11(11111 Billis- ilmiutit- Lnilinllil GEESTELIJK LEVEN. Zaterdag 14 November 1931. 74ste Jaargang No. 8969 Uitgevers: N.V. ?.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. Groepsegoïsme. KINDERPORTRETTEN FAMILIEGROEPEN BUSTEN enz. fotografische Ateliers Arpad Moldovan AAR ERFDEEL SCHACEB COURANT. verschijnt viermaal per week: Dinsdag. Woensdag, Donder n Zaterdag Bij inzending tot s morgens 8 uur, worden Adver- D oog zooveel mogelijk in het eerstuitkomcnd nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No 20. Prijs per 3 maanden (1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIüN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. Inbegrepen) Grootere letters worden nnar plaatsruimte berekend. nummer bestaat uit zes bladen dingen hebben kort geleden mijn aandacht n. in de Schager Courant een verslag van een L'ng van boeren, waarin heftig en terecht geklaagd en gejammerd over den ellendigen waarin het landbouw- en veebedrijf zich ivindt. En gelijk meestal pleegt te ge-beu- ;in die bijeenkomst werd aangedrongen op r*p. Ja zelfs gingen sommigen zóó ver, dat Speeld werd op een lang niet denkbeeldigen wanneer de regeering niet ingreep. «ede was een bericht uit Koedijk. Daar heb beren een prachtig voorbeeld" gegeven, door poging te doen om het bedrijf staande en boven water te houden. Wel zullen de Koe- - heeft het Kamerlid Duijs er niet zich voor in? ook gaarne regeeringssteun ontvan- zij hebben tegelijkertijd getoond niet te ihten of vadertje-Staat hulp wil bieden, ddellijk zelf zich geplaatst voor de vraag: n wij doen? Ik breng den Koedijkers daar in welgemeende hulde. Dat is praktische so- bierboven het woord „groepsegoïsme", jopzet heb ik dit woord gekozen Of juister ge- iéit woord heeft zich aan mij opgedrongen. En weerstand kunnen bieden aan de ver- daar iets over te serhijven. Tvind het volkomen begrijpelijk, dat men- 1 in nood verkeeren, trachten zich te red- -ien naar hulp en ik vind het iets heel zooals de boeren en bouwers in Koedijk _en nood elkaar pogen te helpen. En toch [verkeerde zijde aan. En deze is dat er bij tend gelet wordt op de belangen van een lj groep en dat men niet het oog vestigt ^schappij in haar geheel. niet alleen voor boeren en bouwers. Wij Ji» hetzelfde overal, waar menschen van één één ambacht zich vereenigen om hunne [te behartigen, i zich toch eens duidelijk bewust worden Verschijnsel, dat overal is op te merken: er [tich altijd groepen. Ambtenaren vereenigen bnstanders vereenigen zich, vakgenooten zich, enz. Waarom? j levenspositie te verbeteren. Zij willen zich Zoo goed mogelijk! En zij verheugen er I wanneer zij succes hebben. Zij zijn tevre- ;hun gelukt om allen, die tot hun groep be- ?n goed bestaan te verzekeren. Zij behalen JDgen en juichen. De salarissen stijgen, de rden verbeterd, het bedrijf wordt winstge- [Hoerah, hoerah! i>ner mij den tijd van geweldige winsten, door landbouw en veeteelt. Een boer uit Wieringerwaard zeide toen tegen bij: „het geld wordt ons door deuren en vensters in huis gegooid!' Ah! dat was een prachtige tijd. Maar waren er toen geen duizenden, die niet wisten hoe ze door de duurte der levensmiddelen moesten rondkomen? Ik herinner me eveneens den tijd van geweldige loonsverhooging en ieder, die er van profiteerde, voelde zich gelukkig. Alle vakvereenjgingen span den zich in om in hun groep de loonen op peil te houden. Wat er, buiten die vakvereenigingen om, bestond aan menschelijke misère, dat kwam er min der op aan. De vakmenschen waren solidair! Daar is een zekere band van saamhoorigheid, wel ke de vak- en ambtgenooten bijeen brengt en bijeen houdt. Terecht wordt gevoeld, dat men in vereeni- ging méér kan bereiken, dan wanneer men alleen staat en als enkeling zich moet handhaven. Maar het gevaar is zeer groot, dat daardoor het breed-menschelijk gevoel verengt, inschrompelt en inkrimpt. Het wordt dan zoo licht tot benepen egoïsme. Het is niet anders dan natuurlijk, dat in een maat schappij van bestaansonzekerheid, ieder tracht zijn bestaan te verzekeren. Dit is een uiting van den drang naar zelfhandhaving, welke in ieder levend wezen huist. En wanneer men daartoe zich in vak ken en bedrijven vereenigt, dan is ook dat begrijpe lijk. Mij dunkt evenwel, dat daarin zich tegelijkertijd een element'van persoonlijk egoïsme openbaart Men wil de groepsbelangen behartigen, omdat men zelf tot die groep behoort. Het persoonlijk egoïsme wordt tot groepsegoïsme. En wij zien hoe in de maatschappij van thans een felle strijd gevoerd wordt speciaal voor de groeps belangen. Juist pas las ik een verslag van een vergadering van overheidspersoneel, waar hartige woorden aan het adres der regeering zijn geuit! En protesten zijn geuit tegen salariskorting. Op deze wijze wordt de maatschappij steeds meer verscheurd, verdeeld in door egoïsme gedreven groepen. De boeren willen het goed hebben, de arbeiders willen het goed hebben, de ambtenaren, de onderwij zers, de dominé's, de winkeliers, de patroons, de fa brikanten en zoo maar voort en allen vechten op hunne wijze om dit doel te bereiken. En de waarachtige menschelijke solidariteit het besef dat allen één zijn lijdt daardoor onbereken bare schade! Ik had 't is nog maar een paar weken geleden een gesprek met een bankdirecteur. Het is teeke nend voor de mentaliteit, de geestesgesteldheid, die m.i. veel algemeener is, dan menigeen vermoedt. Wij spraken samen over den crisistoestand, waarin zich thans de maatschappij bevindt. Ik drukte me vrij heftig uit en gaf onomwonden blijk van mijn mee ning, dat deze kapitalistische wereld geen zedelijk bestaansrecht heeft, dat zij krachtens haar wezen den mensch hoe langer hoe meer ontmenscht, omdat zij hem drijft tot verloochening van de mooiste en zuiverste gevoelens van recht en liefde. En toen zeide genoemde heer tot mij: „Maar mijnheer X., ik be grijp u niet. Hebt u dan te klagen? U hebt 't toch goed in 't leven, waarom is u niet tevreden? Waarom is u zoo opstandig?" Alsof dat de vraag zou mogen zijn!! Wat doet het er toe hoe ik het heb zoo luidde mijn antwoord. Wat doet het er toe of ik een goed bestaan heb. Maar om mij heen is ellende, om mij heen zie ik menschen stoffelijk en zedelijk ten gronde gaan, om mij heen zie ik onrecht, liefdeloosheid; zie ik hoe de menschen elkaar belagen; zie ik temidden van een wereld vol bange zorgen hoe milliarden worden weggesmeten voor militaire d.i. voor onnutte en ge vaarlijke doeleinden. En d&t wekt mijn verontwaar diging, dót prikkelt mij tot den strijd om de heer- schende levensopvatting te ondermijnen en een nieu we. een hoogere te wekken. Tot zoover het gesprek, dat ik voerde. Zoolang de menschen blijven staan op het stand punt van dien bankdirecteur, zal er geen verbetering komen. Zoolang alleen groepsegoïsme de menschen in be weging brengt, bestaat er geen kans dat de samen leving op hooger peil wordt gebracht. Wij hebben ons vóór alles menschen te gevoe len. En als menschen hebben wij te zoeken niet naar wat ons persoonlijk belang, niet naar wat ons groepsbelang is, maar naar wat aller belang is. Het persoonlijk èn het groepsbelang is uit den booze. Daarom moet het overwonnen worden. En het zal overwonnen word en. Ik weet dat dit een sterke uitspraak is. Toch 9chrijf ik haar neer met zeer stellige overtuiging. Bijna nuchter-zakelijk! Want ik geloof in de groeiende redelijkheid der menschheid. Daarom staat het voor mij vast dat mede gedwongen door de verderfelijke gevolgen der economische toestanden de menschen steeds meer zullen begrijpen, dat een wereld, waar ieder als en keling en als groepsdeel slechts zoekt naar eigen be lang, noodwendig voor duizenden niets anders kan brengen dan ellende en dat zulk een wereld voert tot een levenshouding, welke de eerste eischen van naastenliefde met voeten vertreedt. Indien wij den moed bezitten om eerlijk te zijn, kan het niet anders of wij moeten komen tot de er kenning dat het dwaas, onredelijk is, dat wij, men schen, die elkaar in alle opzichten noodig hebben, als eikaars vijanden leven; dat het ongerijmd is, dat, waar de productie der levensbehoeften groot is en tot bijna in 't oneindige kan worden vermeerderd, niettemin gebrek wordt geleden. Ik spreek van „menschen", niet van Nederlanders of Duitschers of Engelschen, enz. Want ook hier zou den wij weer kunnen gewagen van groepsegoïsme. Vooral nu. We zien immers, hoe de verschillende staten zich beijveren om door invoer- en uitvoertarie- ven toch zooveel mogelijk het eigen belang te be vorderen. Alsof niet ook de volken elkaar noodig hebben en wij feitelijk lang reeds leven in een toestand, waarin de nationale, d.i. de staatsgrenzen slechts een be lemmering vormen voor het goed functioneeren der wereldhuishouding. De tijd zal komen, waarop dit wordt ingezien. „Nood leert bidden", zegt het spreekwoord. „Nood in de bekende zuive re, soliede uitvoering» Specialiteit in Vergrootingen naar ieder portret - - - Bestellingen bestemd voor St. Nicolaas gelieve zoo vroegtijdig mogelijk te doen. Ook 's Zondags geopend: te Nieuwe Niedorp namiddags van 1 10 uur. NIEUWE NIEDORP. Filiaal N.-SCHARWOUDE. leert denken", zeg ik. En als men gaat denken, dóórdenken over het le ven zal men inzien dat het egoïsme het persoon lijk- en groepsegoïsme nooit voert tot geluk, dat het alleen rampen kan brengen over de wereld. En wij krijgen tegenwoordig wel een harde les. Of zij hard genoeg is? Wie zal het kunnen zeggen? Misschien heeft de crisis haar hoogtepunt nog niet bereikt, misschien moet de ellende nog grooter wor den. Wat nood? Als door dezen nood maar groeien gaat het besef dat 't zóó niet langer mag voortduren en dat wij als redelijke wezens hebben te zoeken naar nieu we levensverhoudingen, die niet meer de ontkenning zijn der algemeene menschelijke liefde, maar juist geboren uit het verlangen om die liefde te verwer kelijken. Het ligt buiten het bestek van wat ik met mijn ar tikelen beoog, om nader in te gaan op de vraag hoe ik mij die nieuwe levensverhoudingen denk, dat is dus: hoe ik mij een zuiverder maatschappelijke or ganisatie voorstel. Buitendien kan slechts de toe komst hierop een afdoend antwoord geven. En ik heb in die toekomst volkomen vertrouwen. Mijn doel is niet anders geweest bij hel schrijven van dit artikel dan te wijzen op de noodzakelijkheid van de overwinning van het egoïsme, óók van het groepsegoïsme. Want de groote vraag, welke ons bezig moet houden mag nooit zijn of wij persoonlijk of wij vak-, wij ambtgenooten het goed hebben. De groote vraag welke ons geen oogenhlik met rust mag laten, moet zijn of allen het goed hebben. En met dit goedhebben denk ik niet alleen aan stoffelijk, maar méér nog aan zedelijk welvaren. En deze groote vraag moet ééns opkomen in het hart van iederen mensch, in wien nog iets leeft voor den naaste en die deze liefde redelijk wil beléven. ASTOR. P.S. Aan J. S. te d. II. Dank voor uw uitvoert- gen brief. Het doet mij bijzonder veel genoegen dat u zoo groote belangstelling hebt voor de „Geestelijke Levens". Aan C. P. te B. Ik vond het een vriendelijke at tentie van u om mij die krant te zenden Ik hoop er spoedig op in te gaan. Want u hebt gelijk waar u die rede als monsterachtig karakteriseert. FEUILLETON W hel Engetech van Joseph Hockinn. 1 Nancy alsof ze een nieuwe wereld was bin- - Het was bulten nu donker geworden, maar 1 kier baadde overal ln een zee van licht Ieder Raatje in dit huis scheen wel verlicht en de beuren, die in al de kamers domineerden, droe- [Net weinig toe bij, om haar een gevoel van te geven. De slaapkamer waar Jessie bracht, maakte ookal dienzelfden indruk vroolijkheid op haar. De degelijke meubels •"«maal in blank eikenhout en de vele spiegels hct heldere, electrisehe licht Het behang- SordQnen waren van een vroolijk-gebloemd pa- H°^' dat hct hJer bevalt, zei Jessie impulsief. daar maar niet ongerust over! De vraag Jullie ral bevallen. *om zult bevallen? Kind. wat haal je in je Lt®* ls BU al verliefd op je! Als je hem niet pv*1 ik het wel direct gemerkt Dan zou zijn *>o hebben geglommen van hartelijkheid sT ®epn wo°rd tegen je gezegd hebben. Zoo Kn moeder zou haar „conversatiema- wowa vertoond. Ik heb op haar gelet toen je wT'i D minuut beeft ze je bekeken en toen J.V6'* 8«wonnen. Ze stoof op je af en gaf je «N. hoor, wij zullen het hier met elkaar reu- hebben. de etonsbel al, vervolgde het hartelijke pauze, toen ze het geluid van een tn Wc moeten zorgen, dat we niet te 4 "het eenige, waar vader vreeseljjk p re- Een paar minuten later waren ze in een hooge, ruime eetkamer, die ook al straalde en glansde van licht Daar heb je het span. zei mr. Elay, toen het twee tal binnenkwam. En dit is onze Ben. Zeker al wel van gehoord, hé? En pas maar op, de gemoedelijke Yorkshi re-man lachte plezierig, een eerste klas lady killer, die zoon van mij! Dat is niet aardig, vader, om me direct in een slecht daglicht te stellen. Maar het is Immers zoo! Enfin, het kon slimmer met je zijn. Daar is moeder ook. dan hoeven we niet langer te wachten. Ik veronderstel, dat die twee deern tjes vanavond naast elkaar moeten zitten, hé? Maar al leen vanavond, hoor! En nu vooruit maar, want ik be gin waarachtig wee in mijn maag te worden. En Elyah nam zijn plaats aan het hoofd van de tafel in. De heele omgeving was nieuw voor Nancy: de sfeer van royaliteit en weelde, die hier overal in huis hing, beklemde haar bijna. Ze voelde zich haast overstelpt door den rijkdom van elk ding hier. Het kostbare eiken ameublement, de groote eettafel met het kostbare, prach tige Chineesche porcelein erop, het hooge, zware buffet met het vele glanzende zilver, het mollige .karpet onder haar voeten, de zacht-gecapitonneerde stoelen; alles straalde weelde en degelijken welstand af. Het vormde zoo een scherpe tegenstelling met de vaalheid en de kaalheid van het huisraad op Trevanion Court, dat de rijke pracht haar bijna verblindde. Ze had zich nog nooit zoo sterk de tegenstelling gerealiseerd tusschen desten rijkdom van het industrieele Noorden van Engeland en de schrale, bijna zielige bekrompenheid, waarin haar va der had moeten leven. Toen Jessie Briggs beweerd had. dat Nancy een „reu- zen-prettigen" tijd zou hebben, had ze geen woord te veel gezegd. Nooit in haar leven had het meisje zooveel hartelijkheid ondervonden als tijdens haar verblijf op Woodroyd, de villa van Mr. Briggs. Het scheen we! of alle leden van het gezin wedijverden om het haar naar den zin te maken en zooals Jessie voorspeld had: voor ze het wist, was er al ruim een week voorbij. Ze maakten allerlei prettige uitstapjes in de omstre ken, maar Elyah Briggs vond toch, dat ze ook wat moest zien van het machtige industrieele leven in de beide graafschappen Yorkshire en Lancashire. Hij nam haar mee naar een paar fabrieken en legde haar uit wat de wolfabrlcage en de wolhandel voor de wereld beteekende Hij reed ook met haar naar Oldham in Lancashire. een van de leelijkste steden van Engeland, maar misschien wel de welvarendste. Hier woonde een van zijn vrienden, eigenaar van een groot aantal fabrieken. Vooral een daarvan maakte een overstelpende indruk op haar. Ze had er geen idee van hoeveel weefgetouwen er wel ln bedrijf, hoeveel vlijtige handen er wel aan 't werk waren. Ze ervoer, dat deze onvriendelijke, zwartberook- te stad van onschatbare beteekenis was voor de welvaart van Engeland en relaties onderhield met de verste uit hoeken der raade! Elayh Briggs liet niet na tegen het meisje de lof te zingen van de beide graafschappen en van den mach tigen polsslag van leven en bedrijf, die daar klopte. Op den terugrit naar Leeds, dien avond, was Nancy weinig spraakzaam. Ze was nu bijna drie weken de gast van Elayh Briggs en ofschoon Jessie met den meesten nadruk had beweerd, dat ze nog in geen maanden aan weggaan mocht denken, ze voelde, dat het haar plicht was aan dit verblijf spoedig een eind te maken. Maar waar moest ze naar toe? Wat kon ze beginnen? Ze dacht aan de belofte, die ze haar vader gedaan had op den dag van zijn dood. Hoe moest ze die vervullen? Hoe meer ze er over nadacht, hoe hopeloozer ze het ging vinden. Maar haar gesprek van vandaag met Elyah en de groote fabrikanten uit Oldham. hadden haar op een idee gebracht. Ze meende een weg te zien om haar eigen brood te verdienen en... misschien... Ze was verloren in haar gedachten, terwijl de groote auto heuvel op, heuvel af ging en toen ze eindelijk Woodroyd bereikten, voelde ze zich als iemand, die uit een diepen droom wakker schrikt Wil je niet wat voor ons zingen, Nancy? vroeg mr. Briggs, toen ze na het diner ln de ruime, gezellige salc- bij elkaar zaten. Zoudt u erg boos zijn ais ik het niet deed. i Briggs? vroeg ze Ik zou liever wat met u prater. We doen, waar je zin in hebt. hoor kind. antwo de de gemoedelijke Yorkshlre-man. Maar wéar wou je over praten? Over een manier om mijn brood te verdienen, over mijn toekomst. Ik moet zien. dat ik aan het werk kom en liefst zoo gauw mogelijk. HOOFDSTUK VL Nancy is hoopvol gestemd. Neen. neen. herhaalde Elyah Briggs. we zijn niet van plan om naar je te luisteren. Je bent ternauwer nood hier, je moet minstens een maand blijven voor je aan weggaan mag beginnen te denken; nietwaar moe der? Natuurlijk, beaamde mrs. Briggs hartelijk. Wij zijn van je gaan houden en we zouden je niet graag laten gaan. Bovendien zijn we Je nog heel wat schuldig omdat Je zoo lief bent geweest voor onze Jessie, toen die voor 't eerst op St Andrews kwam. Zo was toen nog maar een kleine peuter, die niemand daar kende, terwijl jij al tot de groote meisjes behoorde. Ja. daar heeft Jessie ons alles van verteld. Ze voelde zich zoo eenzaam als een pelikaan in de wildernis, maar je bent lief en hartelijk voor haar geweest Bovendien willen we je graag voor ons plezier hier houden. Ze verveelt ons nog lang niet Elyah? Vervelen! riep de Yorkshire-man uit Om je de waarheid te zeggen, heb ik nog nooit iemand zóó graag in mijn huis gehad en ik zeg je nog eena: je mag er niet aan denken van ons weg te gaan. BenBrlgg's, die al dien tyd bij don schoorsteen 'n ci- garet stond te rooken. zei geen woord, maar luisterde aandachtig naar wat er gezegd werd. Het was blijkbaar dat Ben meer dan gewoon belang stelde In dit gesprek. Wat Jessie betreft, ze ging zonder te spreken bij Nancy staan, terwijl haar oogen zich met tranen vulden. Het is heel erg lief van u, bracht Nancy met moeite uit. en ik zal uw goedheid nooit vergeten. Maar ik oet ook aan de toekomst denken, mrs. Briggs. - Daar hebben we voorloopig den tijd mee. zei de arkshlre-man, met een zweempje van ongeduld in zijn otem.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1931 | | pagina 1