TOEN SAM BLURT
WRAAK NAM.
^vontopsn.
WARE WOORDEN.
Ten afscheid aan Mei.
KINDERVERHAAL
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 6 Juni 1931. No. 8877.
ZATERDAG .4 VONDSCHET
Vrij naar een Amerikaansch gegeven
bewerkt door SIROLF.
(Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden
ER was feitelijk al van jongs afaan een onuitge
sproken veete. een smeulende haat geweest
tusschen'Sam Blurt, de knokige, stevige knaap
en Willy. Sleek. het tengere, nette kereltje. Op school
hl had Sam Blurt een hekel gehad aan Willy Sleek, die
zoo handig en zoo knap was. En later was de haat,
die feitelijk afgunst was, versterkt, toen Willy Sleek
een keurig heerenbaantje kreeg op een bankkantoor,
en altijd piekfijn gekleed ging. terwijl Sam Blurt naar
zee had moeten gaan, om een niet eens zoo vette bo
terham te verdienen. Stuurman op een oude, roestige
vrachtboot, die op min of meer duistere Zuid-Ameri-
kaansche havens vaart om daar stinkende groene
huiden vandaan te halen, is geen pretje. Elke keer
dat Sam in de kleine havenstad terugkeerde, waar hij
tn Willy Sleek geboren waren, groeide zijn haat tegen
81eek. Maar die bereikte wel haar toppunt, toen Willy
Sleek werk ging maken van het meisje, waar Sam
Blurt al jarenlang het oog op had gehad. En wanneer
men nu dit alles weet, is het wel een klein beetje te
begrijpen, dat er leelijke dingen in Sam's hoofd op
kwamen, toen hij op dien schemeravond op de verlaten
kaai liep bij de dokken, en daar Willy Sleek haastig
zag aan komen loopen, de nette Willy Sleek. die bijna
angstig telkens achterom keek, alsof hij bang voor den
boeman was Wat deed dat papkindje hier? Wacht,
Sam Blurt zou hem een poets bakken, die hem zijn
leven lang zou heugen. Vlak voor den wal lag op de
ruige golven van de rivier een kleine, oude vracht-
stoomer te deinen. Sam wist dat die over een paar
minuten zou vertrekken, naar Santa Marlna, een
gloeiend heet gat aan de Mexicaansche kust, waar al
leen wat ijzeren loodsen stonden. Toen Willy Sleek dan
ook vlak bij was. ging Sam's rechterhand snel in zijn
zijzak, greep zijn boksijzer, en met een vreeselijke
Techtsche hoek, zond hij Willy Sleek tegen den grond,
zonder dat hij een kik gaf. Sam boog zich over hem
heen. Sleek was zwaar bewusteloos. Zou pas bijkomen,
als die oude vrachtboot al lang midden in den Noord
wester storm zat en op de zware rollers van den At-
lantischen. Oceaan danste. Want hij zou hem nu meteen
onder dat opgeslagen zeil van die eene sloep op het
achterdek schuiven. Sam Blurt bukte zich juist, om zijn
slachtoffer op te nemen, toen er uit de schemering,
van het einde van de kaai, een kerel in donkere uni
form kwam aangerend, die al van verre riep: „Hédaar,
iwat moet dat beteekenen?!"
Sam Blurt bromde een verwensching en keek woe
dend naar den politieman, die kwam aanloopen. En
juist toen die zich ook over de roerlooze gedaante op
den grond boog, schoot Sam Blurt's gepantserde vuist
opnieuw uit en raakte den politieman achter het oor.
Hij zonk ineen met een zacht gerochel. Snel als de
wind pakte Sam Willy Sleek op, sloop naar den vracht»
stoomer, die voor den wal lag, en wierp zijn last onder
het opgeslagen sloepzeil. Daarna trok hij het zeil er
over heen. sjorde het vast. en maakte zich dan uit de
voeten, naar zijn eigen schip, dat aan het andere einde
van de kaai lag. Een minuut of wat later zag Sam
vanachter een patrijspoort van zijn schip, hoe de
kleine stoomer voor Santa Marina naar zee stoomde,
waar de Noordwester gierde. Hij lachte grimmig. Dat
kantoorheertje zou een prettig reisje hebben. Natuur
lijk zeeziek als een hond. En Old Buck, die helhond
van een kapitein, zou hem natuurlijk blauw laten wer
ken. om zijn passage te verdienen. Old Buck stond er-
Voor bekend, dat hij stowaways op zoo'n ontzettende
wijze wist af te beulen, dat ze nooit van hun leven
meer in een schuit probeerden weg te kruipen. Nou.
en in Santa Marina, in dat vervloekte smoorheete gat
zou de nette kantoor meneer Willy Sleek afgezet worden
als een wrak en kon het wel een maand of vier duren,
voordat een andere vrachtboot hem als werkend pas
sagier mee zou willen terug nemen, naar huis... En
dan was meteen het mooie bankbaantje van die nette
meneer Willy Sleek naar de maan. Ja zeker, de bank
zou niet? meer van hem willen weten natuurlijk. Eerst
wegloopen en dan na maanden weer terug komen!
Nee, de wraak van Sam Blurt was zoet. Willy Sleek
was voor goed geknakt in zijn naam en reputatie en
zou op de keien staan. Haha, Sam Blurt was nog nooit
van zijn leven zoo in zijn humeur geweest over een ge
slaagde streek, als toen hij een half uur later met zijn
eigen vrachtboot de rivier af stoomde, naar zee toe.
En op de vier maanden lange reis genoot hij voort
durend van zijn wraak. Zoodat hij erg in zijn hum, bij
zijn terugkeer in de kleine havenplaats aan wal stapte.
Een eindje verder lag warempel de kleine vrachtboot
van Santé Marina ook aan de kaai. Hij liep op een
paar kerels van de bemanning toe. die aan den wal
stonden te praten en vroeg: „Zeg. ik heb gehoord, dat
jelui een stowaway hebben gehad op je laatste reis".
De aangesprokene schudde ontkennend het hoofd.
„Nou, maar ik weet het zeker", hield Sam vol, „ik heb
zelf gezien, dat een kerel zich in jelui sloep op het
achterschip verstopte."
„O, bedoel je die vent, dat was een passagier", zei de
ander Ja, dat was een gek geval. Hij had 's morgens
teijn passage naar Santa Marlr.a betaald en hij zou
juist aan boord komen, toen iemand hem bewusteloos
moet hebben geslagen Hij werd pas wakker, toen we
het lichtschip al voorbij waren. Later hoorden we, op
den terugreis, dat die kleine deugniet de bank, waar
hij werkte, voor een ton had opgelicht. Hij is in Santa
Marina aan wal gegaan. Je weet. dat die staat niet
uitlevert voor diefstal. Vandaar is hij spoorloos verdwe
nen, met zijn dubbeltjes. Nou. en een geluk dat hij had'
Niet te gelooven. Want ze hadden zijn diefstal ontdekt,
voordat hij met ons als een zoutzak in die sloep mee
ging. De politie had posten op de kaai verstopt. En
die groote smeris, je weet wel, Bill Ducks zou hem
juist in rekenen, toen iemand hem met een boksijzer
ftegen den grond sloeg. Zeker een kameraad van die
kleine bankroover, of in ieder geval een medeplichtige.
Nou, en zoo kreeg die kleine llnkmichel precies de
kans om aan boord bij ons in die sloep te springen. Of
nou die kameraad hem op het laatste oogenblik heeft
willen mollen, of dat hij ongelukkig met zijn hoofd ls
komen te vallen in die sloep en zoo bewusteloos raak
te. dat weet niemand, maar zooas ik je zei. hij kwam
pas bij toen we het lichtschip al hoog en breed voor
bij waren."
Sam Blurt zei geen stom woord. Hij wilde zich juist
omwenden, inwendig wild om zijn mislukte wraak,
toen er naast hem een groote gestalte in een donker
blauwe uniform opdook. Het was,.. Bill Ducks, die
Sam Blurt's hoofd stevig onder zijn reuzenarm knelde
en met zijn vrije hand een paar stalen armbandjes
handig om de uitgestrekte handen van Sam Blurt vaat»
knipte. Vervolgens liet de politieman een hand in de
zijzak van Sam Blurt glijden en haalde er een boks
ijzer uit te voorschijn. Hij gromde voldaan: „Dacht Ik
wel knaap. Ik zag nog net je gezicht, voordat je me
vier maanden geleden met dat dingetje knock-out
sloeg. Nou. knaap, dat zal je een jaartje of eoo brom
men kosten, en de rechtbank zal er ook wel bij beden
ken, dat je maat met de centen ontsnapt is. omdat jij
zoo netjes een handje geholpen hebt. Een handige
jongen, die maat van jou, zeg. En ga nou maar kalm
mee. broer, de vigilante staat al op je te wachten."
En terwyl Sam Blurt tierde ais een bezetene, sleur
de die reus van ern Bill Ducka hem mee naar den
ipolitie-auto, die aan het eind van de kaai stond te
wachten.
W'ie vrienden zoekt, is waard ze te vinden; wie er
geen heeft, heeft ook geen begeerd.
o
De bekoorlijkheid der jeugd verdwijnt met haar,
maar die van het zedelijk schoon kent geen verval.
o
-
Sloopen kan ieder, bouwen slechts de wijze.
o
Verlatenheid is nederlaag; eenzaamheid is overwin
ning.
Mei, nu gij ons hebt verlaten,
Zeggen we U hart'lijk dank.
Voor Uw rijke voorjaarsweelde.
En Uw warmen voorjaarsklank.
Ook al gaat er door de wereld
Een tekort aan levensmoed,
Door het economisch lijden,
In Uw huis was overvloed!
Overvloed van blanke bloesems
In de gouden zonneschijn.
Toen de blauwe lucht zoo stralend,
En zoo heerlijk mooi kon zijn,
Overvloed van levensvreugde
In de juichende natuur,
En de zegenende weldaad
Van het stille avonduur.
Hoeveel steeds gevangen menschen
Bracht ge naar de wijde hei.
Om eens heerlijk te genieten,
Eind'lijk voelden ze zich vrij!
Vrij bij bloemen en bij hoornen,
In het jonge, groene gras,
Of er enkel licht en leven.
E n geen zorg op aarde was!
Hoeveel trokken in den avond,
Met een bruin gebrand gelaat.
Zingend langs dc wijde wegen.
Naar hun smalle armoe-straat.
Ook voor hen had toch de wereld,
'n Enk'le dag in hun bestaan,
ALs een grootsche openbaring,
't Schitt'rend feestkleed aangedaan!
Mei, nu gij ons gaat verlaten
Zeggen we U hart'lijk dank.
Gij bracht dit jaar in ons leven
Wel een zeer hizond'ren klank!
Gij waart voor gezonde menschen
Een uitbundig zonne-feest.
En de zieken staum'len dankbaar,
Dat het heerlijk is geweest!!
Juni 1931.
(Nadruk verboden.)
KROES.
„Hebt uwen naasten lief als uzelven". In deze woor
den zijn alle geboden begrepen.
o
Iemand, die zich een diepere beschouwing der levens
dingen heeft eigen gemaakt, zal zich uit den aard deï*
zaak ook niet spoedig door allerlei kleiig gebeurtenis
sen uit zijn evenwicht laten brengen.
SCHOOL VOOR HAASJES.
Ja hoor, daar lag Tinteloog, het zwarte beertje,
in diepen slaap!
Toen ze dat zagen .flapten Wipneus en Kussen-
poot en de andere hun lange bruine ooren van
plezier heen en weer!
„Die heeft ons feest aardig liggen bespieden!"
fluisterde Flapoor giegelend.
I „Hij dacht zeker haas voor zijn avondeten te
krijgen. Waarom denk je, zou hij niet èèn van ons
gepakt hebben terwijl hij toch zóó dichtbij was?"
vroeg Wipneus met tintelende oogon.
„Natuurlijk omdat hij wist, dat wij harder kon
den loopen dan hij", zei Kussenpoot en zette een
hooge borst.
„Hij lei te wachten om je neer te slaan, op het
oogenblik dat je dicht genoeg bii hem kwam." zei
mammie Katoenstaart, die plotseling te midden
van haar kroost verscheen. „Ga vooral niet te
dicht bij hem; hij kan elk oogenblik wakker wor
den!'
„Vooruit jongens!" zei Flapoor dringend tegen
de jongere haasjes, „Ik wil wedden, dat je niet
zoo hoog kunt springen als ik", en hij sprong wel
vijf voet hoog in de lucht...
„Bravo," zei mammie Katoenstaart, „dat zou
ik je niet kunnen verbeteren."
„Ik kan verder springen,' snoefde Wipneus en
als een springveer schoot hij van den grond en
kwam wel tien voet verder te land.
„Ze zullen spoedig groot genoeg zijn, om voor
zichzelf te zorgen.' lachte pappie Katoenstaart, die
op dit oogenblik kwam aanspringen en naast
mammie Katoenstaart ging zitten. „We moeten
meer van deze lessen hebben."
„Ja," fluisterde mammie, „maar laat ze niet
merken, dat het een deel van hun opvoeding is.
Laat ze denken, dat het alleen maar spel is, anders
zouden ze er niet lang plezier in hebben."
„Precies", zei pappie Katoenstaart, „het groote
geheim van kinderen opvoeden is, dat je er een
spel voor hen van maakt. Toen ik nog 'n kleine
jongen was...
Hij zweeg plotseling en stak z'n ooren omhoog.
„Wat is er," fluisterde mammie, met een ang-
stigen blik op de kleintjes, die nu haasje over
speelden met de hazen van de andere zijde var
het Pollywog"meer.
„Rook jij ook niets, toen de wind zooeven keer
de?" vroeg pappie. „Ik zou hebben kunnen zwe
ren... daar! Een vos, een vos!" en met zijn lange
achterpooten gaf hij tap-lap-tap het teeken, dat
klonk als het slaan op een hollen boomstam.
Oogenblikkelijk zocht elk haasje dekking er.
alle renden langs de kronkeligste hazepaadjes die
zij vinden konden, naar huis.
Want een vos heeft scherper oogen dan een
beer en een fijneren neus en betere ooren en als
of dat nog niet genoeg is, kan hij bovendien nog
even snel loopen als de snelste haas. die ooit be
staan heeft. Tenminste, een groote vos. kan dat.
en zelfs het jonge, vroolijke vosje was al een vii-
and. dien men op een afstand moest houden.
Want de geur. die door den wind was overge
bracht. was die van Vosje Welgemoed, die een
beetje op zijn eentje aan den boemel was.
XXVIII.
EEN JONGETJE EN EEN BEERTJE.
Menschenooren zij n nooit zoo scherp als die
van de boschbewoners, die alleen door de scherp
te van hun zintuigen den strijd ojq het bestaan
kunnen volhouden. Zoo kuam het. dat toen hot
jongetje van de Dalhoeve niets hoorde en niets zag.
hij daaruit opmaakte, dat er dus ook niets was.
Maar Tinteloog. het zwarte beertje, volgde hem
desniettemin, 'n beetje hang en 'n beetje nieuws
gierig, om te zien. wat dit tweebeenige schepsel
wel in de bosschen mocht komen doen
Het was e^n fijne namiddag, met juist genoeg
vochtigheid in de lucht, om do zonnewarmte wat
te temperen. De regen had op de open plekken
den grond frisch en groen gemaakt en in de lucht
was een lekkere geur van brem en zoete klaver.
Van verre, uit de weide achter de boerderij,
kwam het geluid van een koe-bel. het eenige ge
luid. dat de stilte verbrak, behalve het zachte ge
klots van de rivier over haar steenen bedding.
De jongen hield stil bii een half door een over
hangend rotsblok overschaduwden poel. Met zijn
scherpe oogen kon hij juist een groote, dikke fo
rel onderscheiden, die met den kop tegen den
stroom lag en langzaam haar vinnen door het
water bewoog, om zich in evenwicht te houden.
Nu begon Tinteloog, die zichzelf benedenstrooms
in het struikgewas verborgen had, de beteeken is
te begrijpen van den langen, zwarten stok met het
aan het einde ervan hangende snoer.
Eerst nam de jongen een blikken bus uit zijrf
zak, een blik met een deksel met gaten erin. Hij
zocht een vetten worm uit, van de soort, waarvan
het zwarte beertje wist, dat hij op vochtige plaat-*
sen leeft.
Dezen bevestigde hij aan den haak en hield hem
voor den neus van de forel. Maar zonder succes!
Die slimme guit wist drommels goed, dat zulke
dikke, vette wormen nooit in haar rivier voorkwa
men! De wormen, die zii soms vond. als er een'
stuk van den oever afbrokkelde, waren van 'n
sterke, magere zwarte soort. Zij weigerde daar*
om zelfs er ook maar even aan te ninnen.
Toen probeerde de jongen het met een krekeli
toen met een sprinkhaan en eindelijk met een
vette, witte larf. Maar alles met hetzelfde resul-
taat. Toen koos hij. heelemaal hij toeval, een zwar*
ten worm. f
Maar juist vóór hij opnieuw inwierp, zag hij
een glimmende, groene schildpad, ongeveer zon
groot als een wilde appel, die juist wat hoogeropt
rondzwom. Voorzichtig legde hij zijn hengel op
den oever en deed een greep naar het beest. Daar
door bracht hij beroering in het water en ofschoon
hij de schildnad niet te uakken kreet* was dit toch'
èèn van de gelukkigste dingen, die hij had kunnen'
doen. Want toen hij zijn worm weer in het water,
wierp, was die zóó modderig, dat de oude forel
ais vanzelf tot de gedachte kwam. dat de oever
daarboven was ingestort en hij hapte naar dien
zwarten oeverworm. alsof hii een week niets te
eten had gehad.
Een ruk aan de lijn en de jongen was zóó opge
wonden, dat hij zijn visch wel tien meter hoog in
do lucht slingerde en hem precies te land deed ko*
men in het boschje, waarachter Tinteloog verbor
gen lag.
Het zwarte heertje sprong van verbazing om
hoog en vertoonde een oogenblik zijn kop voor
de verbaasde oogen van den jongen.
.Wordt vervolgd.