijheid gesteld en de uit spraak bepaald op heden over 14 dagen. Op Maandag 8 en Dinsdag 9 Juni weer zittingen der straf rechtbank. Een zeer fijne bittere Chocolade dij tot dus ver voor dezen prijs niet verkrijgbaar was. Neen. zoo iets kon ze van Robert Stone niet gelooven Hij had Felicity zeker lief. En, ofschoon die gedachte haar wel pijnlijk was, griefde ze haar toch nog niet zoo zeer, als dat zij hem voor berekenend en inhalig had moe ten houden. „Ik heb niets op met dat gebabbel. Miss Joyce", begon de oude weer, „maar gisterenochtend had de brieven besteller zoo'n dorst en ik gaf hem een glas melk en toen vertelde hij mij, dat Mr. Carleton op het laatst van zijn leven iets tegen Mr. Robert Stone heeft gekre gen. Hij moet iets verkeerds van hem gehoord hebben, zoodat hij hem niet meer om en bij zich wilde dulden en de postbode zei, dat de oude heer niet de eenige was, die door den rentmeester bedrogen werd. Maar toen Mr. Robert weggestuurd werd op „het Dal" moet hij wei een week lang dronken zijn geweest." „Ik geloof er geen woord van!" riep Joyce, één- en al verontwaardiging. „Ik ook niet, miss, en ik heb de deur achter den bode dichtgeslagen. Maar dat neemt niet weg, dat het mij een waarschuwing was. Ik ben mijzelve toen gaan afvra gen: wat weten wij eigenlijk van Mr. Stone? Niet dat ik persoonlijk iets tegen hem heb: hij werkt hard en heeft goede manieren. Maar toch is hij niet de man voor Mis sie. En met ons beiden moeten wij nu zorgen, dat zij van hem afziet" Eliza stond op en ging de tafel afruimen, terwijl Joy ce maakte, dat zij wegkwam. Zij ging naar haar slaapkamer en zette daar de witte roos in het water, al prevelend: „Ik heb hem gezegd, dat ik goede vrienden met hem wil zijn en dus geloof ik er ook geen woord van. Ik wil er zelfs niet meer aan denken!" hoofdstuk v. Hoe vast Joyce zich nu ook had voorgenomen, niet alleen om Robert Stone te vertrouwen, wat haar wèl lukte, maar om Eliza's woorden te vergeten, hierin slaagde zij toch niet. En veel van invloed hierop was het bezoek op dien middag van de dominee's vrouw van Stanton Orby. Zij was drie mijlen ver komen rijden in haar alleraar digst ponywagentje, om Felicity op te zoeken, maar vond alleen Joyce thuis en moest zich dus met die ver genoegen. Joyce had zich al juist afgevraagd, of zij om thee zou durven bellen, toen Eliza uit eigen beweging er mee aankwam. Mre. Warrender was een knap vrouwtje en zeer smaak vol gekleed. Zy was byna voortdurend alleen aan het woord. Het speet Joyce, dat Felicity hier niet by was, Vergadering van den Raad op Woensdag 27 Mei 1931, des morgens 10 uur. Voorzitter de heer A. Klerk, burgemeester, tevens secretaris. De Voorzitter opent met een woord van welkom de vergadering en spreekt den wensch uit. dat de heer A. Wit. die thans herstellende Is. In de volgende ver gadering weer volkomen hersteld aanwezig moge zijn. De notulen worden onveranderd vastgesteld. Mededeel in gen en Ingekomen stukken. Door den Voorzitter wordt medegedeeld: a. dat de gemeentebegrooting dienst 1931, goedge keurd is terugontvangen, eveneens de Personeele Be lastingverordeningen; b. dat by de kasveriflcatie in het le kwartaal J.l. het kassaldo bedroeg f 4691.84; c. dat het bedrag der Ryksvergoeding voor de Jaar wedden van den Burgemeester-Secretaris is vastge steld op f 3000. d. dat de ultkeering dezer gemeente, voortvloeiende uit de flnancleele verhouding voor 1931/'32 voorlooplg is bepaald op f 9.4090 p inwoners of in totaal f 12984.42, waarnaar de ultkeeringen plaats hebben; e. dat nog 3 stuks parken hooigewas aan den West- frieschen Zeedyk over 1931, n.1. de nummers 30. 35 en 37 onverhuurd zyn gebleven, doch waar B. en W. daar voor biliyke pachtsommen hebben gesteld, zullen hier voor nog wel gegadigden komen. Er is op 't oogenblik voor f 709.verpacht Misschien dat bij verhuring van de andere parken een bedrag van f 750 zal worden gemaakt; vorig jaar was de opbrengst f 1231. f. dat nog geen Hoofd der school voor Sint Maar ten is benoemd kunnen worden en dat tot tijdelijk hoofd is benoemd de heer K. Goos, onderwijzer te Enkhuizen. Na een herhaalde herplaatsing van de oproeping hebben zich nu 2 sollicitanten aangemeld. Ongegrond verklaard. g. dat het beroep, ingesteld naar aanleiding van het in aanmerking brengen voor vergoeding, inzake de fl nancleele verhouding der belooning aan vakonderwljze- ressen in de nuttige handwerken door de Ministers van Binncnlandsche Zaken en Financiën is ongegrond ver klaard. eveneens omtrent een bedrag, betreffende ver haal van een gedeelte der kosten van verpleging van een arme krankzinnige. De Voorzitter zegt. dat de beslissing uitvoerig wordt gemotiveerd, doch spr. acht de uitspraak zeer onbiliyk. Een keurige daad. h. dat van de besturen der byzondere scholen be richt is ingekomen, dat zij nccoord gaan met het vast gestelde voorschot voor 1931. ingevolge art. 101 der Lager-Onderwyswet 1920. evenwel niet de Hoofdinspec teur van het Lager Onderwys, die by Gedeputeerd© Staten in beroep Is gegaan over het voorschot voor het vakonderwijs in de nuttige handwerken aan de school te Rijp, hetwelk door den Raad is bepaald op f 120.en vermoedelijk had moeten zyn f 115.D© beslissing van Ged. Staten is echter nog niet ingeko men. De Voorzitter leest het bezwaarschrift van den Hoofdinspecteur en het antwoord van B. en W. aan Ged. Staten en noemt het een keurige daad van den hoofdinspecteur. i. dat de kosten voor de werkloosheidsbestrijding in deze gemeente hebben bedragen f 1385.27; er Is nl. door den polder Valkkoog daarvoor uitgegeven f 1000.12 cn de Banne Sint Maarten f 385.15. waarvan door de gemeente wordl vergoed 50 dus f 692.63 J. dat door B. en W. zyn opgemaakt de jaarversla gen betreffende volkshuisvesting en den toestand der gemeente; k. dat is ingekomen een verzoek van de Limburg- sche Dakpannenfabrlkanten om. wanneer dakbedek king noodig is voor uit te voeren werken of voor door de gemeente gesubsidieerde gebouwen, daarvoor Ne- derlandsch fabrikaat te bezigen. Al deze stukken worden voor kennisgeving aange nomen. Nog is ingekomen een verslag van den tuinbouw-' cursus te Valkkoog. De cursus begon met 16 leerlingen en eindigde met 13 leerlingen, ze werden allen bevor derd tot de tweede klasse. 1. Een mededeellng van den heer A. de Vries, hoofd, der school dezer gemeente, dat hy bedankt als lid en Voorzitter van de Commissie van toezicht op het La ger Onderwys. B. en W. achten het beter in deze vacature alsnog niet te voorzien, in verband met de nog vacante be trekking van hoofd der school, alhier. Wordt goedgevonden. B. en W. stellen voor, ingevolge art. 203 der Gemeen tewet, de verordeningen, tegen welker overtreding straf want deze bezoekster zou wel by haar in den smaak gevallen zyn. Joyce vond haar in het geheel geen domi neesvrouw en stond versteld over de wereldsche verschij ning en het wufte optreden van de domineesche. „Philip had wel moeten meekomen, maar o, hy heeft zoo het land aan bezoeken brengen! Dat wilt u hem toch wel vergeven, miss Hamilton? Ik heb eergisteren pas gehoord, dat u, beide jonge dames, op „het Dal" zijt ge komen, anders was ik al eens eerder aan geweest" „Heel vriendelijk van u!" „O, neen, in het geheel niet! Ik vond het prettig, om een doel te hebben. U zult een heele aanwinst hier op de plaats zyn!" „Houdt u niet van hot buitenleven?" vroeg Joyce. „Of ik er van houd?... Ik hddt het! Den hemel zij dank. ben ik enkel hier midden in den zomer. Hoe Phi lip het 't heele Jaar uithoudt, gaat my te hoog!" Toen Joyce haar steeds verbaasder aankeek, barstt© zy in lachen uit en zei: „U vindt my zeker wel een allerwonderiykste domi neesvrouw. Nu, daar heeft u geiyk in! Ik ben er dan oök niet voor geschikt en als ik het heelemaal niet meer kan uithouden in Santon Orby, dan loop lk weg!" „En Mr. Warrender dan?" „O, die heeft zyn liefhebberijen; anders zou hy het ze ker ook ontvluchten. Hij speelt golf, vlscht en fotogra feert Dan heeft hy zyn paarden en aityd wordt hy hier of daar gevraagd." „Een dominee buiten heeft zeker niet zooveel te doen, als een in de stad?" „O, neen, bij lange niet! Nu ja hij moet huweiyken Inzegenen en tegenwoordig zyn by begrafenisplechtig heden. maar voor de reet hebben dc menschen maar lie ver niet dat je je met hen bemoeit" Joyce schonk nog eens in en zon zich al suf. wat zy nu eens zeggen zou; maar zy scheen zóó zeer in levens opvatting te verschillen van dit wereldsche vrouwtje, dat ze enkel korte antwoorden kon geven en in het ge heel geen onderwerp van gesprek wist te bedenken. „Maar wat zal ik u een aanstoot geven", zei Mre. War render, nadat zij nog even zinledig had voortgerateld, „want u is zeker heel goed; dat zie ik aan uw gezicht!" „Ik geloof niet, dat ik zoo goed ben", antwoordde Joyce met een kleur, „al doe lk er dan ook myn beet voor." „Och. dat moet u niet doen! Goede menschen zyn zoo saai en zoo weinig belangwekkend! Vertelt u mij eens even: is u de mooiste van de twee." Wordt vervolgd. FEUILLETON Naar het Engélsch. 5. „Neen, toch niet. De struik, wraaraan deze groeide, staat vlak onder mijn venster. Ik heb ze u gebracht, omdat ze my aan u deed denken en omdat ik graag had. dat u wist, hoe ik over u denk: als een lieflijke witte roos." Met trillende stem en stamelende had hy die woorden gesproken. Onmiddellijk keerde zy nu naar huis terug; hield steeds het hoofd gebogen over de witte roos, die hy haar gegeven had en haar tranen waren niet ver af. In de gezellige keuken stond het ontbüt gereed, en als Eliza soms wat lang had moeten wachten, ze zei er toch niets van. Ze gebruikten het maal nagenoeg zwygende maar, toen het afgeloopen was, ging de oude met ge kruiste armen zitten en haar gerimpeld gelaat toonde een bezorgde, verstoorde uitdrukking. „Ik heb genoeg van al die malligheid, Miss Joyce," begon zy. Joyce kreeg een hoog-roode kleur: had Eliza haar en Robert Stone misschien zien praten en was zy van plan haar nu eens onder handen te nemen?... Maar, gelukkig dit was toch niet zoo. „Missie gaat wel een beetje te ver. Ik geloof, dat ze echt voelt voor Mr. Robert. Maar daar moet toch een stokje voor worden gestoken en u moet er my by hel pen." „Ik?... Maar ik kan er niets aan doen, Eliza. Felicity heeft my in het geheel niet meer noodig, zooals je ziet Ik zou er niets van durven zeggen." „Toch moet iemand tusschenbeide treden," hield de oude vol. „Maar... als je het niet goed vindt Eliza, waarom heb je Felicity dan zooveel met Mr. Stone laten samen zyn?" „Ja, dat weet u zoo niet. Missie, maar ik ken haar. Als je haar nu maar stil haar gang laat gaan en Juist niets zegt dan krijgt ze er gauw genoeg van; dat heb ik nu al zoo dik wijls ondervonden. En zoo had ik ook gedacht, dat ze van dit „boeren" wel gauw genoeg zou hebben; maar ze schünt nu eenmaal haar zinnen te heb ben gezet op Mr. Stone. U hoeft andere niet te denken, dat lk haar nu zoo haar leven zal laten bederven..." „25ou dit dan haar leven bederven zyn, als ze met Mr. Stone trouwde?" „Maar natuuriyk! Zy is geen karakter, om zich op den duur In het eenvoudige buitenleven te kunnen schik ken. En als je dan weet dat er een klaar staat met een huis als een paleis.dan is het toch wel zonde en jam mer, dat ze zich zoo vergooien zou!" „Je meent?"... „Ja, ik meen Mr. Carmichael. Wat zou die haar een positie kunnen bieden. Ik ken zijn huishoudster en die heeft my alles eens laten zien. O. die tuin. en die kas sen!... In zóó'n omgeving zou missie pas op haar plaats zijn!" .Maar Eliza! Felicity moet den man en niet zyn huis trouwen!" „Och kom! Als ze maar eenmaal in dat paleis woon de, dan kon ze dien man wel op den koop toe nemen!" Joyce's ernstige levensopvatting kon zich met zulk een beschouwing niet vereenigingen. Maar, daar met dc koppige Eliza toch niet te redeneeren viel, vroeg zij enkel: „Zou Mr. Carmichael nog denken over Felicity?" „Waarom zou hy haar andere schrijven? Ze heeft al drie brieven van hem gehadainds ze hier is. En waar om zou hU haar steeds manden met vruchten en doozen met chocolade en prachtige kasbloemen zenden?" Felicity had haar hiervan nooit iets verteld; en als ze er toevallig by geweest was. dat de post wat bracht, dan had zy nooit vragen gedaan. „Nu vanochtend heeft ze nog een brief van hem ge had. Hy wilde met zijn auto komen. Nu, ik mag maar lyden, dat ze dit goed vindt, want het zien van al dien rijkdom zal haar al licht eieren doen kiezen voor haar geld. „Ik zou er my maar niet mee bemoeien. Eliza," zei Joyce, na een poosje. „Als Felicity nu liever..." „Er valt niets te „lieveren" en, als zyzelve niet inziet, wat het beste voor haar is. dan zal ik het haar toen eens duidelijk onder het oog brengen. Ik heb haar moe der eenmaal beloofd, om voor haar te zorgen en die belofte zal ik gestand doen." „Heb je ook wel eens aan Mr. Stone gedacht Eliza?" De oude keek haar verwonderd aan. „Denkt u, dat hy liefde voelt voor Missie?... Wel neen! Hij geeft haar maar een beetje toe, als een klein kind.. Ja, hy zal haar wel bewonderen, maar liefde voor haar voelen, neen! Zóó kykt hy niet En dat hy graag de boerdery zou hebben, dat is hem ook niet kwaiyk te nemen. Hy heeft immers ééns gedacht, dat de oude heer zo hem zou nalaten en nu denkt hy zeker: als lk ze op de ééne manier niet krijg, dan zal ik ze toch op de andere manier hebben."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 5