VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT S
Qvontupm,
MAN DIE ZITTEN
GING....
WETENSWAARDIGHEDEN.
WARE WOORDEN.
KINDERVERHAAL
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 5 September 1931. No. 8929.
ZATEFnAGAVONDSCÏÏETS
Jimmy Black gaf net zooveel om meisjes
als die houten tafel daar. En hij zou mis
schien nooit dit adembenemende avontuur
hebben meegemaakt, als het niet was door
die stoel... die...
Vrij bewerkt door SIROLF,
Naar een Amerikaansch gegeven.
^leb je een pak contracten, die je met auto-
ars langs de heele tourlstenroute in Algiers
tÏMuitcn, je gaat vanavond naar Gibraltar, daar
L je de boot naar Afrika en je komt niet eerder
Vtoordat alle contracten geteekend zijn, gesnapt?
lait."
jgdeie kernachtige speech had Mr. Black (de oude
t van een wereldbekend reisbureau met hoofd-
I New-York) zijn nietsnut van een zoon toe-
i tijdens een onderhoud dat hij met gemelden
Jlmmie Black, in het bijkantoor te Madrid, één
tallooze kantoren over heel Europa verspreid,
I rlght Pa", had Jimmie Black gezegd, had een
fl liten komen en was op den trein naar Gibraltar
ML En nu stond hij op het dek van den grooten
i luxe-stoomer die straks naar Algiers zou
ten en zocht een dekstoel.
ijl. Ik zei Jimmie Black was een niksnut Even-
uitleggen. De zaak was, dat Jimmie zich door een
e .helden"-campagne in Amerika had laten dwln-
i t^ens den oorlog dienst te nemen en mee was
it in het groote avontuur. Maar sinds hij in den
geweest was, was er Iets mis met hem. Hij
k er nooit over. Maar die zlnnelooze bloederige
van den oorlog had hem met een onover-
e walging voor het menschdom vervuld. Toen
dt den oorlog terugkwam schold hij op alle zaken
tonde!, op de liefde, de meisjes, de heele wereld...
fety git wfeooveel om meisjes als om die houten tafe»
flfvertikte het om Iets uit te voeren en werd
Et ito kantjes waar pa Black nem in loodste wegge-
Zn nu stuurde pa hem naar Algiers. Nou ja
Ffc*! C rlght, het kon hem geen laars schelen waar
ging. 't Was toch overal allemaal hetzelfde:
Inde, bah!
rHij stond op het dek en zocht dan een dekstoel. Hij
1 er een, met een naamkaartje eraan gehecht, ten
tjze dat die stoel door den bezitter van het kaartje
Bluurd was. Jimmie nam er in plaats, omdat die stoel
t was en het dichtste bij was. Een oogenblik later
twam de eigenaar van den dekstoel, keek een beetje
irbaasd en zei: „O, blijft U maar gerust zitten, ik
kan ook wel een andere stoel nemen, er zijn er nog
meer; wat doet het er tenslotte toe? Mijn naam is
White."
.Aangenaam." zei Black, die dien naam al op het
kaartje had zien staan.
„Hier. neem mijn deken ook maar", zei White en
wierp een deken op Jimmie's schoot, terwijl hij voort
ging: „Heeft U ook zoo'n spook van een verpleegster
die U bewaakt als een kindermoordenaar?"
Jimmie knikte van nee en trok onwillekeurig zijn
stoel wat verder weg. Die meneer White scheen niet
heelemaal normaal.
White keek Jlmmie opmerkzaam aan, mat met zijn
blikken ais het ware zijn gestalte, nam hem van top tot
teen op, terwijl er een vreemd lachje over zijn gelaat
gleed. Dan ging hij vertrouwelijk voort:
„Mijn familie houdt me gevangen. Een jaar of wat
geleden ben lk met duiken met mijn hoofd op een paal
gestooten in het water en vanaf dien tijd heb ik af en
toe aanvallen, dat ik niet weet wat ik doe. Maar dat
is voor mijn familie nog geen reden, om mij maar
voortdurend zeereizen te laten maken onder toezicht
van zoo'n cipier van een verpleegster, die me geregeld
een thermometer wil laten inslikken. Maar ik ben nu
al twee dagen vrij. Ik heb mijn laatste verpleegster
zoo de stuipen op haar lijf gejaagd, dat ze in Casa-
blanca van de bont is gegaan en haar baantje eraan ge
geven heeft. Maar het zal de langste tijd wel geduurd
hebben. Mijn familie zal weer een nieuwe verpleegster
sturen. De schurken. Het verwondert me, dat ze hier in
Gibraltar al niet aan boord is. Heeft U soms al zoo'n
tang van een wijf gezien, zoo'n vrouwspersoon met
vuisten als tafelborden? O, daar valt me wat in, ik zal
U een foto van mij laten zien, toen ik drie jaar was..."
De krankzinnige heer White sloop snel heen In de
schemering van den zomeravond, naar zijn hut. Jimmie
Black zat stijf rechtop te staren en overwoog hoe hl?
op de snelste manier uit de nabijheid van den krank
zinnige kon geraken of de stewards waarschuwen, om
White te pakken Maar hij kwam tot geen besluit, om
dat een zachte tengere hand het kaartje van zijn stoel
beroerde, klaarblijkelijk den naam las, waarna een
zachte, welluidende maar vastbesloten stem sprak: „Me
neer White, Jk ben de nieuwe verpleegster. Ik heb vol
ledige volmacht van Uw familie. Wacht, ik zal die
deken over Uw beenen leggen, de avonden zijn kil."
Jimmie Black keek in twee grooté lichtblauwe oogen
die in het liefste door donkere kastanjebruine lokken
omzoomde gezichtje stonden, dat hij nog ooit gezien
had. De verpleegster stopte zijn beenen met den deken
in, handig en vlug. „Laat U dat toch," protesteerde
Black „Ik ben White niet, ik ben Jimmie Black. White
is even weg gegaan naar zijn hut, om een foto te halen,
van toen hij drie jaar was..."
„Kom, meneer, Uw familie heeft mij opgedragen
goed op U te passen. U moet eigenlijk maar naar Uw
hut gaan. U moet vroeg naar bed," zei het meisje.
Jimmie sprong op. „Nou moet het uit zijn, met die
onzin," riep hij, ,zoek die idioot van een White, en Iaat
mij met rust, ik ben Jimmie Black".
In eens stonden er vier stewards in witte jassen
rondom Jimmie. De verpleegster sprak gedecideerd:
„Wil U rustig mee gaan naar Uw hut, dan zal ik U
naar bed brengen, en anders zullen de stewards U er
heen dragen".
Jimmie deed een uitval. Maar vier stevige stewards
gingen hem te lijf. Toen ze eindelijk in een luxe-hut
waren aangeland, hevig worstelend, hadden twee ste
wards bloedende lippen en blauwe oogen, terwijl de
andere twee hun keurige witte jasjes wel als poetslap
pen konden gebruiken. Ze wierpen Jimmie op een zacht
donzen bed en lieten hem alleen met het meisje met de
groote blauwe oogen. Buiten in de gang hielden ze de
wacht, om op het eerste sein binnen te stormen. Voor
dat Jlmmie iets kon zeggen, had het meisje heel handig
zijn das en boord losgemaakt, zijn schoenen uitgetrok
ken en wilde zijn overhemd uittrekken, terwijl ze sus
send zei: „Kom nu, meneer White, laat mij U nu rus
tig uitkleeden en kalmpjes in bed stoppen, het is toch
voor Uw eigen bestwil. Denk erom, anders roep lk de
stewards weer."
Jimmie zag het hopelooze In. Hij was moe. De peluw
van het luxe-bed in de luxe-hut was zacht. Een blauw
zijden pyama wenkte ultnoodlgend. Zijn tegenstand was
gebroken. Maar hij werd weer wild bij de gedachte,
dat dit meisje hem zijn hemd wilde ontnemen. „Ga de
hut uit, dan zal ik me zelf uitkleeden, en naar bed
gaan!", brulde hij.
„Goed", zei het meisje bedaard, „ik blijf 10 minuten
buiten, en als U dan niet In bed ligt, komen de ste
wards en zullen me helpen U uit te kleeden en naai
bed te brengen Foei, meneer White, wat maakt U het
mij lastig!"
Ze ging heen, prachtig tenger, lenig flgnurtje in het
eenvoudige blauwe japonnetje met wit kraagje en man
chetten, dat haar allerliefst stond.
Tien minuten later lag Jimmie in bed. Het meisje
legde een koele, zachte hand op zijn warme voorhoofd,
stak hem een thermometer in den mond en sprak hem
zachtjes bestraffend toe. Die thermometer vond Jim
mie een onhebbelijk ding. Maar dat zachte handje op
zijn voorhoofd...
Den volgenden morgen, toen de kust van Algiers ln
zicht kwam en Jimmie onder toezicht van de groote
blauwe oogen een kostelijk licht ontbijt op bed veror
berde, kwam de scheepsdokter. Die bleef in de deur
opening van de hut staan, wierp wanhopig zijn armen
omhoog en brulde: .Wat doet U hier ln de hut van
meneer White, in de pyjama van meneer White, met
de verpleegster van meneer White?! Sacrénom, papper-
lappap, en waar is meneer White, Mille tonnères, die is
ontsnapt! De reputatie van ons schip, van mij als me
dicus dus, is naar de maan!"
Jimmie Black knikte den dokter tevreden toe, die
brieschend wegstormde.Het meisje met de blauwe oogen
was doodelijk bleek geworden en begon te snikken:
„Waarom heeft U niet gezegd, dat U meneer White
niet was! Nu ben ik mijn baantje kwijt, ooo!"
„Maar ik heb het gezegd", verdedigde Black zich,
die zich een misdadiger voelde, omdat hij de oorzaak"1
was, dat er tranen vloeiden uit de groote blauwe oogenJ
Het drama had een onverwacht slot. Jimmie Blactè
zorgde ervoor, dat het meisje weer iemand kreeg om
goed voor te zorgen.
Hij trouwde namelijk met haar, een paar maandert
later.
Maar hij alikt liever zijn tong ta. dan dat hij ooit
weer op den stoel van een ander gaat zitten!
Is het U bekend:
dat6 woorden per seconde beschouwd wordt als d«
gemiddelde snelheid, waarmee wy lezen?
dat een groot oceaanschip perjaar 60000 L. vert'
noodig heeft voor zijn onderhoud?
d a t de president van Frankrijk een salaris heef*
van f 380.000 per jaar?
dat er op de wereld 35 millioen telefoonaansluitin
gen zijn, waarvan 36 in Amerika?
dat Frankrijk's actieve en reserve legermacht 15.4
van de bevolking uitmaakt?
dat men voor een nieuw soort eleotrische gloeN
draadlampen een gloeidraad gebruikt, welke 1/5 vaj*
de dikte van een haar heeft?
dat er ln Amerika 50.000 postkantoren zijn?
dat een olifant niet sneller zich kan voortbeweged
dan met gemiddeld 20 K.M. per uur?
d a t de wals in Duitschland In de laatste helft va/i
de achttiende eeuw is ontstaan?
Een ernstig levensdoel verzoent ons altijd met onazel-
ven en eindelijk ook met het leven.
o
Wat door het kind bewonderd wordt, beproeft de jon*,
geling en verwerft de man.
o
Velen zoeken het gezelschap van anderen, om dat van
zichzelf te ontvlieden.
o
Moeilijkheden, die wij hebben overwonnen, zijn ons
niet alleen tot leerling, maar sterken ons in onze toe
komstige worstelingen.
o
Het komt er meer op aan hoe de mensch zijn lot op
neemt, dan hoe het ia
o
Voor alles wat wij willen bereiken, moeten wij ons in
spannen.
o
De liefde schrijft niet hare uitgaven op één blad en
hare ontvangsten op een ander, want haar uitgaven zijn,
haar ontvangsten tegelijk. In haar werk ligt haar loon.
LUI.
[een uitweg voor de eekhoornfamilie
rminuut of vier bogen de kinderen zich over
un roeispaan, terwijl de gloed van de vlammen
I p ?en oever achter hen hun wangen deed gloeien
I ^,nGusgaten verzengden en het vuur zijn weg
1 kant stru^ewas> tot den water-
de^K ston(*en bijna boven op elkander, en
I 7irV,?°k we* ^evu^ niet bruine golven van
I kiifi i°nt' ^ne^v°®t» bet kleine, gevlekte herte
ld oocpn' ag LUssc^en ^en 'n en keek met zachte
F wiïfinrSm end naar kinderen. In de geheele
wloft«n,# 1S °r geen d*er' 200 onschuldig, zoo hui-
Dat v«eü 200 snoez'S als een gespikkeld hertje.
Vónderen tenminste.
fcn'biinÜ as^es'" zichtte het meisje, toen er
gen a °*er den rand van boot werd gedron-
-Ach, ais jq wnmaa| aan (jen an(jeren
zijn, is alles weer in orde," zei de jongen. „Voor
uit jij, erin!" en hij schoof den haas met zijn voet
weer binnen boord. Zijn stem was juist barsch
genoeg, om het medelijden dat hij voelde te ver
bergen.
Maar toen ze eenmaal aan den anderen kant
waren aangeland, gunde hij zich geen tijd om de
haasjes eruit te zetten, maar greep de bijl, die een
houthakkersjongen altijd in zijn gordel draagt en
begon een dunnen, jongen boom om te hakken,
juist tegenover den boom, waar de eekhoorns op
zaten.
Hij haastte zich zenuwachtig, dat kan ik je ver
zekeren, want er was geen oogenblik te verliezen.
Door eerst een keep te maken aan den kant van
de rivier, zorgde hij ervoor dat de boom zóó viel,
dat de dunne top te land kwam in den afhangen
den tak, waarop aan de andere zijde der rivier
de kleine Eekhoornfamilie haar laatste schuil
plaats had gevonden.
Toen de jonge boom terechtkwam, waar de jon
gen hem wilde hebben, kwam er in de oogen van
moeder Eekhoorn plotseling een glans van hoop.
Ik kan je verzekeren, dat ze geen tweede uitnoo-
diging noodig had, om van de brug, die haar op
zoo wonderlijke wijze toegeworpen werd, gebruik
te maken. Vroolijk riep ze de kinderen toe haar te
volgen en liep langs den boom over den stroom
heen, met Schaduwstaart op haar hielen.
Ze gunden zich geen tijd om even adem te ha
len, voordat ze in een pijnboom zaten, uit het ge
zicht en buiten de rook van het vuur aan den
anderen kant van den stroom.
De oogen van den jongen schitterden. „Ze had
den niet veel tijd noodig, om een besluit te nemen"
grinnikte hij.
„En nu, vooruit jullie, eruit!" en hij lichtte de
laatste haasjes uit de boot. Met reuzesprongen
renden ze weg, de bosschen in, véél te vlug naar
den zin van Bobby en Tinteloog, dat verzeker ik
je.
Want de wapenstilstand, die gevolg was geweest
van het gemeenschappelijk gevaar, was voorbij en
de haasjes wisten maar al te goed, dat, als zij
geen schuilplaats vonden, vóór dat Bobby Lynx
hen in de gaten kreeg, hij zijn ontsnapping aan
het gevaar zou vieren, door van één van zijn me
de vluchtelingen een feestmaal te maken.
Ginds op de natte modder van den thans ver
laten oever, scheen moeder Korhoen een goede
kans te krijgen om er heelhuids af te komen, want
het vuur was tot stilstand gekomen aan den rand
van de rivier.
En zoover als het ook kon zien strekte zich nu
één groot veld met verkoolde en rookende boom
stompen uit.
LIV.
WAT ER MET SNELVOET GEBEURDE.
Terwijl hij met een elunderen blik in zijn oogen
de wegsnellende haasjes nakeek, zei de jongen:
„Nu zit ik er alleen nog maar over in. wat we
met het hertje moeten doen. Het isveel te klein,
om voor zichzelf te kunnen zorgen," en hij wees
met een hoofdknik naar de groene bosschen, waar
in het beertje en de lvnx verdwenen waren. Ook
Tinteloog was daar benieuwd naar.
„Zooveel is zeker, dat het te jong is, om zonder
zijn moeder te kunnen leven," stemde het meisje
toe. En de kinderen van de Dalhoeve keken beslui
teloos naar de laatste van de vluchtelingen, die
op zijn beurt ook hen met zijn groote oogen voL
vertrouwen aanzag.
„Het moeilijke is," zei de jongen, „dat het dier
waarschijnlijk ergens een moeder heeft. Bovendien
is het een wild dier, dat zich nooit thuis zal ge-j
voelen bij de koeien. Ik veronderstel, dat de moe-v
der erin geslaagd is het andere kalfje in veilig-j
heid te brengen. Daar zijn er immers altijd twee?'*
„Jij denkt dus, dat zijn moeder aan het gevaat
ontsnapt is?" vroeg het meisje.
„Weten doe ik het niet." antwoordde de jon
gen, terwijl hij onderzoekend over de rivier tuur-*,
de naar de verkoolde boomstammen. Hier kwam
nog gele rook uit den grond op plaatsen, waar het
vuur de natte bladeren op den boschgrond aan-|
tastte. Rood gloeide de%asch, waar de vlammen
door de struiken hadden gewoed.
Nu wilde het toeval inderdaad, dat het moeder
hert op datzelfde oogenblik vol wanhoop aan het
zoeken was. Zij was met het grootere kalfje den,
dans op het nippertje ontsprongen, maar toen ze
Snelvoet had gemist, was het te laat om terug te
keeren en een muur van vlammen was tusschen,
haar en haar kleintje opgerezen. Het verdwaalde*
kalfje was met de andere boschbewoners vóór da
vlammen uitgerend tot den rivieroever, waar de
kinderen het gevonden hadden.
Ondertusschen was de moeder met haar geredde
kind om de geheele brandende plek heen gerend*
Stroomopwaarts was ze gegaan, tot ze aan een;
plaats kwam, waar de rivier wat nauwer was en.
waar het kalfje de rivier kon oversteken. Hiec
keek ze en zocht ze overal naar Snelvoet...
Plotseling hoorden de kinderen nu een zachl
getrappel en een schril gefluit „heeee-e-hei!"
En over een hazelstruik gluurde een roodbruine}
ree, die onmiddellijk omkeerde en wegrende, me*
haar staart als een klein wit vlaggetje omhoog-*
gestoken, teneinde het hertje te wijzen, welke weg
het moest volgen.
En ..hee-ei" zei Snelvoet met een zacht gestamp
en ging haar achterna!
En Tinteloog, het beertje, zat het allemaal van4
uit zijn schuilplaats in den boomtop gade tc slaam
i
Wordt vervolgd.