VOOR onze jeuGD SNEEUWWITJE REKENKUNSTJE. 1S-7& Sneeuwwitje was het liefste sneeuwvlokje dat Jullie je maar kunt denken, veel mooier en wit ter dan ook maar een van haar zusjes. Wanneer zij met deze de sneeuwvlokkendans, ook wel de groote winterdans genaamd, danste, dan viel zij door haar sierlijke bewegingen dadelijk op, Haar vader, de oude LJskoning. hield dolveel van zijn dochtertje en wilde haar dan ook nooit toestaan om deel te nemen aan den grooten winterstrijd tegen de aarde. Hij wist heel goed, dat zij dan nooit meer terug zou keeren en hij kon zijn kleine lieveling niet missen. Onze kleine sneeuwwitje, die nog niets wist van den strijd, die de sneeuwvlokjes op aarde voeren, wilde veel liever met de andere zusjes mee naar beneden huppelen, want om altijd in het eenzame rijk van haar vader te vertoeven, begon haar heel erg te vervelen. Zij wilde de aarde leeren kennen en leven Leven Eindelijk kwam de winter en de LJskoning begon weer een heel leger sneeuwvlokken bijeen te roepen om onder zijn aanvoering een aanval op de aarde te plegen. Sneeuwwitje sloeg al die voorbereidingen af gunstig gade. Iedereen zag er zoo schitterend uit in de groote win teruitrusting, zoo blinkend wit j Haar broeders, die allen op aarde met een prachtige witte ijzel bedekten, zoodat boomen I en heesters, ja geheele bosschen er als een sprookjesland uitzagen, waren in volle wapen rusting geheel van schitterende ijskristallen samengesteld, en de vele, ontelbaar vele sneeuw vlokjes waren dol van vreugde, alleen al bij de gedachte, haar groote dans. namelijk die naar de aarde, te kunnen beginnen. In den aanvang eenigszins aarzelend, maar steeds meer bewust, vielen zij als mooi, blanke vlokken op het aard rijk neder. Sneeuwwitje brandde van verlangen om mee te trekken in deze eindelooze stoet. Zij wilde en zou mede. maar hoe? Ja. daar kreeg zij een in geving; zij zou zich verbergen onder het wapen schild van den Hagel, die op zijn zwart gevleu geld paard de rijen der dansende vlokjes sloot. Niemand had er iets van bemerkt en Sneeuw witje bewoog zich niet in haar schuilhoekje, maar hield zich doodstil. Had haar vader haar ontdekt, dan had hij haar onmiddellijk naar huis terug gezonden, naar het altijd eentonige grauw-witte paleis van het winterrijk. In duizelingwekkende vaart ging het naar omlaag en toen de morgenschemering aanbrak, waagde Sneeuwwitje het voor het eerst haar hoofdje een weinig voorover te buigen. Zij was buitengewoon teleurgesteld over hetgeen zij nu zag; daar waren geen mooie groene weiden, geen boomen met zacht wiegelende blaadjes, zooals zij gedacht had, maar slechts kale toppen ver hieven zich in de grijze, grauwe lucht. Haar zusjes warrelden in dollen sneeuwdans voort en legden zich eindelijk moe neer op de weiden en landen en op de kale takken der boomen, zoodat alles met een witte laag bedekt werd en het er nu precies uitzag als in het win terrijk van haar vader, de IJskoning. Heusch, onze lieve Sneeuwwitje had zich de aarde ge heel anders voorgesteld. Dit loonde heusch niet de moeite voor haar ongehoorzaam zijn! Zij wachtte op het oogenblik dat niemand op haar lette en kwam toen van hare schuilplaats te voorschijn, om zich zoolang achter wat hak hout te verbergen. Toen de andere vlokjes weg waren, vloog zij weer een eindje omhoog en ging de aarde eens op haar eigen houtje bekij ken. Zij warrelde eerst wat heen en weer en ging steeds verder, totdat zij eindelijk bij een dorp kwam Hier vond zij het heel prettig overal weerklonken vroolijke uitroepen uit kindermon den. Wat een leven en wat een vreugde was er op de aarde en hoe heerlijk moest het zijn, om ook een gewoon menschenkind te zijn, dacht zij. Kinderen lieten zich op hun sleden van kleine heuvels afglijden en op een dichtgevroren beek je oefenden anderen zich op schaatsen. Op een groot grasveld waren jongens en meisjes elkan der met sneeuwballen aan het bekogelen. Kijk, hoe die ballen heen en weer vlogen! Zij kon niet langer stil blijven zitten en wilde mee gaan spelen en licht dansend liet zij zich neer vallen op de sneeuw, waar de jongens en meis jes ballen van vormden. Een oogenblik later werd zij door stevige jongenshanden met vele andere vlokjes tot een bal samengeperst. In een groote boog vloog zij door de lucht, om juist in Het verdwenen sigarenbandje Voor dit kunststuk heeft men een goede dosis handigheid noodig. Maar oefening baart kunst, zegt het spreekwoord, dus aan slag Wij moeten namelijk in staat zijn de wijs vinger bliksemsnel naar de handpalm te bren gen en daarna weer omhoog, zonder dat de andere, uitgestrekte vingers medebewegen. Dat zullen velen van jullie nu nog niet kunnen, maar door te oefenen kan je het binnen zeer korten tijd onder de knie hebben. De top van den wijsvinger moet daarbij een oogenblik tus- schen de palm van de hand en de wortel van de duim blijven liggen, doch zoo kort, dat de ruk- achtige beweging onopgemerkt voor het publiek blijft. Heeft men dit beoefend en is men in staat zijn vingers in dit opzicht volkomen te beheer- schen, dan kan men dit verbluffende kunststuk zonder de geringste moeite uitvoeren, waarbij men moet trachten door verschillende hulp middelen de toeschouwers naar andere richtin gen te doen zien, als waar de hand zich bevindt. Wij nemen de gekleurde sigarenring voorzichtig van de sigaar af, maken de plaats, waar de ring samengelijmd is, vochtig en kunnen dan eenigen tijd later de ring losmaken en uitge strekt op tafel leggen. Zoo'n sigarenring bestaat uit dun papier, dat spoedig scheurt. Daarom moeten wij de ring een beetje steviger maken, door er een reepje stevig papier in te plakker en daarna de einden weer aan elkaar te lijmen De ring moet juist zoo groot zijn. dat de top van den wijsvinger er in gaat. Nu zegt men tegen het publiek, dat men de ring recht om hoog tegen het plafond zal schieten en daarna weer opvangen zonder de hand te verplaatsen Terwijl de toeschouwers dan haast allen om hoogkijken of zij de ring tegen het plafond zien brengt men bliksemsnel de wijsvinger omlaag en klemt de papierring tusschen de handpal bij d duim. Direct daarna strekt men den vinger weer. Na enkele oogenblikken haalt men de ring op dezelfde wijze weer te voorschijn, alsoi men deze „uit de lucht" had „opgevangen". (Nadruk verboden.) de roode handjes van de kleine Roosje terecht te komen. „O, wat een prachtige sneeuwbal", juichte het meisje, „die breng ik aan moeder!" en weg holde zij naar haar huisje, dat een eindje verder stond. Hè, hoe heerlijk warm was het daar binnen, dacht de kleine Roosje en verwarmde haar ver kleumde handjes aan de gloed van den kachel en wat rook het hier heerlijk naar gebraden appelen!! In al haar genieten vergat het meisje den sneeuwbal geheel en al. Ons Sneeuwwitje werd heel angstig; zij had in zoo'n warme lucht nog nooit geleefd. Ze ge voelde heel goed, dat zij het ook niet lang vol zou kunnen houden, evenmin als haar zusjes, de andere sneeuwvlokjes. Ze gevoelden zich zóó ziek. dat zy allen be gonnen te huilen en met groote schrik bemerk ten zij ,dat zij door al dat huilen, zoo nat wer den, dat zij wegsmolten van verdriet. Langzaam was ook zij geheel en al wegge smolten tot een klein, klein droppeltje en was er van Sneeuwwitje en hare zusjes niets meer over, dan een klein plasje sneeuwwater, dat door de moeder van Roosje met een doek weg geveegd werd en zoo eindigde haar leven zoo als dat van alle sneeuwvlokjes, die van hun koude winterrijk de groote sneeuwdans naar omlaag maken. NAMEN VAN BEROEMDE MANNEN. DE VERKORTE BIOGRAFIE. Werner Siemens18161892, Elec- trotechnisch Ingenieur, uitvinder evenals zijn vader, oom en broer; hij maakte onder zeemijn, die door electriciteit werd ontploft; vond plaats uit, waar onderzeekabels be schadigd waren; maakte allernauwkeurigste electrische meetapparaten; bouwde de dy namo en de eerste electrische spoortrein. Miguel de C er v an tes 1547—1616 Spaansch schrijver, beroemd door zijn werk „Don Quichotte", waarin hij de avonturen van een bespottelijken ridder met zeer veel humor vertelt. Als soldaat door de zeeroovers gevangen genomen, slaaf in Tunis, ont vlucht hij na 5 jaar gevangen te hebben gezeten. Harriet Beecher-Stowe 12 Juni 1812 1 Juli 1896. Bekend Amerikaansch schrijfster, was onderwijzeres in Boston, toen zij haar bekend boek: „Uncle Tom's cabin" schreef. Zij streed tegen de slavernij en had de voldoening, dat deze in N. Amerika en Brazilië werd afgeschaft. De cijfers van 1 tot en met 9, die naast het vierkantje staan, moet je in de negen hoekjes zoodanig verdeelen, dat het totaal op alle rijen van links naar rechts en van boven naar beneden steeds het zelfde getal aanwijst. Het is mis schien even zoeken. Als je het niet gauw vindt, niet den moet opgeven hoor En nu gauw aan den slag. Jean Jacques Rousseau 28 Juli 1712 Genève 2 Juli 1778 Genève. Een der meest invloedrijke Fransche schrijvers. Begon als lakei, werd dan dans- en muziek meester en tenslotte een bekend schrijver. Grooten invloed oefende hij als opvoedkun dige uit: „Emile"; als natuuronderzoeker „Héloïse"; en op de Fransche revolutie „Contract social". Ir. H. A. S. k Stéringa Idzerda, stichtte, als eerste ter wereld den Omroep op 19 Maart 1919 het station was geves tigd te 's-Gravenhage in de Beukstraat. Vol gens zijn voorbeeld heeft men in andere lan den daarna een Omroep gesticht, zoodat men wel kan zeggen, dat Nederland het eerste land ter wereld was, dat een Omroep bezat. De eerste uitzending van een geregeld radio- telefonie-programma had plaats op de Utrechtsche Jaarbeurs (1918). Idzerda voer de hier de radiolamp in, welke door hem en door de ingenieurs van het Philips labora torium werden vebeterd. (Nadruk verboden). De wandelende kurken. EEN VERBLUFFEND KUNSTSTUKJE. Voor deze truc heeft men vijf schijfjes kurk noodig, die men kan snijden van een tweetal kurken van flesschen. Vier daar van legt men zoodanig op tafel, dat zij de vier hoekpunten van een vierkant vormen. De vijfde klemt men, zonder dat de toe schouwers het zien, tusschen de handpalm en de wortel van de linkerduim stevig vast. Men moet zich van te voren zoo oefenen, dat men door de hand op een schijfje kurk te leggen, dit zonder dat de anderen het zien tusschen de duim en de palm wordt geklemd, en opgetild kan worden. Nu legt men de beide handen zoodanig op de tafel, dat de beide kurken links onder en rechts boven bedekt worden door de handen. Op dat oogenblik laat men de kurk in de lin kerhand los en neemt het schijfje, waarop de rechterhand rust van de tafel op. Tilt men nu beide handen voorzichtig (de palm niet laten zien!) omhoog, dan zal het schijnen, dat men de rechterbovenste kurk naar links onder heeft getooverd, zon der dat iemand het heeft gezien. Nu legt men de rechterhand op het stapeltje kur ken links-onder en de linkerhand op de kurk links boven. Bij het verwijderen van de handen zien de toeschouwers tot hun ver wondering rechts linksonder drie schijfjes en linksboven niets meer. Dat lijkt wel je reinste toovenarij! Tenslotte bedekt men met linkerhand de drie kurken linksonder en de alleenlig- gende kurk met de rechterhand. Deze wordt opgenomen en de vierde kurk bij het sta peltje van drie gedeponeerd. Tot groote verwondering van het publiek liggen dan alle vier de kurkschijfjes bij elkaar. Snel zorgt men dat het vijfde schijfje in de zak verdwijnt (oefenen!) en dan kan men be> de handen aan het publiek toonen. Ook kan .en nog op de stapel van vier beide handen neerleggen, de rechterhand het eerst. Dan liggen er plotseling vijf kurken! Men loopt echter het gevaar, dat de toe dracht van de zaak ontdekt wordt door de een of andere snuggere toeschouwer. Daar om is het beter bij vier te stoppen. Het kunststukje moet goed ingestudeerd worden opdat de verschillende handbewegingen vlug kunnen worden uitgevoerd. Het zal des te meer indruk maken, naarmate wij de bewegingen sneller uitvoeren. (Nadruk verbode:f). SIWAHOE, DE INDIAAN Zün vlucht en zijn terugkeer naar de prairiën. Er was eens een Jonge Indiaan, die ver in het Westen der Vereenigde Staten van Amerika woonde, waar de Indianen van zijn stam tegen de glooiing der rotsachtige bergen hun tenten hadden opgeslagen. Onze Indiaan, die Siwahoe heette, vond het op den duur niets prettig om nooit iets anders te zien dan tenten en rotsen en als hij in de verre verte het zachte fluiten van een locomotief hoorde, kreeg hij een heel groot verlangen naar het onbekende land, waar die trein heen stoomde. Toen hij zeventien Jaar was, werd dat verlangen hem te machtig en pakte hij een bundeltje met wat kleeren en maïsbrood bij elkander om de groote, vreemde wereld in te trekken. Dagen en nachten achtereen moest hij loopen en leefde alleen van zijn maïsbrood en wat water, toen hij eindelijk doodelijk vermoeid in New-York aankwam. Zóó ver had hij toch werkelijk niet gedacht, dat deze stad, waar de groote trein heen ging, van zijn tentendorp verwijderd was. Siwahoe begreep wel, dat hij nu werk zou moeten zoeken om aan eenig geld te komen, zijn brood was op en de honger begon hem duchtig te kwellen. Hoe langer hoe moedeloozer liep hij door die onmetelijk lange straten van New-York, waar het drukke auto-verkeer hem inder daad groote angst aanjoeg. Hij had geen oogen genoeg om al die enorme huizenblok ken en winkels te bekijken, vooral als hij 's avonds door de verlichte straten liep, was het of hij in een sprookjeswereld vertoefde. Alleen als die ellendige honger hem maar niet kwelde. .In New-York. De eerste dagen, die volgden, ging hij overal zoeken naar werk en gelukkig vond hij dit bij een meelfabriek, waar hij zakken meel uit de fabriek op de auto moest dra gen. Na eenige dagen was hij niet meer noodig en moest hij opnieuw aan het zoeken gaan. Ditmaal gelukte het hem niet zoo heel gauw en zijn beurs begon al weer bijna leeg te geraken. Geld om een onderdak te zoe ken had hij niet meer, zoodat hij 's nachts in een der parken op een bank moest sla pen, terwijl het dan meermalen gebeurde, dat hij vrij onzacht door een polltie-agent wakker geschud werd, die hem gebood te maken dat hij wegkwam, Juist vaak op oogenblikken, dat hij droomde van zijn ten tendorp, waar zijn ouders en verdere fami lie zoo vredig en rustig samenleefden, waar ook hij zijn legerstede en volop eten had ge had! Eindelijk gelukte het hem werk te vinden in een bioscoop, waar hij aan den ingang moest staan om bij groote drukte de orde te bewaren. Hij kreeg een roode uniform aan met vergulde knoopen, die veel te nauw was voor het flinke, gespierde lichaam van Siwahoe en die hem natuurlijk heel vreemd aanvoelde. Op de lange zwarte haren kreeg hij een klein rood petje, dat sterk afstak bij zijn ravenzwarte lokken. Tijdens de bioscoopvoorstellingen moest Siwahoe bij de kindervoorstellingen in de zaal orde houden. Dit gelukte hem echter niet bijzonder goed, daar de kinderen onzen armen Indiaan, die er in zijn te nauwe pak je eerder belachelijk uitzag, dan respect af dwong, heelemaal niet gehoorzaamden cn als hij hen aanmaande tot stilzitten, zeiden zij allerlei onvriendelijkheden tot den armen jongen en lachten hem uit. Hij gevoelde zich dan ook doodongelukkig en toen hij op een avond een paar leven makers de zaal uit moest zetten, kwam het tot een vechtpartij, waarbij Siwahoe ern stig gewond werd en naar een ziekenhuis moest worden overgebracht. Dagen en dagen lag hij daar ernstig ziek, daar zijn lichaam door te weinig en onge woon voedsel zeer verzwakt was en toen hij eindelijk zoo ver was, dat hij uit het zie kenhuis ontslagen kon worden, zorgde de dokter, die hem behandeld had, ervoor, dat hij weer naar zijn tentendorp terug kon gaan. Vijf dagen en vijf nachten moest hij met den trein reizen om eindelijk de plaats te bereiken, van waaruit hij het beste in zijn dorp kon komen. Diep ontroerd zag hij in de verte zijn eigen grond en de rotsen, die hij als kind zoo vaak beklommen had en waarachter t tentendorp lag, waaromheen de groote, on eindige groene prairie bloeide, terwijl het geluid van het woest voortstroomende water der groote rivier hem als muziek in de ooren klonk. Eindelijk had hij zijn dorp bereikt; reeds was hij voorbij de eerste tenten en stond nu voor zijn vader's tent. Met gebogen hoofd ging hij naar binnen en groot was de vreugde van zijn moeder en zusters, toen zij den verloren zoon weerzagen. De vader liet zijn ontroering niet bemerken, maar hief zijn rechte gestalte nog hooger op en wees naar buiten, waar een groote stapel Wie doet het hem na Meneer Zaagmeel is weliswaar nie( j maar zijn vak verstaat hij als de beste.; namelijk meubelmaker, meester-meubei natuurlijk. Zoo bracht enkele dagen geletfe klant een vierkant tafelblad bij hem, 4 zestien verschillende plaatsen was aange zooals de teekening het aangeeft. Uit dï moest nu een klein vierkant blad gezaagd' den, dat juist het vierde deel van het p blad uitmaakt. Meneer Zaagmeel speeldt Inderdaad klaar en leverde het vierde deë het groote blad af, zonder één boorgaatje ej Wie doet het hem na? (Nadruk verbt hout en een diji lagen, nc zoon begrei vader en met een jubelkreet rukte potsierlijke uniform uit en ging ai houthakken. Hij werkte zóó hard, als wilde hij de loren uren inhalen en toen hij eind klaar was, en het hout naast de tent opgestapeld, gunde hij zich een ooge: rust. Plotseling ging een schok door zijn ledj Wat hoorde hij daar geheel in de ve Heel zacht voerde de wind het stootende, luid van den trein tot het tentendorp t en heel flauwtjes hoorde hij het fluiten, locomotief, die den langen, langen tr naar het Oosten voerde. Ontroerd balde onze Siwahoe de vuk en zei tot zichzelf: „Domoor! Groote dc oor! waarom heb je verder willen dan je vleugels lang waren?" 's Avonds, om het groote kampvuur, 1 telde Siwahoe aan zijn stamgenooten 1 de groote stad en van alles wat hij daan zien en ondervonden had. Zijn toehoort hadden met belangstelling geluisterd, namen zich, evenals Siwahoe, voor, In hun tentendorp te blijven en al de i nietingen van de groote stad aan de bla gezichten over te laten. (Nadruk verbode Een zakhorloge alscompas. Dat het zakhorloge als compas dienst I doen, ls waarschijnlijk velen bekend, maar men het precies moet aanleggen, om de hen richting vast te stellen, zullen de meesten w* schijnlijk niet weten. In alle streken van Europa staat de zon middags precies in 't Zuiden. Houdt men ds om tegen den middag het horloge zoo op| hand. dat de kleine wijzer naar de zon getf is (zie teekening), dan ligt het Zuiden natir. lük in de richting van de twaalf. De kleine* zer en de zon beschrijven beide op onze bret ten een cirkel in gelijke richting. Maar terf de zon er 24 uur over doet, loopt de uurwit» maar 12 uur lang. Deze wijzer loopt dus tvt maal zoo snel als de zon. Daarom is de schl) bare boog, die de zon vanaf het Zuiden 1 schrijft, steeds de helft van de boog, die kleine wijzer van de 12 uit in denzelfden t heeft doorloopen. Richt men dus de kleine zer 's middags na 12 uur op de zon, dan ligt zuiden precies tusschen de 12 en het cijfi waarop de kleine wijzer gericht is. Om twee ff ligt het Zuiden dus tegen over de 1, om vier ff tegenover de 2, enzoovoorts. In de morgenuff kan men evengoed op deze wijze de hemels» ken bepalen, alleen mag men niet vergeten, vanaf 12 uur de kleine wijzer opnieuw, nu P durende den nacht, een kring doorloopt, zooi' de zon schijnbaar naloopt, om 's middags achterstand weer in te halen. Daarom ligt ff, vier uur s'morgens het Zuiden tegenover d' acht, om zes tegenover de 9, enzoovoorts. (Nadruk verboden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 20