Alltlit! NitllS-
Aliiiiiiiit- Luimiillil
Naar de heilige stad Damascus.
Uit den Wieringermeerpolder
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Haagsche Brief.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag cn Zaterdag. Dij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per '3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent AD VERTEN-
TIëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewij9no.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend-
Woensdag 8 Juli 1931.
74ste Jaargang No. 8895
SCHAEER
COURANT.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. Eerste Blad.
OVER DEN LIBANON. DE VERDWENEN CEDERS
EN NIEUWE BEPLANTINGEN. MOREELE
ARGUMENTEN EN VLIEGMACHI
NES. DE HEILIGE STAD
DAMASCUS.
DAMASCUS, 23 Juni.
Aan de eene zijde de zee, aan de andere zijde de trot-
sche, hoog opstrevende Libanon zoo ligt de stad
Beyrouth. Wil men haar verlaten in Oostelijke of weste
lijke richting, dan moet men zich wagen op de blauwe
golven of trekken over de bergmassa van den Libanon.
Over de zee was ik gekomen, over de bergen moest ik
verder. Myn naaste reisdoel was de heilige Mohame-
d aan sche stad Damascus.
Van Beyrouth naar Damascus loopt een smalspoor-
baan en ook enkele automobiel-ondernemingen onder
houden een geregelden dienst tusschen de twee steden,
doch om in nadere aanraking met de bevolking te ko
men, verkoos ik het kleine rammelende treintje dat on
geveer acht uur over het traject doet
Vroeg in den morgen, de zon was nog jong en strooide
feestlichten over de witte stad, de blauwe zee, de grauwe
bergen en de avontuurlustige schepen in de haven
voerde het puffende, zuchtende treintje me weg. Het
was begrijpelijk dat de kleine locomotief zuchtte en
steunde bij den aanblik van de machtige berggevaarten,
waartegen ze haar sleep van eenigszins kinderachtige
wagens op moest trekken.
Immer stijgend ging de weg stijgend en slingerend.
Het eene oogenblik had men de zee links dan, na een
lange serpentine, welke de trein maakte, was rechts
het blauwe watervlak met enkele witte en roodbruine
vlekjes: zeilen van visschersvaartuigen.
Do Libanon! Deze naam wekt de herinnering aan de
wereldberoemde boomen. welke eens dit land sierden:
de ceders. In den trein zittend tuurt men door het cou
péraampje cn zoekt en zoekt: do ceders van den Libanon
Tevergeefs. Ergens moet nog een kleine groep duizend
jarige ceders staan, die nu van overheidswege worden
beschermd, maar gedurende de treinreis van Beyrouth
naar Damascus ziet men er niet èèn. Voor een groot
deel is het landschap naakt en woest; de herinnering aan
de Turksche heerschappij. Overal waar de Turksche sul
tans hun skelet-achtige hand hebben heen gestrekt, zijn
volken verbloed, velden verdord, wouden geveld, rivie
ren uitgedroogd, steden in puin gevallen, idealen ont-
eerd.
Doch ook troostender dingen vielen op te merken.
Een nieuwe automobielweg was aangelegd, slingerend
tegen berghellingen op, dalend dan weder om dorpen
en kleine stadjes te beroeren. Jonge boomen waren ge
plant, honderdduizenden en toch zoo weinig in vergelij
king tot de geweldige uitgestrektheid van dit woest en
arm geworden land. Deze nieuwe aanplant geschiedde
onder het Fransche bestuur, dit zij ter eere van dit be
stuur gezegd en over een eeuw zal, dank zij dezen arbeid
alles hier nog beter en schooner zijn, indien tenminste
niet... Maar laten we dit buiten bespreking.
Hoe hooger de trein steeg, hoe woester het landschap
werd. Nu en dan opende zich over een diep dal een ver
uitzicht naar de paarlemoeren zee en aan de kust lag
er, vaag en wit, in de laagte Beyrouth. Sneeuwhellingen
blonken, frisscher en aangenamer werd het. Nu en dan
hield de trein stil bij een dorp, soms met meerdere Chris
telijke kerken want een groot deel van de bevolking
hier, de Maonieten zijn en waren reeds eeuwen Chris
tenen. Wat ook deze menschen om hun geloof geleden
hebben, is onbeschrijflijk. Eerst sedert de komst der
Franschen genieten ze rust en zekerheid, wat ze dank
baar erkennen. Eigenaardig is het dat enkele dezer
Christelijke kerkjes gebouwd zijn in Moorschen styi, die
me aan Noord-Afrika herinnerde.
Hier en daar stond langs of dicht by den spoorweg een
groot hotel met schaduwrijken tuin en vele kleurige zo
mergasten, die hier, vele honderden meters hoog, de
warmte ontvluchten. Een groot deel dezer zomergasten
zijn Egyptenaren, die hier met hun zeer hooge valuta
betrekkelijk goedkoop leven.
Op den automobielweg heerschte een levendig verkeer,
van automobielen, maar ook van karavanen muilezels
en nu en dan enkele kameelen.
Aanvankelijk waren de berghellingen nog grootendeels
bebouwd o.a. met wijnstokken (krachtig en smakelijk is
de wijn van den Libanon. Aan de stationnetjes boden
jongens vruchten te koop aan, meest abrikozen. Dicht
bij het dorp Ain-Sofar, 1200 M. boven den zeespiegel,
traden ook de tandraderen van de locomotief in dienst,
daar de helling er te sterk was. In het woeste, verlaten-
ste deel van den Libanon, daar, waar geen akkers of
wijnvelden meer zijn, dwaalde hier en daar een groote
kudde zwarte geiten en uitgelaten, lachend, zwaaide een
eenzame herder een groet naar den trein. Maar dan,
uit dorre, steenige hoogte begon de trein te dalen, zich
slingerend door nauwe bergpassen en na een scherpe
bocht lag daar beneden ons een uitgestrekt dal, echter
altijd nog vele honderden meters boven den zeespiegel,
«en dal met bebouwde akkers, die aan een lappendeken
deden denken. Talrijker weder werden de huisjes en de
dorpen. Welvaart scheen er te heerschen en vrede. De
meeste huizen hadden platte daken, waarop de bewoners
's avonds, na het ondergaan van de zon koelte kunnen
genieten. Over deze hoogvlakte ratelde het treintje ver
der. Ook hier weder zag ik goede, nieuw aangelegde we
gen. De menschen, die aan de stationnetjes in- en uit
stapten waren meest weder Maronieten (Christenen),
doch ook Druzen en Bedoeinen maakten gebruik van dit
vervoermiddel der ongeloovigen. In den zeer warm ge
worden dag schitterden verblindend wit enkele besneeuw
de berghellingen. Niet ver van een keurig, welvarend
•tadje met bijna een half dozijn Christelijke kerken, ligt
«en groot Fransch militair vliegkamp met vele hangars.
Een Dultsche toerist in mijn coupé, een tourist met rood
gebonden reisgids en een fantastisch sportcostuum ver
vaardigd te Berlijn, kon zyn edele verontwaardiging, niet
bedwingen en barstte uit, wijzend naar het militaire
Vliegkamp. ..Het is een schande! In deze heerlijke om
geving woder militair gedoe met vliegmachines, waaruit
men bommen kan smijten op menschen, op mcdemen-
schen". Twee Maronieten zaten ook in de coupé en één
van hen, die Duitsch bleek te kennen, antwoordde
schuchter: „Wij wonen hier en het is toch wel een gevoel
van zekerheid dat de Franschen met hun vliegmachines
hier zijn. Er komen nu geen Bedoeinen en Druzen meer,
die onze vrouwen en dochters wegvoeren, de mannen
dooden, onze huizen en kerken verbranden." De edele
verontwaardiging van den Duitscher was zoo snel niet
afgekoeld en hij aeide: „Maar daarom mag men nog niet
met bommen smijten. Men moet met die menschen, die
niet beter weten, praten, op hun gemoed werken, met
moreele argumenten komen." De Maroniet zweeg en keek
den Duitscher verbaasd, maar ook met zekeren bitteren
spot aan. Misschien dacht hij aan de moreele argumen
ten.", welke duizenden zijner geloofsgenooten tevergeefs
hadden voorgeworpen, aan de met dolken, sabels en ge
weren gewapende Bedoeinen en Turken. De Duitscher
keek zegevierend rond, tevreden met zijn succes als re
denaar.
Nog geen twee uur later, toen de Maronieten reeds lang
waren uitgestapt, kwamen bij een stationnetje enkele
Bedoeinen met een ongesluierde vrouw in onze coupé,
groote, donkere kerels, gekleed (niettegenstaande de
hitte) in lange wollen mantels, het hoofd omwikkeld met
doeken. In den somberen blik waarmede ze ons vluch
tig opnamen, was iets vijandigs. Fluisterend hoewel hij
Duitsch en dus een voor de Bedoeinen onverstaanbare
taal sprak, vroeg de kersversch uit Europa gekomen
Duitscher, wat dat voor menschen waren. Ik antwoordde
hem en gaf hem tegelijk den raad de Bedoeinen en de
vrouw niet zoo voortdurend nieuwsgierig op te nemen
daar dit wel eens kwaad bloed kon zetten. Vanaf dat
oogenblik keek de Duitscher voortdurend uit het coupe
venster met een onbevredigbare belangstelling voor 't
landschap. Ik geloof, dat hij niet ontevreden zou zijn ge
weest,Indien er zich behalve de Bedoeinen ook nog eenige
zwaar gewapende Fransche militairen in de coupé had
den bevonden. De neiging kwam in me op hem te vragen
of dit niet het juiste oogenblik was met zijn moreele ar
gumenten te komen, maar ik overdacht, dat de man
een plezierreis maakte en dus wilde ik hem niet onaan
genaam zijn.
In den namiddag kwam de trein in een streek als een
paradijs, met boomen, bloemen, ruischende beken, en
even later werd een stad zichtbaar een stad van witte
huizen, moskeekoepels, vele minarets. Het was het doel
van mijn reis: Damascus.
J. K. BREDERODE.
VGRAVENHAQE, 6 Juli 1931.
De uitbreiding van Den Haag.
Annexatie in zicht. Het bad
hotel te Kijkduin door de ge
meente aangekocht. Een oud
kasteel werdt gerestaureerd.
Op weg de grootste stad van
Nederland te worden.
WIJ zien vaak met groote oogen op tegen de
uitgestrektheid van wereldsteden in het
buitenland en laten ons verblinden dcor de
millioenen-cijfers. die het inwoneraantal aan
geven. En inderdaad steden als Parijs, Londen, Berlijn
tellen hun inwoners bij millioenen, maar deze mllli-
oenen menschen zyn samengeperst in een ruimte, die
in Nederland slechts voldoende zou zijn om een fractie
van die millioenen te herbergen Een van de meest
uitgestrekte steden van Nederland is zeker wel 's-Gra-
venhage. Er is in Nederland dan ook wel geen stad te
vinden, die zoo ruim is gebouwd als de residentie. Den
Haag heeft slechts een betrekkelijk kleine binnen
stad, die trouwens de laatste tientallen jaren danig is
„uitgedund". Het aantal nauwe straatjes is tot een
minimum teruggebracht en in de toekomst zullen er
nog velen onder sloopershanden vallen. Want het mo
derne verkeer eischt ruimte en de constellatie van de
stad ls zoodanig, dat dit verkeer steeds ergens de
binnenstad moet passeeren. De vroegere stads-aanleg-
gers hebben natuurlijk nimmer op zulk een intens
verkeer gerekend, maar zij, die tegenwoordig belast
zijn met het projecteeren van nieuwe wegen, houden
in hun plannen daarmede rekening. Maar er is in Den
Haag meer dat deze stad van andere en ook Neder-
landsche steden doet onderscheiden. Den Haag is een
tuinstad en dat merkt men reeds dadelijk aan de
bebouwing der wijken, die dadelijk aan de binnenstad
aansluiten. Men vindt er voor meer dan negentig pro
cent twee-etage-woningen, terwijl de straten een breed
te hebben, die wy in onze hoofdstad en ook in het
buitenland bij drie en meer etage-woningen aantreffen.
Hierdoor krijgt men een wijdschen indruk en waar
schijnlijk draagt dit soort bebouwing ertoe by, dat men
Den Haag zoo vaak het groote dorp van Europa
noemt. En in den gemeenteraad gaan er steeds stem
men op als men komt met plannen voor „hoogbouw",
om eens een keer dit ingeburgerde germanisme te ge
bruiken. Hooge gebouwen passen niet in de sfeer van
onze tuinstad, want dat is de residentie zeker. Zyn er
ergens anders in Nederland, we mogen zelts wel zeggen
in Europa, zooveel parken en bosschen, die midden ln
de stad liggen als hier? Den Haag is een groote tuin
en by de uitbreiding van de stad houdt men er steeds
rekening mee, dat er geen stukje van deze natuur
schoonheid verloren gaat. Den Haag laat zich door de
malaise niet In het minst in de war brengen en gaat
rustig voort met het projecteeren van nieuwe uitbrei
dingsplannen Een oningewyde kan niet begrijpen hoe
al die huizen, die thans aan den zoom van de stad
worden gebouwd, ooit „vol" kunnen komen, geheele
woonwijken verrijzen alsof we nog verkeerden in den
tijd vlak na den oorlog, toen er zoo'n geweldigen achter
stand op woninggebied was. Den Haag breidt zich uit
naar alle kanten waar slechts gelegenheid is, naar
Noord en Zuid en naar het Oosten. Eens lag er een
verlaten badplaatsje Kijkduin, waar een tiental jaren
geleden een ondernemend bouwer enkele villa's neder
zette. Men voorspelde dezen bouwer weinig succes. En
hoe is thans de toestand? Kijkduin is niet meer het
afgelegen plaatsje, ergens ten Zuiden van Den Haag,
maar 't is vastgegroeid aan de stad. De Laan v. Meerder
voort, de langste straat van Nederland loopt thans
vanuit het hartje van dc stad lynrecht naar Kykduin.
Het b dhotel van Kijkduin met de daar om heen lig
gende gronden was tot nu toe in particuliere handen.
Enke! jaren ge den heeft men van die zyde dit hotel
en dei.e gronden reeds aan de gemeente aangeboden,
maar toen bezat men nog niet zoo'n vooruitziende blik,
dat Kijkduin zoo spoedig al aan Den Haag zou zyn
vastgebouwd. Thans vond onze stadsregeering het dan
ook noodig, om dit complex aan te koopen voor de
somma von 350.000 gulden, een bedrag dat natuurlyk
heel wat hooger is dan men destijds er voor vroeg. En
dit is ook zeer begrijpelijk. Want Kykduin is van een
vergeten familie-pension-badplaatsje uitgegroeid tot een
moderne badplaats. En reeds zijn er plannen in de
maak om daar ter plaatse een moderne boulevard aan
te leggen, die dan zou komen te loopen langs het be
staande badhotel.
Doch by bet projecteeren van nieuwe uitbreidingen
wordt het oude en we bedoelen hiermede het oude
waar een traditie aan is verbonden, niet vergeten. In
Den Haag zelf tellen we een groot aantal goed onder
houden historische gebouwen en in den omtrek enkele
buitenplaatsen en kasteelen, die voor het grootste deel
in handen zyn van particulieren. Maar dicht onder den
rook lag een zeer verwaarloosd kasteeltje „De Binck-
horst", pittoresk verscholen achter boomen en struik
gewas, dat weer omringd is door industrieterreinen. Dit
kasteeltje, het schynt vroeger een ridderhofstede te zyn
geweest, bevond zich lang in handen van de gemeente,
doch het verkeerde in een deplorabelen toestand. Bene
den in het kasteeltje was een cafétje gevestigd en op de
bovenzaaltjes en in de torenkamers woonden schilders
en andere artisten. Voor een schildersoog zag het er
inderdaad „schilderachtig" uit, verweerd en vergaan.
Vroegere eigenaars schyncn het kasteel eens bepleisterd
te hebben, pleister, die er door den loop der jaren weer
is afgebrokkeld, zoodat thans hier en daar de kleine,
karakteristieke Rynsteen weer tevoorschyn treedt Ook
de ramen schynt men de vorige eeuw te hebben „gere-
nouveerd". van de gothlsche boogramen met de kleine
ruitjes heeft men vlerkante karakterlooze ramen ge
maakt. De slotgracht is voor de helft gedempt en de
ophaalbrug, die er vroeger jaren moet zyn geweest is
eveneens verdwenen. Doch thans heeft de gemeente de
noodige gelden beschikbaar gesteld om De Binckhorst
te restaureeren en in den ouden toestand terug te bren
gen. Spoedig zal dus dit kleine, intieme kasteeltje niet
meer een vervallen en mismaakt blok verweerde steen,
maar een aantrekkeiyk gebouw zyn, dat de schoons
omgeving van Den Haag zal sieren.
Uitbreiding en nog eens uitbreiding. Den Haag dat
reeds vroeger groote stukken van andere gemeenten
opslokte blyft ongestild in dezen honger. En zoo zul
len er spoedig weer een aantal gemeenten aan moeten
gelooven om zich een groot gedeelte van hun grond
gebied aan de residentie te moeten afstaan.
En zoo steekt 's-Gravenhage Amsterdam, wat Inwo
nertal en oppervlakte aangaat, al danig naar den kroon
en als eens ook de Amerikanisatie zal zijn door
gedrongen in de gemeenteiyke reclame, dan zal men
over enkele jaren kunnen lezen: De grootste, de mooi
ste. de rykste, de gezondste, de elegantste, de mon-
dainste stad van Nederland, annex grootste, luxueusts
badstrand ter wereld. Drie badplaatsen in één stad:
de parel Scheveningen. geflankeerd door de edelsteenen
Kijkduin en Wassenaar! Hier spaart U uw dure vacan-
tiereizen uit!
In ons nummer van gister kwam een bericht voor over de „Golvende korenvelden in
den Wieringermeerpolder". Ter bevestiging van dit bericht reproduceeren wij thans voor
onze lezers hierboven een ioto, genomen van een roggeveld bij Den Haukes. In dezen hoek
van den polder, das in het Noorden bij de Westpunt van Wieringen, ziet men onafzienbare
van deze normaal opgegroeide korenvelden. Inderdaad, men weet niet wat men ziet en te
meer wanneer men bedenkt, dat 12 maanden geleden de zaak nog niet eens was droog
gemalen
Links ziet men de heer Terborg, cultuurchef en rechts de heer List, bedrijfsleider.
Onder: Bij Kolhorn werden de resten van een vergane tnrftjalk uitgegraven, die daar
eens in den strijd met de woelige elementen het onderspit moet hebben gedolven Ben spre
kende herinnering alt de dagen van weleer, toen nog menig turfschip in de haven van
Kolhorn gelost werd.