T VOORBEELDIGE
CHTPAAR.
WETENSWAARDIGHEDEN.
WARE WOORDEN.
De benzineuse.
Planten in
Kamer en Tuin.
Roetje en Dribbeltje in het onderaardsch Paleis.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 21 November 1931. No. 8973.
Z ATERT) AG A VO N DSCHETS
i waar gebeurde geschiedenis door SIROLF.
(Nadruk verboden).
[eslon
oot
ge'a
lat
(jogedëlgeachte jubilarissen!
deze zeer indrukwekkende woorden hield de voor-
llvvr' r van het feestcomité uit het straatje even op en
den kring rond, om van den indruk die zijn def-
woorden maakten, te genieten. Het was stampvol
heldere boter-, melk- en kaaswinkeltje van het
ïboo'4 Watermans. dat heden zijn zilveren huwelijks
oor I herdacht. Al de geburen, waarvan sommigen met
ipruiten, alsmede het feestcomité met zijn defti-
leslo loorzltter, waren in het winkeltje samen gekomen,
W et echtpaar te huldigen en een feestgeschenk aan
iden, waarna men door het jubilearende echtpaar
lid zou worden. De bonkige juffrauw Waterman?,
0 ani breed en zeer zwaar, zat naast haar schlchtlgen,
tleine echtgenoot op een trijpen canapétje, dat daar-
ipeciaal uit het donkere achterkamertje in den
gezet was. Om haar lippen speelde een zuurzoet
terwijl haar oogen niettemin spiedend door den
dwaalden en nauwlettend de bakken met eieren
menu
last
tment
ren. i
rondi
hum i blikken met biscuits bewaakten,
idiogfl Bgedelgeachte jubilarissen, waarde buurtgenoten!"
jdt voorzitter voort, terwijl hy met een roode zak-
cjn voorhoofd bette, hoewel het heelemaal niet
t*aa, terwijl hij met de andere hand zijn hoogen
waaide, „wij zijn heden hier bij elkaar vergaderd,
*k wjj de laatste eer, hm. om rede, asdat wij het
echtpaar Watermans een bewijs hebbe wille
afwu
eiddru
id r
vel
ieber»
nota
t bei
tbowi
ooi*
i tr»
behl' tvan onze sampatie enne ons medegevoel in deze
,93 zij de dag herdenke, dat zy 25 jaar gelede in de
tfjjkMohult stapte... En wat voor een schuit?" Hier
l dt spreker even den kring rond. Uit de achterste
bromde een stem: ..een melkschuit!" Maar de spre-
zette onverstoord zijn redevoering voort: „Hoog-
eète buurtgenooten! Wanneer asse wij hier ge-
br.r.eï'dan is dat omdatte wij getuige 'wille weze
huwelijksgeluk, dat altijd in den winke! van
het gebloeid. Wij kenne de hoogedele fami-
flbnans as een voorbeeld stelle an de heele buurt
om u hene!" Hier keek de heele kring plot-
op commando rond. „Ik seg, kijke juillie eens
hene! Aanschouw die rijke glimmende kopere
t aolfekk,. die e met flesse, enne, die boter, enne
■■e! Wij wete allemaal wel, d&tte de Waterman-
Tijkste hier uit het heele straatje benne. Welnu,
Tug ik u. edelaohtbard buurtgcnooten, waardoor
Watermanne tot zulk een welspoed gekome?"
iut de kraan, tsingelebom, maar ope staan...",
reunil# r,: <fn bromstem in de achterste rij weer.
:o«zitter keek bestraffend. Juffrouw Watermans
"onken en trok een beleedigd gezicht Maar da-
tevatte de voorzitter zijn speech, waarop het
van de Watermansche juffrouw weer in de
in zoete welwillendheid kwam.
htte de Watermanne altijd gedacht hebbe, twee-
maakt macht! Ze hebbe elkaar steeds lief gehad,
Pas eergistere getrouwd ware!" Hier wreef juf-
^atermans met haar zakdoek over haar oogen.
ihtvrlend schoof onrustig op zijn zitplaats heen
dze«W s
•olie ;»1
.toord, P
it nu
?zer
ders
nd",
:-po(lea
)ijna O
z, dui
ïgriibj
„Ik kan wel segge, dat hier voor ons staat, het ge
lukkigste echtpaar uit de heele buurt Hand aan hand
benne zij steeds door het leven gegaan. Nooit geen on-
vertoge woord is er ooit gehoord. De vredesduif het hier
ze nest opgeslagen. Wat zeg ik. de Watermanne zyone
2 vredeaduive, enne met eerlijke arbeid hebbe zij hun
rijkdom verwurreve. Toen ze hier In ons straatje kwame
wone, hadde ze geen rooie spie en nou, nou zou ik wel
derekt met ze over wille steke! Omrede asdat dit hu
welijk zoo gelukkig was en er nooit geen hard woord is
gevalle, daardoor hebbe sij het zoo ver in de wereld ge
schopt, wij, vereerde buurtgenoten, wij hebbe daarom een
toepasselijk kadoo uitgezocht!"
De voorzitter pakte een in krantenpapier gewikkeld
voorwerp van den grond, wikkelde de kranten eraf en
sprak:
„Hoogedelgeachte jubilarissen! Wij hebben hier een
porseliene beeld. Zooas U ziet, stelt het voor, twee tor-
teldulve! U begrijpt wel, hoezoowat wij daarmee wille
segge. Het is de familie Watermans, ik bedoel, zoo zijn,
hm, nee, hm, ze zijne het natuurlijk niet, maar ze benne
het toch. omrede ik wil maar segge, de Watermans ben
ne as twee tortelduivies. En daarom, lang leve de Tor
telmans, ik bedoel de Waterduivies, ach, nou ja, juillie
begrijpe me wel, hiep, hiep, hoera!"
Het winkeltje dreunde van het vreugde-geroep. Juf
frouw Watermans dankte met een verteederd gezicht
voor het „lieve kedootje". Het gesprek werd nu algemeen
En Sn een minimum van tijd gonsde het in het winkeltje
van drukke roezemoezige, stemmen. De voorzitter van het
feestcomité stond met een verwaand gezicht met zijn
buurman te praten. Zijn gezwollen toon was verdwenen
en hij merkte zoo terloops op: „Ik zou wel us wat luste,
ik wor zoo flauw in mijn mond. Waar zijn de torteldui
vies
Ja, waar zijn de Watermanne, was opeens de algemee-
ne vraag. Want de geburen vonden, dat ze nu onthaald
moesten worden. Ze hadden immers een cadeau gegeven?
Maar de Watermans waren niet meer in het winkeltje.
„Ik zal eens gaan kijken, waar ze uithangen!" zei de
voorzitter en hij liep het donkere gangetje in, naar de
keuken. De keukendeur was dicht Hij draaide den knop
om en keek naar binnen. Daar was het voorbeeldige
echtpaar. Juffrouw Watermans had juist haar echt
vriend in zijn nekvel gepakt en terwijl ze hem als een
jonge hond heen en weer schudde, bulderde ze hem toe.
*oo hard, dat de menschen in het winkeltje het duidéiyk!
konden hooren:
„Ik zal je Ieere, dronkelap, om stiekum van de jenever
te lurreke. Vrouwenbeul, melkvervalsoher, dief-van-je-
huisgezin, vijfentwintig jaar lang terg je me. As het niet
was om die kostelijke taartjes, die de armoedzaaiers uit
het straatje dalyk kome opbikke, liet ik me vandaag
nog van je scheie, slang van een serpent!"
Het kenmerk der Waarheid is Eenvoud.
o
Het kwaad woekert voort door zwakte.
o
Toornt iemand tegen u, ga hem dan met weldaden
te lijf.
o
Voor de ziel is het oog een betere toegangspoort
dan het oor.
o
De mensch, die er niet voor zorgt zijn brein met
telkens nieuwe en fris9che gedachten te vullen, vervalt
weldra in geestelijke bloedarmoede.
Is het U bekend:
d a t de Amerikanen per jaar 500 millioen gulden uit
geven voor het maken van amateurkiekjes?
d a t de Meturdam in de Cauveryrivier in Britscb-
Indië waarschijnlijk het grootste stuk metselwerk ter
wereld Is?
dat Minneapolis, Omaha en Vancouver vroeger respec
tievelijk genoemd werden: Fort Snelling, Fort Dodge,
en Fort Moody?
(Een dame, die bezigheden verrichtte met
benzine in de nabijheid van c n brandend
gascomfoor, raakte plotseling in brand. In
vlammen gehuld enz. enz
Ondoordachte benzineuses.
Jullie staan maar in de krant.
Half geschroeid of vol met blaren.
Of bedreigd door keukenbrand.
En nog altijd ga je verder.
Staak tooh die benzine-kuur,
't Onheil zal ook jullie vinden.
Speel toch liever niet met vuur!
Roekelooze benzineuses.
Dit is een gevaarlijk spel.
Dien Je zóó met je benzine
Werkelijk de schoonheid wel?
Als je met geschroeide haren,
Na een bangen doodenrit.
Voor het restje van Je leven
Permanent geschoren at?!
Licht ontvlamb're benzineuses,
Vóór je denkt is 't al gebeurd,
En het helpt niet of je 't later
Met een huivering betreurt
Als Je'zuchtend in den spiege!
J« geschonden huid beziet,
Of je klaagt tot Je vriendinnen:
„Nee. dat wist ik werk'lyk niet!"
Zeer charmante benzineuses.
Luister nu naar goeden raad.
De benzine is als de liefde,
Een gevaarlijk praeparaat!
d'Ondervinding toch van beide
Bracht dit duidelijk verband:
Beide dienen ze de schoonheid.
Beide stichten ze vaak brand!
O, benzine is gevaarlijk
In handen van een vrouw,
Want scheikundig neemt ze 't waarlijk
Met het leven niet zoo nauw.
Vraag dat maar eens aan de auto,
Die van haar benzine leeft
Of z'ook vaak niet als chauffeuse
Tusschen lucht en aarde zweeft!!
November 1931.
(Nadruk verboden).
Vragen en Mededeelingen. deze rubriek betreffende,
in te zenden aan den heer K. VAN KEULEN,
Lootsstraat 24 Ile etage. Amsterdam (West).
CLIVIA.
S. G.S. te Hoogwoud schrijft mij het volgende:
„Hierbij in zend ik u een blad van mijn clivia, welke
zieke plekken heeft; er zijn in den loop van den zomer
nogal een pear afgevallen. Eerst zyn ze zoo en later
worden die plekken bruin. De bladeren, die er nu nog
aan zijn, zijn nu nog gaaf en er komen Jonge bladeren
ook bij. Wilt u hierover mij eens Inlichtingen geven
(wat er aan te doen is en waar het van komt) In da
rubriek van de Schager Courant.
Antwoord: Ik heb uw brief en het blad doorgezonden
aan den Plantenziektenkundigen Dienst te Wagenlngen.
vanwaar men mij een doorslag stuurde van den brief
aan u. Omdat er menige nuttige wenk in staat, laat
ik hem bier volgen:
„De medewerker voor de rubriek „Planten in Kamer
en Tuin" van de Schager Courant zond ons uw vraag ter
beantwoording toe.
Hoewel wij de oorzaak van de bladvlekken van uw
clivia niet met absolute zekerheid kunnen vaststellen,
kunnen wij wel zeggen, dat de vlekken niet van paia-
sitairen aard zijn; ze worden dus niet door een schim
mel of een beest veroorzaakt.
Wij vermoeden echter, dat de vlekken het gevolg zijn
van een gemaakte fout in de cultuur.
Clivia's zijn Zuid-Afrikaansche planten en zijn dus in
hun levenswijze op dat klimaat ingesteld, d.w.z. ze ma
ken een periode van groei door. gevolgd door een periode
van rust
Heel vaak wordt hiermede door de plantenliefhebbers
geen rekening gehouden.
Clivia's hebben haar groei en bloeiperiode in het voor
jaar en haar rust in den nazomer en herfst.
In deze laatste periode geeft men de planten dus zeer
weinig water, zooveel, dat de grond matig vochtig blijft.
In den herfst geeft men de planten nog minder water,
daar droogte en rust. naar het heet. den bloei bevor
deren. In den winter zet men de planten niet te kouJ,
want koude en vocht geven oranjekleurige, later brui
ne, dood vlekken op de bladeren.
Zoo gauw in het voorjaar de bloem te zien komt. gaat
men langzaam-aan. wat meer water geven en wat sterlc
verdunde koemest. Zoodra de bloei is afgeloopcn. ver
mindert men de toegediende hoeveelheid water wees
sterk. Voorte moet men ?r op letten, dat het gat In der»
bodem van de pot niet dicht is. maar dat er een pot
scherf omgekeerd over heen ligt.
Tracht u met deze gegevens eens de planten op te
kweeken. waarschijnlijk zult u dan wel geen last van
bladvlekken hebben.
EVENTJES LACHEN
DE ééNE PLAATS.
Van den beroemden pianist Rubinstein. die niet altijd
even toeschietelijk was. wordt de volgende inecdote
verhaald:
Op een zijner soiree's In St. James Hall te Londen
wer de virtuoos ln de vestibule door een dame aange
sproken op het oogenblik. dat hij zich naar het podi
um wilde begeven om het concert te beginnen.
O. mijnheer Rubinstein. zei ze. Ik kan aan het
plaatsbureau geen kaart meer krijgen. Hebt u soms
nog een plaatsje voor me?
Mevrouw, was het antwoord, ik heb maar over één
plaats te beschikken; maar als u die wilt aannemen wil
ik haar gaarne afstaan.
O. duizendmaal dank, natuurlijk neem ik uw zoo
vriendelijk aanbod gaarne aan. En waar is die plaats?
Aan de piano, mevrouw.
33. Al heel gauw hadden de jongens hun
zakken vol geladen met allerlei sieraden. Ze
hingen elk een dikke gouden ketting om,
staken op hun muts, op hun schoenen en op
hun pakjes moois glinsterende spelden en
stonden dansend elkaar te bewonderen. Nu
zijn we In eens zoo rijk, als geen koning ter
wereld, riep Dribbeltje uit, laten we gauw
een zak halen en alles inladen.
34. We gaan alles verkoopen, stelde Roetje
voor. En als we dan heel veel geld hebben,
gaan we op een klein kasteel wonen en doen
voortaan niets meer. En als de goudsmid je
dan vraagt, waar je dat allemaal gehaald
hebt, wat zeg je dan, viel Dribbeltje in. Ja.
dat was iets waar Roetje nog niet aan ge
dacht had en daar stonden ze nu in eens
allebei met een vervelend gezicht. Ze hadden
een groote zak kostbaarheden, maar konden
er niets mee doen.
35. Ik heb een idee, zei Dribbeltje. Laten
we allemaal kleine zakjes maken met één
ring. één gouden ketting en een groote dia
mant er in. En 's nachts gaan we die stil
letjes bij onze vriendjes in huls leggen. Dat
vond Roetje nog zoo dom niet. dan waren
die arme jongetjes ineens rijk en re begon
nen direct zakjes te vullen en er op te zet
ten voor wie zoo'n bundeltje bestemd was.
3«. Vol ongeduld wachtten ze tot de nacht
aankwam en toen slopen ze naar den uit
gang van het onderaardsch palels. Nu kwam
het moeilijkste van alles, want ze moesten,
om by de menschen te kunnen komen door
het huls waar ze den schoorsteen hadden
moeten vegen. Op hun teentjes kropen ze
door den gang. maar ze konden niet foor-
komen, dat ze een kastje omver liepen, waar
een brandende petroleumkachel op stond.
Het kleine geheimzinnige mannetje, dat hun
den weg gewezen had. zat daar te waken. De
Jongens deden of het hun schuld 'niet was
en liepen zoo hard ze konden de straat op.