Schager Courant
De Franschen in Syrië.
Bouw van een Openbare Lagere School te Nieuwe Niedorp.
VERRASSING.
Tweede Blad.
Woensdag 3 Juni 1931.
74ste Jaargang. No. 8875
FRANKRIJK OVERZEE. DE PLICHTEN EN
RECHTEN VAN EEN KOLONISEERENDE
MOGENDHEID. EEN VERGELIJKING
TUSSCHEN TURKIJE EN SERVIë.
NOMADEN DER WOESTIJN.
(Van onzen reizenden correspondent).
BEYROUTH, 19 Mei 1931.
GEEN hereschers zijn de Franschen in Syrië, geen
veroveraars. En Syrië is geen Fransche kolo
nie, geen Fransch gebied. Frankrijk is er man
dataris, opzichter opvoeder, controleur in naam
van den Volkenbond en moet jaarlijks bij den Raad van
den Volkenbond een rapport inleveren over den ver
richten arbeid, de verkregen resultaten. De Fransche
hooge commissaris en de gedelegeerden zijn geen meer
deren, geen chefs van ie regeering der inlanders, maar
slechts de noodzakelijke bevolmachtigden en werktuigen
bij een ingewikkeld systeem van internationalen bij
stand. Er bestaat geen verhouding van minderen tot
meerderen tusschen de Syrische staten ter eene en
Frankrijk ter andere zijde, er is „samenwerking". De
mandaatsmogendheid, Frankrijk, is een voogd over
minderjarige volken, die nog niet in staat zijn zichzelf
te regeeren.
Dit zijn de beginselen, waarvan echter ook elke mo
derne koloniale staat is doordrongen, al blijven er ver
schillen. Een koloniale staat b.v. behoeft niet jaarlijks
aan een internationale organisatie als den Volkenbond
een rapport in te lederen en bovendien kan een
kolonale mogendheid zioh in haar koloniën een eco
nomisch bevoorrechte positie verzekeren, wat den
Franschen in Syrië niet vrij staat. Wil men als niet-
Syriaan naar Syrië, dan heeft men een visum noodig
van een Fransch consul, doch ook voor een Franschman
geldt dit Komt een onderdaan van een bij den Volken
bond aangesloten staat met een aanbeveling van zijn
eigen consul bij een Franschen consulairen vertegen
woordiger om een visum voor Syrië, dan wordt het
nooit geweigerd, tenzij hij er heen wil zonder voldoende
geldmiddelen en zonder aanstelling in de een of an
dere betrekking. Het is duidelijk, dat men de jonge
staten moet beschermen tegen een toevloed van arm
lastigen of van personen, die de concurrentie op de
ook hier eenigszins gedrukte arbeidsmarkt zouden ver
meerderen.
Opvoeder is de mandaatsmogendheid, zooals trouwens
ook een koloniale staat dat moet zijn. Nieuw is dit
principe niet. Reeds vóórdat bij ons als grondregel ten
opzichte van onze koloniën de „ethische richting" zich
had doen gelden, was dit principe verkondigd, o.a. door
Victor Hugo, den grooten Franschman, vader van het
romantisme, een titel, waarvan hij echter niet wilde
weten. „Romantisme, woord zonder zin, ons opgelegd
door onze tegenstanders en door ons geringschattend
aanvaard," zegt Victor Hugo ergens.
Het door den Volkenbond ingevoerde en gecontro
leerde systeem der koloniale mandaten stemt over
een met wat Victor Hugo gedurende zijn verbanning
(door Napoleon Hl) schreef in verband met Cuba. „Bij
de beschaving is meerderheid al jaren niet slechts een
recht, maar ook een plicht. Deze plicht geeft inder
daad rechten, o.a. het recht op kolonisatie De onbe-
sohaafde volken hebben recht op beschaving, zooals de
kinderen recht hebben op opvoeding en de beschaafde
naties zijn haar (ds beschaving der onbeschaafde vol
ken) verschuldigd. Zijn schuld betalen is 'n plicht, maar
ook een recht. Vandaar in de oudheid het recht van
Indië op Egypte, van Egypte op Griekenland, van
Griekenland op Italië, van Italië op ^allië. Vandaar
in den tegenwoordigen tijd (dat was ongeveer 1865) het
recht van Engeland op Azië, van Frankrijk op Afrika,
onder voorwaarde evenwel, dat men niet de wolven
door de tijgers wil laten beschaven.
„Dat de beschaving in zich sluit kolonisatie, dat de
kolonisatie in zich sluit voogdij, goed, maar de kolo
nisatie mag niet zijn exploitatie, maar voogdij is geen
slavernij. De voogdij hoifdt rechtens op, als de minder
jarige meerderjarig wordt, onverschillig of de minder
jarige een kind is of een volk."
Ruim tien jaar treden de Franschen in Syrië op als
voogden, als leermeesters en men mag zich afvragen,
wat zij in dien tijd hebben tot stand gebracht, op welke
wijze, met welke middelen. Voor mij, die vele maanden
in Turkije vertoefde, dat land bereisde, het, zooveel
dat in een half jaar mogelijk is. bestudeerde, ligt een
vergelijking voor de hand. een vergelijking, die te meer
waarde heeft, omdat het allergrootste deel van het
Fransche mandaatgebied tot aan het einde van den
wereldoorlog tot Turkije behoorde en het punt van uit
gang bij den beschavingsarbeid in Turkije en Syrië dus
ongeveer hetzelfde was.
In Turkije willen Kemal pasja en de zijnen het land
moderniseeren, in Syrië doen dit de Franschen, maar
beiden volgen, hoewel ze hetzelfde doel voor oogen
schijnen te hebben een verschillende methode. Met
eenigen schijn va n waarheid zou men er op kunnen wij
zen. dat het in Turkije Turken zijn die den beschavings
arbeid verriohten, in Syrië evenwel vreemden, buitenlan
ders, en voor een goedgeloovig publiek zou men er bij
kunnen betoogen dat dus in Turkije vrijheid heerscht,
i n Syrië onderdrukking. Jawel, bij de vergelijking tus
schen den beschavingsarbeid en de twee landen, moet
men twee dingen vooral in het oog houden: de gevolgde
methoden en de verkregen resultaten. Later als ik
Syrië beter ken, meer heb rondgereisd, zal ik vermoe
delijk nog wel eens op deze voor de hand liggende ver
gelijking terug komen. Voor het oogenblik zij het ge
noeg te constateeren, dat de Fransche veel, oneindig
veel meer hebben bereikt zoowel wat aangaat het on
derwijs als de verkeersmiddelen en de verzachting der
zeden, dan de regeering van Kemal pasja in Turkije.
Wat de aangewende methoden betreft, moet men vast
stellen, dat zoowel de Turksche regeering (b.v. bij den
Kurden opstand) als de Fransóhen (b.v. bij den Dru-
zenopstand) met groote kracht zijn opgetreden, doch de
Franschen hebben hun overweging niet zooals de Tur
ken, bezegeld met moordpartijen op groote schaal. Na
den tegenstand gebroken te hebben, zonden de Fran
schen in het onderworpen gebied ingenieurs, onderwij
zers, geneesheerer., de Turken zonden beulen en hout
voor galgen.. De Franschen in Syrië hebben er niet aan
gedacht aan de geheele bevolking, in naam der bescha
ving het dragen der nationale kleeding (de fez) te ver
bieden en de bladen in Syrië veroorloven zich vaak een
(altijd nog onschuldige) critiek op het regeeringsbeleid,
die in Turkije de redacteuren voor maanden, voor ja
ren in de gevangenis, zoo niet aan den galg zou bren
gen. Omkooping van hooge ambtenaren, zelfs van rech
ters, dat in Turkije nog zeer vaak voorkomt, vindt
men in Syrië zoo goed als niet meer.
Maar... Turkije heeft een volksvertegenwoordiging
gekozen op den grondslag van het algemeen kiesrecht
voor mannen vanaf het achttiende levensjaar, ter
wijl er nog slechts in enkele deelen van Syrië (het
eigenlijke Syrië en de republiek Libanon) zooiets be
staat als een zeer rudimentair parlementssysteem .Uit
mijn artikelen over de verkiezingen in Turkije weten
mijn lezers evenwel wat er van dat algemeene kies
rechter onder de regeering van Kemal pasja terecht
komt. Hopeloos niets. Lid van het parlement worden
slechts zij die door den president der republiek daartoe
waardig worden gekeurd. De practijk der verkiezingen
is zoodanig, dat de kiezers op niemand anders dan op
de candidaten van den president der republiek, Kemal
pasja, hun stem kunnen uitbrengen.
In Syrië is, tenminste voor ennele deelen, een nieuwe
grondwet in voorbereiding, maar zeer langzaam gaat
het verleenen van democratische rechten. Het volk is
er grootendeels nog niet rijp voor en wat aangaat de
gebieden, waar de nomaden rondzwerven, kan natuur
lijk in afzienbaren tijd nog geen sprake zijn van een
volksvertegenwoordiging en kiesrecht. Deze nomaden
stammen gevoelen niets voor het stembiljet als middel
om haar meening tot uiting te brengen. Daarvoor heb
ben ze immers geweer, revolver en mes. Dat is directer
en duidelijker. En ongeveer één vierde der totaal-bevol
king van Syrië bestaat uit nomaden. Niet minder dan
653.000 personen (volgens de laatste statistiek), mannen,
vrouwen en kinderen, zwerven door de woestijnen,
leven van hun vee, van handarbeid (tapijten, enz.),
maar vaak, heel vaak ook van roof en plundering,
waartegen de Franschen natuurlijk krachtig, en niet
alleen met boetpredicaties, optreden.
J. K. BREDER ODE.
Kort verhaal
Ze zaten met z'n drieën op een bank in een der
parken. Het was een snikheete zomerdag en de weinige
wandelaars in het park kregen visioenen van een bad-
costuum en koel, verfrisschend water.
Bill noch Harry. nooh John dachten aan badcostuums
Ze dachten aan bier en zuchtten. Bill. die in het bezit
was van een flinke zakdoek, streek met een mismoedig
gebaar over zijn gloeiend voorhoofd. John gebruikte z'n
mouw. Hij had geen zakdoek. Slechts Harry, de dikste
der drie maakte geen beweging; elk gebaar was hem te
veel Alleen praten deed hij nog, weinig, maar veelbe-
teekenend.
„Bier", zei hij en zijn lippen maakten met geluid of
zoo juist een slok zijn keelgat door was.
De anderen zwegen; het was triest, ze konden het niet
helpen dat ze geen werk hadden. En nu zaten ze zonder
geld op een bankje En het was smoorwarm.
„Er is maar een kans over", zei Harry, „één van ons
moet naar huis gaan en bij moeder de vrouw een gulden
te halen."
Dat was een gedurfde zin voor een pantoffelheld en
aangezien ze alle drie tot deze categorie behoorden,
moesten ze de woorden even in hun volle beteekenis
laten doordringen. Maar toen waren ze het er dan ook
over eens, dat Harry gelijk had. Er was geen andere
weg.
Ze haalden drie lucifers te voorschijn en lieten het
lot beslissen. Het was Bill. die verloor.
„Sterkte", zeiden Harry en John opgelucht en ze
keken Bill na, die langzaam in de richting van zijn huis
liep.
„Als ze het geld zoo niet geven wil, dan sla je er maar
bp", riep Harry hem nog achterop.
„Dag Jenny", groette Bill zijn vrouw minzaam.
„Zóó, hoe komt het dat je zoo vroeg bent? Je weet,
dat ik liever niet heb, dat je me in den weg loopt in
huis."
„Ik weet het" bekende hij gedwee, „maar Ik meende,
dat je al klaar was met je werk."
Bill constateerde, dat hij voor een zware taak zou ko
men te staan. Het zou onjuist gezien zijn op een moment
als dit om een gulden te vragen, en tevens de roekelooze
bestemming er bij te vermelden.
Hij zou, om in het bezit van het geldstuk te komen,
moeten liegen. Hij had een hekel aan liegen, maar er
zijn gevallen, redeneerde hij, waarin het mag. En dit
was er een van. Hij zou een verhaal doen, dat waarschijn
lijk klonk en dat moest op een luchtigen toon gebeuren.
„Ik kan misschien een ijskarretje krijgen'", begon hij
opgewekt
„Jij een ijskarretje?" zei Jenny ongeloovig. „Laat me
niet lachen."
„Nou, dan niet"
Bill haalde zijn schouders op.
„Vertel eens verder", verzocht Jenny.
„Ha, dus je gelooft het dan toch", knikte Bill. „Ja, ik
kan zoo'n karretje krijgen. De groote fabrieken van de
Noordpool hebben 25 loopers noodig. Ik kan me ook
opgeven. Ér zijn 160 sollicitanten en je begrijpt, dat het
een heele uitzoekerij is en een geweldige administratie.'
Alle sollioitanten hebben dan ook ter tegemoetkoming in
de kosten een gulden moeten storten. Ik heb gezegd,
dat ik hem straks zou komen brengen."
„Waar wou jij die gulden vandaan halen?" informeerde
Jenny.
„Ik veronderstelde, dat jij me die zou willen geven."
„Kijk," zei Jenny bijna vriendelijk, „je hoeft nooit te
denken, dat ik je een gulden zou geven om de kans te
loopen je morgen achter een ijskarretje te zien. Overi
gens sta je nu al bijna vijf minuten te liegen.
„Je hebt gelijk," stemde Bill oogenblikkelijk toe. Hij
kreeg een ingeving.
„Ik durfde er niet rond voor uitkomen," vervolgde hij,
„maar ik wilde die gulden gebruiken omom wat
snoepgoed voor de kleine Nicootje van mijn broer Tred
te koopen. De kleine kerel is vandaag jarig."
„Och hemel." zei Jenny meewarig, „wat Hef van je om
je jarige necfkes te tracteeren. Je bent alleen een beetje
in de war met de familie-omstandigheden. Je broer
Tred heeft nooit een Nicootje gehad; alleen een meisjo
en Alice is pas over twee maanden jarig."
„Ai!" zei Bill, ,hoe kan een mensch zich zoo vergissen
Jenny."
HU ging met zijn hoofd in zijn handen bij het raam
zitten en peinsde. Jenny was zoo hard als een bikkel.
Hoe haar wat te verteederen. Als hij haar eerst maar in
een wat milde bui kreeg. Was dat nog mogelijk? Zou
er nog ja, dat was een idee zou er nog iets in
haar zijn achtergebleven van den goeden tijd toen zij el
kaar pas kenden. De dagen, dat zij zich om beurten be
ijverden in het zoeken naar lieve namen.
„Jenny." zei Bill en hij trachtte in zijn stem een wat
teedere klank te brengen.
„Jenny, ik voel me niet heelemaal in orde."
Ze keek hem van terzijde aan.
„Kom eens wat dichter bij me zitten," verzocht hij.
Ze was verwonderd, maar deed het toch.
„Nee, ik voel me lang niet in orde."
„Wat is het?"
„Ik geloof dat ik wat verkouden ben."
„Verkouden met dit weer?" verbaasde Jenny zich.
„Het is wat raar," gaf Bill toe, „maar heusch, zoo'n
gevoel heb ik."
Hij kuchte een paar maal vervaarlijk.
„Het is lang geleden, dat we zoo eens bij elkaar zaten."
Werkelijk nu trof hij den goeden toon.
Jenny zuchtte. „Ja Billy."
„Weet je nog, dat we dien avond naar de muziek gin
gen luisteren en..."
„Billy!"
„Het was een mooie tijd kindje."
„Ben ik nu je kindje weer?"
„Zeker, je bent het immers altijd geweest."
Hij streelde haar over het bruin-grijze haar.
„Houd je nog altijd van me?"
„O, kindje, natuurlijk!"
Hij kuste haar en kuchte hard.
„O, wat ben je verkouden, vent." z
Ze keek hem bezorgd aan, stond toen op en ging naaï
do deur.
„Ik ben dadelijk terug."
Billy grinnikte toen ze weg was en sloeg zich op d®
knie. Nu ging ze natuurlijk aan de buren vertellen, dat
ze zoo gelukkig was, dat het weer net was als vroegen
Hij had 'm dat maar fijn geleverd. Jenny was een forsch®
vrouw, een kop grooter dan hij en hij kreeg het niet
graag met haar aan den stok. Maar nu had hij dan
toch de manier om haar klein te krijgen gevonden. Aln
ze nu terug kwam, was het maar een heel klein kunstje
dat guldentje los te krijgen. En dan het bier! Bij do
gedachte aan het goudbruine, koele vocht kreeg hij het
nog warmer dan hij het al had. Lieve hemel, wat een
hitte vandaag. En dan die idiote gedachte, dat hij ver
kouden zou zijn. Dat Jenny het slikte! Hij verkouden bij
een temperatuur van om de 90 graden!
„Daar ben ik weer," zei Jenny stralend, groot, forsch,
maar vriendelijk stond ze naast Billy.
„Ik was blij, dat ik nog een gulden had," merkte ze
op, „nu zal je wel gauw beter zijn. Kijk eens wat Ik heb
meegebracht?"
Billy keek. Het was Camille-thee.
„Nou flink onder de wol", zei Jenny kalm, maar be
slist, „en dan wat Canaille, dan is die verkoudheid zóó
over."
Billy zakte terug in zijn stoel. „Nee", stotterde hij*
Maar twee stevige armen pakten hem op en droegen
herr. naar zijn bed.
„Doe wat ik zeg," zei Jenny.
Een kwartier later lag Billy dik onder de wol, de Ca-
miHfi stond naast hem. De temperatuur was nog altijd
hoven de 80 graden.
Na tien mhiuton kwam Jenny kijken.
„Het is waar, je ziet er slecht uit Maar het zal zoo wol
gauw over gaan," constateerde ze.
Vol ontzag keek de troostelooze Billy naar haar groo
te, verweerde handen. HÜ draalde zich naar den muur,
Harry en John zaten nog steeds op de bank.
„Het duurt lang", zei Harry. „Hij heeft het natuurlijk
weer verkeerd aangepakt Hij had er dadelijk op moeten
slaan. Dat is in zulke gevallen altijd de beste weg."
(Nadruk verboden).
W. K. Shannon.
Gelijk wij in ons nummer van Zaterdag 30 Mei
j l. hebben gemeld, heeft de Raad van de gemeente
Nieuwe Niedorp besloten tot den bouw van een
Openbare Lagere School aldaar, nadat in de
daaraan vooraf gaande vergadering uitvoerig was
gediscusseerd over het terrein, maar tenslotte dat
van de Doopsgezinde Gemeente was gekozen,
waarop dan nu het nieuwe gebouw, als daarop
de goedkeuring van het Schooltoezicht zal zija
verkregen, zal verrijzen,
Dit terrein is geheel vrij gelegen en kan de
school zóóver van den weg zijn verwijderd, dat
er een ruime speelplaats met boombeplanting aan
de zijden, vóór kan komen te liggen. Een ruim
voorportaal buiten geeft toegang tot vestibule en
hal, waarop de gangen uitkomen. De school zal
bevatten 3 lokalen, ieder voor 48 leerlingen en
èèn lokaal voor 36 leerlingen; verder een schaft
lokaal, dokterskamer en ruime bergplaatsen.
In de gangen bevinden zich de W.C.'s en uri
noirs, benevens verdekt opgestelde kleerenberg-
plaatsen. De gangen worden bezet met wandtegels,
en de vloeren met vloertegels. Alle lokalen krijgen
in zachte kleuren geschuurde wanden en bevatten
kasten, drinkfontein en de noodige schoolmeube-
len. Een gedeelte wordt als zolder ingericht voor
bergplaats. Het geheel zal electrisch verlicht en
zeer waarschijnlijk met gas verwarmd worden.
Tot onderkant raamkozijnen zal het nieuwe ge
bouw worden opgetrokken van donkerkleurigen
steen, daarboven van kleurige roode imitatie
handvorm steenen, terwijl het geheel zal worden
gedekt met roode pannen.
Architectuur
S. en C. D. v. Iieijendam, Alkmaar.