VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT AvontuperL ,jtnieloocr >{Jp TWEE MANNEN EN EEN MEISJE. WARE WOORDEN. WETENSWAARDIGHEDEN. KINDERVERHAAL UIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIillllllllllllllllllllllllllllilllliilH Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 18 Juli 1931. No. 8901. ■/.ATERBACA VWDSCHET? Een spannende geschiedenis, vrij naar het Amerikaansch. Bewerkt door SIROLF. (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.) Billy Grant ging er grootsch op. al zijn vrienden in het huwelijksbootje te hebben geloodst en bij deze plechtigheden de belangrijke functie van getuige te hebben vervuld, en niettemin zelf vrij van Amors ban den gebleven te zijn. Dezen morgen stak hij zich juist In jacquet om zijn laatsten ongetrouwden vriend, Henry Dubs, naar den ambtenaar te vergezellen de ambtenaar was hem langzamerhand als een lid van het ambtelijk gezin gaan beschouwen toen gezeg de Henry met verwarde haren en bleek gelaat bij hem kwam binnenstormen. Hij duwde Billy Grant een briefje onder don neus en stamelde: „Lees dat eens, dat vond ik vanmorgen in mijn bus, en om twaalf uur is de huwelijksvoltrekking." Billy las een kennelijk met verdraaide hand ge schreven briefje, waarin vermeld stond, dat zekere brieven, die door Henry Dubs aan een zekere juf frouw Molly Strout geschreven waren, aan de aan staande vrouw van Henry Dubs ter hand gesteld zou den worden, vlak vóór de huwelijksvoltrekking, wan neer er niet om vóór elven 1000 dollars betaald wer den aan den eersten den besten, die op nummer 33 South-West Street zou opendoen. De brenger moest beslist alleen zijn. „Hm", zei Billy, „dat is niet zoo mooi. Ruikt een beetje naar chantage, Henry. A propos, wat was dat met die Molly Strout., was dat meenens met jou, heb je haar beloofd te trouwen?" „Ach", zuchtte Henry en wischte zich het klamme zweet van het voorhoofd. „Ik heb inderdaad een poosje terug nogal verliefde brieven aan die Molly geschre ven. Ze werkte op een kantoor, waar ik nogal dik wijls kwam. Het leek me een absoluut eerlijk, keurig meisje, buitengewoon ontwikkeld en verstandig en zoo. Maar hoe gaat het, ik kwam in kennis met mijn aanstaande vrouw en toen is het uitgeraakt en ik heb in geen jaar meer iets van Molly gezien of gehoord. In die brieven heb ik me nogal idioot aangesteld, noemde haar het liefste meisje van de heele wereld en zoo. Nou ja Maar hoor nu eens, Billy, mijn aanstaande vrouw mag daar niets van weten. Ze is vreeselijk jaloersch. Jij moet dat zaakje voor me op knappen. Hier zijn 1000 dollar, ik heb ze net van de bank gehaald. Breng jij het geld weg naar dat adres". Billy had zijn hoed al opgezet en het geld in zijn zak gestoken. Bij de deur wendde hij zich om en zei: „Over een uurtje ben ik op het stadhuis, als ik tenminste niet in zoo n stil huisje, achter het Binnen gasthuis lig. Adieu!" Billy Grant nam een taxi, en liet voor nummer 33 stilhouden. „Wacht hier op me", zei hij tot den chauf feur, „en ais ik in 10 minuten niet terug ben, waar schuw dan de politie." Het was een verlaten uitziend, smerig huis in een onooglijke straat. Hij belde aan. Een man met een ongeschoren gezicht deed de deur op een kier open. „Ik kom van meneer Henry Dubs", sprak Billy Grant luchtig en stapte een bijna kale kamer binnen en trok zijn handschoenen uit. „Laat me eerst de centen zien", zei de jonge., onge schoren kerel ongeduldig. „Geen kwestie van, eerst de brieven", zei Billy. „Ik dacht trouwens, dat het een juffrouw was, die er ech ter zat. Hoe weet ik nu, of je ten slotte wel eens brie ven hebt?" „De brieven zijn van mijn zuster ik moet voor haar het geld innen. De brieven zijn hier, twintig stuks zei de vent, terwijl hij een revolver trok en die op Billy Grant richtte. Achteruitloopend ging hij naar een latafel, en trok een lade uit. De lade ging stroef, en hij legde den revolver op tafel, om met beide handen te trekken. En terwijl hij daarmee bezig was, ging de deur zachtjes open, een meisje schoot vliegensvlug de kamer binnen, griste den revolver van tafel, richtte die op den vent en riep met trillen de stem, terwijl er tranen over haar wangen liepen: „Handen in de hoogte, Jerry, of zoo waar ik hier voor je sta, ik schiet En u (zich tot Billy won dend), als u van meneer Dubs komt, trek die la dan open en haal de brieven er uit." Billy gehoorzaamde. Hij vond twintig brieven met Henrv's handschrift, gericht aan Molly Strout. Hij stak ze in zijn zak. „Hier is het geld", sprak hij tot het meisje. „Nee, nee, dat niet!", riep ze heesch van tranen, „toe ga nu weg, gauw Billy zag, dat het meisje wankelde. De man, dien zij als „Jerry" had aangesproken stond op het punt op haar toe te springen. Billy sprong echter eerder toe, velde den kerel met een vuistslag neer, rukte den revolver uit de hand van het meisje en deed de deur open. „Kom mee", zei hij, nam haar bij een arm, en snelde met haar naar de taxi, die dadelijk met hen wegreed. Het duurde eenigen tijd, voor het meisje zich voldoende hersteld had, om iets te kunnen zeg gen. Eindelijk sprak ze, hoewel nog wat hijgend: „Ik wil dat u weet, meneer, dat ik van die héele geschie denis niets af wist. Ik miste gisteravond mijn brie ven, die ik in mijn schrijfbureautje bewaarde. Ik had er een voorgevoel van, dat mijn broer Jerry, die heele- maal aan lager wal is geraakt, door eigen schuld, een of andere gemeente streek ermee wilde uithalen, en daarom ging ik eens naar de woning, waar hij ver blijf hield. Ik zag de taxi voor de deur staan en toen begreep ik het al half en half. Ik zou niet willen, meneer, dat Henry zou denken dat ik Haar blauwe ooven schoten weer vol tranen. Billy Grant zag, dat die Molly Strout een buitengewoon lief meisje was. „Ik snap er alles van, juffrouw", zei Billy. „Het was schitterend van U, om zoo tusschenbeide te ko men. Ik zal u nog eens komen opzoeken, om u de dank van Henry over te brengen. Waar mag ik u heen brengen?" Ze noemde de straat, waar ze woonde. Toen ze uit stapte, zei ze met een glimlachje door haar tranen heen: „Wenscht u Henry van harte geluk van me..." Billy Grant kwam nog juist op tijd, om zijn on schatbare diensten als getuige te vervullen. Toen hij later Henry de toedracht van de zaak vertelde, was die er heelemaal van in de stilte. „Ik zou haar waar achtig nog wel eens terug willen zien om haar te be danken, die Molly is een prachtmeid", zei hij. Nu, die kans kreeg hij. Want een half jaar later moest Henry Dubs op zijn beurt als getuige optreden voor een zekeren meneer Billy Grant. Omdat die me neer Grant in het huwelijk trad met Molly Strout. Wie doordrongen is van de waarde des levens, zorgt er voor, dat al zijn daden en uitiingen den stempel dragen van dat gevoel. o 1 Het onderdrukken van den wil van het kind, wat vroeger algemeen gebruik was, is vaak aanleiding geweest tot verstoring van het gezinsgeluk, tot hef verloren gaan van de eensgezindheid tusschen ou* ders en kinderen. j o Al reizen we de wereld rond, om het schoone te zoe* ken, wij zullen het niet vinden, tenzij wij het mede* voeren binnen in. o Elke zege moet ons de oogen openen voor de krachs- ten, die overwonnen hebben, elke nederlaag voor de zwakheden, waaraan het bezwijken te wijten was. o Niet wat ons in den schoot valt, maakt sterk, maas- datgene, waarvoor we gevochten hebben, voordat de* overwinning was behaald. i o Een gelukkig huwelijk is geen lot uit de loterij, maar ontstaat door den ernstigen goeden wil van twee menschen, die beiden, vereenigd, onvermoeid streven naar de bereiking van een vooropgesteld doel. Is het U bekend: dat het kloppen van de kleeden in het Engelscha Lagerhuis elke weck f300 kost? dat in Parijs de saphieren ring, als verlovingsring veel gebruikt wordt? dat er in Londen bijna 8.000.000 menschen wonen li En in Berlijn 4.500.000? In Parijs over de 3.000.000?< In Weenen meer dan 2.000.000? en in Constantinopel 1.000.000? d a t in vroeger dagen, toen de brandspuiten nog met paarden bespannen waren, het uitrukken na een alarm 2 minuten duurde, terwijl een stoomspuit met motorbespanning er thans 8 sec. over doet? ■wvoiu zonder in het bereik van Unk Wunk's verschrik- kelijken puntstaart te komen en dan wilde hij den boom heen en weer schudden. Misschien zou dan dat prikkelige dier zijn houvast wel verliezen en op den grond tuimelen, als een groote kastanje- bolster. XXXIX. maak geen slapende honden wakker Dit .spreekwoord is echt op zijn plaats, waar het stekelvarkens betreft. En Tinteloog wist dat even goed als hij wist hoe hij moest klimmen; maar de geur, die hij rook, was zóó verleidelijk en Tintel oog had zooveel appeltjes met Unk Wunk te schillen, dat hij niet kon nalaten zijn neus te ste ken in zaken, die hem niets aangingen. Jongelui zijn soms zoo. Zij kunnen er niets aan doen en worden vaak alleen maar wijzer door iets zelf te ondervinden. „Hij moet wel dik en vet zijn, nu het voorjaar Is. dacht Tinteloog, terwijl hij hongerig gluurde naar Unk Wunk, die boven in den berkeboom zat en den ruwen bast afschilferde, om beter aan de sappige onderlagen te kunnen peuzelen. „Die kan zich aan alles een genoegen eten. Ik ben benieuwd...." en Tinteloog's oogen begonnen ondeugender dan ooit te dansen, ,.ik ben benieuwd, of ik dien opschepperigen kerel van zijn tak zou kunnen schudden. Het zou reuzeleuk zijn, hem als n kastanjebolster naar beneden te zien tui melen. Deze gedachte maakte hem zoo opgetogen, dat het beertje van louter opwinding van zijn boom stomp rolde. Terwijl hij zoo geruischloos moge lijk opstond en op zijn teenen verder ging, tot hij juist onder den knabbelaar stond, begon Tinteloog o, zoo voorzichtig in den berkeboom te klim men. Hij wilde zoo hoog klimmen als mogelijk was. Zooals het altijd gaat. als iemands zenuwen gespannen zijn, waren Tinteloog's oogen en neus nu erg in actie en hij voelde zich zeer opgewekt. Het was toch maar een vroolijke wereld, waarin je zoo'n kansje kon wagen! Vanuit de verte, van den voet van den heuvel, konden zijn scherpe ooren het kwak-kwak, kwak- kwak hooren van de kikvorschen. die in het Polly- wog-meer met elkander aan het babbelen waren en maar raak kwaakten in den Aprilnacht. En van nog verder weg, misschien wel van de Dal hoeve, kwam een flauwe geur van houtrook, om dat op het grasland een beetje roekeloos een vuur tje was afgebrand. „Unk-wunk, Unk-wunk," zei boven hem de don kere gestalte, die zich van niets kwaads bewust was. Het kleine stekelvarken was er zoo zeer van overtuigd, dat niemand in de wildernis hem iets kon doen, hoe men het ook zou probeeren, dat het niet eens de moeite nam naar beneden te zien. Tinteloog haalde eens diep adem en begon den boom heen en wee rte schudden. Unk Wunk ging door met knabbelen, alsof er niets ergers aan de hand was, dan dat een koeltje door de takken woei. Tinteloog haalde nog eens diep adem, schudde harder en sprong toen terug naar den kant, tegen overgesteld aan dien van Unk Wunk, want hij ver wachtte dezen nu wel naar beneden te zien val len. Maar nog gebeurde er niets. Dat zelfverzekerde schepsel bleef zich zonder inspanning vasthouden met zijn lange negels, die hem al zoo vaak in me- nigen stormwind, soms zelfs als hun bezitter sliep, veilig vastgehouden hadden. Toen draaide deze plotseling zijn kop om. Zijn kleine spleetoogjes keken Tinteloog heel koel, zelfs onverschillig aan. Daar onder hem zat een stuk bast, dat heel zacht leek en hij ging langzaam naar beneden. Tinteloog's hart klopte .sneller. Wat moest hij doen? XL. TINTELOOG KIEST HET ZEKERE VOOR HET ONZEKERE. Het kwam er nu werkelijk op aan snel een be sluit te nemen. Hij had geen ander plan gehad dan den beuk te schudden, totdat Unk Wunk eraf zou vallen. Dan konden maar twee dingen gebeu ren. Of hij zou opensplijten als een kastanjebolster en gemakkelijk voor avondmaal kunnen worden gebruikt, of er zou een gevecht ontstaan op den beganen grond. En voor zoo'n gevecht wist Tin teloog wel een paar handigheidjes. Maar dat Unk Wunk op deze wijze op hem af zou komen, was iets, waarop hij heelemaal niet had gerekend. Want Unk Wunk had niet de ge woonte ook maar een oogenblik te aarzelen als hij ergens heen wilde gaan. En hij zou zeker niet op zij gaan voor een klein, zwart beertje, dat hij, als het hem te brutaal werd. met zijn staart vol hakige pennen in het gelaat kon slaan. Tot nu toe had Tinteloog er nooit van gedroomd dat een stekelvarken zou overgaan tot den aan val op een dier, dat hem zelfs nog niet eens had aangeraakt. Nu had, om de waarheid te zeggen, de stekelige meneer heelemaal niet het plan om Tinteloog te slaan. Hij had eenvoudig tot op dat oogenblik diens tegenwoordigheid niet bemerkt en als het beertje niet zelf een vijandige houding aannam, zou hij zeker niet de eerste zijn om hem aan te raken. Zou Titel oog echter een plotselinge bewe ging in zijn richting maken, dan zou hij zijn rug pijlsnel onikeeren en met zijn gewapenden staart om zich heen slaan en wat er op zijn weg lag. zou vol pennen komen. Eèn klap zou meer dan genoeg zijn. Hoe het ook zij, Tinteloog nam een snel besluit en hij had niet meer tijd noodig om het uit te voe ren, dan jullie noodig hebt om dit te lezen. Hij liet zich los en gleed naar beneden. Ja hoor, Tin teloog liet los en ging er van door! Hij zocht niet voorzichtig, waar hij zijn poot kon neerzetten; hij ging zelfs niet poot voor poot naar beneden: neen, hals over kop ging het. En het zwarte beertje was als een rubberhal zoo zacht op zijn vacht neerge komen en onder den beukeboom vandaan ge-> sprongen en het had zich uit de voeten gemaakt* vóór je tot twee kon tellen. Een stem in zijn bin-j nenste had hem plotseling gezegd, dat het aanbe-, veling verdiende het zekere voor het onzekere te nemen! Eerst toen hij halverwege den heuvel af was* begon hij zich te herinneren dat hij honger had. 1 „Woef, woef", zuchtte hij, terwijl hij wat lang zamer ging loopen, teneinde op adem te kunnen komen, en het kwak-kwak in het Pollywog-meer weer tot hem doordrong. „Wat was dat een rare snuiter. Het verwondert mij niets, dat alle lui hem op een afstand houden! Ik geloof, dat ik nog liever zou sterven van honger, dan dat nog eens te probeeren!" „En toch ben ik benieuwd wat hij zou doen, als ik hein eens op een dag tegenkwam, terwijl hij over den grond ploeterde en ik dan een kluit aarde op hem gooide? Daar ben ik nu echt nieuwsgierig naar. wat er dan zou gebeuren met dien ouden luilak. Jongens, ik heb allemenschelijks veel zin om dat eens te probeeren!" AVordt yerv.oigA,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 13