voor
wordt
►or de
proef.
itêbe-
den
ïdeeld
rhorn
I bij
itleve
i den
mede,
de
aelljk
ver-
t te
acht-
weg,
half
>odat
onze jeugd
ONS HOFKJE.
ras."
deze
men
sche
op-
wijk
our-
te
Ko-
zal
uur-
be-
zegt
van
der
een
eeft
laar
ieze
Hij
aat-
nan
te-
Ion,
het
mo-
loet
op
'trt
£%-
/an
'hi-
Hu-
lUlt
der
net
:ijn
)ng
Kijk eens even naar dit plaatje,
Hé wat doen die beiden daar,
Waarom staan ze zoo te sjorren
Trekken ze aan een sigaar
Mis dat ding is een pistache,
En al lijkt het ook wat raar,
Als ze aan de punten trekken,
Springt het „pang pang l" uit elkaar.
Een leuk mutsje of een steekje,
Komt te voorschijn van papier,
Als ze daarmee rond gaan loopen,
Moet je schudden van pleizier
de B.—L.
zij
HET FEEST BIJ DE HAASJES.
Het is fijn om jarig te zijn, hè Nou,
Kees vond dat ook. Hij was zeven jaar ge
worden en den geheelen dag was hij in
een echt feestelijke stemming geweest.
De ooms en de tantes en de neefjes en
nichtjes waren allemaal geweest om hem
te feliciteeren. En des middags had hij
Piet van 't Hoef en Dirk Hevers bij hem
nitgenoodigd. Dat waren zijn vriendjes
pan school.
Den heelen dag hadden ze gespeeld met
len nieuwen trein, die Kees van vader
had gekregen. Een reuze trein Er waren
lails bij met een wissel, die je om kon
«setten en dan stormde de trein een an
deren kant op. Kees was natuurlijk de
«rtsselbediener.
Om 3 uur hadden ze limonade gehad
net een taartje en om 4 uur allemaal
wee koekjes. Leuk was het geweest
Jullie zult nu misschien begrijpen waar-
Kees erg tevreden naar bed ging.
Naast zijn bed stond een tafeltje met alle
cadeaux erop.
Maar onder al die cadeaux, die Kees erg
mooi vond, was er één waarmee hij bij
zonder veel ophad.
Dat was een klein haasje van doek. Een
heel klein, zacht-donzig haasje met lange
ooren en 'n grappig snuitje.
Kees kon z'n oogen maar niet afwen-
ien van dat geschenk. Wat was dat toch
een leuk beestjezoo kleinen zoo
pienter
Maar wat was dat? Droomde Kees?
Br. haasje op tafel begon plotseling te
>wa Zoomaar te leven alsof hij van
rtoesch en bloed was, in plaats van lap-
1 Pffl en zaagsel.
Kees lag sprakeloos in bed. Het haasje
fr; erg eigenwijs op een stapeltje boeken
ötten en sloeg z'n beenen over elkaar.
Zoo Kees zei hij met een hoog stem-
aetje.
Dag Haasje zei Kees, hoe kom JU
jiaeens zoo levend
Ach. zei de haas, wat zal ik je zeg-
?en, hè. Ik ben nu eenmaal gemaakt als
«en stuk speelgoed en daarom schijn ik
ien heelen dag stil te moeten zitten,
ou, dat doe ik hoor, 't is mijn vak s
laarreal ben ik dan ook van lappen
Q zaagsel, ik heb óók een ziel, hoor
leken maar. Net zoo goed als een echte-
aas
Is een echte haas familie van Je
Jaik stam er lijnrecht van af, hè.
Kaar ze zijn een beetje verwaand tegen-
wer mij. Ze zeggen Jij. jij bent maar
fcbrleksgoed. Jadat is niet mooi van
Het haasje huilde opeens smarielijk.
met z'n linkeroor wreef hij de bittere tra-
en uit zijn oog
l.'.ees ging rechtop zitten en zei voi
medelijden
Huil maar niet hoor... eh
Ik heet Kobus. zei net haa-je.
Ach ja, ik moet niet treurig zijn
want ik ga nog wel naar het groote hazen-
feest
Waar een feest, Kirms
Ja, een reuze feestDe vakvereenl-
ging van hazen bestaat 25 jaar
Oh, zei Kees. Ja, da's fijn natuurlijk
Mag ik mee, Kobus?
EhJawat zal ik zeggen, hè
Dt hazen zijn niet zoo dol op de men-
schen.
Oh, zei Kees, maar dan verkleed ik
me als haasIk heb het pakje nog van
het kinder-bal-masqué.
—Doe datzei Kobus.
Vijf minuten later leek Kees heusch een
beetje op een haas. Hij had een nauw
sluitend, wollig pakje aan en een kop met
twee lange ooren op.
We gaan, zei Kobus, want ik wil de
openingsrede wel hooren
Ze klommen door het raam naar bulten
en gingen het bosch in. Toen ze bij een
héél dikke boom waren gekomen, tikte
Kobus 3 maal op de stam.
Een luikje ging open.
Wie daar vroeg een hoog stemmetje.
Goed volk! zei Kobus. 'k Heb een
vrindje meegebracht, een goeie haas. die
te vertrouwen is.
Nu week er een gedeelte van de stam
opzij en verscheen er een deur, die werd
geopend door een groote haas.
Voeten vegen zei hij enkel.
Toen moesten ze doorloopen.
In de groote zaal waar ze kwamen, wa
ren wel duizend hazen bijeen. Allen
schreeuwden ze door elkaar, tot plotse
ling een geweldige kanjer op het tooneel
kwam en „stilte" riep.
Let goed op, zei Kobus, da's de voor
zitter van onze vereeniging.
Hazinnen en Hazen zei de voor
zitter met een zware stem. Op onze alge-
meene feestelijke bijeenkomst heet ik u
alleri hartelijk welkom De vergadering
kan echter niet zoo feestelijk zijn als we
gedacht hadden. Ik heb namelijk weer
eenige treurige tijdingen. De menschen
zijn in den laat. ten tijd weer hevig bezig
geweest. Het „jachtseizoen" is geopend,
zooals dat heet. Ik noem het 't „moord-
seizoen" toehoorders Weer zijn 12 van
onze makkers neergeschoten door kerels
met groene veertjes op d'r hoed. Ik vraag
u, toehoorders, waar moet dat heen Wij
moeten dat jagen verhinderen. Zoo gaat 't
niet langer. We moeten een protestoptocht
houden Wat denken de toehoorders
er van
En alle hazen en hazinnen schreeuw
den „Wèg met de menschen
Kees kreeg het een klein beetje be
nauwd. Het was toch wel gemeen om die
haasjes dood te schieten Maar hij kon
er toch niets aan doen, en
Toen gebeurde er plotseling iets vree-
selijksEen haas, die achter Kees zat,
begon aan de kap. die Kees op 't hoofd
had, te trekken.... De kap vloog af en
alle hazen keken in zijn verschrikt jon
gensgezicht.
Eén roep slechts weerklonk
'n Mensch.... 'n Mensch
De kleine haasjes begonnen te huilen
en kropen weg bij moeder. De moeders op
hun beurt schreeuwden even hard en kro
pen weg ^chter de mannen, en daar de
mannen niets hadden om achter weg te
kruipen, kwamen ze dreigend op Kees af.
Wat doet die vent hier?, schreeuwde
de voorzitter. Gooi die vent eruit.... hij
is een spion
—Jajaschreeuwden ze alle
maaldie xeelijke hazeneter Naar
buitener uit!
Kees bedacht zich niet lang. HU sprong
op, rende naar de deur. stiet die open
enhij stond alleen in het bosch
Kobus was nergens te zien.. die liet
hem in den steek. Kees begon t° loopen
door het bosch, steeds maar verder en
verder
KeesKeesopstaan
Kees ontwaaktein bed. Naast het
bed stond moeder en zei nog eens
Kom Keesje, opstaan, 't is tijd
Kees ston* op en kleedde zich aan, on
derwijl schuin kijkend naar Kobus, die
doodstil op tafel zat.
Langzaam 1: Kees op hem af, pakte
hem bij z'n ooren en schudde hem heen
en weer.
Stoutert, waarom heb je me in den
steek gelaten.
Maar Kobus was wijs genoeg om te
zwijgen en net te doen alsof hij alleen
zaagsel en géén ziel in z'n lichaam had
EEN EIGENAARDIGE VOETBAL
MATCH.
Met veel moeite hadden zij vóór half
time gelijk gespeeld. Onze tegenpartij liet
zich kennen c.ls een harde noot, pm te
kraken. Maar wij brachten een kleine
wijziging in de opstelling van ons elftal
en spraken onderling af, dat wij onze
uiterste best zouden doen.
Een ware kanipwoede maakte zich van
ons meester en daaraan hadden wij het te
danken, dat-er vijf minuten na- het af
blazen weer een bal „zat!" Het Roode
Kruis had de 'handen volonze tegen
partij werd langzaam maar zeer uitge
roeid. Toeneen strafschop. Nu ben ik
verbazend sterk moet u weten in mijn
kuiten! Het is al meer dan eens gebeurd,
dat ik een nieuwen bal tegen een der
joalpalen schopte en dat we later, ten
minste als de paal het uithield, de flarden
van den bal bij elkaar moesten rapen. Ook
wel bleef de bal als een verfrommeld
sigarenzakje aan een der palen hangen.
En het toeval wilde, dat Ik werd ainge-
wezen om te schietenIk ua.n een kor
ten aanloop mijn laars kwam in aan
raking met het leer en.*... Maar wat was
dat? Ik had de bal in elkaar getrapt en
die bleef aan de neus van mijn schoen zit
ten, terwijl de verbaasde keeper, die toch
had zien trappen, overal stond rond ie kij
ken, waar de bal was geblevenEr wsrd
een andere bal gebracht; die was splinter
nieuw en kon dus tegen een „stootje"
De vijandelijke keeper was wit om zijn
neus geworden bij het aanschouwen van de
werking van mijn kuitspieren en hij nam
zichtbaar in dikte af. Toen ik weer schoot
was hij zoo dun als een kalenderblaadje
(de keeper bedoel ik). Toch bleef hij het
doel verdedigen, zooals een goeden keeper
betaamt! Ik trapte andermaal Nu schoot
de bal als een kanonskogel recht door de
palen heen. De vermagerde keeper wilde
hem op zijn borst opvangen, maar de bal
gin^ door hem heen, sloeg een bres in de
jongens die achter de goal stonden te loe
ren, wierp een paar blokken huizen omver
en verdween aan den horizont.
Een hevig twistgesprek volgde over de
kwestie of het gemaakte doelpunt al of
niet gold. daar het reglement nie*. voor
ziet in gevallen, waarbij de keeper regel
recht doorboord wordt en de scheidsrech
ters vlogen elkaar in het haar Het pu
bliek brulde.... het Roode Kruis had het
drukker dan ooitJongens kwamen in
het veld en begonnen van den weerom
stuit ook te vechten. Het was een zeld
zame bende, die me danig begon te ver
velen. Daarom trok ik een der doelpalen
uit den grond en begon daarmede het veld
rond te zwaaien om zoodoende het veld
schoon te vegen. We braken een stuk van
de groote tribune af en ramden daarmede
het publiek op hun plaatsen terug. De
orde keerde terug. We plakten een stuk
krant over het ronde gat in de borst van
den keeper, want we waren bezorgd, dat
hij anders longontsteking zou krijgen. En
wij kwamen overeen, dat het punt zou tel
len, Indien we verloren of gelijkspeelden,
anders niet.
Het spel werd voortgezet, nadat de ge
sneuvelden door het Roode Kruis waren
weggesleept. Nauwelijks echter was de bal
weer uitgetrapt, of ik kreeg hem tegen dat
gedeelte van mijn lichaam, waar de rug
van naam pleegt te veranderen. En hij
veerde niet terug. Integendeelik werd
meegenomen in de lucht, steeds hooger.
steeds hoogerEn de bal groeide aan
totdat hij den omvang van een luchtbal
lon had. Ik hield mij stevig vast aan het
riempje, dat de dikte van een kabeltouw
had gekregen. Dan waagde ik het eens om
te kijken. Ver van mij af, en vanaf een
duizelingwekkende hoogte zag ik het veld
liggen, de spelers stonden mij na te gapen
en gebaarden in mijn richting. Voort ging
het, al sneller en snellerLanden en
zeeen passeerden onder mij, zoo klein, als
of ik ze in een zakatlasje zag. Overigens
heel interessant. Ik ging een beetje op
mijn gemak zitten en bemerkte, dat ik
ongeveer evenwijdig met den evenaar om
de Aarde heendraaide. Aan de rivieren
zag ik waar ik was, want aardrijkskunde
was altijd mijn sterkste vak geweest. (Zoo
zie je eens, waar het al niet te pas komt).
De rivieren lagen als stukjes schitterend
blik over de donkere plakkaten, die door
de werelddeelen werden gevormd.
Daar naderde ik Europa weer. Reeds
zag ik de Wolga. Plotseling verminderde
het zonlicht. En van de andere kant kwam
een groote, zwarte voet. Dat was de bal,
dien ik zoo had weggetrapt. Ik kon
het stuk keeper, dat eraan kleefde, nog
duidelijk zien. De deuk van mijn voet was
ook goed te zien, maar wel honderdmaal
vergroot. Toen hij boven Ierland was, pas
seerde ik Juist de Duitsche grens. Wat er
verder volgde weet ik niet precies meer.
£r had een geweldige botsing plaats. Ik
hoorde het geluid van ontsnappende
lucht; het riempje schoot mü door de
vingers.... ik viel! vlugger en vlugger.,
het suisde in mijn ooren.
Met een schok werd ik wakker. Aan
den kant van een sloot, waar ik op kik-
kervischjes had geloerd, was ik ingedom
meld en al heel spoedig in Droomeland
verzeild geraakt. Mijn beenen hingen in
het water. Ik had nog net tijd, een stel
droge kousen en laarzen aan te trekken
en naar het veld te gaan, want de match
van onze school tegen het gymnasium
zou Juist beginnen. En mijn droom kwam
in zooverre uit, dat we met twee punten
wonnen.
WILLY HARTMANS.
(Nadruk verboden).
IN T PAARDENSPEL.
De eerste voorstelling van 't beroemde
paardespel van Mlllini zou plaats hebben.
De kinderen waren opgewonden van plei
zier en bestormden de ouders met vragen,
om er heen te mogen gaan. Op weg naar
de plek, waar de tent was opgeslagen,
stonden opgeschoten jongens, die bij het
spel behoorden en deelden programma's
uit.
Juist kwam mevrouw Eefden met haar
nichtje aanwandelen. Ook zij kregen een
programma.
Tante", zei Martha, .zouden we daar
niet naar toe kunnen gaan Ik zie zoo
graag kunsten
Dien avond zaten ze dan ook ln het
paardenspel. Er waren afgerichte honden,
paarden, apen; een meisje met tamme
duiven en een ander, die op een rollen
den, grooten bal danste.
Maar de clown was wel het leukst. HIJ
kon letterlijk van alles doen. Juist had
hij in zijn hoed eierkoeken gebakken en
nu zou het mooiste nog komen. HU keek
in 't rond, liep toen naar tante en Martha;
maakte voor haar een diepe buiging en
zei„Zou ik uw horloge even mogen
hebben U krUgt het dadeHJk terug
Het nichtje, dat een mooi gouden hor-
logetje had, keek tante eens aan; deze
knikte en toen reikte ze den hansworst
het gouden uurwerkje toe. Deze nam het
WETEN JULLIE:
dat de grootste torenklok in Europa de
klok van de Peterskerk te Zürich (Zwit
serland) is? De uurwijzer is 4.8 M. lang
en weegt 74 Kilogram,
dat de gramofoonplaten-ondernemingen
sedert den dood van den beroemden tenor
Caruso (1921) met zUn opnamen ruim
drie millioen gulden aan tantièmes heb
ben opgebracht?
dat het glasblazen reeds ongeveer 1800 J. v.
Chr. werd uitgevonden, terwijl in 100 j. v.
Chr. de metalen spiegels door spiegelglas
werden vervangen
dat de oudst bekende landkaart dateert uit
1360 v. Chr.? Het is een op papyrus ge-
teekende kaart van Ramses II van Egypte
waarop de goudmUnen van Bechem staan
dat ln 450 v. Chr. de Orieksche filosoof
Empedocles verklaart, dat het inwen
dige van de aarde een vloeibare vuur
massa is, waar de vulkanen door kanalen
mede in verbinding staan
met een buiging, deed het in een vijzel
en stampte het met geweld kort en klein.
Daarop maakte hij allerlei malle sprongen
en toen nam hU den vUzel weer op. HU
schudde den vyzel heen en weer en....
haalde er warempel het horloge weer on
beschadigd uit
Hiermee was de vertooning afgeloopen
en ging men naar huis. Onderweg sprak
Martha nog druk met tante over die ver
bazingwekkende toer. Thuiskomend, wilde
ze het horloge nog eens bekyken en be
merkte toen tot naar groeten schrik
dat het verdwenen was
Marbha werd doodsbleek en betastte
zich met bevende vingers, of het misschien
was vastgehaakt aan haar kleeren. Maar,
hoe men zocht het was verdwenen
Daar kwamen de waterlanders voor den
dag.
„O, mijn mooi horlogetjesnikte
Martha, en hoe men haar troostte, ze was
nie* tot bedaren te brengen.
Tante stelde voor dadeiyk naar de tent
te gaan en toen ze daar kwamen, liep een
kleine, vuile, zwarte jongen, dien ze wel
kende, omdat hy daar in de buurt woonde,
hen tegemoet. „Kijk eens wat ik gevon
den heb riep hU, het verloren schaap
in de hoogte houdend. Och, och wat was
Martha biy en tante niet minder! Maar de
zwarte jongen keek ook vroolijk, want hU
hield een fonkelenden rijksdaalder in zyn
hand, die tante uit haar beursje genomen
en hem gegeven had.
En geen van allen heeft ooit de voor
stelling van het paardenspel vergeten
Groenoog.
Groenoog zit stil, en hU mompelt „aha!"
Groenoog is slim en hU denkt even na.
Wat is dat ding toch, dat ligt op den grond?
Is het wat lekkers, en spek voor mUn mond?
ONS MOPPENHOEKJE.
Verstrooidheid.
Professor Denklang klopte zyn pyp uit.
Toen riep hy ,3innenBinnen!
BINNEN BINNEN!!!"....
En toen kreeg hy pas in de gaten, dat
hy het zelf was, die klopte
Bluf.
BU ons in Afrika is het soms zoo heet,
dat de vleugels van de vliegen ver
schroeien.
O zag, maar dat is nog niks BU óns
in Indié geven ze de kippen eiken dag Us-
wafeitjes, anders leggen ze gekookte
eieren
De slimme bedelaar.
De arme landlooper kwam eens by
dame om een kleedingstuk bedelen.
ging eris kyken en vond inderdaad een
oude broek van haar man. Daar ging ze
mee naar den landlooper „Ja beste man,
ik heb hier wel een oude broek voor Je,
maar ik ben bang, dat die Je te groot is.
„O, mevrouw, dat komt wel terecht,
U me er een goede maaltUd by geeft j'j
een
Ze
als