Avonturen..
<Jtnielooor
ONZE KIP.
WARE WOORDEN.
HUMOR.
WETENSWAARDIGHEDEN.
KINDERVERHAAL
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 12 September 1931. No. 8933.
ZATERDAOAVONDSOHETt
Eer treffende geschiedenis,
vrij bewerkt naar een Engelsch gegeven,
door SIROLF.
Toen Dolly ons verlaten had, waren we troosteloos,
luiken avond wachtten we op haar met het eten, riepen
Uitjes haar naam... Maar Dolly keerde niet weer.
Nachts lagen we wakker. Dan meenden we haar
jgi te booren, de stem van onze Dolly, haar klage-
»chte stemmetje, te midden van het forsche,
IcïjlA geluid harer minnaars op de schutting.
W- teten natuurlijk niet, wat onze Dolly van ons
verTrttaa heeft, wat haar van ons heeft weggelokt,
gu: W verdenken er die valsche kater van vier hui-
jrt itfder, die met die gerafelde ooren en dat vale
Tf; in alle kleuren van den regenboog, ernstig van.
ïisflren kunnen zoo verblind zijn.
A dan, toen Dolly was heengegaan om een valschen
jite: te volgen, was het zoo stil aan onzen haard. We
riten iets. En daarom, toen het voorjaar werd, be
goten wij nieuwe dieren te nemen. Dat kwam zoo. De
jpjeterscn's naast ons hadden kippen, mooie witte
jippen. En je kon niet bij ze komen, of ze zaten
Bidden in den winter, als de eieren peperduur zijn,
heerlijke eitjes te smullen. Als het geen omeletjes
varen, dan waren het spiegeleitjes of halfzachte eit-
Jei of eiergebakjes. Alles van hun eigen kippen. Die
gieren natuurlijk.
Ik sprak er met de vrouw over. Ze voelde er veel
ioor. Want dat is nu maar onzin, een poes mag aar
dig wezen, maar feitelijk is het toch een onnutte
ichrokop. Heeft U soms ooit van een kat gehoord, die
eieren legde? Nou dan. We spraken er met den sehille-
boer over. Die ons beloofde voor een zacht prijsje
twaalf van zijn beste legkippen over te doen.
De dagen, die nu volgden waren heerlijk. We ver
heugden ons in de warme, kersversche eitjes zoo uit
ons hoenderpark, we rekenden uit, hoeveel we elk
'jaar daardoor zouden kunnen sparen en wat we voor
dat overgespaarde geld allemaal zouden kunnen koo-
pen. De kwestie van een hok was gauw opgelost. We
hadden nog een hondenhok. Voor de opening spanden
we echt kippengaas en klaar was kees! In het hok
ïetten we het mandje van Dolly, met een lekker zacht
kussentje erin. Daarop zouden de kippen natuurlijk
al hun eieren leggen.
Ik wil met een gepast stilzwijgen de reeks van droeve
slagen van het noodlot voorbijgaan, welke ons in de
volgende dagen trof. Om kort te gaan, van de twaalf
witte kippen, de beste leggers van den schllleboer,
gingen er na elkander elf dood. Zonder ook maar een
ei te hebben gelegd. Toen de eerste kip overleed, gaven
we haar aan den schilleboer. Het was een dik, vet
dier, veel vetter dan toen we haar kregen. De man
v/as blij en den volgenden dag vertelde hij ons, dat
hij het kippenlijk gekookt had en dat ze er heerlijk
aan gesmuld hadden. Op de dagen die toen volgden
informeerde hij eiken dag met verdacht groote be
langstelling, en met een begeerige, hongerige blik In
zijn oogen, hoe de kippen het.maakten. Toen er elf
kippen overleden waren, zagen de schilleboer en zijn
gezin er dik en rond en welvarend uit
Wij stonden echter in droef gepeins voor het kippen-
•hok en keken naar onze eenigste. Deze kip was onze
laatste hoop. Ze vrat zich vet en rond aan het fok-
voer en allerhande lekkers, maar eieren leggen, ho
maar! Ze meende zeker dat wij een liefdadigheids
instelling waren. Nu zal men zich afvragen, waarom
wij geen raad aan onze buren, de Pietersen's vroegen.
Maar daar hadden we juist ruzie mee, wegens een gat
in den heg, dat die lamme Pietersen maar niet wilde
laten maken.
Toen kreeg ik een idee. Onze kip moest wat bewe
ging hebben, wat rond kunnen loopen, in den tuin.
Dat was natuurijk het geheim. Ons hok was te klein!
We moesten haar uit laten. Natuurlijk, zei mijn vrouw,
dat is het Als wij in zoo'n klein hokje gevangen wer
den gehouden, zouden we ook geen eieren leggen. Dus
zette ik het hok open. De kip keek me vadsig aan.
Doch verroerde geen poot. Maar toen ik achter de
gordijnen van de slaapkamer stond en naar bulten
keek, zag ik een poosje later de witte kip parmantig
door den tuin wandelen, ons met veel zorgen ge
kweekte bloemenbed omkrabben en denkbeeldige
wormpjes oppikken. Maar de tranen schoten ons in de
oogen, toen we haar weer even later onder een struik
bij de heg in een kuiltje zagen gaan zitten. We dach
ten dat ze ging zitten sterven. Schoorvoeten*! gingen
we erheen. De kip vloog weg... en op de plek lag...
een prachtig groot wit warm ei!
Hoe hadden we onze brave kip miskend! Inplaats
van te sterven, had ze ons voor haar vrijheid beloond
met een ei! We rekenden uit, hoeveel eieren we nu wel
zouden krijgen, als de kip eiken dag, behalve op Zon
en feestdagen, een ei legde. Het was heerlijk! Den vol
genden dag lag er weer een ei! Twee dagen daarna...
legde zij er twee! Onze brave, trouwe kip wilde haar
schade inhalen blijkbaar. Het is waar, we gaven haar
ook krachtvoer. Maar toch was het een mooi resul
taat, toen onze kip den volgenden dag erg haar best
deed, en wij nietvminder dan vier eieren in het kuiltje
onder de 'struik vonden!
Dit was schitterend. We besloten er ln het pluim
veeblad een ingezonden stuk ovar te schrijven, om de
boeren eens te laten zien, wat kippen houden eigen
lijk wel is. We zouden alleen nog even den volgenden
dag afwachten. Tegen den avond, toen het duister
begon te worden, slopen we als gewoonlijk naar den
struik bij den haagf Er lagen zes eieren!
We stonden met gevouwen handen het wonder aan
te kijken en dachten ontroerd aan onze edele kip. die
zoo haar best deed, haar schade in te halen, toen er
een woedende stem vlak boven onze hoofden klonk en
het roode hoofd van buurman Pietersen boven
haag verscheen. En hij beet ons woedend toe: ..Zon.
nou snap ik jullie, hé? Fijne lui zijn jelui, om niks te
zeggen, en stiekum mijn ieren op te schransen! Fijne
lui, dat moet ik zeggen! En nou wil je me zeker wel
eens vertellen, wanneer je potverdrle-ver-hier-en-gunter
dat gat in die heg zal laten maken, hè?!!!"
Tusschen den zuinige en den vrek ligt een geheel*
wereld.
o
Men leert door lesgeven.
o
Wacht even; groot voordeel komt vaak uit een kort
uitstel.
o
Hebbe onze ziel iemand, dien zij vereert en terwille
van wien zij haar binnenste bewaart.
o V
Geen overwinning zonder inspanning.
o
Het geld beheerscht of dient den bezitter.
o
Geniet eiken dag en reken niet op den volgenden.
IS HET U BEKEND:
dat Turksch rood een mooie duurzame kleur is. die
uit meekrap vervaardigd wordt?
dat de troikn een driespan is, dat in Rusland als
rijtuig gebruikt wordt?
dat de vikings oude Scandinavische zeeroovers wa
ren, die in een baai (Vik) op den loer lagen om
kooplieden uit te plunderen?
dat villa de oude Romeinsche naam was voor een
landhuis of buitenverblijf?
dat de wereldboom een heilige boom was. die .in den
godsdienst der Arische volkeren een belangrijke rol
speelde?
dat deze boom in de onderwereld wortelde, terwijl de
kruin tot den hemel reikte?
Hoer (woedend, tot jongetje): ..Au, aap van een
jongen. Die lamme hond van je bijt me in mijn hiel:"
Jongetje: ,,Nou, wat wou U dan? Zoo'n klein beeat
kan U toch zeker niet in Uw hals bijten?"
Getuige, hoe ver waart gij van de plaats van do
misdaad verwijderd, toen de beklaagde het eerste
schot loste?"
Ongeveer 2 M.
En bij het tweede schot?
O. toen al minstens 200 M-!
Nee, ik heb Harold afgewezen. Hij kan ook niet
tennissen of dansen of ook maar een auto besturen.
O. maar weet je wel, dat hij prachtig kan zwem
men?
Jawel, maar ik wil geen man hebben, die je in
een aquarium moet houden.
Schrijver: „Gelooft U. dat de hoofdrolspeelster goed
natuurgetrouw is in die sterfscène?"
Regisseur: „Goed? Ze is uitstekend! Gisteren was de
verzekeringsagent in de zaal. die haar leven verzekerd
heeft voor f 10-000.cn tijdens die sterfscène vlei de
man van schrik flauw."
Hij: „Heb je vannacht dat verschikkelijke onweer
gehoord?"
Zij: „Neen. maar waarom heb je mij dan niet wak
ker gemaakt? Je weet. dat ik niet kan slapen, als het
onweert!"
Zij: „Er staat in de krant, dat de oorzaak van vroeg
tijdige kaalhoofdigheid bij mannen gelegen is in dd
hoeden!"
Hij: ..Ja. voorjaarshoeden voor de vrouwen!"
LV.
tinteloog gaat op zoek naar
een hits.
Betsie Blauwkeol begon evenals de meeste an
dere van Tinteloog's gevederde vrienden er over
te denken, om naar het Zuiden te vertrekken.
ant de wilde eenden, die boven haar hoofd vlo
gen, vertelden haar, dat het een koude winter zou
worden en gaven haar den raad, om zonder uit
stel te vertrekken.
Tinteloog hoorde de waarschuwing ook en rus
teloos begon hij te zoeken naar een geriefelijk hol,
waarin hij den winter zou kunnen doorbrengen.
ant Tinteloog ging zijn winterslaap doen. Zoo
dra de eerste sneeuw viel, zou hij zich opbergen,
'ln oen of ander hol. De doode bladeren zou hij
jichter zich opproppen en hij zou zich in elkaar
jollen voor een slaapje, dat tot het voorjaar zou
«uren.
hl kon morgen stond hij op bij het krieken van
060 dag. om opnieuw te gaan zoeken. En eiken
«jtond hield hij daarmee eerst op, als het zoo pik-
r»nker was, dat hij onmogelijk nog iets kon zien.
aar al zocht hij ook nog zoo hard, Tinteloog
i*t niet na om ondertusschen al het goede, dat hij
eg£n^"am' °P te eten. Neen hoor, Tinteloog was
l1". beertje niet naar, om het eten te staken, en-
e en alleen, omdat hij op zoek was naar een
huis. Heelemaal niet. Integendeel, hij at juist veel
meer! 't Is waar, hij gebruikte maar één maaltijd
per dag, maar die duurde dan ook vanaf het
oogenhlik, dat hij wakker werd. tot aan het oogen-
blik, dat hij in de kilte van den herfstnacht in
slaap viel.
Een gevolg van het vele eten was natuurlijk, dat
hij zoo vet werd als een kluit boter. Een ander
gevolg was, dat zijn vacht zoo dik en warm en
glanzig werd. als de lekkerste slaapzak, die ooit
uitgevonden is.
Maar hoe hij zocht, Tinteloog kon de geschikte
plek maar niet vinden. Natuurlijk was de eerste
plek, die hij opzocht, het hol, waar hij geboren
was. Maar daar was zijn moeder met de broertjes
die dit jaar geboren waren en zij had hem heel
duidelijk aan zijn verstand gebracht, dat er voor
hem bij haar geen plaats meer was.
Toen dacht hij aan de pijnboomen op de hel
ling van den berg Olaf aan de zijde van de Dal
hoeve. En op een killen Octobennorgen, toen de
fijne motregen hem er aan herinnerde, dat hier
in de noordelijke streek waar hij woonde, de
winter niet ver meer af was, besloot hij deze bos-
schen eens te gaan onderzoeken.
De gedroogde dennenaalden lagen als een flu-
weelen kleed over den boschgrond en overal hing
de geur van nat dennehout. Tusschen de diepe
schaduwen door, zag hij ontelbare paddestoelen
voor zijn voeten groeien. Aan elk ervan snuffelde
hij eens, maar hij at alleen die op. waarvan hij
wist, dat ze niet vergiftig waren. Want zijn moe
der had hem, toen hij nog klein was, geleerd, dat
er verschil is tusschen paddestoelen.
De grond vertoonde hier een helling, die ein
digde in een rotsig heuveltje. Hier en daar lagen
rotsblokken en een gevallen boomstam. Maar ner
gens kon Tinteloog een hol vinden. En bovendien
rook hij overal de voetstappen van een lynx en
hij kon toch zijn winterslaap niet gaan doen op
een plek, waar de oude heer Lynx hem kon vin
den. Neen hoor, de pijnboomen waren ook al niet
geschikt. Maar waar moest hij dan zoeken?
Terwijl hij door een boschje afdaalde naar een
klein meertje kwam Tinteloog ineens tot z"n ooren
te land in een groep boschbessenstruiken. Er wa
ren nu wel geen bessen meer, maar vroeger was
hij hier dikwijls geweest, al had hij nooit de be
doeling gehad er een ho! te zoeken. Ook nu ging
hij er langs en door de struiken rondom het meer
en weer terug, den blibberigen heuvel op, zonder
verder te denken.
Hij kwam bij een oude, verlaten hut met een in
gevallen dak en een deur, die aan èèn scharnier
hing. Het was eeRS een kamp geweest van man
nen. die boomsuiker verzamelden, maar dit wist
Tinteloog niet. Had hij dit wel geweten, dan zou
den zijn plompe voeten zich wel gehaast hebben,
want die nieuwe geur was de geur van ahorn
suiker. (Ahorn is de naam van een Xoord-Ameri-
kaansche boom, waaruit suiker wordt gewonnen),
en als er in de wereld één ding is. dat beren nog
heerlijker vinden dan honing, dan is het ahorn
suiker!
Toen Tinteloog de hut naderde, kwam het niet.
in hem op dat er gevaar kon dreigen. Maar als hij
niet te slaperig was geweest om er over na te
denken, dan had hij kunnen bedenken, dat zoo'n
heerlijkheid als ahornsuiker nooit zoomaar kon
blijven liggen. Zeker niet, als de bijen erbij konden
komen. En dan. waarom had zijn moeder nooit
een kansje gewaagd, om zooiets verlokkends in te
pikken?
LVL
IN HET SUIKERKAMP.
Tinteloog snuffelde en snuffelde.
Uit de ineengezakte hut op de berghelling kwam
de meest wondervolle geur! Hij watertandde er
van! Maar zijn aangeboren scherpzinnigheid
noopte hem eerst eens goed rond te snuffelen,
vóór hij zich verder waagde. Overal zag hij af
drukken van schoenen met groote spijkers. De
lucht van menschen was echter al lang verdwe
nen.
Het verschrikkelijke onweer dat in de maand
Juli had gewoed, was ongetwijfeld de schuld van
het feit, dat het gedeelte waar de deur was, zoo n
verkoolden vervallen indruk maakte. Er was
niets, dat hem belette rechtstreeks naar binnen te
stappen, wat hij dan ook deed.
In de hut vond hij een aantal ijzeren ketels en
in elk daarvan snuffelde Tinteloog vol belang
stelling. Maar ze waren schoon en leeg.
Waar kwam dan toch die zoete lucht vandaan?.
Ha! Ginder in een hoek lag oen omgevallen hou
ten vat. „Daar moet het zijn,' zei Tinteltjes bewe
gelijke neus hem. ln dat vat moest het heerlijke
spul zijn dat hem zoo deed watertanden.
Regen en wind waren geruimen tijd door dien
kant van de hut naar binnen gedrongen en had
don den inhoud voortdurend zoo nat gemaakt, dat
hij nu stroperig door de spleten lekte. Tinteloog
stak zijn tong uit en likte eens aan de kanten.
Toen zette hij zich vroolijk aan het werk om met
zijn scherpe klauwen een opening in het ding te
scheuren.
Met een krak vloog de helft van het ding eraf
en kwam recht in zijn gezicht terecht. Hij stoor
de er zich niet aan, maar brak een ander ding af
en toen een derde. Hot vaatje was niet vol ge
weest en het gedeelte, waarin hij een opening had
gemaakt, was het leege gedeelte.
Maar daar wist Tinteloog wel raad op! Hij stak
er eenvoudig zijn kop in en likte, likte, likte aan
den suikerhoek dat het een aard had. Hij kon er
juist met het roode puntje van zijn gulzige tong
bijkomen. Maar met zijn klauwen kon hij niets
bereiken. En nu. in zijn pogen om meer te krij
gen. begon hij al maar te draaien en te wringen.
Door hard duwen kwam hij ten slotte met zijn
kop heelemaal in het vat terecht.
Toen voelde hij zich gelukkig! Jongens, wat ge
noot dat beertje het volgende halfuurtje! Door zijn
nek steeds verder door de nauwe opening te du
wen, kon hij den heerlijken inhoud precies met
zijn tanden bewerken. Zijn kaken dropen van de
suiker en hij genoot, neen maar! Dat het feest
zou duren, tot het laatste kruimeltje was verdwe
nen, stond voor hem als een paal boven water.
Zoo was Tinteloog!
Langzamerhand kon hij zijn kop echter er niet
verder in krijgen. Hoe hij ook rekte, hij kon niets
meer bereiken.
Toen kwam het oogenhlik. dat hij moest probee-
ren zich weer uit het vat te wringen. Maar hoe
hij rukte en sloeg, het lukte niet en hij voelde een
steeds groeiende angst over zich komen. Hij ruk
te en trok met zijn achterpooten, totdat alles in
de hut om hem heenvloog! Ten slotte lukte het
hem zijn kop los te werken. Dit gebeurde echter
zóó potseling, dat hij hard op den grond neerviel
en terwijl hij over den grond schoof, kwam plot
seling de reusachtige ijzeren ketel over hem heen
gevallen. Eu het spreekt vanzelf dat waar hij niet
in staat was te zien, wat het was, wat hein go-
vangen hield, hij nog woester om zich heen begon
te slaan.
Slot volgt.