KONING LANGMAAN KRIJGT Z'N ONTSLAG. Een Afrikaansch vertelseltje Op een goeden dag ging ik weer naar Artis om een beetje met Jumbo, de groote Afrikaansche leeuw te praten. Ja na tuurlijk achter de tralies, want ik voelde er niets voor om, evenals die meneer, met zijn mooie uniform, die verleden maand met een circus hier was, in het hok te gaan en de dieren, waaronder verschil- echte leeuwen, te bevelen wat ze moesten doen. Trouwens dat gelukte hem met zijn leeuwen wel, maar de ouwe Jumbo was niet zoo gemakkelijk, die zou zich vast en zeker niets laten bevelen, al had hij zijn mooiste uniform aan, met goud en zilver. Het was tamelijk vroeg in den morgen, toen ik in Artis kwam. Jumbo lag in zijn tuintje te slapm in het warme zonnetje en hij hoorde nie ,dat ik naderbij kwam. Juist toen ik stilstond, deed hij zijn twee bruine oogen open en keek mij slaperig aan, zonder zijn kop op te heffen. „Morgen, Jumbo", groette ik hem, want je moet toch vriendelijk zijn tegen een Koning, is 't soms niet zoo Jumbo keek mij strak aan, maar zei niks. Daarom herhaalde ik„Morgen, Jumbo". „Ik weet zelf ook wel, dat het morgen is, denk je soms, dat ik lig te suffen Met deze woorden kwam er beweging in Jumbo. Ik bemerkte dus, dat hij nukkig was vandaag. Hij was zeker met zijn ver keerde been uit bed gestapt. „Man," zei ik, „wie zou dat nou niet weten Je denkt zeker, dat je lollig bent. Ik zei je heel gewoon en beleefd goede morgen." Jumbo rekte zich een beetje verveeld uit en zei toen grommerig „Nou dan, mij goed, ook goeie morgen". Ik werd een beetje kregelig, door zijn langzame gedoe, maar ik bedacht mij, dat kregeligheid slecht is voor de gezondheid en een mensch niet verder helpt ook. Daarom huichelde ik maar wat vriende lijkheid en tuigde hem, dat dit tenminste een betere manier was, om een mensch te groeten. „En vroeg hij nleuwglerig. „Wat, en herhaalde ik zijn vraag. „Ik bedoel wat kom Je doen. Heb Je iets v „Nee," zei ik voorzichtig, om de oud* niet wéér uit zijn humeur te brengen. „Ik kom alleen maar eens kijken, hoe het jou, je vrouw en de kinderen eigenlijk gaat. En hoe gaat het met tante Sally „Zij zit in een ander hok. Die ouwe vrouw heeft allerlei kwaaltjes en ze praat maar steeds over doodgaan. Zeker de ouderdomNou die dag „En met jou viel ik hem in de rede, voor hU zijn Jammerklachten over Sally had afgedraaid. „Met mij. Slechtzei hij. „Slecht „Ja, ik ben kwaad over wat JU alles van mij hebt verteld." „Ikke „Ja, je hebt in die kranten, waarvoor je steeds artikeltjes schrUft, allemaal nonsens over mU, mUn voruw en mUn kinderen verteld, om nog niet te spreken van tante Sally en „Wat is dan onwaar vroek ik. „Nou, bUvoorbeeld, dat Sally mUn zuster is en dat zU „En is dat dan niet waar Ik dacht. „Dan dacht je verkeerd, want er is geen steek van aan Zal ik soms mUn eigen familie niet meer kennen Ik moest toegeven, want lk was met Jumbo's familie niet al te best op de hoogte. „Jumbo", zei ik, „vertel JU me nou eens, hoe die familie van jou eindeüjk in me kaar zit. Dan belooi i1 Je, dat als ik weer eens gelegenheid krijg met de kin deren te spreken ik ze precies zal ver tellen, hoe de vork in de steel zit en dav Sally geen zuster .Beloof Je dat plechtig." „Op mUn woord." „Nou voor uit dan. Dan zal lk jou de heele mikmak vertellen. Maar woord hou den, hoor. Sally is een dochter van de ouwe Leo V, die eens vele Jaren gele den koning was van alle dieren in de streek, die tegenwoordig Messina heet. Daar is nu een kopermUn. Weet JU waar Messina is .Jawel," antwoordde ik. „Ik was in 1915 daar." „Om nou geen vergissingen meer te laten maken, heeft Jumbo precies verteld en 1UJ teekende met zUn poot in het zand een kaartje, dat Messina een plek is bUna op de grens tusschen Transvaal en Rhodesië. „Ik praat nu van 1900, voordat jullie daar naar koper zUn gaan graven. D» wereld was toen nog een woestenU en Leo was heerscher over de streek van Messir Limpopo, een afstand van negen mUlen. Aan den anderen kant van de rivier was mUn Papa koning. Pa en hU hebben, toen ik nog een welpje van twee Jaar was, ge bakkeleid over een vette bok, die Pa had gevangen, maar die weer was ontkomen en de rivier was overgestoken, want het was winter en er lag dik Us. En Pa achter hem aan. Ik stond op den oever en keek in spanning toe. Halverwege de rivier heeft Leo de bok te pakken gekregen. Pa ontaegt hem het recht op het dier, maar Leo hield vol, dat hU de rechtmatige eige naar was. Toen is Pa zoo kwaad geworden, dat hU hem een stevige oorveeg heeft gege ven. Daarop volgde een gevecht van een uur. Pa heeft vreeselijk gebloed. HU heeft wekenlang kreupel gelegen, doch Leo heeft een maand moeten liggen om weer op adem te komen. De bok is 'em intusschen gesmeerd. O, deksels, auw „Wat mankeer je, Jumbo „Kerel, die drommelsche steen Jumbo kwam nUdig overeind, schopte een steen weg, waar hU per ongeluk op was gaan liggen en vleide zich toen weer behageUjk neer. Ten vervolgde hU „Die twee waren natuurlijk vanaf dien dag vUanden. Ongeveer twee jaar later, kwam jou volk en roofden onze vrede en rust." Ik keek Jumbo verwonderd aan. „Ja," zei hU- „Jullie menschen, met ge weren, en weet ik al wat nog niet meer voor moordenaarstuig. Het is Jullie werk, dat Alice en ik nu hier zitten te suffen. Eerst hebben jullie Leo doodgeschoten, maar ik moet eerUjk zeggen het was zUn eigen schuldIk hoorde namelUk later, dat hU had getracht een ezel, die een wagen voor jullie trok, te bespringen, maar voordat hU sprong, had hU een blauwe boon uit een Mauser door zUn dikke korpus. ZUn vrouw is drie dagen later doodgeschoten en toen is Sally, hun eenigste kind, gevlucht. Er stond geen andere weg open, als naar het Noorden en zoo kwam ze op het gebied van mijn Pa. ZU en haar nichtje Alice, waar ik nou mee getrouwd be: Jumbo kreeg een genoegelUke trek op zUn bek, toen hy over Alice sprak. Toen gilmlachte ik ook maar - waarom weet ik zelf niet." „Je ziet zelf," zei Jumbo, „dat ik vol komen tevreden ben." Een hoofdknik was voldoende en hU vertelde verder „Ja man, die dag zal ik nooit in m'n leven vergeten Toen Alice bij ons kwam, was ik dadehjk tot over mijn ooren verilefd." De ouwe brombeer schuddebuikte van het lachen, toen hy me dit vertelde. „Toen al, Jumbo „Ja, vanaf het oogenblik, dat zy met Sally over de rivier kwam. Ze was nog maar een spichtig dochtertje, maar toen ze me zag, sloeg ze beschaamd haar oogen neer. De ouwe vrouw merkte gelukkig niksnlet. Zoo werd er uitgemaakt, dat Alice en Sally voortaan bU ons zouden bhjven en ik was er niet rouwig om. Maar Sally was een leeiyke hinderpaal. Ze was veel en veel ouder, dan wy samen en nooit waren wU eens bU elkaar of ze had er ie»ts op aan te merken. Een échte bemoeial." „Zoo zUn de vrouwen als ze oud wor den," troostte lk hem. „Ja, maar in die dagen was ze toch nog niet zoo stokoud. Misschien was 't Jalousie of vrouwelUke nieuwsgierigheid." Toen vertelde Jumbo met tranen in zUn oogen van zUn ouders, die beide op één dag waren doodgeschoten en hoe hy voor Sally en Alice had gezorgd, zoo oud als hy was. Toen moesten zy vluchten enzU wisten Sally kwyt te raken en vluchtten in een andere richting dan Sally was ge gaan. Dat was een gelukkige tyd. Jumbo zorgde teeder voor zyn Allee en ze waren steeds samen. Ze waren nog niet ver ge vlucht; ze waren beiden nog te jong, om het gevaar goed in te zien. Zoo werden zy op zekeren dag gevangen en achter de tra lies gezet, gelukkig nog steeds samen. Onder het vertellen was Jumbo opge staan en naderby de tralies gekomen. HU keek kwaadaardig. Vlak by my lichtte hy zUn linkervoorpoot op en zei„KUk eens, hier hebben Jullie menschen my getroffen. Ik heb niemand van Jullie ooit leed ge daan en dit is Jullie dank. .Maar dat is lang geleden en daar lk toch niet meer in vrijheid zal worden gesteld, berust ik maar." Ik voelde met Jumbo mee en betuigde hem mijn medegevoel. ,JBen Je nu gelükkig „Hoe zou ik gelukkig moeten zyn? Zou JU je gelukkig voelen, als Je dag-in, dag- uit in een hok, achter tralies was opgeslo ten, en Je hebt eerst in vryheld geleefd. Neen, geef ir.y een wereld zónder men schen, dan zal ik pas volmaakt gelukkig kunnen zyn. Een ding vergoedt mU eenlgs- zlns myn verlies en dat is de aanwezig heid van Allee. „Uit de vooringang van het hok kwam de kop van Allee te voor- schyn „Kom binnen, eten mannleriep ze. Ouwe Jumbo keek om en bromde„Ja, ik kom al." Nèt was ik van plan hem te groeten en op te stappen, toen hy zei „Nu zie Je, dat Sally geen familielid van my is. Zal Je nu woord houden en do fout herstellen En ik herhaalde mUr belofte. HU zal biy zyn, als hij dit het is niet prettig, als iemanfl| dat een ander familie van j daar niet van gediend. Jumbo wel eens meer van j vertellen. Wie weet (Nadruk Za noi EEN SCHOOLGA En weet U niets lolligs jaren te vertellen vroegen toen ze merkten dat ik metg hun opschepperytjes had gek Nou, heel veel niet", gaf ten antwoord, het is al zoo en de meester by wien ik de laatste schooljaren heb was van het soort waarby je hoofd zou krijgen om een iets uit te halen. Eens op er een klerk van het meester even by den komen. Zoo'n boodschap en gewooniyk bleef de klas letten, terwyi de meester gemoedelijke samenleving op vond zoo'n verwisseling van gewoons. Dien morgen was ling die de boodschap kwam trok wel even een bedenkelijk de meester zei: ,,'k Wilde juk voorlezen, doet u het nu maar, gebleven". Het was ons natuurUjk niet de klerk, een nog jonge man, wacht voor een klas opgeschob moest voorlezen. Zooals ik zei by onzen meester nooit iets wuj fUne zet" zouden noemen, tod na schooltyd geen lievelingen Wantmaar j^at ik verder stapte het plein op en wy sc ïyk byeen om naar het spai van „De Vliegende Hollander"! Tk herinner me totaal niet neer mooi las. of hij als oi het boek op zijn knieen op zat, of dat hy achter de li En gek, maar het is toch zoal het een tydje goed gegaan zyr. we waren aan de dagelij kschi A *e Het verhaal was gevorderd waar de krankzinnige gezagvoer*! J,!' snelvarend zeilschip door de Oufver zwalkte en daar, als elders, schriL.-. te ontsteltenis veroorzaakte b" »Kor ningen van andere vaartuiger iprcc de waarnemer even stil, keek tó landkaart in de buurt was en aan een van ons. om de Cardl aan te gaan wijzen. Grooter stee aardrykskundige kennis dan de |i naar voren moest komen, had bi niet uit kunnen zoeken. Dat vrs. stil gnuivend zag ze de knaap naar de kaartenstok zoeken, die dicht in zyn omgeving stond. T# ken en treuzelen niet meer scheen hy zich te vermannen, stri bankje voor "de kaart eni' stok in het Nauw van Calais! De klas schoot in een schaterb was de rust. Door een plotseling*! wisten we, dat de klerk ook de Ca zee niet kon aan wy zen of mogelijk pret van de wUs gebracht was. I hy zich kranig uit zyn onbehi sitie. KUk broer, weet JU zoo goed w zee uithangt nou, dan weet ik hd beter. De Caraïblsche zee ligt zykant van myn schoen". En meia dat stuk schoeisel zoo hard lar.9 tegen dien jongen zyn broek, dat deur terecht kwam. En nou ga Je aan den meesb of ik het je goed geleerd heb, bai< lUk hadden de anderen óók strf hebben, maar dat bedachten ze te laat. En hoe liep het verder af? Och dat kan Je wel nagaan. Jullie maar zeggen, dat ik die jesf dan begrijp Je meteen hoe ik 3 dingen nog zoo levendig kan voorn Er zwaaide heel wat strafwerk, 1 meester me in de dorpsstraat oh het relaas met een streng geó hoorde. Jongens kunnen gelukkig tege:* tje en straf, vooral als je 't verd* vergeet je wel weer. Later hebben al als ik bU de kaart moest W harteiyk om het geval kunnen nog halen we het soms op als 3 llekrlng compleet by elkaar toen ik een paar jaar van school»* te ik weer kennis met die me»** loofde zich met mUn oudste hoop dat haar kinderenJ Heeft vader u dat ko°Ple'21S Precies, en nou vertel ik Je roof®»j meer 1 (k Wat Jumbo, de leeuw, vertelde I gaat is u voor uw tyd oud. Dan wordt u stram en hoesterlg en dan. Dan kunt u geen dieren meer vangen en zult u moe- ten verhongerenDaarom komen wU 1 tot u met een mooi voorstelu eet niet meer dan één beest per dag. Dan kunnen wy het tenrr.' -te bysloffen. En dat eene beest behoeft u niet eens te vangen. We zullen eiken dag een loting op touw zet ten onder de dieren en hy, die het hoogste lot trekt moet vrijwillig naar u toe gaan. Die kunt u dan lekker opeten. Da's een aardig plannetje, zei de leeuw. Dan behoef lk me tenminste niet meer te vermoeien. Eiken och ten i komt het gebraden kluifje naar me toe- gewandeld. Net luilekkerland. Het leven is zoo slecht nog niet, geloof lk. O zoo, zei de jakhals. Dat biyft dus afgesproken. Het eerste slachtoffer was een klein haasje, Hippeldepip genaamd. Hy had het groote lot getrokken (o, wat een pech, wat een pech en moest naar den leeuw gaan om zich te laten opeten. Nou, jullie begrypt ,dat Hippeldepip liever naar de kermis ging. Het is heusch niet prettig om koelbloedig Je dood tegemoet te moeten gaan. Hippeldepip Uep dan ook erg op zUn gemakje. HU dachtkom ik er vandaag nie* dan kom er morgen. Het is altyd nog tyd genoeg om me te laten opeten. Eindeiyk kwam hy by den leeuw aan. Mógezei het haasje, mag ik me even voorstellen ik ben Uw ontbyt var vanochtend. Wel moge het U bekomen. Moet ik Jóu opetenben JU myn ontbyt? Maar dat is bespottehjk. Ik kan wel tien van die scharminkeltjes ofp en als de laatste ln mUn maag valt zegt het er nog „plomp", schreeuwde de leeuw. Nu nog iets waarom kom je zoo laat Jawat zal ik zeggen beste ko ning, zei het haasje die opeens een reuze idee kreeg. Ik he'- iets geziennee maar, vreeseiyk gewoon. U zult zeker niet lang meer koning zyn. Whaaat niet lang meer koning zyn, schreeuwde de leeuw die altyd bang was dat iemand hem van de troon zou duwen. Dat zou ik wel eens willen meemaken. Vertel opwat heb je gezien? Ga maar mee meneer, zei het haasje, en hU bracht de leeuw by een diepe put. In die put stond, heel onderaan, wat hel der water en daaronder was een bodem van wit zand. De leeuw keek ln de put en zag zUn eigen woeste kop. Daar hebbie hem nou, zei het haasje. Daar hebt U die kerel die koning wil worden. HU ziet er nog al sterk uit. U kunt hem vast niet an I Waat riep de leeuw ik zou bang zyn voor dat kaffertje daar beneden. Wacht eens effe. En woedend stortte hy zich ln de put. Het haasje keek over de rand en zag de leeuw moeizaam in het water plassen Dag Oome, zei het haasje, ben je aan het wemmen - Brrrrrrrr, zei de leeuw. Da's geen Hollandsch treiterde het haasje. Da's zeker Zuid-Slavisch. Ik versta d'r niks vanMaar wat ik zeg gen wou weet U al dat koning Langmaan zUn ontslag heeft gekregen En toen ging het haasje er lachend van door. De leeuw zakte dieper en dieper weg de put en verdronk elndeiyk. De dieren hielden een groot feest toen ze hoorden, dat de koning dood was. Nou moet JU koning worden, zelden ze tot het haasje. Maar Hinkeldepink was een bescheiden beestje. HU zeiIk ben nog veel te klein. Ik zou hoogstens een prinsje kunnen worden. Prins Hinkeldepink.... dat zou wel goed staan. En toen hebben de dieren maar een re publiek gesticht. En ze leefden erg geluk kig voortaan. Om het maar dadeiyk te zeggen die koning Langmaan, de Leeuw, was nu niet bepaald konlnkiyk ln zyn manieren. Niet waar, van een koning verwacht Je vele goede eigenschappen. Beschaving bUvoor beeld. Nu, beschaving bezat koning Lang maan voor geen dubbeltje. Weet je wat hy deed? Inplaats van.zUn onderdanen vrlendeiyk te» behandelen, in plaats van een goedige vaderUjke koning te zyn, smikkelde hy ze op. Ja, heusch.... iederen ochtend als hy honger had ging hy het bosch in en greep hU het eerste het beste dier, dat hy tegenkwam, in z'n nekvelletje, strooide hem een beetje peper en zout op z'n kruin en at hem op. Nu begrUpen Jullie wel, dat de dieren niet erg dol waren op hun koning. Ze voelden eigeniyk veel meer voor een repu bliek. Dat vonden ze veiliger. Enfin, op een goeden dag kwamen de dieren tezamen en spraken af, dat er nu tooh wat gedaan moest worden. Als dat zoo doorging, bleef er geen dier meer over in 't bosch en zou de koning tenslotte wel aan zichzelf moeten beginnen Zoo vertrok dan, na de vergadering een troepje dieren naar den koning. Die lag op 'n groote steen en peuterde met een Jong boompje ln z'n holle kies. Wat moeten jullie, hèschreeuwde hy. Een paar dieren vluchtten by dit ge schreeuw weer het bosch ln. Ze dachten natuuriyk alles goed en wei, maar lk ga Uever gewoon doodDe dappersten echter bleven staan en de Jakhals richtte het woord tot den gevreesden leeuw. O croote koning, zei hy. wy ko men tot u met een zeer gewichtige zaak. U moet nameiyk weten, dat er over een poosje geen enkel beest meer in het bosch is als u doorbiyft gaan uw onderdanen voor uw ontbyt te gebruiken. Nou wat zou dat? brulde de leeuw. HU kon nameiyk alleen maar brullen, zachtjes praten had z'n moeder hem niet geleerd. Ja, zei de Jakhals, maar als er geen enkele onderdaan meer is. waar zult u dan over moeten regeeren. Waar niet isdaar verliest zelfs koning Langmaan zyn recht JaJadaar heb Je geUJk in ventje, zei de leeuw minzaam. Maarrewat willen Jullie dan.... Ik moet toch eten Anders ga ik dood. Als Jullie me dieren in blik kunt leveren., slingerapen op eigen sap bUvoorbeeld, vind ik ook best. Dan raak ik jullie niet meer aan. KUk eens koning, zei de Jakhals, Je t alles met mate doen. Ook eten. U «eet te yeel, veel te veel. Als dat zoo door

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 16