NIEUWJAARSREDE
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Hollands Noorderkwartier
van den Voorzitter, den heer
S. W. ARNTZ te Alkmaar.
Een verre van gunstig
jaar voor ons Gewest.
In de heden op het stadhuis te Alkmaar gehouden
vergadering van de Kamer van Koophandel en Fa
brieken voor Hollands Noorderkwartier is door den
voorzitter, den heer S. W. Arntz, de volgende
Nieuwjaarsrede uitgesproken:
Mijne Heeren,
Op 11 November 1918 werd de wapenstilstand getee-
kend! De wereldoorlog was geweken! Een golf van
vreugde en dankbaarheid ging over de wereld! De
vernietiging van menschenlevens en kapitalen was
ten einde. "Ér kwam weer hoop en vertrouwen in de
toekomsM
Het economische leven, dat in die vier oorlogsja
ren geheel ontwricht was, zou zich zoo veronder
stelde men althans weer kunnen herstellen en
vrijelijk ontplooien. De fabrieken in ons land gingen
weer met volle kracht aan het werk, onze scheep
vaartmaatschappijen lieten hun scheepjes weer va
ren! Het gloorde weer aan den horizon! Het was im
mers na den wapenstilstand vrede geworden! De
welvaart van het eene land zou weer den bloei van
het andere land beteekenen! De handelsbelemmerin
gen waren weggenomen!
Elkeen wilde die droeve oorlogsjaren zoo gauw mo
gelijk uit zijn gedachten wegbannen, maar men ver
gat daarbij, dat die zware menschenworsteling, die
kapitaalvernietiging zonder weerga, te veel had ge
desorganiseerd om zich zoo maar zonder meer bij de
geschiedenis te laten voegen! De Duitsche dichter
Schiller schreef eens zeer terecht, dat „het juist de
Vloek van een kwade daad is. dat darauit altijd iets
kwaads geboren moet worden" en dat heeft Europa
wel moeten ondervinden in de laatste jaren!
„Opmerkelijk is het zeker, dat vrijwel niemand tij
dig heeft ingezien, dat er een zeer langdurige periode
noodig zou zijn om door spaarzaamheid en de aller
grootste omzichtigheid te trachten het economische
leven weer in gezonde banen te brengen.
Met schier onverantwoordelijke lichtvaardigheid
bleven de buitengewone uitgaven en belastingen
die vaak tot veelvouden van de vooroorlogsche cij
fers waren opgevoerd aanhouden, totdat, zooals
een Nederlandsch spreekwoord zegt: „de kruik barst
te". Europa was zóó ver gegaan, dat de afgrond in
het zicht kwam en nu werd "elkeen zich feitelijk pas
bewust, dat. drastische maatregelen nqodig waren om
zich staande te houden! Dat begon in 1920! De koop
kracht van Duitschland was te niet gegaan, de va
luta's in Frankrijk, België en Oostenrijk maakten de
concurrentie met die landen vrijwel onmogelijk, het
geen, gevolgd door talrijke andere min of meer be
langrijke factoren, tenslotte tot een algeheele malaise
leidde. De zucht naar zelfbehoud en zelfbescherming
predomineerde weer.. Een economische strijd ont
brandde nu! Er kwamen beschermende rechten, beper
kingen van den invoer, deviezenverkeer, enz. Met dit
al kwam ons land leelijk in de knel! Het kwam zoo
ver, dat buitenlandsche koopers, met gereed geld in
de hand om onze producten te lcoopen, deze door al
die fraaie noodmaatregelen niet mogen importeeren
of in vele gevallen ze na levering niet mogen betalen!
Onze veel geroemde zuivelproducten, waar men in de
oorlogsjaren om smeekte, werden nu eenvoudig ge
weerd! Wij zijn wel van liet eene uiterste in het an
dere gevallen! Teneinde U eens te laten zien hoever
de wereld is afgedwaald op het glibberig pad van-,de
noodmaatregelen, voeg ik bij deze rede een overzicht
van hetgeen het buitenland ten aanzien van de pro
ducten van onzen „zuivel", den „groven tuinbouw" en
de „visscherij" zooal deed.
Kennisneming daarvan zal U doen huiveren en de
vraag doen opwellen hoe het mogelijk is, dat er naar
het buitenland nog verkocht kon worden? Het
spreekt haast vanzelf, dat. de voortdurende drang op
onze Regeering uitgeoefend om tegenmaatregelen te
nemen, tenslotte zóó sterk begon te worden, dat ook
ons land er toe is overgegaan noodmaatregelen te tref
fen ter bescherming van nijverheid, handel, land
bouw, veeteelt en visscherij, o.a. bestaande in een wet
telijke regeling tot het beperken van den invoer en
eene tot het regelen van den uitvoer van bepaalde
goederen.
Wij ontveinzen ons niet, dat de Overheid thans
voor een zeer zware taak is gesteld. Eenerzijds ziet
zij de inkomsten sterk afnemen, terwijl anderzijds de
nooden van do bevolking met den dag stijgen, zoo
dat verlaging der lasten een dringende eisch wordt.
Met het Comité van Economisch Verweer in ons
land stellen wij ons de vraag of de Nederlandsche Re
geering niet krachtiger van zich af heeft kunnen
slaan, hetzij door sterker middelen van tegenweer aan
te wenden, of te trachten met de vier overige Oslo-
staten (België, Denemarken, Zweden en Noorwegen),
die met ons land tezamen circa 30 millioen inwoners
tellen, daartegen stelling te nemen? Alleen een krach
tig beleid en vooral snel handelen zal ons ervan kun
nen redden schaakmat le worden gezet.
Wanneer ik hier spreek over de noodmaatregelen
van het buitenland, die onzen exporthandel vrijwel
hebben genekt, denk ik daarbij vooral ook aan den
val van het Engelsche Pond Sterling. Veel wordt er
in dit verband gesproken over de vraag of de lan
den, die den gouden standaard verlieten, daartoe we
der zullen terugkeeren? Dit zal m.i. wel noodig zijn,
want zoolang er geen ander stabiel internationaal be
taalmiddel wordt gevonden hetgeen niet zeer
waarschijnlijk is zal de gouden standaard m.i. noo
dig blijven om een vaste basis te geven aan het inter
nationale goederen- en geldverkeer.
Ten opzichte van den toestand der bestaansbron-
nen in ons Gewest zal het jaarverslag, dat binnenkort
verschijnt, u een volledig beeld kunnen geven.
Daaruit zal U opnieuw de ernst der tijden blijken
en slechts sporad^ch zult U een enkel lichtpuntje
ontwaren. Vandaal' ook. dat. het verslag, dat ik U
thans zal doen over enkele belangrijke bedrijfsgroe
pen daarvan, ook verre van gunstig kan luiden:
Grove tuinbouwproducten.
Tengevolge van de vele regens in den zomer 1930
had het gewas der winterkool sterk geleden, waardoor
de oogst over het algemeen slecht was, terwijl de
voorraden in de pakhuizen ongeveer een derde of
3500 wagens, minder waren dan een jaar te voren.
Hoofdzakelijk door die kleine voorraden zijn de ge
middelde koolprijzen niet zoo heel ongunstig geweest
wel waren zij in het begin van het winterseizoen
laag, doch door het koude voorjaar werden zij aan
het begin van het seizoen nog tamelijk hoog. De
prijzen van uien en wortelen bleven laag, zoodat
de financieele resultaten voor de tuinders, op een en
kele uitzondering na. slecht waren, een gevolg na
tuurlijk van den geringen oogsf. Voor den handel ia
de wintercarapagne Januari—Mei niet zoo ongunstig
geweest; door de kleinere aanvoeren aan de veilingen
werden de markten in het afzetgebied niet overvoerd.
De inmaakfabrieken hebben hun voorraad zuurkool
tegen redelijke prijzen kunnen ruimen. Met de gezou
ten snij- en spercieboonen was dit niet het geval, doch
deze zullen in het thans begonnen winterseizoen te
gen betere prijzen kunnen worden verkocht, daar in
den afgeloopen zomer door de hooge prijzen van het
versche product maar heel weinig is ingemaakt. Over
het nieuwe, in Juni beginnende seizoen, kan men wat
vroege aardappelen en zomer- en herfstkool betreft
volstaan met te zeggen, „voor den handel slecht en
voor den tuinbouw allertreurigst". Reeds vóór de
vroege aardappelen geoogst konden worden, vertoon
de zich in hevige mate de ziekte, met het gevolg dat
er over het algemeen een geringe en voor meerdere
tuinders in het geheel geen oogst was. Er kwamen
kleine aanvoeren aan de veilingen en nagenoeg geen
export vond plaats. Daar ook de vroege aardappel
oogst in Engeland slecht was, kon het voor export
beschikbare gedeelte voor goede prijzen in dat land
geplaatst worden. Duitschland, anders het voornaam
ste afzetgebied voor dit product, bleef geheel uit de
markt. De voor pootaardappelen geschikte hoeveel
heid vond tegen goede prijzen een weg, hoofdzakelijk
naar België, Frankrijk en Italië. Van de zomer- en
herfstkool kon alleen heel in het begin van het sei
zoen wat voor export geplaatst worden, later was deze
vrijwel nergens meer te verkoopen, zoodat een groot
gedeelte op het land is gebleven.
„Zoowel de zomer- als de herfstbloemkool heeft een
lagen prijs opgebracht. Van de tomaten konden die
uit de warme kassen vrij goede, doch die uit de kou
de kassen slechts lage prijzen opbrengen.
De prijzen van de uien waren goed, terwijl eveneens
de oogst voldoende is geweest; door minderen uit
zaai zijn de winter-voorraden echter niet groot.
De in de schuren opgeslagen voorraden winterkool
zijn dit jaar weer groot, de prijzen echter zeer laag,
terwijl de vooruitzichten nog verre van rooskleurig
zijn. Als gewoonlijk w-ordt gehoopt op vorst en een
koud voorjaar.
In de omgeving HeilooCastricum en langs de duin
streek zijn de omstandigheden ook niet gunstig: wel
was de aardbeienoogst dit jaar goed, doch de prijs
heel laag; van de boonen waren de prijzen hoog, de
oogst liet echter te wenschen over.
De zuurkoolfabrieken aan den Langendijk hebben
het versche product voor lage prijzen kunnen koo-
pen, de afzet van zuurkool is normaal, doch kon tot
nog toe eveneens slechts tegen lage prijzen plaats
vinden.
De toestand van den landbouw.
Het jaar 1931 was voor het land- en veehoudersbe-
drijf een ongelukkig jaar.
In het veehoudersbedrijf trad de ongunstige tée-
stand in het 2e halfjaar in, eerst met de boter, daar
na in October-November met de kaas, alles tenge
volge van de buitenlandsche toestanden, waaronder
vooral de verhoogingen van invoerrechten en de con-
tingenteeringsmaatregelen genoemd moeten worden.
Ten aanzien van het overige deel van het veehou
dersbedrijf. de varkensmesterij en vetweiderïj, is er
niets dan nadeel te vermelden, in het bijzonder bii
de vetweiderij, die kapitalen verloor, voornamelijk
tengevolge van den onbeperkten invoer in ons land
van Deensch- en ander buitenlandsch vleesch.
De eigenlijke landbouw, de graanbouw, was ook
niet gunstig, al bracht de tarwewet aan velen steun,
met het gevolg, dat dé tarwecultuur zeer werd uitge
breid. Alleen een hooger maalpercentage zal in staat
zijn om voor het kwantum goede inlandsche tarwe
nog plaatsing te vinden.
Veel veehouders en landbouwers geraken in groote
financieele" moeilijkheden en om het evenwicht te
vindén wat zeer moeilijk gaat zal er veel gewij
zigd en vereenvoudigd moeten worden, wil er nog
kans bestaan op een bescheiden loonend bedrijf.
Bloembollenkweekeri] en handel.
Het gewas van de tulpen, hyacinthen en narcissen
was iets beneden het middelmatige; voor crocussen
en bijgoed was de oogst goed te noemen. Dientenge
volge was het aanbod van eerstgenoemde soorten in
het begin van den handelstijd dan ook niet' zoo groot.
Tengevolge van de minder gunstige bloemenprijzen
in het buitenland waren de prijzen der bloembollen
tamelijk laag. Begin Augustus liepen deze iets op,
om, zoodra de financieele crisis in Duitschland zich
deed gevoelen, weder snel te dalen. Alleen de prij
zen voor hyacinthen. speciaal eerste-Rwaliteits-bollen
stegen belangrijk door een tekort van,dit artikel.
Toen in begin Septembter Engeland den gouden
standaard los liet en het pond sterling ver beneden
pari kwam te staan, stortte de handel geheel ineen
en stonden de exporteurs voor een groot
verlies, vooral ook, toen de Scandinavische landen
eveneens den gouden standaard lieten varen. Waren
deze twee factoren niet ingetreden, dan zou de han
del zich tamelijk goed ontwikkeld hebben, alhoewel
de doorsneeprijzen op een zeer laag niveau stonden
en zelfs voor vele artikelen beneden den productie
prijs waren. Alleen voor crocussen en hyacinthen
bleef de vraag tot het einde van het handelsseizoen
goed.
Kaashandel.
De Noordhollandsche kaashandel heeft in 1931 uit
den aard der zaak met vele moeilijkheden te kam
pen gehad. De Meikaas van 1930 is nog tegen rede
lijken prijs van de hand gegaan, hetgeen aanleiding
was om voor de opzelkaas van 1931 een goeden prijs
te besteden, nl. pl.m. 35 gulden per 50 kilo. Mede door
de betalingsmoeilijkheden in Duitschland brokkel
den de prijzen in den nazomer geleidelijk af tot een
niveau van 28 gulden, terwijl daarop in November
mede door de daling van het Engelsche pon£ ster
ling en de invoerbeperking van Frankrijk, een daling
tot 20 gulden volgde. Daar de zomerkaas hoofdzake
lijk voor Frankrijk bestemd is staat het er met den
handel in oude kaas slecht voor. Alle zeilen zullen
moeten worden bijgezet om groote verliezen te voor
komen.
Noodgedwongen hield de vereeniging van kaashan
delaren in Noordholland een betooging met kaas
dragers voor de regeeringsgebouwen in «Den Haag,
om op den benarden toestand in het zuivelbedrijf te
wijzen en krachtiger verdediging onzer handelsbe
langen te bevorderen.
In tegenstelling met Purmerend, waar zich een
kaasbeurs ontwikkelde, kan de markt te Alkmaar
zich ongerept handhaven. De aanvoer ter Alkmaar-
sche kaasmarkt bedroeg in 1931:
5286 stapels, wegende 6.300.421 K.G.
De uitvoer uit Nederland van Edammer 40-plus-kaas
bedroeg ip de maanden Januari—November 1931:
21.725 tons ter waarde van f 14.400.000.—.
In Januari—November 1930:
21.993 tons ter waarde van f 17.357.000.
Gecondenseerde melk.
De omzet in dit artikel werd nagenoeg niet bein-
vloed door de crisis. De export uit Holland bleef
enorm groot en was voor verschillende soorten ge
condenseerde melk zelfs grooter dan de vorige jaren.
Daar de export naar verafgelegen landen, voorna
melijk de tropen, door de slechte economische toe
standen achteruit ging, was de concurrentiestrijd
tusschen de Hollandsche fabrieken op de hoofd
markt, in casu Engeland, grooter dan ooit te voren,
want van productiebeperking, hoe dan ook, was geen
sprake en daarom is het niet te verwonderen, dat
hierdoor en door den val in de sterlingvaluta de toe
stand in de gecondenseerde melkbedrijven ten zeer
ste beinvloed werd. De verkoopprijzen in Engeland
konden geen gelijken tred houden met de daling van
het pond sterling, mede doordat de Deensche en Ier-
sche fabrieken, in welker landen de valuta eveneens
deprecieerde, scherp kunnen concurreeren. Deze
concurrentie doet zich nu ook reeds gevoelen op de
exportmarkten buiten Engeland.
Wat de prijzen van gecondenseerde melk betreft,
deze stonden reeds gedurende den zomer van dit
jaar op een zeer laag niveau: eind December waren
de prijzen nog weer belangrijk lager.
Bovendien werd de handel in gecondenseerde melk
en boter gehandicapt door tijdelijke invoerverboden
in verschillende landen, verscherping van het devie
zenverkeer, verhooging van invoerrechten, contin-
genteering en andere maatregelen.
Bankbedrijf.
Het jaar 1930 mag goed genoemd worden, vergele
ken bij zijn opvolger 1931 en wanneer wij er "aan
herinneren, dat wij bij ons jaaroverzicht van 1930
reeds moesten getuigen, dat de groote beurscrisis, die
tegen het einde van 1929 begon, een tijdperk van die-
,pe depressie bleek te hebben ingeluid, dan volgt hier
wel uit hoe slecht 1931 over het algemeen geweest
is. Het is duidelijk, dat het bankbedrijf den terugslag
van dezen algemeen slechten toestand heeft moeten
gevoelen. De slechte gang van zaken in zoo vele be
drijven, op zichzelf een bijzonder ernstig verschijnsel,
ondermijnde dermate het vertrouwen van het. geld-
beleggend publiek, dat men ook van een vertrouwens
crisis kon gaan spreken. Deze vertrouwenscrisis
werd ten zeerste in de hand gewerkt door het ver
bijsterend gebeuren dat de „Bank of England" den
gouden standaard moest loslaten, terwijl het feit,
dat men er niet voldoende van overtuigd is, dat de
publiekrechtelijke lichamen hier te lande, speciaal
de gemeentebesturen, de tering naar de nering zullen
zetten, er niet toe medewerkt om het vertrouwen te
doen terugkeeren.
Als steeds ging de slechte toestand in de bedrijven
gepaard met een ruime geldmarkt voor het geld op
korten termijn, zoodat de prolongatiPrente, speciaal
over de eerste negen maanden van 1931. nog lager
noteerde dan in de overeenkomstige periode van
1930. Over het vierde kwartaal was de verhouding
anders, doordat eenerzijds in 1931 de vertrouwenscri
sis toen haar invloed deed gelden en anderzijds de
prolongatiekoersen sinds 1930 reeds op een zeer laag
peil waren aangeland. Do gemiddelde prolongatie-
rente luidde kwartaalsgewijs voor 1931 als volgt:
lste kwartaal 1.24 (in 1930 2,80): 2de kwartaal 1.40
(vorig jaar 2.50): 3de kwartaal 1.59 (vorig jaar 1.78);
4de kwartaal 2.18 (vorig jaar 1.60). Over het geheele
iaar 1931 was de prolongatiekoers gemiddeld 1.60 (in
1930: 2.17).
Geheel tegenovergesteld was het met de uitzettin
gen op langen termijn.
Het emissiebedrijf stónd in de laatste maanden van
1931 nagenoeg stil. omdat vaste leeningen zeer slecht
te nlaatsen waren en dan nog slechts tegen aanmer
kelijk höoger rente. Dit ging gepaard met een scher
pe koersdaling der vroeger geplaatste obligaties. De
ze omstandigheden deden verschillende Gemeeonte-
hesturen besluiten te trachten 5 obligaties uit te
geven met een looptijd van slechts ongeveer 5 jaar.
Het succes was verre van schitterend! Niettegenstaan
de er beperkte bedragen aan de markt kwamen,
slaagden nochtans over het algemeen alleen die Ge
meenten, die er het vlugst hij geweest waren. De
emissies der Gemeenten, die later kwamen, werden
meestal slechts gedeeltelijk door het publiek geno
men.
De stilstand in het emissiebedrijf werd door de
grootbanken wel in de eerste plaats gevoeld, terwijl
ook zij, wegens hun internationale relaties, wel het
meest onder de andere ongunstige omstandigheden
geleden zullen hebben, wat niet wegneemt, dat, zoo
als wel duidelijk is, ook over het algemeen voor de
provinciale instellingen 1931 een ver van mooi jaar
zal blijken geweest te zijn. Grooter risico's, minder
winsten!
Visscherij en vischhandel te Den Helder
en Omgeving.
Hoopvol begonnen in het eerste halfjaar door goe
de garnalen-, haring- en ansjovisvangsten, sluit 1931
toch met een lager opbrengstcijfer dan 1930, dat trou
wens een recordjaar was.
Behalve door de in Den Helder en Texel thuisbehoo-
rende visschersvloot, zoowel zeil- ate motorvaartuigen,
werd ook door vele visschersvaartuigcn van Zuidhol
land en Zeeland de eerste 4 maanden met succes aan
de garnalenvangst deelgenomen. Het groote aantal
vaartuigen gaf een levendigen aanblik aan onze ha
ven.
De ruime garnalenvangst had geen nadeeligen in
vloed op de pi-ijzen, want die waren geregeld hoog
door groote vraag, bij gebrek aan vangst langs de
Zeeuwsche en Belgische kust.
Aan de haring- en ansjovisvangst werd door „trek
kers", „fuiken-kommen)-visschers" en „kuilvisschers"
deelgenomen. Ook deze vischsoorten werden ruim ge
vangen doch konden niet op hooge prijzen bogen.
Vooral ansjovis was zeer laag in prijs en soms bijna
waardeloos. Wel was het soort klein, maar de groo
te voorraad oudere ansjovis en de slechte economi
sche toestand drukten de prijzen erg, waardoor de
kuilvisschers ver vóórdat het seizoen geëindigd was,
deze visscherij eindigden en hun geluk met het trawl-
net in de Noordzee gingen beproeven.
Geepvangst was iets beter dan het vorige jaar; ook
de sardijnvangst liet zich beter aanzien, maar dit ar^
tikel had bijna geen waarde, zoodat naar dat vischje
niet intensief gevischt werd.
De Noordzeevisscherij levert helaas jaarlijks minder
goede visch voor menschelijk voedsel; vooral schol-,
topg- en tarbotvangst is de laatste jaren achteruit
gaande. Of dit nu aan overbevissching of aan de in
tensieve pufvisscherij der laatste jaren, dan wel aan
beide te wijten is, staat niet vast, doch een feit is het,
dat de goede visch de laatste jaren verdwijnt en
mede daardoor de vooruitzichten voor de visschers
verre van rooskleurig zijn. Wil men deze visscherij
behouden, dan zou de Regcering door proefnemingen
moeten trachten daarin verbetering te brengen. Wan
neer de teekenen niet bedriegen, zijn er te dien op
zichte echter voorloopig geen ingrijpende maatrege
len der Regeering te verwachten en zullen de vis
schers bij gebrek aan beter, genoodzaakt zijn hoe
wel dit niet lóonend is zich nog meer toe te leg
gen op het halen van broed uit zee voor de vischmecl-
fabrieken en eendenhouders, of hun bedrijf stil te
leggen.
Het tweede halfjaar kenmerkte zich helaas door
zeer slechte uitkomsten. Leverde, zooals boven ge
zegd, de Noox-dzee-trawlervisscherij minder goede re
sultaten, de garnalenvisscherij bracht niets op door
gebrek aan vraag. Ook met. de sardijn was dit het ge
val. De lage prijzen maakten het visschen niet loo
nend.
De palingvangst was slechts matig bij lage prij
zen. De „alikruiken"- en „wulkenvangst" was tame
lijk, maar de prijzen waren minder goed dan in de
voorafgaande jaren. „Mosselen" werden alleen voor
cendenvoer gevangen. De „zeegrasoogst" was nor-
maall, maar de vraag naar het artikel gering.
'n den vischhandel was het eerste halfjaar wel
omzet, maar deze leed zeer onder den algemeenen
crisistoestand, die. zich op verschillende manieren
deed gevoelen. Vooral de export vnn „haring" en
„ansjovis" ondervond hiervan de nadeelen. Duitsch
land nam slechts tegen lage prijzen „haring" af en
voor „ansjovis" interesseerde het zich bijna niet, zelfs
niet bij de lage prijzen van het oogenblik. In het
tweedo halfjaar werd het nog moeilijker door do con-
lingenteeringsmnatregelen in Frankrijk en 't opheffen
van den gouden standaard in Engeland, waardoor de
export zoo goed als lam geslagen werd. De binnen-
landsche behoefte is gering en daardoor zeer spoe
dig voorzien en heeft geen invloed op de voornaam-
sto vischsoorten als haring, ansjovis en tong, die
hier worden aangevoerd.
Mocht de visscherij het vorige jaar met goede hoop
op de toekomst eindigen, thans ziet het er met de
vooruitzichten voor den handel donker uit. Er zijn
echter nog wel eenige lichtpunten. Zoo is er in onze
plaats een nieuwe industrie gevestigd, n.1. het ma-
kon van vischmeel en het drogen van garnalen.
Verwacht, mag worden dat in 1932 de Zuiderzee af
gesloten zal zijn. Dit geeft Den Helder de kans zich
als visschershaven met zijn ncvenbedrijven verder te
ontwikkelen. Een krachtige medewerking der over
heid zal daarvoor echter niet gemist kunnen worden.
Middenstand-
De resultaten zijn weinig bemoedigend. In het algemeen
zijn de vakken, die weinig voorraden behoeven, er het
allerbeste aan toe, hoewel echter ook daarin de ongunst
der tijden zich afteekent door mindere ontvangsten.
Als groot bezwaar blijft de winkelier de onmogelijk
heid gevoelen om tot vermindering der algemeene on
kosten te geraken, daar de uitgaven voor gas, elcctra,
waterverbruik, salarissen, vrachten en vooral ook de be
lastingen geen centime daalden, zoodat bij een gelijk-
blijvenden stukomzet de verkoopprijs niet voldoend©
aan den inkoopprijs kan aansluiten.
Veel lagere belastingen, zeer veel lagere prijzen der
monopolistische bedrijven en belangrijke reductie ook
van de advertentiekosten in de dagbladen, kortom een
verlaging der onkosten tot het voor-oorlogsche pei!. zal
zeer veel kunnen bijdragen tot saneering der midden
standszaken, die nu ten onrechte van te hooge prijs
stelling worden beticht, doch die dit verwijt moeten
terugkaatsen naar hen, die bewust of onbewust mede
werken tot het hoog houden der algemeene kosten.
Algemeen is men van gevoelen, dat Byk, Provincie
en Gemeente nog te veel leven In de sfeer der boom
periode, terwjjl hetzelfde van de monopolistische parti
culiere bedrijven dient te worden gezegd.
Het Bouwbedrijf.
Ook het bouwbedrijf ontkomt niet aan de nadeelen
van de buitengewoon moeilijke tijden, zij het Jan ook
dat dit als beschut bedrijf niet in de voorste rij wordt
aangetroffen. Alhoewel in het vorige jaar nog van een
betrekkelijk gunstigen toestand gesproken kon .vorder,
komt thans ook hierin een kentering.
Waar de ervaring heeft geleerd, dat genoemd bedrff
later dan andere de gevolgen van maatschappeüjken
teruggang ondervindt, kan vrij zeker worden aangeno
men, dat voor het bouwbedrijf het ergste nog moet ko
men. Kenmerkend zijn de aannemingscijfers, die, vei ge
leken met het voorafgaande jaar, een teruggang van
ruim 17 pet. of ruim 34 millioen gulden, doen zien.
Een ongekend scherpe concurrentie heeft zich in den
loop van dit jaar op zeer ongunstige wijze doen ken
nen en de bedrijfsmogelijkheden ernstig aangetast
Het prijspeil van vele bouwmaterialen beweegt zich
ongeveer op het niveau van voor den oorlog.
Dat de ongezonde verhouding tuschen de productie
kosten en de geldende prijzen van sterken invloed op den
gang van zaken in het bouwbedrijf la- behoeft «een
nader betoog. De werkloosheidscijfers, hoewel boven de
normale verhouding uitgaande met ongeveer 30 pet,
geven geen aanleiding tot pessimisme.
De huidige toestand In het bouwbedrijf in Hollands
Noorderkwartier kan, dank zij het blijvend initiatief van
eigenbouwers en het vrij groote aantal in uitvoering
zijnde werken, als tamelijk gunstig worden beschouwd.
De Zuiderzeewerken
waaraan in September 4804 arbeiders werkzaam waren,
tegen 5136 in 1930, werden met kracht voortgezet.
Omtrent den stand der werkzaamheden in den Wie-
ringermeerpolder kan ik U het volgende rapporteeran:
In het afgeloopen jaar werd de in September 1930
aangevangen ontginning van den Wieringermeerpolder
m*t kracht voortgezet. In totaal kwam tot half Decem
ber 1931 een oppervlakte van 11400 H.A. gereed.
Het geheele jaar door vonden er ruim 2000 arbeiders
regelmatig werk. Voor het grootste gedeelte hadden de
tewerkgestelde arbeiders woonplaats in Noordholland
sche gemeenten. Verschillende arbeiders in het bij
zonder ongehuwden hadden kosthuizen gevonden in
het Randgebied.
Ongeveer 600 tewerkgesteld en gehuwden en kost
winners uit andere provinciën waren in arbeiders
kampen gehuisvest. De meeste werkzaamheden werden
in accoordloonen uitgegeven. Het gemiddeld verdiende
uurloon varieerde van ongeveer 50 tot 59 cent.
Handel en industrie vonden in den nieuwen polder
een ruim afzetgebied.
De draineerbuïzen-industrie plaatste het grootste ge
deelte van haar productie in den Wieringermeerpolder.
De bouwmaterialenhandel leverde voor flinke bedragen
af, terwijl tal van andere industrieën direct of indirect
bij leveringen aan den Wieringermeerpolder waren be
trokken. Met voldoening kan worden geconstateerd, dat
ook de binnen het gebied der Kamer gevestigde ïudu-
strieele- en handelszaken een belangrijk aandeel in de
leveringen aan den Wieringermeerpolder hebben gehad.
Met de bebouwing en de kolonisatie van den polder
werd in het verslagjaar aangevangen. In het eerste
kerndorp bij Sluis I kwamen reeds 20 woningen geheel
gereed, terwijl ter plaatse nog ruim 80 woningen in
aanbouw zijn. In het dorp bij Sluis IH zijn ruim 100
woningen in aanbouw.
Bereids werden 20 groote landbouwschuren ,:esticht
en gedeeltelijk in gebruik genomen, terwijl met den
bouw van 33 schuren deze maand (Januari) wordt aan
gevangen. Daarenboven verrijzen bij de landbouwschu
ren arbeiderswoningen, waarvan er reeds 100 zijn aan
besteed. Het behoeft niet gezegd, dat zich in den nieu
wen polder gedurende een kort tijdsbestek een groote
bedrijvigheid heeft ontwikkeld, die nog zal toenemen,
naarmate de kolonisatie vordert.
Begin 1932 zal met de uitgifte van bouwperceel-en in
erfpacht voor neringdoenden en klein-industrieelen wor
den aangevangen.
Voor den middenstander-zakenman ligt in den polder
een toekomst
Westfriesche kanalen.
Blijkens mededeeling van de Westfriesche Kanaalver-
eeniging was het jaar 1931 voor haar in hoofdzaak een
jaar van afwachten, hoe de ontworpen en door de Re
geering en de Staten dezer provincie goedgekeurde en
aanvaarde plannen zouden worden ten uitvoer gebracht.
Uit den aard der zaak vordert de voorbereiding van die
Y/erken geruimen tijd. De vereeniging houdt zich bereid
om. zoodra op hare medewerking een beroep mocht
worden gedaan door de bevoegde autoriteit, die te ver-
leenen. Met de onderscheiding, die aan ons lid, den heer
G. Nobel, ten deel viel, door het verkrijgen van de op
dracht voor de regeling van de overname van de gron
den en gebouwen ten behoeve van het Westfriesche ka-
nalenplan en het Provinciale Wegennet, mocht ik hem
bij een vorige gelegenheid reeds complinienteeren.
In de pers duiken zoo nu en dan berichten op van
personen, die de kanalisatie met het oog op het toene
mend autoverkeer meenen te moeten ontraden. Reeds
vroeger gaf ik als mijn meening te kennen, dat inder-