Alumni Binis- Mmitilit- LaiÈiillal Stemt lijst 1 No.1. VAN ERP. Lijst 1 No. 1. GEESTELIJK LEVEN. Kan dit de man Uwer keuze zijn WELK RAADSLID was de eerste die pleitte voor WELK RAADSLID was de eerste die pleitte voor WELK RAADSLID was de eerste die pleitte voor WELK RAADSLID was de eerste die pleitte voor WELK RAADSLID was de eerste die pleitte voor DAT Raadslid was 1 Uitgevers- N.V. vJl TRAPMAN Co, Schagen. Eerste Blad. Een candidaat die DACHT maar ook DEED!! Filmvoorstelling Zaterdag 13 Juni 1931. SGHAGER 74ste Jaargang No. 8881 COURANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend* DIT NTJMMER BESTAAT UIT VIJF BLADEN. Vergeten. HET is begrijpelijk, dat in onzen tijd allerwegen geklaagd wordt over vergeetachtigheid. Wij krijgen zoo overstelpend vele indrukken, er is een wereld om ons heen, waarin ontzaglijk veel gebeurt. Het eene verdringt het andere. Nieuwe ideeën duiken op, er is een verbijsterende veelheid van meeningen, welke ons soms kan benauwen. Daar was een tijd, waarin de blik van den mensch niet veel verder reikte dan zijn dorp, zijn stad. Wel stond hij in contact met de wereld daarbuiten, maar dit contact was gewoonlijk heel slapjes. Zijn kleine, naaste omgeving had nagenoeg zijn gansche be langstelling, het overige vrof hem slechts zeer op pervlakkig. Die tijd is onherroepelijk voorbij voor de groote meerderheid. Enkele zullen er nog wel zijn, die op een afgelegen plekje hun klein bestaan voortzetten, onbewogen door het vele wat daarbuiten plaats grijpt, de meesten zijn daar boven uit. Zij lezen hun couranten, zij komen met anderen uit geheel van de hunne verschillende omgeving in aanraking, zij rei zen, zij fietsen. Zij hooren van dingen, die vroeger hun vreemd waren. Dit alles te zamen is de oorzaak van het feit, dat men zoo gemakkelijk iets vergeet; iets, dat men wil de doen of zeggen. Men is teveel met andere dingen vervuld, men is bezig met zich opdringende vragen, men wordt afge leid en concentreert zich daarom moeilijker op dat, wat men zich voornam. En men betreurt die vergeetachtigheid: hoe is 't mogelijk, dat ik daaraan niet dacht! Daar is een vergeten óók en hier zal de veelheid van het gebeuren om ons heen eveneens niet vreemd aan zijn van wereldgroote en geweldige dingen, die den mensch toch ééns zeer^diep troffen. Ik denk hierbij aan den oorlog, welke eigenlijk maar kort nog achter ons ligt. Wat is er over van de voorne mens, welke deze menschenslachting opriep? Zijn ze niet bij duizenden weggevaagd en is de oorlog niet geworden tot een feit in 't verleden, zooals b.v. de tachtigjarige oorlog? Er wordt niet meer aan ge dacht, andere gebeurtenissen hebben de belang stelling. Terecht wordt m.i. dit vergeten betreurd. Want hierdoor is het mogelijk, dat de massa 't weer kalm aanziet, hoe 't is verschrikkelijk dit te moeten zeggen! een nieuwe wereldmoord wordt voorbe reid. Een Latijnsche dichter uit den tijd voor Christus riep eens in ergernis uit: ,.odi profanura vulgus", „ik haat de groote menigte". Soms, somso, gelukkig, maar heel zeldendringt zich ook bij mij op een gevoel tegenover die groote menigte, hetwelk mij deze woorden zou kunnen doen spreken. Dit ge schiedt. wanneer ik aan dit vergeten denk, wanneer ik waarneem, hoe de diepste, felste indrukken, spoe dig reeds spoorloos schijnen te verdwijnen, wanneer ik die groote menigte aanschouw in haar domheid, haar slaafschheid, haar laffe onderdanigheid. Maar ik onderdruk dit gevoel, want ik wil begrijpen, ver klaren envergeven. Er is echter nog een ander vergeten. En daarover bedoelde ik eigenlijk te schrijven. En dit vergeten is niet onbewust, maar wordt met opzet gezocht. Het is niet prettig om het te hooren, maar niette min is het naar mijne meening ontegensprekelijk waèr, dat de doorsnee-mensch laf is. Laf in dezen zin nl. dat hij de werkelijkheid niet wil zien, zóó als ze is en dat hij haar daarom gaarne omdicht tot iels anders, of dat hij poogt haar te vergeten. Hebt gij wel eens opgemerkt bij u zelf, dat er din gen zijn in uw leven, waaraan gij liefst niet denkt? Gij hebt iets verkeerds gedaan, gij hebt u belache lijk aangesteld, gij hebt een grove onwaarheid ge sproken het hindert u, het berouwt u. De gedach te daaraan komt telkens boven en bederft uw stem ming, uw opgewektheid. Gij wilt er daarom niet aan denken gij wilt vergeten. Maar dat is niet gemakkelijk. Plotseling wordt gij er weer aan herinnerd, onverwacht door een gesprek. En de schaamte, de spijt komt weer in U op. Gij verbergt 't voor uw medemenschen, maar van binnen kunt ge er niet van loskomen. Dan wordt het vergetent gezocht als iets verlos- sends. Het is echter tevergeefsch. Ik en dat zal wel met ieder het geval zijn ondervind het zoo dikwijls, dat, niet alleen in stille denkureri. maar zelfs midden in de drukte, waaraan ik deel heb, in gezelschap, op een feest, op een be grafenis. ineens ik mijzelf zie in een vervlogen tijd, waarin ik iets deed, waarover ik me had te scha den. En met pijnlijke zekerheid doorleef ik opnieuw de smart daarover. Ik wil 't zoo zielsgraag vergeten, maar ik kan "t niet. Mijn heele leven sleep ik het met mij mede. Het is als een lange keten, waarin vele slechte schakels, maar die zijn niet meer te verwij deren. Zullen wij dit betreuren? Laten wij het liever als een feit aanvaarden. Dat is waardiger en nuttiger. Want is het niet goed, dat wij in dit opzicht wel zou den willen vergeten, maar het niet künnen? Het zal ons hoeden voor zelfoverschatting en prikkelen tot bedachtzaamheid. Van wat wij verkeerd doen, leeren wij het meest onszelf op te voeden tot die wijsheid, welke zacht oordeelt over anderen en streng over zichzelf. Wij moeten onszelf durven zien óók in onze fouten, in onze kleinheid en belachelijkheid. Zou dit niet een voorwaarde wezen voor onze zelfopvoeding? O, die wil om te vergeten! Let eens op de wereld om u heen! Probeert u zelf, tracht uwe medemen schen te doorgronden. Overal om u heen die stille wensch in de harten om te vergeten, wat hinderlijk is, wat zéér doet. En dit geldt niet alleen het per soonlijke leven met zijn zwakke en leelijke plekken. Dit geldt eveneens ten opzichte van het groote leven om ons heen, waarmede wij het verband niet altoos even sterk voelen, maar waarvan we toch nooit ge heel ons kunnen losmaken. Ik zat eens in het bekende café de la Paix op een der schitterende boulevards van Parijs. Om mij heen de levendigpratende, lachende menschen. Geroeze moes van opgewekte geluiden. Wereldsche heeren en coquette dames, goed gekleed, gepoederd en opge maaktToen ineens zeide ik tot depgene, die naast mij zat: „Als ik dit alles zie, dan moet ik den ken aan de ellende, aan het leed, aan het gebrek, aan den honger, die in deze zelfde maatschappij het leven van duizenden vergalt. Hebben wij wel het recht hier zoo genoegelijk te zitten, terwijl duizen den onzer medemenschen verkommeren?" En ik kreeg dit antwoord te hooren: „Kom kerel, daar moet je nu niet aan denken, dat moet je vergeten, daarmede bederf je alleen maar je genoegen!" Maar ik kón 't niet veigeten en het wierp een scha duw in mijn ziel. En tochtoch is dit, helaas, het verlangen bij GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF. Garage C. NIEUWLAND, BERGEN. zeer velen. Ik geloof, dat er maar uiterst weinigen zullen zijn, die niet ontroerd en getroffen worden door het groote leed, dat in de wereld is. En hiermede bedoel ik niet het leed ais gevolg van ziekte en dood, veroorzaakt door natuurrampen, maar het leed dat een gevolg is van de toestanden, waaronder wij le ven. Zeker, het eerste kan ons diep treffen, maar wij leeren er in berusten en wij aanvaarden het als on ontkoombaar. Het tweede echter kan ons opstandig maken; het kan ons bitter stemmen; het kan ook tot zelfaanklacht leiden, omdat we beseffen: die dui zenden, welke lijden om ons heen, zijn de slachtof fers van een strisel, dat wij mede in stand houden; zij lijden mede door onzen schuld. Een sterfgeval, dat ons nauw raakt, zal eenigen tijd ons blijven bezig houden, onze stemming be- heerschen daarna is het niet vergeten, maar het verontrust ons niet, het drukt ons niet neer. Maar het wereldleed b 1 ij f t ons een aanklacht. En wat zien we nu gebeuren? Dat men met alle geweld wil vergeten. Men wenscht zijn blijde uren niet te vergallen door die sombere gedachte aan het lijden der medemenschen. Men zoekt afleiding, ver strooiing, bedwelming. Men wil de zaligheid van den roes. En de een zoekt den roes zich met alcohol te vergiftigen, de ander door te jagen naar dolle pret en uitgelatenheid. Men wil gehéél opgaan in iets, zijn ziel volkomen geven om te künnen vergeten. Ik vind dit verklaarbaar en misschien is het goed, dat er tijden zijn, waarin het gelukt Zij verhoogen onze veer- en spankracht, onze energie. Maar ver beelden wij ons nooit, dat wij langs dien weg met het leven verzoend zouden raken. Elke roes raakt een maal uitgewerkt en dan staat de naakte, barre wer kelijkheid weer voor ons en ons hindert het groote Jeed, dat er is als gevolg van onrecht, liefdeloosheid in de merischelijke samenleving. Er is ook nog een andere wijze, waarop de mensch tracht te vergeten, probeert te ontloopen wat hem hinderlijk is in de wereld. Hij trekt zich terug in de wereld binnen in hem. Hier betreden wij het terrein der mystiek. En wij moeten innerlijk wel heel arm zijn, wij moeten wel gansch ópgaan in de stoffelijke dingen, als wij niet kennen die wonder-mooie uren, waarin we ons als opgeheven gevoelen boven al wat tijdelijk is; uren van verzinken in het Alleven zelf, armlastigen en werkeloozen de 10e leerkracht aan onze Openbare School verbetering toestand Bewaarschool hét verzoek der Molenstraters Schagen in de 2e klasse salarisregeling EEN GRATIS (Komisch) voor 2 ledige Keg's Theezakjes op Woensdag 17 Jnnl a.s. In het Theater Royal te Schagen, 's middags om 2.30 nnr. ZEGT HET VOORT. waarin ons alles wat wij gewoonlijk najagen, zoo J onbeduidend lijkt, zoo waardeloos, waarin wij ge voelen levendig en scherp dat het allerhoogste, hetwelk bereikt kan worden, is: het vervuld zijn van liefde en zachtheid, het beleven van de eenheid met het eeuwige-zelf, met den grond aller dingen en is dit in wezen niet wat men met de gemeenschap met God bedoelde? Daar zijn menschen geweest met sterk-mystieken aanleg, wier gansche leven is opgegaan in de één heidsbeleving en zij hebben het geluk gevonden door de wereld te vergeten en in de kluizenaarshut, in het stille begijnenhofje, in de eenzame kloostercel leef den zij in de zaligheid der overgave. Zij hebben er gedood al hunne begeerten, behalve die ééne, welke hen dreef naar de mystieke verecniging met hun God. Maar klein is het aantal bij wie dit werkelijk echt en zuiver en volkomen is geweest. En dan nog moe ten wij zeggen, dat dit ons niet geheel sympathiek kan zijn en wij daarin gevoelen een verbreken van den band met de menschheid. Want en hierop leg ik den vollen nadruk! wij mogen niet vergeten de reëele wereld, waarin wij leven. Wij vormen een deel der menschheid en wij hebben in haar midden een verantwoordelijke taak te vevullen. Wij mogen onze korte uren van vergeten hebben, laat ik zeggen: onze gewijde roes* ons toeven in de wereld van den geest; het is laf om de werkelijkheid, hoe hard, hoe wreed zij ook moge zijn, niet te willen zien. Wij mogen haar niet ont vluchten. Wij hebben onze kracht te geven aan de bestrijding van dat groote wereldleed, waarvan wi| spraken. Daarom is het zoo goed, dat, hoe de mensch er ook naar verlangt, dit vergeten hem op den duu» niet mogelijk is. Dit behoeft ons niet te doen verval len in een troosteloos pessimisme, dat ons doet zegv gen, dat wij het wereldleed toch niet kunnen over winnen en hetwelk ons kan maken tot die ellendige wezens, die in grove zelfzucht, koud en hard het leven doorgaan. Neen, dit zal ons doen zoeken naar de wegen, die leiden naar een hoogere, moreel- betere maatschappelijke orde. En als wij dit begrijpen, dan zeggen wij: wij willeü niet vergeten wat ons hindert en zéér doet in de maatschappij. Wij willen er telkens aan herinnerd worden, opdat in onze ziel de wil sterk worde om te helpen in den 9trijd, die gevoerd moet worden om het onnoodige, d.i. het door de menschen-zelf ver oorzaakte leed te overwinnen. Want dit leed kunnen wij niet aanschouwen zonder te ervaren, dat het ons aanstaart met oogen, waarin is zoowel een bede als een aanklacht Een bede ora hulp, een aanklacht, omdat wij tegenover dit leed niet staan als onschuldigen. ASTOR. Zorgen dragen het hunne bij tot ontwikkeling van nierkwalen. De nieren hebben toch reeds genoeg te doen met hun taak om het bloed te filtreeren van de erin voorkomende onzuiverheden. Als deze or ganen overbelast worden, is het derhalve geen wonder, als zij hun werk niet meer behoorlijk doen, waardoor een overmaat van urinezuur zich in het lichaam kan ophoopen. De urinezuur kan zich in den vorm van scherp gekante kristallen afzetten en rheumatiek, spit of ischias veroorzaken. Soms vormt zich niergruis en vaak doen zich urine- of blaasstoornissen voor. Maak bijtijds gebruik van Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Deze kunnen trage nieren weder opwekken en versterken, het overtollig urinezuur afvoeren en een einde maken aan uw kwalen. Bij alle drogisten enz. f 1.75 p. flacon.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 1