Scnager uourant 7,5'cTj^;eeBlii 8872
VER KADE S
^ÊBPblttere
Aan den voet van den Libanon.
chocolade
Raad St. Maarten.
DE RENTMEESTER.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
30 ronÏ blokjes
I ft I Donderdag 28 Mei 1931.
een nieuwe stad, een nieuw land.
namen. die als legenden klinken.
strijd tegen de muggen. de liba
non als beschermer tegen de
woestijnwinden.
(Van onzen relzenden correspondent).
BEYROUTH, 12 Mei 1931.
VREEMD doet het telkens aan in een nieuw land
te komen, waar men eenige maanden leven zal,
niet als een afleiding zoekend toerist, doóh
met de bedoeling zich van de bestaande zorgen,
de wenschen, de idealen der bewoners zooveel mogelijk
op de hoogte te stellen Komt men per trein over de
grens, van het eene land in het andere, dan is er
immer nog zooiets als een overgang, een geleidelijk
heid. Anders is het, wanneer men van een schip midden
.in het hart van een nieuw gebied voet aan wal zet.
Wat wist ik van Syrië? Vrijwel niets. Vaag herinnerde
ik me iets uit mijn schooljaren, ook van berichten
gedurende den wereldoorlog; de naam „Libanon" klonk
in mijn gedachten heel ver. maar sprak meer tot mijn
romantische verbeelding, dan tot mijn intellect. Syrië,
Fransch mandaatgebied, dat was me bekend. Maar
hoever gaan de Fransche rechten? Er lag me nog iets
bij van bloedigen strijd tuasohen de Franschen en de
Druzen, van een bombardement van Damascus, nog
slechts enkele jaren geleden, maar dat alles was in
mijn brein toch wel zeer vaag en verward.
Mijn eerste wandeling door de stad zette me in ver
bazing. Enkele breede Europeesohe straten met een
publiek van Arabieren met fez, Bedoeïnen met hoofd
doek, die lang en breed op den rug afhangt. Druzen
met zwarte windsels om het hoofd, dan weder Euro-
peesch gekleede heeren, vele echter met helmhoed,
elegante dames naar de laatste mode. Plotseling een
stadsdeel van smalle straten met open winkeltjes vol
kleuren, donkere, overdekte galerijen met Arabische
koffiehuizen, waar zwijgende mannen de nargille (wa
terpijp) rooken, druk automobielverkeer in de breede
straten, een verkeer, dat eensklaps voor enkele minu
ten wordt stilgezet, om een kleine karavaan te laten
passeeren, een karavaan van groote, rustige kameelen,
die minachtend op alles uit de hoogte neerzien en zich
om het moderne gedoe niet in het minst schijnen te
bekommeren. Vreemd gebeuren, dat me in verbazing
zet: kameelen, zwaar beladen, op enkelen een kleurige
'Arabier, statig schrijdend over het asphalt van een
moderne staat Ik ben echter de eenige. die er zich
over verbaast, want dit tooneel is hier alledaagsch.
Bij een reisbureau hangt een dienstregeling van
spoorwegen en ik kijk, verwonderd weder, nu over de
plaatsnamen. Treinen worden erop vermeld naar Jaffa,
naar Jeruzalem. Een opgave van automobiel-diensten
met namen van andere beteekenls, met anderen muzi-
kalen klank: Damascus. Bagdad. Teheran. De stad
Beyrouth, haven met druk verkeer (booten van de Ko
ninklijke Nederlandsche Stoomvaartmaatschappij loopen
er geregeld aan), is de poort naar Perzlë en naar
Afghanistan, naar uitgebreide Aziatische gebieden. Één
maal .per week vertrekt er een vliegtuig naar Marseille,
een reis van twee dagen, en even dikwijls een vliegtuig
naar het verre Indië, dat hier niet zoo heel ver meer Is.
Bananen en koksnooten zijn hier landsproducten,
maar tevens zijn alle mogelijke Europeesche artikelen
te verkrijgen. Vele landen, waaronder ook het onze,
trachten een zoo groot mogelijk deel van de markt te
veroveren. Nederlandsche cacao, Nederlandsche boter
vindt men in vele magazijnen en natuurlijk ook Philips*
radio-artikelen, maar wat voor mij nieuw is: ons land
voert hier tegen Duitschland, Frankrijk en Engeland
feen bieroorlog en met succes Een Haagsche en een
Amsterdamsche bierbrouwerij hebben hier vasten voet
gezet en overal ziet met de flesschen der Nederland
sche firma's
In drie Fransche bladen, welke hier verschijnen
(Arabische zijn er veel meer) lees ik over de „Liba-
neesche republiek", over den „Syrischen staat", over een
Druzischen staat, over de Aloelten en het begin me te
duizelen. Libaneesche ministers zijn er, een soort par
lement, maar ook een gouverneur en een Fransche
hooge commissaris. Dit alles is nieuw en verwaard voor
me en er bleef me slechts één uitweg: de nationale
bibliotheek, die ik spoedig ontdek: een zaal boven het
museum met uitzicht op een tuin van palmen en bloe
men. Dan wordt men weder zooiets als een schooljon
gen. 's Morgens, portefeuille onder den arm. trekt men
naar de bibliotheek tot twaalf uur. Dan eten en... een
weinig slapen, vanwege dc warmte, die hier al druk
kend kan zijn. 's Middags weder klimmen tegen
boekenrijen, zoeken, noteeren, tot men in de hitte soms
half indommelt over een boek. Dan neemt men de
vlucht om ergens in de schaduw bij een Arabier ijs te
eten. wat heel lekker is en heel dom. Maar wat zou het
leven zonder domheden troosteloos zijn' Tenslotte
evenwel is warme thee beter tegen den dorst en de
hitte dan ijs en koele dranken. Beter, ja, maar aan
genamer niet.
's Avonds wordt het heerlijk koel. Een breede boule
vard met hier en daar kokospalmen, langs het strand,
met uitzicht over de nauwelijks bewogen Middelland-
sche Zee is dan een toevluchtsoord. Menschen drente
len er, Arabieren, Europeanen, Fransche soldaten in de
verschillendste uniformen, marine-officieren en -matro
zen. Er is ergens muziek en overal klinken opgewekte
stemmen, waardoor nu dan een lach klatert Doch
later, op mijn kamer, wordt het minder gemoedelijk.
Daar begint de strijd tegen de muskieten, venijnige
ondernemende, zeer bloeddorstige dieren Malaria
muskieten zijn er te Beyrouth zoo goed als niet. An
dere muskieten, bloeddorstig en sluw, zijn er meer. Na
tuurlijk slaapt men niet zonder muskietennet, maar
mijn muskietennet is op enkele plaatsen een weinig
gescheurd en ook schijnt het, dat de mazen iets te
groot zijn. Een muskietnet moet minstens zestien ope
ningen per vierkanten centimeter hebben. Zijn er min
der, worden de mazen dus te groot, dan komen de
muskieten er aan alle zijden binnen. Mijn muskieten
net is niet volkomen muskietenzeker en dus ben Ik er
niet geheel veilig onder Muskieten zijn sluwe dieren,
die van elke gelegenheid gebruik maken. Legt men in
zijn slaap b.v. zijn hand tegen het net. dan zitten er
binnen een oogenblik een half dozijn muggen er zich
vol te drinken. De muggen, die binnen het net weten te
dringen, slagen er. na zich verzadigd te hebben, ge
woonlijk niet meer in buiten het net te komen. Soms in
den nacht, als ik door het zoemen en steken wakker
word, neem ik vanonder mijn hoofdkussen mijn eleo
trische zaklantaarn en begin een jacht. De binnen het
net gevangen muskieten kunnen niet weg komen en zijn
ter dood veroordeeld. Zorgt men zooveel mogelijk dat
van buiten geen muskieten meer in de kamer kunnen
dringen, dan kan men zelfs met een niet volkomen
muskietennet het muskietengevaar tot een minimum
terug brengen Het muskietennet doet dan dienst als
een soort muizenval; de schaduwzijde ervan is, dat
ikzelf als het spek, als het lokmiddel dienst doe en
daarbij mijn bloed moet offeren. Men heeft echter een
prachtige gelegenheid aan de onder het net gevangen
muskieten zijn wraakzucht bot te vieren. Met wreede
voldoening zie ik dan het bloed, dat de gedoode mus
kieten stortten, doch bij een oogenblik nadenken blijft
er van die voldoening niet veel over. het is tenslotte
immers mijn eigen bloed, dat vloeide, mijn eigen bloed,
dat die lastige insecten me ontnomen hadden.
Om me te troosten vertelt iedereen me hier, dat dit
alles nog slechts dc aanvang is. „Het is pas begin Mei,
wacht slechts tot Augustus, dan zult u nog wel Iets
anders beleven", wordt me gezegd. „Dan zijn er de
vliegen, nu nog slechts weinige, die de lucht zwart
maken, om van ander^jgngedierte niet te spreken. En
dan de warmte!"
Beyrouth aan de kust gelegen, is echter nog betrek
kelijk koel; in het binnenland, aan de andere zijde van
den Libanon of „Witte Gebergte", het hoogste gedeelte
van het Syrische plateau, aan welks voet Beyrouth
is gelegen, daar. waar de zeewinden niet doordingen,
leeft men reeds nu bijna als in een oven. Te Beyrouth
is bovendien nog oen andere troost. Als de zon fel
brandt en men overal schaduw zoekt, is als een ver
koeling de sneeuw op de toppen van den Libanon,
sneeuw, die bijna eiken morgen weder nieuw is. Daar
boven op de bergen blijft het ook in het felst van den
zomer nog tamelijk koel. Het is de toevlucht voor de
bewoners van Beyrouth in de warmste maanden; aan
eene zijde de zee, aan de andere zijde de bergen, waarop
men de warmte kan ontvlieden en die tegelijk de stad
beschermen tegen de verzengende woestijnwinden, wel
ke, uit het oosten komende, de vlammende hitte me
devoeren van de waterlooze woestijnwinden, die zich
o.a. tusschen Damascus en Bagdad uitstrekken.
Deze omstandigheden maken het begrijpelijk, dat ook
in den zomer Beyrouth vele toeristen trekt, waarvan
de eersten reeds nu zijn gekomen.
J. K. BREDERODE.
MEERVOUDIGE STRAFKAMER.
Zitting van Dinsdag 26 Mei.
EEN BEKLAGENSWAARDIG SCHEPSEL.
Heden stond terecht de 35-jarige Joh. T.. gehuwd met
Hendr. B. te Helder, thans gedetineerd m het huis van
bewaring, welke verdachte verscheen met een zesmaand
oude baby op de arm, om zich te verantwoorden wegens
diefstal van eenige witte hemden en een nachtjapon uit
de woning van den heer W. Kooijman aldaar, welk feit
was gepleegd op 24 Maart. Mej. B. wist dat mej. Ste-
fane Del echtgenoote W. Kooijman afwezig was, aange
zien zij, mej. Kooijman, gewoonlijk 's morgens uitging.
Alle deuren waren gesloten, doch 's avonds miste mej
K. bedoelde lijfgoederen uit de kinderwagen. Uit het
door de politie ingestelde onderzoek bleek dat verdachte
die niet voor de eerste maal zich aan vermogensdelic
ten had schuldig gemaakt, ook dezen diefstal had ge
pleegd.
Aanvankelijk verklaarde verdachte, dat haar 4-jarig
zoontje het goed misschien had weggenomen, daar zij het
ontvreemde goed van dit knaapje had gekregen. Op ver
zoek van verdachte deed juffr. Kooijman het voor de
politie voorkomen, alsof zij het goed aan verdachte had
geschonken, welk verhaal echter onwaar was.
De verdachte bleef echter ook nu bij de opgaaf, dat
zij de hemden en nachtpon had ontvangen van haar
vierjarig jongetje, dat er mede uit de woning van Kooij
man kwam.
De president, Mr. Ledeboer, wees haar op de tegen
strijdige verklaringen in deze zaak afgelegd, 'n Dag of
6 na de vermissing ontdekte juffrouw Kooijman dat
haar stadgenoote de verdachte, was getooid met een der
hemden die zij miste.
Juffr. Kooijman wilde echter wel toegeven dat zij nu
en dan aan de kinderen van verdachte goederen mede
gaf die zij wenschte af te danken. Verdachte bedankte
haar dan gewoonlijk niet voor die gift
Na verhoor van den heer Beukers, agent van politie
die het onderzoek had ingesteld werd gehoord de ze
nuwarts Dr. G. Hoeneveld, die eenige rapporten omtrent
verdachte had uitgebracht, welke rapporten tot conclu
sie hadden, niet het opleggen van een voorw. veroordee
ling, doch een voorw. beschikking stelling der regeering
Dr. Hoeneveld achtte haar niet verantwoordelijk voor
haar strafbare daden en openbaarde als zijn meening,
dat de beteekenis van die daden niet ten volle tot haar
doordrongen. Geldboete zou absoluut niet helpen, mis
schien nog meer een gevangenisstraf, die echter nadee-
lig is voor haar gezondheidstoestand.
De heer officier na eerst het juridische element te
hebben behandeld, achtte het feit wettig en overtuigend
bewezen, wat 1 hemd betrof, ging daarop over tot het
vaststellen der strafmaat en achtte een veroordeeling
gelijk gesteld met den tijd door haar in voorarrest door
gebracht. Het zou echter de laatste maal zijn, dat de
officier, die ook moest letten op de belangen der maat
schappij, een dergelijke clementie zou betoonen. Bij her
haling zou zij dus niets meer van den officier kunnen
verwachten. Gevorderd werd dus 6 weken gevangenis
straf met aftrek van een gelijk aantal hechtenisdagen.
Na langdurige discussie met Dr. Hoeneveld, kwam Mr.
v. Giffen, ambtshalve toegevoegd verdediger aan het
woord! Pleiter zag van een gedeelte van zijn pleidooi af
op voorstel van den president en verzette zich tegen het
idee om verdachte nu nog eens 6 weken in observatie
te nemen. Pleiter verzocht ontslag uit de preventieve
hechtenis en haar onmiddellijke invrijheidstelling.
Na zich in raadkamer te hebben begeven, deelde do
president mede,dat de verdediger kon voortgaan met zijn
pleitrede, die daarop in twijfel trok of verdachte werke
lijk tegenstrijdige verklaringen zou hebben afgelegd, zoo
als pleiter nader uitwerkte. Vervolgens concludeerde plei
ter vrijspraak, subsidiair ontslag van rechtsvervolging
op grond van de door Dr. Hoeneveld uitgebrachte rap
porten. t
Hierop werd verdachte In vrijheid gesteld en de uit
spraak bepaald op heden over 14 dagen.
Op Maandag 8 en Dinsdag 9 Juni weer zittingen der
straf rechtbank.
Een zeer fijne bittere Chocolade dij tot dus
ver voor dezen prijs niet verkrijgbaar was.
Neen. zoo iets kon ze van Robert Stone niet gelooven
Hij had Felicity zeker lief. En, ofschoon die gedachte
haar wel pijnlijk was, griefde ze haar toch nog niet zoo
zeer, als dat zij hem voor berekenend en inhalig had moe
ten houden.
„Ik heb niets op met dat gebabbel. Miss Joyce", begon
de oude weer, „maar gisterenochtend had de brieven
besteller zoo'n dorst en ik gaf hem een glas melk en
toen vertelde hij mij, dat Mr. Carleton op het laatst
van zijn leven iets tegen Mr. Robert Stone heeft gekre
gen. Hij moet iets verkeerds van hem gehoord hebben,
zoodat hij hem niet meer om en bij zich wilde dulden
en de postbode zei, dat de oude heer niet de eenige was,
die door den rentmeester bedrogen werd. Maar toen
Mr. Robert weggestuurd werd op „het Dal" moet hij wei
een week lang dronken zijn geweest."
„Ik geloof er geen woord van!" riep Joyce, één- en
al verontwaardiging.
„Ik ook niet, miss, en ik heb de deur achter den bode
dichtgeslagen. Maar dat neemt niet weg, dat het mij een
waarschuwing was. Ik ben mijzelve toen gaan afvra
gen: wat weten wij eigenlijk van Mr. Stone? Niet dat ik
persoonlijk iets tegen hem heb: hij werkt hard en heeft
goede manieren. Maar toch is hij niet de man voor Mis
sie. En met ons beiden moeten wij nu zorgen, dat zij van
hem afziet"
Eliza stond op en ging de tafel afruimen, terwijl Joy
ce maakte, dat zij wegkwam.
Zij ging naar haar slaapkamer en zette daar de witte
roos in het water, al prevelend:
„Ik heb hem gezegd, dat ik goede vrienden met hem
wil zijn en dus geloof ik er ook geen woord van. Ik wil
er zelfs niet meer aan denken!"
hoofdstuk v.
Hoe vast Joyce zich nu ook had voorgenomen, niet
alleen om Robert Stone te vertrouwen, wat haar wèl
lukte, maar om Eliza's woorden te vergeten, hierin
slaagde zij toch niet. En veel van invloed hierop was
het bezoek op dien middag van de dominee's vrouw van
Stanton Orby.
Zij was drie mijlen ver komen rijden in haar alleraar
digst ponywagentje, om Felicity op te zoeken, maar
vond alleen Joyce thuis en moest zich dus met die ver
genoegen.
Joyce had zich al juist afgevraagd, of zij om thee
zou durven bellen, toen Eliza uit eigen beweging er mee
aankwam.
Mre. Warrender was een knap vrouwtje en zeer smaak
vol gekleed. Zy was byna voortdurend alleen aan het
woord. Het speet Joyce, dat Felicity hier niet by was,
Vergadering van den Raad op Woensdag 27 Mei 1931,
des morgens 10 uur.
Voorzitter de heer A. Klerk, burgemeester, tevens
secretaris.
De Voorzitter opent met een woord van welkom de
vergadering en spreekt den wensch uit. dat de heer
A. Wit. die thans herstellende Is. In de volgende ver
gadering weer volkomen hersteld aanwezig moge zijn.
De notulen worden onveranderd vastgesteld.
Mededeel in gen en Ingekomen stukken.
Door den Voorzitter wordt medegedeeld:
a. dat de gemeentebegrooting dienst 1931, goedge
keurd is terugontvangen, eveneens de Personeele Be
lastingverordeningen;
b. dat by de kasveriflcatie in het le kwartaal J.l.
het kassaldo bedroeg f 4691.84;
c. dat het bedrag der Ryksvergoeding voor de Jaar
wedden van den Burgemeester-Secretaris is vastge
steld op f 3000.
d. dat de ultkeering dezer gemeente, voortvloeiende
uit de flnancleele verhouding voor 1931/'32 voorlooplg
is bepaald op f 9.4090 p inwoners of in totaal f 12984.42,
waarnaar de ultkeeringen plaats hebben;
e. dat nog 3 stuks parken hooigewas aan den West-
frieschen Zeedyk over 1931, n.1. de nummers 30. 35 en
37 onverhuurd zyn gebleven, doch waar B. en W. daar
voor biliyke pachtsommen hebben gesteld, zullen hier
voor nog wel gegadigden komen.
Er is op 't oogenblik voor f 709.verpacht Misschien
dat bij verhuring van de andere parken een bedrag van
f 750 zal worden gemaakt; vorig jaar was de opbrengst
f 1231.
f. dat nog geen Hoofd der school voor Sint Maar
ten is benoemd kunnen worden en dat tot tijdelijk hoofd
is benoemd de heer K. Goos, onderwijzer te Enkhuizen.
Na een herhaalde herplaatsing van de oproeping
hebben zich nu 2 sollicitanten aangemeld.
Ongegrond verklaard.
g. dat het beroep, ingesteld naar aanleiding van het
in aanmerking brengen voor vergoeding, inzake de fl
nancleele verhouding der belooning aan vakonderwljze-
ressen in de nuttige handwerken door de Ministers van
Binncnlandsche Zaken en Financiën is ongegrond ver
klaard. eveneens omtrent een bedrag, betreffende ver
haal van een gedeelte der kosten van verpleging van
een arme krankzinnige.
De Voorzitter zegt. dat de beslissing uitvoerig wordt
gemotiveerd, doch spr. acht de uitspraak zeer onbiliyk.
Een keurige daad.
h. dat van de besturen der byzondere scholen be
richt is ingekomen, dat zij nccoord gaan met het vast
gestelde voorschot voor 1931. ingevolge art. 101 der
Lager-Onderwyswet 1920. evenwel niet de Hoofdinspec
teur van het Lager Onderwys, die by Gedeputeerd©
Staten in beroep Is gegaan over het voorschot voor
het vakonderwijs in de nuttige handwerken aan de
school te Rijp, hetwelk door den Raad is bepaald op
f 120.en vermoedelijk had moeten zyn f 115.D©
beslissing van Ged. Staten is echter nog niet ingeko
men.
De Voorzitter leest het bezwaarschrift van den
Hoofdinspecteur en het antwoord van B. en W. aan
Ged. Staten en noemt het een keurige daad van den
hoofdinspecteur.
i. dat de kosten voor de werkloosheidsbestrijding
in deze gemeente hebben bedragen f 1385.27; er Is nl.
door den polder Valkkoog daarvoor uitgegeven f 1000.12
cn de Banne Sint Maarten f 385.15. waarvan door de
gemeente wordl vergoed 50 dus f 692.63
J. dat door B. en W. zyn opgemaakt de jaarversla
gen betreffende volkshuisvesting en den toestand der
gemeente;
k. dat is ingekomen een verzoek van de Limburg-
sche Dakpannenfabrlkanten om. wanneer dakbedek
king noodig is voor uit te voeren werken of voor door
de gemeente gesubsidieerde gebouwen, daarvoor Ne-
derlandsch fabrikaat te bezigen.
Al deze stukken worden voor kennisgeving aange
nomen.
Nog is ingekomen een verslag van den tuinbouw-'
cursus te Valkkoog. De cursus begon met 16 leerlingen
en eindigde met 13 leerlingen, ze werden allen bevor
derd tot de tweede klasse.
1. Een mededeellng van den heer A. de Vries, hoofd,
der school dezer gemeente, dat hy bedankt als lid en
Voorzitter van de Commissie van toezicht op het La
ger Onderwys.
B. en W. achten het beter in deze vacature alsnog
niet te voorzien, in verband met de nog vacante be
trekking van hoofd der school, alhier.
Wordt goedgevonden.
B. en W. stellen voor, ingevolge art. 203 der Gemeen
tewet, de verordeningen, tegen welker overtreding straf
want deze bezoekster zou wel by haar in den smaak
gevallen zyn. Joyce vond haar in het geheel geen domi
neesvrouw en stond versteld over de wereldsche verschij
ning en het wufte optreden van de domineesche.
„Philip had wel moeten meekomen, maar o, hy heeft
zoo het land aan bezoeken brengen! Dat wilt u hem toch
wel vergeven, miss Hamilton? Ik heb eergisteren pas
gehoord, dat u, beide jonge dames, op „het Dal" zijt ge
komen, anders was ik al eens eerder aan geweest"
„Heel vriendelijk van u!"
„O, neen, in het geheel niet! Ik vond het prettig, om
een doel te hebben. U zult een heele aanwinst hier op
de plaats zyn!"
„Houdt u niet van hot buitenleven?" vroeg Joyce.
„Of ik er van houd?... Ik hddt het! Den hemel zij
dank. ben ik enkel hier midden in den zomer. Hoe Phi
lip het 't heele Jaar uithoudt, gaat my te hoog!"
Toen Joyce haar steeds verbaasder aankeek, barstt©
zy in lachen uit en zei:
„U vindt my zeker wel een allerwonderiykste domi
neesvrouw. Nu, daar heeft u geiyk in! Ik ben er dan
oök niet voor geschikt en als ik het heelemaal niet meer
kan uithouden in Santon Orby, dan loop lk weg!"
„En Mr. Warrender dan?"
„O, die heeft zyn liefhebberijen; anders zou hy het ze
ker ook ontvluchten. Hij speelt golf, vlscht en fotogra
feert Dan heeft hy zyn paarden en aityd wordt hy hier
of daar gevraagd."
„Een dominee buiten heeft zeker niet zooveel te doen,
als een in de stad?"
„O, neen, bij lange niet! Nu ja hij moet huweiyken
Inzegenen en tegenwoordig zyn by begrafenisplechtig
heden. maar voor de reet hebben dc menschen maar lie
ver niet dat je je met hen bemoeit"
Joyce schonk nog eens in en zon zich al suf. wat zy
nu eens zeggen zou; maar zy scheen zóó zeer in levens
opvatting te verschillen van dit wereldsche vrouwtje,
dat ze enkel korte antwoorden kon geven en in het ge
heel geen onderwerp van gesprek wist te bedenken.
„Maar wat zal ik u een aanstoot geven", zei Mre. War
render, nadat zij nog even zinledig had voortgerateld,
„want u is zeker heel goed; dat zie ik aan uw gezicht!"
„Ik geloof niet, dat ik zoo goed ben", antwoordde
Joyce met een kleur, „al doe lk er dan ook myn beet
voor."
„Och. dat moet u niet doen! Goede menschen zyn zoo
saai en zoo weinig belangwekkend! Vertelt u mij eens
even: is u de mooiste van de twee."
Wordt vervolgd.
FEUILLETON
Naar het Engélsch.
5.
„Neen, toch niet. De struik, wraaraan deze groeide,
staat vlak onder mijn venster. Ik heb ze u gebracht,
omdat ze my aan u deed denken en omdat ik graag had.
dat u wist, hoe ik over u denk: als een lieflijke witte
roos."
Met trillende stem en stamelende had hy die woorden
gesproken.
Onmiddellijk keerde zy nu naar huis terug; hield
steeds het hoofd gebogen over de witte roos, die hy haar
gegeven had en haar tranen waren niet ver af.
In de gezellige keuken stond het ontbüt gereed, en als
Eliza soms wat lang had moeten wachten, ze zei er toch
niets van. Ze gebruikten het maal nagenoeg zwygende
maar, toen het afgeloopen was, ging de oude met ge
kruiste armen zitten en haar gerimpeld gelaat toonde
een bezorgde, verstoorde uitdrukking.
„Ik heb genoeg van al die malligheid, Miss Joyce,"
begon zy.
Joyce kreeg een hoog-roode kleur: had Eliza haar en
Robert Stone misschien zien praten en was zy van plan
haar nu eens onder handen te nemen?... Maar, gelukkig
dit was toch niet zoo.
„Missie gaat wel een beetje te ver. Ik geloof, dat ze
echt voelt voor Mr. Robert. Maar daar moet toch een
stokje voor worden gestoken en u moet er my by hel
pen."
„Ik?... Maar ik kan er niets aan doen, Eliza. Felicity
heeft my in het geheel niet meer noodig, zooals je ziet
Ik zou er niets van durven zeggen."
„Toch moet iemand tusschenbeide treden," hield de
oude vol.
„Maar... als je het niet goed vindt Eliza, waarom heb
je Felicity dan zooveel met Mr. Stone laten samen zyn?"
„Ja, dat weet u zoo niet. Missie, maar ik ken haar.
Als je haar nu maar stil haar gang laat gaan en Juist
niets zegt dan krijgt ze er gauw genoeg van; dat heb
ik nu al zoo dik wijls ondervonden. En zoo had ik ook
gedacht, dat ze van dit „boeren" wel gauw genoeg zou
hebben; maar ze schünt nu eenmaal haar zinnen te heb
ben gezet op Mr. Stone. U hoeft andere niet te denken,
dat lk haar nu zoo haar leven zal laten bederven..."
„25ou dit dan haar leven bederven zyn, als ze met Mr.
Stone trouwde?"
„Maar natuuriyk! Zy is geen karakter, om zich op
den duur In het eenvoudige buitenleven te kunnen schik
ken. En als je dan weet dat er een klaar staat met een
huis als een paleis.dan is het toch wel zonde en jam
mer, dat ze zich zoo vergooien zou!"
„Je meent?"...
„Ja, ik meen Mr. Carmichael. Wat zou die haar een
positie kunnen bieden. Ik ken zijn huishoudster en die
heeft my alles eens laten zien. O. die tuin. en die kas
sen!... In zóó'n omgeving zou missie pas op haar plaats
zijn!"
.Maar Eliza! Felicity moet den man en niet zyn
huis trouwen!"
„Och kom! Als ze maar eenmaal in dat paleis woon
de, dan kon ze dien man wel op den koop toe nemen!"
Joyce's ernstige levensopvatting kon zich met zulk
een beschouwing niet vereenigingen. Maar, daar met dc
koppige Eliza toch niet te redeneeren viel, vroeg zij
enkel:
„Zou Mr. Carmichael nog denken over Felicity?"
„Waarom zou hy haar andere schrijven? Ze heeft al
drie brieven van hem gehadainds ze hier is. En waar
om zou hU haar steeds manden met vruchten en doozen
met chocolade en prachtige kasbloemen zenden?"
Felicity had haar hiervan nooit iets verteld; en als
ze er toevallig by geweest was. dat de post wat bracht,
dan had zy nooit vragen gedaan.
„Nu vanochtend heeft ze nog een brief van hem ge
had. Hy wilde met zijn auto komen. Nu, ik mag maar
lyden, dat ze dit goed vindt, want het zien van al dien
rijkdom zal haar al licht eieren doen kiezen voor haar
geld.
„Ik zou er my maar niet mee bemoeien. Eliza," zei
Joyce, na een poosje. „Als Felicity nu liever..."
„Er valt niets te „lieveren" en, als zyzelve niet inziet,
wat het beste voor haar is. dan zal ik het haar toen
eens duidelijk onder het oog brengen. Ik heb haar moe
der eenmaal beloofd, om voor haar te zorgen en die
belofte zal ik gestand doen."
„Heb je ook wel eens aan Mr. Stone gedacht Eliza?"
De oude keek haar verwonderd aan.
„Denkt u, dat hy liefde voelt voor Missie?... Wel
neen! Hij geeft haar maar een beetje toe, als een klein
kind.. Ja, hy zal haar wel bewonderen, maar liefde voor
haar voelen, neen! Zóó kykt hy niet En dat hy graag
de boerdery zou hebben, dat is hem ook niet kwaiyk
te nemen. Hy heeft immers ééns gedacht, dat de oude
heer zo hem zou nalaten en nu denkt hy zeker: als lk
ze op de ééne manier niet krijg, dan zal ik ze toch op de
andere manier hebben."