SchagerCourant Tweede Blad. Uit de Werkplaatsen der Wetenschap. LEVEND BEGRAVEN. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. De doodelijke aanrijding nabij 't Zand. Donderdag 18 Juni 1931. 74ste Jaargang. No. 8884 Röntgen-stralen onthullen een geheim. Het vaststellen van de doodsoorzaak bi] een mammie, door PROF. Dr. R. GALVESTONE. Philadelphia, Juni 1931. „Vermoedelijk vermoord", zegt de geleerde, terwijl hij kijkt naar de Röntgen-foto, die hij bezig is te ont wikkelen. En inderdaad het jongenshoofd, dat hij gefotografeerd heeft, vertoont een ingewikkelde sche delbreuk; ook de kaak is gebroken en blijkbaar is bij die gelegenheid tevens een tand uitgeslagen. De breuken wijzen er op. dat de doodelijke slag is toe gebracht met een stomp voorwerp, waarschijnlijk een zware knods, want zij zien er heel anders uit dan bij een verwonding tengevolge van een val of een ander ongeluk. Het heeft geen zin, den moordenaar op te sporen want de misdaad is meer dan 3000 jaar geleden ge leden gepleegd en wij kunnen slechts hopen dat de Egyptische rechters van dien tijd hun werk goed hebben verricht en dat de dood van den armen jon gen niet ongewroken is gebleven. Voor ons is het van veel meer belang, dat het mogelijk is om zelfs na tientallen eeuwen zoo'n moord nog te bewijzen. In dit speciale geval werd dat bewijs geleverd door Harold G. Petsing van de Westinghouse X-ray Com- pany, die door middel van Röntgenstralen een aan tal mummies uit het Brooklijn-museum te New-York heeft onderzocht. Dit werk doet hij op verzoek van het bestuur van het museum, dat inziet van hoeveel belang voor de wetenschap 't is om de mummies door X-stralen te on derzoeken, zoodat men er alles van te weten kan ko men zonder hen in het minst te beschadigen. Thans zijn er drie mummies op die wijze onderzocht en alle drie hebben iets interessants opgeleverd. De eerste was die van den jongen met de schedelbreuk. De tweede was die van een vrouw; haar mummie was in elk opzicht normaal en een prachtig voorbeeld van balsemkunst, doch het bleek dat vlak tegen haar hoofd twee kleine potjes waren bevestigd, waarvan men tevoren het bestaan niet eens had vermoed. Zoo kan men de aanwezigheid vaststellen van kostbare voorwerpen, die wellicht verborgen zijn in de wind sels. De derde mummie was die van een man en scheen eveneens normaal, doch reeds bij de eerste foto die van het hoofd genomen werd bleek iets zeer vreemds. De schedel lag nl. met het gezicht naar be neden en was geheel los van de romp. De onder kaak-en op één na alle boventanden ontbraken. De endere foto's brachten toen aan het licht, dat de meeste beenderen geheel onregelmatig lagen op de plaats, waar men den romp zou verwachten. Daar vond men ribben, sleutel- en armbeenderen, terwijl de wervels, tanden en handbeentjes overal verspreid waren. Iets lager waren de dijbeenen over elkaar gekruist en weer iets lager de andere beenderen van beenen en voeten op hun juiste plaats. Deze mummie is nu voor de Egyptologen een waar raadsel geworden. Was het lichaam al verteerd voordat men van het skelet een mummie liet ma ken? Dit is wel waarschijnlijk, want van het vleesch is geen spoor meer over Doch hoe komen dan de tanden zoo hopeloos verspreid? De onderkaak is trouwens in het geheel niet teruggevonden. En als de lijkbalsemers deze mummie hebben omzwach teld. hebben zij dan een hopeloos werk nog zoo goed mogelijk verricht, of hebben zij hun plicht schande lijk verwaarloosd en is dit eerst nu aan het licht gekomen? Zoo kan men met behulp van Röntgenstralen heel wat ontdekkingen doen. Bovendien bewijzen deze en kele voorbeelden wel afdoende, hoe noodig het is FEUILLETON Door ARNOLD BENNETT En nu was hij vrij, want hij was dood. Hy voelde een rilling langs zijn rug, als hij zich indacht in het vreese- lijke lot, waaraan hij ontsnapt was. Hij, een vijftiger, een man van vaste gewoonten, een man die gewend was aan de vrijheid van een wild hert, zou zijn nek buigen onder het stevige voetbekleedsel van Lady Sophie Ent- wistle! Ja, er was ongetwijfeld een lichtende rand aan de donkere wolk van Leek's overgang naar een andere wereld. Toen hij 't zakdoekje wegborg, voelde hij den brief, die 's morgens voor Leek gekomen was. Zich afvragend of hij hem wel openen mocht of niet, scheurde hij 't couvert los. Er stond: „Geachte heer Leek! Met veel genoegen ontving ik uw brief; het portret vertoont 't uiterlijk van een echten heer. Maar ik zou graag willen, dat u niet met een type writer schreef. Als u wist, hoe onaangenaam een vrouw daardoor aangedaan wordt, zou 't u niet doen. Maar ik zal u graag ontmoeten, zooals u mij verzoekt Wat dunkt u er van samen naar Maskelyne en Cook te gaan. morgenochtend (Zaterdag). U weet dat 't niet meer Egyptische Hall heet Ik geloof dat 't nu St George's Hall is. Maar dat kunt u in de „Telegraph" zien, ook 't uur. Ik zal er zijn als de deuren open gaan. U zult my wel herkennen van de foto; ook zal ik een hoed opzetten met roode rozen. Dus au revoir ta.v. Alice Challlce. P.S. Er zijn altijd gedeelten, waarbij 't licht uitgaat bij Maskelyne en Cook. Ik moet u verzoeken u als een heer te gedragen. Vergeef mij. Ik waarschuw u alleen A.C." Sohavuit van een Leek! Dit was tenminste een verkla ring van de geheimzinnige kleine schrijfmachine, die de knecht altijd meegenomen had op reis, maar die Prlam op Selwood Terrace gelaten had. Prlam keek naar de fotografie in het zakboekje en, wonderlijk genoeg, ook naar do ..Telegraph.' Een dame met drie kinderen kwam de kamer binnen «n nam er dadelijk volkomen bezit van. De kinderen rie pen: „Moeder! Moeder! Moeder!" met luidruchtige, vroo- lijke stemmen. Toen een der Jonkvrouwen langs hem liep, vroeg hij beleefd: „Wat ben lk u schuldig?" Ze liet zonder even stil te staan, een etukje papier °P zijn tafeltje neerdwarrelen en zei dreigend: ■>Aan de kas betalen." om een mummie niet te koopen, voordat zij door Röntgenstralen is onderzocht. In enkele gevallen be vindt zich nl. in het geheel geen mummie in de windselen. Mummies vormen nu eenmaal een han delsartikel en daarom komt ook op dit gebied na maak voor. Het is trouwens vele jaren reeds voor gekomen, dat een goedgeloovig verzamelaar duizen den neertelde voor een pak oude lappen. Het onder zoek door middel van Röntgenstralen is dus een zeer goedkoope wijze om zich tegen oplichterij te verze keren. Intusschen bevinden zich in de musea nog andere voorwerpen, die evenals de mummies een onderzoek door middel van Röntgenstralen de moeite waard maken. Dit blijkt wel het duidelijkste bij schilderijen. De kleurstoffen, die de meesters gebruikten, beston den grootendeels uit metalen, althans uit mineralen en zijn daarom voor de Röntgenstralen ondoordring baar. F.en Röntgenfoto van zoon schilderij is dus een bijna volmaakte reproductie, waarop men elk onderdeel en elke streek van het penseel duidelijk kan onderscheiden. De moderne verf is echter groo tendeels plantaardig van samenstelling en bestaat dikwijls uit teer. die de Röntgenstralen gemakkelijk doorlaat. Een Röntgenfoto van een modern schilderij ver toont dus bijna niets. Zoo kan men nagemaakte schil derijen uit den lateren tijd onderscheiden van de authentieke werken der oude meesters. Die oude meesters zijn echter ook in hun eigen tijd nagevolgd en dan is het bedrog heel wat moei lijker te ontdekken. Toch kan ook in zoo'n geval nog heel wat aan het licht worden gebracht door de Röntgenstralen, want elke schilder heeft zijn eigen wijze van werken en de penseelstreken op de Röntgenfoto's identificeeren den schilder even zeker als een vingerafdruk dat zou doen. Zoo kunnen de deskundigen ook bij een oud schilderij nog uitma ken, wie de schilder geweest is. Bovendien kan men een origineel schilderij nog herkennen aan het ver anderen van verschillende détails naarmate het werk vordert. De schilder werkt er dan overheen, wat niet te zien is met het oog, doch wat door de Röntgenstralen duidelijk aan het licht wordt ge bracht. Zulke veranderingen komen uit den aard der zaak op copiecn zelden voor. De Röntgenstralen verraden ook altijd, of een an dere schilder een werk overgeschilderd heeft, hetzij om het te veranderen, hetzij in een poging om het te restaureeren. Soms ligger onder de oppervlakkige schilderij een geheel ander tafereel verbonden. Soms is de kunstwaarde van het oudste stuk veel grooter, zoodat het de moeite loont om het latere werk te ver wijderen en het oorspronkelijke stuk te herstellen. Verder zijn Röntgenstralen ook van belang om fossielen te bestudeeren. die in gesteente zijn verbor gen. Bovendien kan men dan van die fossielen en dikwijls uitgestorven dieren den inwendigen bouw nagaan. En bij de meest verschillende kunstvoor werpen kan men het echte middeleeuwsche stuk al leen van de moderne imitatie onderscheiden door middel van Röntgenstralen. Onverwachte geheimen worden soms aan het licht gebracht, als men zoo antieke cassettes, kasten en schrijftafels onderzoekt. En nu hebben wij nog slechts enkele der meest be langrijke toepassingen beschreven, waarin de Rönt genstralen van belang kunnen zijn voor musea en particuliere verzamelaars. In de naaste toekomst is het dan ook te venvachten, dat elk eenigszins be langrijk museum een Röntgentoestel zal beschouwen als een onmisbaar deel van zijn inventaris. Het eeuwige ondergrondsche vuur. Op Riker's Island, de strafkolonie van den staat New-York, heeft men onlangs graafwerk verricht voor den bouw van een nieuw tuchthuis. Daarbij bleek dat het „eeuwige vuur", dat daar onder de op pervlakte der aarde brandt, nog steeds niet is uit- gebluscht. Het begon 18 jaar geleden en brandt nog steeds door, ongeveer 7 a 8 M. onder den grond, waar de gevangenen moestuinen op aanleggen en varkens op houden. Men heeft twee jRar geleden dit vuur trachten te blusschen door in de brandende massa water te pompen, eenige duizenden liters per mi nuut. doch het vuur schijnt nog steeds niet in kracht te zijn verminderd. Dat is misschien wel zoo goed. want terwijl Manhattan, dat ongeveer dezelfde ligging heeft, een guur glimaat heerscht, is het op Riker's Island aangenaam van temperatuur. Sneeuw en ijs blijven er nooit lang liggen en tweemaal per jaar levert het eiland een overvloedigen oogst van zeer fijne groenten, die in den vochtigen, warmen bodem zonder moeite gekweekt kunnen worden. Bo vendien beginnen de Amerikanen het zoo langza merhand jammer te vinden om een vuur te blus schen. dat al zoolang heeft gebrand. Zij jagen ook hier naar records. Stadsbranden kunnen natuurlijk nooit zoolang du ren, want na eenige dagen is er niets brandbaars meer over. De groote brand van Rome was in één nacht afgeloopen en die van Londen in 1665 duurde niet langer dan drie dagen. Een bcsch- of prairie- Toen hij aan de kas kwam, die verborgen was achter een scherm van olmenboomen, stond hij tegenover een echte aristocrate niet in mousseline. Als die andere dochters van een graaf waren, was dit de autenthieke gravin in een namiddag-gewaad. Hij legde Leek's sovereign neer. „Kunt u 't niet passen?" snibde de gravin. „Tot mijn spijt niet", antwoordde hij. Ze nam den sovereign op en bekeek hem minachtend „Dat is heel lastig." bromde ze. Daarop ontsloot ze twee laden en telde hem norsch achttien shillings en zes stuivers voor, in zilver en ko per, zonder hem met een woord of blik te verwaardi gen. „Dank u," zei hij en nam zenuwachtig het geld op, waarna hij zonder omzien heenging. Allee Challlce. „U bent zeker meneer Leek?" Met die woorden werd hij begroet door een vrouw, toen hij aarzelend rondkeek naar de menigte, die St. George's Hall verliet na de middagvoorstelling. Hjj trad verschrikt achteruit, alsof de vrouw met haar Londensch accent hem een revolver voorgehouden had. Hij was werkelijk angstig. Men zou met gegronde rede nen hebben kunnen vragen, wat hij eigenlijk deed by den ingang van St. George's Hall. Het antwoord op deze zeer natuurlijke vraag raakt den diepston oorsprong van 's monschen gedrag. Er waren in Priam Farll twee menschen. De eene was de bedeesde mensoh. die zichzelf lang geleden wijsgemaakt had. dat hy feiteiyk liefst zoo min mogelijk met zyn soortgenooten te maken wilde heb ben. en lafheid tot een deugd verheven had. De andere was een koppige, roekelooze kerel, die dol was op galante avontuurtjes en een hartstochteiyken drang gevoelde, joviaal met 't heele menschdom te ver- keeren. No. 2 bracht no. 1 dikwijls zonder dat hy 't zelf merkte In een moeliyke positie, waaruit no. 1 zich niet meer los kon werken, al voelde hy zich boos en niet op zyn gemak. Zoo was 't ook dezen keer, no. 2, die luchtig en onbe zorgd Regent Street inslenterde, aangelokt door de vage mogeiykheid aldaar een vrouw te ontmoeten met roode rozen op haar hoed; en no. 1 moest daarvoor boeten. Niemand zou meer verwonderd hebben kunnen zyn dan no. 2 by de vervulling van no. 2'« geheim verlangen naar Iets nieuws. Maar de onschuldige oprechtheid van zijn verwondering hielp no. 1 niet In zyn moeilyken toe stand. Farll nam zyn hoed af en tegeiykertijd viel zyn oog op de rozen. Hy had kunnen zeggen, dat hy Leek niet was en de vlucht kunnen nemen, maar dat deed hy niet Ofschoon zUn linkerbeen gaarne 't hazenpad gekozen had, wolgerde zyn rechtervoet een stap te doen. Daarop gaf hy haar een hand. Maar hoe had ze hem herkend? brand kan al langer duren; er zijn gevallen bekend, dat zoo'n brand weken duurde en sommige soorten fabrieksbranden zijn eveneens berucht om hun lan gen duur. Al deze branden halen niet bij een bran dende petroleumbron. Kort geleden werd Oklahoma City door zoo'n brand bezocht, die 1000 M3. petio- leum per minuut verslond. Het vuur scheen zoo helder, dat men op 5 K..M. afstand er nog bij kon lezen en de brand zou ongetwijfeld de geheele bron vernietigd hebben, wanneer de deskundigen er niet op den vierden dag een eind aan gemaakt hadden door het gat te stoppen met een dynamietontploffing en in de omgeving van de bron zooveel koolzuur los te laten, dat de zuurstof verdreven werd en het vuur moest doovenBrandende vuilnishoopen kunnen ook gevaarlijk zijn. In Jamaica heeft de brandweer er eens een week over gedaan om zoo'n brand te blusschen en in Los Angeles heeft het eens twee jaar geduurd. Daar heeft men het gebied der „brandende aarde" eerst moeten omringen door een diepe gracht; toen de waterttoevoer begon, siste de vuilnishoop, en blies stoom en modderfonteinen om hoog, doch tenslotte werd men het vuur toch meester. De meest langdurige branden komen voor in steenkoolmijnen en daarbij vergeleken is het vuur van Riker's Island nog niets. De mijnen, die in 1884 in den staat Ohio in brand zijn gestoken door sta kers. branden nog steeds deze brand is dus al meer dan een halve eeuw 'jd. Gewoonlijk kan men zoo'n mijnbrand wel srnorvn door de ingangen af te sluiten, doch in dit geval is de bodein te poreus. Het eerst op het gebied van mijnbranden is tot nu toe echter dat van een kolenmijn in Kentucky, die meer dan een eeuw gebrand had, voordat men het vuur wist te blusschen door er een rivier in de buurt heen te leiden en den mijn vol water te laten loopen. MEERVOUDIGE STRAFKAMER. Zitting van Dinsdag 16 Juni. Verdachte Ln hooger beroep terecht gestaan, i Een tragische geschiedenis opnieuw op gerakeld. Eisch bl«ft f 60 boe Ie of 30 dagen hechtenis. In den nacht van 8 Augustus 1930 vertrokken uit Alk maar in een by den garagehouder Tassche gehuurden tweezitter, na afloop van een huiseiyk feestje, een tweetal jongelieden, William B. als chauffeur en Age Posthuma, officier-machinist by de K.N.M. te Den Helder naar laatstgemelde plaats, welk nachtciyk tochtje zou biyken een doodenrit te zyn. Ter hoogte toch van 't Zand, kwam de tweezitter vermoedeiyk in snelle vaart in aanrijding met een brugleuning, met het funeste gevolg, dat de inzittenden uit den wagen werden geslingerd. De geweldige slag door de aanry- ding veroorzaakt, gaf omwonenden aanleiding om te zien. wat er gebeurd was. Ook de ryksveJdwachter Vroom was spoedig ter plaatse en werd geconstateerd, dat de bestuurder er goed was afgekomen, doch de heer Posthuma lag in bewusteloozen toestand op den weg en was het zelfs voor een leek aan te zien. dat hy in ernstlgen toestand verkeerde, zóó ernstig zelfs, dat hy na eenige dagen ln het St. Elisabeth-gesticht tusschen leven en dood te hebben gezweefd, aan de be komen hersenverwondingen en wat dies meer zu, over leed. Tegen den bestuurder, den heer Willy B. werd na ipgesteld onderzoek een strafvervolging ingesteld we gens overtreding artikel 22 der motor- en rüwielwet Verdachte stond daarop terecht voor het Kanton gerecht te Schagen en werd alstoen, op grond van on gesteldheid en verbiyf in een ziekenhuis, vertegen woordigd door zyn vader, notaris Boerlage uit Velzen. Deze gemachtigde bestreed krachtig de naar voren ge brachte meening, dat verdachte dien nacht onder den invloed van genoten alcoholische dranken zou hebben verkeerd. De verdachte was by schriftelyk vonnis en by ver stek veroordeeld tot f 60 boete of 30 dagen hechtenis. Geen intrekking van rijbevoegdheid werd opgelegd. Tegen dit vonnis werd door veroordeelde en cok door den ambtenaar van het openbaar ministerie, mr. de Brues Tack, hooger beroep aangeteekend In deze lu gubere zaak, die een Jong en misschien veelbelovend menschenleven had geëiacht, opnieuw door de alge- meene strafkamer behandeld. De verdachte. 27 jaar en zonder beroep, wonende te Velzen, thans in persoon aanwezig, werd in hooger beroep juridisch bygestaan door Mr. Belonje, advocaat en procureur te Alkmaar. „Ik verwachtte u eigenlUk niet," zei de dame. steeds met een licht Londensch accent, „Maar ik bedacht hoe dwaas 't zou zyn, niet naar de voorstelling te gaan en kel omdat u niet komen kon. Dus ging ik er alleen naar toe." „Waarom verwachtte u mij niet?" vroeg hy beschroomd „Wel," zei ze, „omdat meneer Farll dood ls en ik wel kan nagaan, dat u van allerlei te doen zoudt hebben en zyn overlijden u geschokt zou hebben." „O, ja," zei hy snel, want hy voelde dat hy voorzich tiger moest zyn, hy had heel maal vergeten dat meneer Farll dood was. „Hoe wist u 't?" „Hoe ik 't wist?" riep ze uit. „Nu nog mooier! Kyk dan eens rond! Het ls al zes uur lang in heel Londen bekend gemaakt." Zij wees naar een man in lompen, dlo een oranje papleren vaandel droeg. Op 't vaandel stond met groote letters: „Plotselinge dood van Priam Farll In Londen." Nog ander mannen, met vaandels in verschil lende kleuren, maakten eveneens bekend, dat Priam Farll overleden was. En van de menschen die uit St. George's Hall kwamen kochten er velen een courant van die mannen. Hy bloosde. Het was vreemd, dat hy een half uur ln 't hartje van Londen had kunnen loopen, zonder dat 't hem opgevallen was dat ln alle straten zyn eigen naam wapperde in 't zomerkoeltje. Maar 't was zoo. Zoo was hy nu eenmaal. Nu begreep hij hoe 't Duncan Farll ge lukt was, bezit te nemen van Selwood Ten-ace. „U meent 't toch niet, dat u die mannen met vaandels Diet gezien hebt?" zei ze. „En was hy een goede mees ter?" „Ja, heel goed." zei hy met overtuiging. „Dan begrijp ik, dat u zoo aan hem hebt loopen den ken. Ik zie dat u niet ln den rouw bent!" „Neen, ik..." „Ik geef ook niets om rouw." ging ze voort. „Ze zeggen dat 't een eerbetoon is. Maar als 'n mensen zyn eerbied niet toonen kan zonder zwarte handschoe nen, die altijd afgeven... Ik weet niet hoe u er over denkt, maar ik heb nooit opgehad met rouw. Ik vind 't morren tegen de Voorzienigheid bovendien! Niet, dat ik vind. dat er veel te veel over de Voorzienigheid ge sproken wordt, maar wat is uw opinie...?" „Ik ben 't volkomen met u eens" zei hy met een war men glimlach, die soms uitbrak en zyn gelaat verhelder de, voor hy er zich zelf bewust van was. En zy glimlachte ook en keek hem vertrouweiyk aan. Ze was een kleine vrouw, ietwat mollig ja zelfs gezet; met bolle roode wangen; een te witte katoenen blouse en een dónkerrooden rok, die ongeiyk hing; verder droeg ze grijze katoenen handschoenen, een groene parasol en boven al dat moois troonde de zwarte hoed met de roode rozen. De foto in Leek's portefeuille moest van ouden datum zyn. Ze zag er uit als iemand van vyfenveertig jaar, maar op 't portret soheen ze niet ouder dan onge- Appellant verklaarde heden, dat hij eerst n& den ambtenaar van het openbaar ministerie in hooger be roep was gekomen en vermeende geen ~huld te heb ben aan het ongeluk. Het was dien avond donker en het regende. In de gehuurde auto bevond zich geen auto-wisscher. Het was verdachte onbekend, dat de bo- wuste brug 1 meter smaller was dan den verkeersweg. Er werd me' pl.m. 50 K.M. gereden, welke vaart ver dachte niet te snel achtte. Hy had met het voorwiel even de brugleuning geraakt en toen was de wagen over den kop geslagen. Dc snelheid van 50 KM. werd door den president, mr. Ledeboer ln casu gevaariyk en roekeloos genoemd. Byzittende rechter mr. Ubbens betwyfelde of ver* dachto wel goed had waargenomen, welke twyfel sterk door den officier werd gedeeld. De ryksveldwachter Vroom, omstreeks half twee ver schijnende op de plek van het ongeval, had aangetrof fen een bewusteloos persoon op een ladder en voorts verdachte, die den indruk maakte versuft te zyn en aan getuige verklaarde 60 kilometer te hebben gereden. Op de brug springt het wegdek eenigszins ln en ver dachte moest sterk rechts hebben gereden. Op een situatleteekening werd een en ander duideiyk gemaakt, By de andere bruggen biyft het wegdek onversmald. Getuige DUkshoorn. ln de nabyheld wonende, lag te bed en hoorde een geweldigen slag. Hy stond op en ging den weg op. waar hy een auto onderste boven zag lig gen. Hij vond een persoon op den weg liggen en trof verdachte aan. die zeer ontdaan was en een dokter wilde halen. Dit is toen gedaan door getuige, die beter met den plaatseiyken toestand op de hoogte was. Met verdachte had getuige weinig gesproken. De kleur van de brugleuning was geel. Ten slotte werd nog gehoord een monteur van den heer Tasscre, dlcd e auto had verhuurd. In de auto was wèl een rultenwlsscher, doch geen automatische. Het was een ouderwetsch wagentje, met een capaciteit van ten hoogste 60 kilometer. De ryksveldwachter Vroom verklaarde nog, geroken te hebben, dat alcohol was gebruikt, doch dc president wenschte deze omstandigheid liever onbesproken te laten. De heer Officier, na het getuigenverhoor gelegenheid verkregen hebbende tot het houden van zyn requisitoir, releveerde, dat na onderzoek door den rechter-commis- saris niet kon worden aangetoond, dat schuldmlsdrijf aanwezig was. Echter was dit geen motief, dat niet artikel 22 der motor- en rijwielwet was overtreden. Voorts becritlseerde hy de verdediglngsgronden door den gemachtigde van appellant by de behandeling voor het Kantongerecht te Schagen naar voren gebracht. Eindelijk ging de officier het gebeurde in dien nacht nog eens in bijzonderheden na en kwam tot de conclu sie. dat verdachte na een doorwaakten dag en ook een gedeelte van den nacht, niet voldoende op zyn qul vive was en aan deze onachtzaamheid te schuld van het ongeluk moest worden toegeschreven. Ten slotte requl- reerde de Officier vernietiging van het vonnis en ver- oordeoling tot dezelfde straf als in eersten aanleg op gelegd: f 60 boete subsidiair 30 dagen. Hierop hield Mr. Belonje zyn pleidooi en deed daarin uitkomen, dat zyn cliënt op verschillende manieren in diverse processen werd betrokken. Pleiter stelde ver volgens in het licht, dat niet duideiyk was, wat er dien nacht is voorgevallen, wel heeft men de gevolgen ge kend. Ook was allerminst aangetoond, dat sterke drank was gebruikt, zoodat deze aangelegenheid kon worden uitgeschakeld. De verdediger besprak voorts den plaat- selykcn toestand en de overwegingen van den kanton rechter en eindigde zyn betoog met vryspraak, subsidi air de uiterste clementie te verzoeken, aangezien ver dachte al voldoende ls gestraft BIJ DAT GEVAARLIJKE HOEKJE WORDT DUBBE LE ATTENTIE. MAAR OOK BETER WAAR SCHUWINGSMIDDEL DRINGEND VEREISCHT. De vrachtauto-chauffeur Joh. Petr. B. was op 2 Maart het onbloedige slachtoffer van het gevaar dat automo bilisten bij r.iet zorgvuldig uitzien dreigt op het ver keerspunt KogendijkHeldersche weg naby de vlot brug te Koedijk. Hy kwam alstoen bedoelde Kogendyk afrijden met het doel den Helderschen weg In de rich ting Den Helder op te ryden, bemerkte niet tydig, dat van die zyde rechts van den weg naderde een per sonenwagen, bestuurd door den commissionnair F. Moeycs uit Helloo, kneep links den bocht af en kreeg toen de klap op de vuurpUl in den vorm met bedoelden auto, met het resultaat dat hy door den kantonrechter werd veroordeeld tot f 12 boete of 12 dagen, benevens schadevergoeding aan den heer Moeyes, wiens karretje, het was meenen wy een Ford, er by de botsing niet voordeelig was afgekomen. Gedurende de behandeling voor het kantongerecht te Alkmaar kwam duldelyk naar voren, dat bedoeld verkeerspunt, omdat het uit zicht op den Helderschen weg niet voldoende vrij is, veel gevaar opleverde on eenige verkcersaanwyzlngen aldaar geen overbodige weeldo genoemd mochten worden. De veroordeelde vrachtauto-chauffeur, niet voldaan met het gewezen vonnis, kwam in hooger beroep en dus kregen wc heden een nog wat meer uitvoerige reprise veer negendertig. Hy keek beschermend op haar neer, met welwillende vriendelijke waardeering. „U moot zeker gauw weer naar huls om een en ander te regelen?" vroeg ze. Zy was degene die 't gesprek gaande hield „Neen." zei hy. „Daar heb ik afgod aan. Ze hebben me ontslagen." „Wie?" „De familie." „Waarom?" Hij haaide de schouders op. „Ik hoop dat u uw volle loon over do maand goelecht hebt?" Hy was biy hierop een bevredigend antwoord te kun nen geven. Na ecnig stilzwijgen hernam ze: „Dus meneer Farll was een kunstenaar? Dat achynt tenminste zoo, volgens do kranten." Hij knikte. „Een wonderlUke bezigheid," zei ze. .Maar ik geloof, dat er toch onder die lui zn, die een behooriyk Inko men hebben. Dat moet u toch weten, die er als 't wars midden ln geleefd hebt" Nooit in zijn leven had hij op dien voet omgegaan met aoo iemand als Allee Challice. Ze was ln elk op- zicht Iets nieuws voor hem haar kleeren, manieren, accent, gedrag, blik op de wereld en op de schilderkunst. Hy had gelezen en gehoord over wezens als mevrouw Alice Challice en nu was hy hi onmiddellijk contact met een van haar. Het geheele geval kwam hem buitenspo rig, wonderiyk voor, als een onzinnlgo 'uitspatting zij nerzijds. Zijn verstand zei hem, dat 't belacheiyk was, de ontmoeting voort te zetten, maar zyn verlegen dwaas heid kon er niet toe besluiten er eei^eind aan te maken. Bovendien bezat ze 't aantrekkelijke van het nieuwe; en ze maakte den „man" in hem wakker. „We kunnen hier niet eeuwig blijven staan," zei ze4 Hy knikte. •Jammer dat 't Zaterdag is en de winkels gesloten zyn. Maar laten we Oxford Street eens inloopen, wilt U?" vroeg ze. „Heel graag.' „Ik wou u een ding zeggen." sprak ze zacht en keek hem glimlachend aan onder 't voortgaan. „U heeft te genover my niet verlegen te zyn. Daar is niets geen re den voor. Ik ben precies, zooals ik me voordoe." „Verlegen!" riep hy met een oprechte verbazing uit „Vindt u my verlegen?" Hy dacht, dat hy kranig was opgetreden. „O," zei ze. „als u niet verlegen bent, dee te beter. Ik zou 't geen compliment vinden, als u met my niet heel maal op uw gemak was. Waar kunnen wy eens rustig praten? Ik ben vanavond vry; en u?" Ze keek hem vragend aan. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 5