Canada in den winter
Donderdag 14 Januari 1932.
SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9003
Een geschiedenis van farmers, trappers
en „hobo's" van sneeuw en
van oerwouden.
DE LAATSTE RIT.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Geen
Herstelbetalingen
meer!
(Bijzondere correspondentie).
OTTAWA, December 1931.
SNEEUW bedekt als een hermelijnen mantel het
oneindige land, de bevroren stroomen en de
donkere wouden, die zich uitstrekken tot de
uiterste grenzen van het poolgebied.
Als eenzame eilanden steken de daken van de ver
afgelegen boerderijen uit de diepe sneeuwlaag, die door
den wind hoog opgedreven is tegen de muren. Voor den
boer, den „farmer", begint thans een rustige tijd. Zij
hebben dit jaar een record-oogst binnengehaald en
konden tevreden zijn, als de graanprijzen niet zoo ge
daald waren, dat zij met verlies moesten werken. Schu
ren en silo's zijn tot aan den rand gevuld, maar de
handelaar uit de stad, die vroeger in een auto voor
reed, en tusschen een slok whiskey en een alleen voor
nannenooren bestemde, ruwe scherts het koopcontract
ondertoekende, is ditmaal weggebleven. Daarentegen
heeft de plaatselijke bank een dringende aanmaning ge
zonden, waarin zij herinnert aan de vervallen jaar
termijn. En eigenlijk moest er nog zooveel voor den
komenden winter aangeschaft worden: kleeding, con
serven, tabak, petroleum en werktuigen, alles onmis
bare dingen! Bovendien staat men bij den store-eigenaar
van het nabijzijnde stadje nogal diep in het krijt en aan
het begin van het nieuwe jaar moet ook deze schuld
betaald worden. Zij willen alle geld zien en de farmer
wacht terneergeslagen op de graankoopers, die weg
blijven of telefonisch prijzen aanbieden, die nauwelijks
de bedrijfsonkosten dekken.
Whiskey, kaarten en meisjes
Cdconfca
Daaromtanden op elkaar en afwachten, of
Chicago niet met betere prijzen voor den dag komt.
Daar er niets meer te doen is, krygen de losse seizoen
werklieden, de zoogenaamde „farmhands", hun congé.
En seizoenwerkers zijn het haast allen. Zij doffen zich
op, trekken hun beste kleeren aan en verkleeden zich
als .gentlemen"; het pas-opgestreken loon brandt hen
in de zak Op ladderwagens en bouwvallige auto's hob
belen zij naar de kleine prairiesteden, waar thans voor
de herbergiers en de café's-chantant een gulden tijd
aanbreekt. Waartoe heeft men zich den geheelen zomer
afgebeuld? Hier met whiskey, kaarten, hier met de
aardige kellnerinnen, zoolang nog één dollar aanwezig
is!! Lichtzinnig wordt daar in één avond weggesmeten,
wat men in de zomermaanden met hard zwoegen ver
diend heeft Het kan de „jongens" weinig schelen, dat
«ij binnen enkele weken totaal platzak zijn, daar zij
eensgezind de opvatting huldigen, dat geld dient om het
leven aangenaam te maken en dat men zooveel moet
genieten als men kan. Beter één minuut rijk, dan een
jaar arm! Zij maken zich geen zorgen en denken er
niet aan, bij den staat om ondersteuning aan te kloppen.
ITrapperieven in het oerwoud-
Wat nog bloed ln de aderen heeft nog merg in de
beenderen, gaat als houthakker naar de bosschen of
neemt bij den eersten den besten handelaar tegen
achuldbekentenissen een aantal buksen, munitie, dekens,
vallen, conserven en sneeuwschoenen in ontvangst om
een nter
deze tra
pruit vei
Talrijke hulpkrachten vinden hij het werk
aan de spoorwegen gelegenheid hun
onderhoud te verdienen.
EETJ1ET. ETON
NAAR HET ENGELSCH.
de onbetreden oerwouden op te zoeken, waar bevers
hun kunstige „kasteelen" bouwen, vossen en otters hun
rooversbestaan voeren en richt met zijn buks een ware
slachting onder de overigens overvloedige dieren aan.
Weldra staat er achter de een of andere heuvel, be
schermd tegen de heftige windvlagen, een keurige
blokhut, waar hij den winter in doorbrengt Gewoonlijk
sluiten zich eenige kameraden, onder aanvoering van
een ouden, ervaren trapper bij elkaar aan. Is de hut
opgetrokken, dak en voegen met aarde, mo3 en steenen
tegen de te verwachten sneeuwstormen veilig verzekerd,
dan gaat men vallen opstellen. Op Kilometers lange
afstanden worden de klemijzers gezet, zorgvuldig bedekt
met stroo en bladeren .voorzien van lokspijzen. De kost
bare vellen worden zorgvuldig van alles, wat vleesch is,
gereinigd, voorloopig gelooid en op houten rekken uit
gespannen om te drogen. Dat geeft werk genoeg voor
de lange avonden en de dagen, terwijl de sneeuwstorm
huilt en hun wereldje met een lijkwade bedekt. Pas in
den herfst trekken zij belast en beladen naar het stadje
terug, waar de handelaar, die de uitrusting op crediet
geleverd heeft, zijn terugkeerende schaapjes scheert.
Desondanks blijven er altijd nog wel enkele honderden
Dollars per man over en dat veroorlooft hen weer c?n
heerenleventje tot aan den volgenden oogst
,Je moet geen lafaard zijn. HU 2»! je Immers geen
kwaad doen."
„Ik ben bang," herhaalde hij.
„Onzin, Toby, je hoeft niet bang te zijn!"
En om zijn gedachten wat af te leiden van Mr, Wrigh-
ton, stelde zij voor, de rest van den tuin eens door te
loopen.
Drie sparren groeiden aan den achterkant van het
huis, waaraan het dan ook zijn naam ontleende.
De groom, die Dolly met den dogcart van het station
gehaald, was bezig, de wielen van *faet rijtuigje te
hen en riep tot Toby:
Wrighton is voor drie weken weggegaan, sir."
Toby klapte in de handen en juichte luide, zóó zeer
hij verrast door deze mededeeling. Van pure vreugde
e hij het paard een extra maal haver geven, waar-
tee de groom zich maar half vereenigen kon.
Om elf uur prompt zat Dolly bij Mrs. Brotherton in
zitkamer, om haar taak als lectrice te beginnen. Toby
i er bij willen blijven, maar zijn moeder had hem weg-
;estuurd, naar zijn timmerkamer, om 'n doos voor haar
maken. Hij had hier prachtige gereedschappen en kon
k uren lang bezig zijn, ofschoon hetgeen hij maakte,
iet bepaald hecht en weldoortimmerd was en gewoon-
jk zoo weer uit elkaar viel, waardoor hij zich gelukkig
iet uit het veld liet slaan.
Dolly had er geen klagen over, dat er te veel van haar
gevergd werd: 's morgens moest zij lezen van elven tot
èènen en 's avonds van zeven tot negen. Maar van dat
voorlezen op den avond kwam dikwijls niets zoodat Dol
ing over ly nog een eenvoudig spelletje kon spelen met Toby.
ngrijke Er waa zelfs een biljartkamer aan huis want Mrs. Bro-
Z ui del# therton had geen kosten gespaard
om haar zoon maar
genoegen te geven en bezigheid te verschaffen.
Dolly bracht prettige uren door met Toby op zijn tim
mer- en biljartkamer. De moeder hield zielsveel van
■iv
Wie nog bloed in de aderen, merg in de beenderen
heeft, trekt naar het Noorden, naar de bosschen
Naar het Zuiden!
De gevaren van het oerwoud zijn echter niet naar
ieders smaak. Duizenden farm-arbeiders weten zich
anders te helpen! Als de laatste dollar in de toonbank
lade van den herbergier is verdwenen, als de lieve Nelly's
en Mary's plotseling totaal verkoelen, is de tijd aange
broken om naar het Zuiden te trekken. Natuurlijk zal
het slechts een domme „greenhorn" in het hoofd opko
men, met lijn twee te gaan, d.wj. zijn voeten te ge
bruikener zijn betere manieren! Wie een echte
„hobo" ls, kent het werkwoord „loopen" niet. Voor de
aangestelde speurders van de Canadian Pacific begint
een opwindende strijd met de hobotroepen, die 's nachts
alle naar het Zuiden vertrekkende goederentreinen als
sprinkhanen bezetten, om het doel van hun reis, Call-
fornlë, te kunnen bereiken. Als zij verdreven worden
en menigeen wordt door een gevaarlijken sprong van
den rijdenden trein voor zijn leven kreupel wachten
zij op de volgende trein en na een tweetal weken ziet
men in de elegante wijken van de Californische kust
steden de eerste zwermen havelooze hobo's opduiken. Zij
sluiten zich bij elkaar aan, kampeeren op het strand
en laten hun bruine, gespierde lichamen in de zon
roosteren, een zon, die eigenlijk slechts voor ralllion-
nairs is gereserveerd. Door ts bedelen cn bij gelegenheid
kleine karweitjes op te knappen, weten zij met stoicijn-
sche tevredenheid het noodige bijeen te krijgen om zij
het dan ook niet overvloedig de hongerige maag te
vullen en voor de rest leven zij onbekommerd in de
heerlijke natuur, kampeeren hoogst gezellig bij elkaar,
maken muziek en zingen des avonds om hun kampvuren.
Velen trekken ook naar Florida, zelfs weten sommigen
als kolentremmers de Hawai-eilandengroep te bereiken,
het Paradijs der Menschheid, het winterverblijf der
„upper four", waar de dollar ook tegenwoordig nog los
zit en waar de overheid ook de armsten der armen nog
bereikt
De hulp der maatschappelijke instellingen-
Slechts de oudere familievaders blijven ln de steden
achter en zij zijn het, die de talrijke particuliere en
stedelijke hulpkassen om steun verzoeken. Het gou
vernement heeft 380.000 arbeiders geteld, die zonder
werk zijn gekomen; voor het grootste deel bezitten deze
echter genoeg spaargeld om den winter door te komen.
De groote ondernemingen zijn van plan hun industrl-
eele inrichtingen te reorganiseeren, hetgeen werk ver
schaffen zal aan tienduizenden arbeiders. Grooteigenaars
van farms willen hun overbodige loodsen laten opknap
pen en Inrichten om de werkloozen tegen vrije koet en
haar zoon maar ze had er den slag niet van om met
hem om te gaan. Dat komt: ze wist zich niet tot hem
neer te buigen en eischte te veel van zijn zwakke geest
vermogens.
Er kwam maar weinig bezoek op Sparren zicht Een
heel enkelen keer bracht een van de dames uit den om
trek per rijtuig een officieel bezoek van hoogstens een
kwartier en Dolly was hier nooit bij. Zij en Toby zagen
in den regel het rijtuig komen en gaan vanuit de tim
merkamer en een enkelen keer, als ze terugkwamen
van een wandeling, vertelde de groom wel eens aan
Toby,dat er bezoek was geweest; en hij hoorde graag
neiuws: er ging immers maar zoo weinig in zijn wereldje
om!... Het volgend oogenbllk was hij het echter weer
vergeten.
Van tijd tot tijd hoorde Dolly den naam van Mr.
Wrighton noemen door Martha en John. Martha bad
namelijk wat meer verteld aan Dolly. Als men het Toby
maar naar den zin wist te maken, dan was men zeker
bij Martha in den gunst te staan. En dikwijls zat de oude
's avonds Dolly's kleeren te veratellen, dat zij maar vrij
had, om zich aan Toben te wijden.
Nu en dan ontviel Martha een bitter woord over de
bemoeizucht van Mr. Wrighton. Over het geheel was
het personeel hem niet gunstig gezind. John en de tuin
man, di e dan ook misschien anders geneigd zouden zijn
het werken meer als bijzaak te beschouwen, werden te
sterk naar hun zin door hem tot plichtsbetrachting ge
dreven. Martha en de keukenmeid konden hem niet ver
geven, dat hij Toby een half jaar had weggestuurd.
Dolly begreep niet, hoe ooit iemand genoegzaam in
vloed kon heben over Mrs. Brotherton, om haar te be
wegen, haar zoon van huls te sturen.
Zijzelve had dikwijls buien van heimwee, dat zij een
gevoel kreeg, of zij het niet langer zou kunnen uithou
den, zonder eens even haar moeder en zuster te zien;
maar de gedachte aan het ruime salaris en het verdriet
van Toby, als hij het zonder haar gezelschap zou moe
ten stellen, deed haar dan toch maar weer besluiten, in
Hattorth te blijven.
HOOFDSTUK V.
Dolly en Toby waren op weg naar den dorpswinkel.
Toby was den laatsten tijd begonnen met waterverf te
kleuren. Nu was zijn voorraad „smaragdgroen" uitgeput
en had hij er steeds op aangedrongen, om in Hattorth
Lichtzinnig wordt het in de zomermaanden
door hard zwoegen verdiende geld, op één
avond uitgegeven.
een geringe arbeidsprestatie, met een klein loon vrij
onderdak te verschaffen. De Canadian Pacific en de Ca
nadian National beginnen hun wagenpark en hun
spoorbanen een groote beurt te geven, hetgeen ongeveer
20.000 man werk verschaft. In de scholen worden avond
cursussen georganiseerd voor hen, die zich op het een
of ander gebied wenschen te ontwikkelen, die hun
kennis willen aanvullen of in aangenaam verwarmde
schoolruimten de lange avonden nuttig willen doorko
men. Al ia de tijd slecht en het geld schaars de
oude, aangeboren pioniersgeest is nog niet verdwenen
Men zet zich schrap tegen de crisis en men zal haar
overwinnen!
(Nadruk verboden).
MEERVOUDIGE STRAFKAMER.
Zitting van Dinsdag 12 Januari.
ZEDENMISDRIJF GEPLEEGD TE DEN HELDER.
De 57-jarlge Arie H., 'n straatventer, wonende te
Den Helder, thans gedetineerd in het huis van bewaring,
stond terecht terzake het plegen van niet nader aan
te duiden handelingen met jeugdige kinderen op 5 No
vember. Verdachte, die zich bijzonder imbeciel voordeed
en verklaarde niet te kunnen lezen noch schrijven, ver
meende de andere week jarig te zijn, op welken dag
kon hij niet zeggen. De president was echter van mee
ning, dat verdachte dit heel goed wist en zich wel wat
al te onnoozel aanstelde. Dr. Hoeneveld, psychiater, werd
vervolgens als getuige gehoord en de zaak, voorts op
grond van het zedekwetsende met gesloten deuren be
handeld.
HET NAADJE VAN DE KOUS WAS NOG NIET
GEVONDEN.
Op de zitting van 25 December '31 stond terecht onze
oud-stadgenoot, de 53-jarige heer Jacob W., thans fruit
handelaar te Den Helder, die het ongeluk had op 8 Mei
met zijn vrachtauto, terugkeerende van de veiling te
Alkmaar, op den Rijksweg onder de gemeente Alkmaar,
onder het van achter passeerend van een voor rijdende
aangespannen driewielde kar aan te rijden, met het
ernstige gevolg, dat de bestuurder, de heer J. Comman
deur door den schok van de bok viel en alstoen de
wielen van dit voertuig over zich kreeg, waardoor hij
ernstig werd gewond aan linkerbeen en arm en tot op
heden niet ln staat was zijn werkzaamheden te ver
richten. Deze zaak werd alstoen in hooget beroep mi
nutieus onderzocht door het hooren van 4 getuigen, doch
de rechtbank scheen echter ook toen nog niet voldaan
en voldoende ingelicht om zich een definitief oordeel te
vormen, althans werd de zaak aangehouden en heden
voortgezet, terwijl eenige nieuwe getuigen, de heeren J.
Dekker, S. Spierdijk, W. Raven en W. Vonk, benevens
nog vele andere personen waren gedagvaard.
Opposant, als raadsman en verdediger bijgestaan door
mr. Langeveld, advocaat te Alkmaar, was ook heden in
persoon aanwezig.
De vrouw van getuige Commandeur had aan de
Rechtbank een brief geschreven, waarin verschillende
bijzonderheden vermeld waren, die hij bij zijn verhoor
niet had medegedeeld en die het hooren van al die
nieuwe getuigen wenschenlijk maakte.
Onder meer verklaarde Commandeur nog, dat het
paard van de driewielde, met zand geladen, kar gespan
nen, na de aanrijding zich van het lemoen had losge
rukt en op hol was geslagen. Voorts gaf Commandeur
lAfii kHhion en repareeren alle soorten
v IJ Ufvlvll wollen Kleeding, Kousen
en Sokken (ook de allerfijnste). Vraagt onze school-
kousen mei dnbbel gebreide knieën. JAAP SNOR,
Den Helder, Znidstraat 19. (Let op den gelen winkel)
Voor Schagen: C. DE MOEL, Noord; voor Alk
maar: J. G. VERSPAARDONK. Hekelstraat 23.
Let op ons gepatenteerd fabrieksmerk.
een andere tube te halen. Dolly wist wel, dat ze er in
dien winkel geen verkochten, maar het was een heerlijke
Augustusavond, dus zou het op zichzelve een prettige
wandeling zijn.
De groene verf was dan ook niet te krijgen, maar wel
een nieuwe soort drops, waarvan Toby een heelen voor
raad insloeg.
„Dien kant ben ik nooit uitgeweest," zei Dolly. „Waar
leidt die weg heen?"
„Naar zijn woning".
„Kan je het huis van den weg af zien?"
Toby knikte.
„Laten we dien kant dan eens opgaan. Je hoeft niet
bang te zijn, Toby, want hij is immers niet thuis, en,
éls hij thuis was, dan zou hij je nog geen kwaad doen!"
Onwillig ging hij mee. Ze liepen langs kerk en pasto
rie en zagen toen van verre een groot, rood steenen
huls liggen, begroeid met klimop.
„Daar woont hij," zei Toby met een rilling.
„Men zou denken, dat hij een monster is, zoo praat
je over hem!"
„Hij heeft mij, U weet, waarheen gestuurd. Ik haat
hem! Kom, misschien is hij er toch!"
Hij nam haar bij de hand en traohtte haar mee te
trekken.
„Arme jongen! Geen wonder, dat je hem haat," dacht
Dolly.
Het was een mooie wandeling door het park. De oude
Mr. Wrighton, de vorige eigenaar, had geen kosten ge
spaard, om zijn landgoed bloeiend te maken.
Ze waren niet ver van den weg naai- Hattorth, toen
Dolly iemand zag aankomen. Tegelijkertijd greep Toby
haar bij den arm en zei klappertandend:
„Hij is thuis!"
„Kom, wees een man. Hij zal je immers niets doen.
Gauw, laat mijn arm nu los!"
Mr. Wrighton fronste de wenkbrauwen, maar nam den
hoed af, toen hij naderbij kwam.
„Is je moeder thuis?" vroeg hij kortaf aan Toby.
Maar die was niet in staat te antwoorden; dus zei
Dolly maar: „Mrs. Brotherton is thuis."
„Dank U. Wees zoo goed, haar te zeggen, dat ik mor
gen om tien uru kom."
Hij liep door. Toby balde de vuist tegen hem, zoodra
hij uit het gezicht was.
„Leelijkerd! Leelijkerd! Ik haat je!"
Mrs. Brotherton zei, dat het haar verhuegde te hooren,
Duitschland kan niet meer betalen,
Duitschland zit dus op zwart zaad,
Alle mogendheden schrokken,
Want hier helpt geen goede raad!
Er is duidelijk gesproken,
Dat gaf onverwacht een schok,
Brüning wierp den Duitschen knuppel
In het Fransche hoenderhok!
Gallië's Haan scherpt reeds zijn sporen,
En kraait hoog en schel alarm,
Want voor eigen-honk-belangen
Loopt hij overmatig warm.
Hij is waakzaam voor zijn burgers,
Voor z'n vrijheid en z'n goud,
En de rest der wereldvolken
Laat hem onvoorwaard'lijk koud!
Frankrijk praat graag met verheffing
Van zijn groot en heilig recht
Op herstel der oorlogsschade,
In milliarden uitgelegd.
De hoegrootheid van die schade
Komt er niet zoo erg op aan,
Want het rijk voorziene Young-plan
Blijft toch tachtig jaar bestaan!
Al de and're mogendheden
Geven Duitschland schoon gelijk,
Zij het dan in diepe stilte,
Want zijn schuld maakt hén niet rijk!
En ze hebben deze meening,
Niet van egoïsme vrij,
„d'Opbloei va.i den nieuwen voorspoed
„Komt pas bij een schoone lei!*
Met dat al, men is aan 't dreigen;
„Pas maar op met je bankroet,
„Want we halen de milliarden,
„Ook al heb je geen tegoed!"
Dat is juist de kern der kwestie,
En had Brüning het zoo mis?
Pluk eens veeren van een kikker,
Die driekwart verdronken is!!
Januari 1932.
(Nadruk verboden.)
toe, dat de opposant hem, toen hij zich ln verpleging
bevond, belangstelling had betoond.
De brugwachter J. Dekker, dienstdoende aan de Stol-
pervlotbrug, had vanuit de verte de aanrijding gezien.
Het paard ging er van door en den bestuurder zag hij
op den grond liggen.
Ook mej. Burger—Spierdijk, die vlak bij de plaats
der aanrijding woont, had wel niet de aanrijding gezien,
maar een schurend geluid en een klap gehoord, 'n paar
stukken van de driewielde kar had deze actieve Juffrouw
in haar tasch medegebraoht als corpora dèlicta. Zij had
den beleefden dank van den president ln ontvangst te
nemen.
Getuige Raven had den man vóór het houten wagen
wiel zien liggen.
Met een weergave van het overige uitgebreide ge
tuigenverhoor vermeenen wij onze lezers niet behoeven
te vermoeien. Het gebeurde is o.i. na twee tamelijk uit
voerige verslagen voor hen vrijwel voldoende toegelicht-
De heer Officier toonde zich echter niet voldaan over
de houding van opposant ln verband met deze aanrij
ding. Het was gebleken, dat hij had getracht de recht
bank een rad voor de oogen te draalen en de schok
der aanrijding veel ernstiger was dan verdachte had
voorgesteld. De Officier wijzigde alsnu zijn requisitoir
en vorderde nu f 120 boete of 60 dagen en intrekking
rijbewijs voor den tijd van 1 jaar.
Mr. Langeveld hield nogmaals een uitvoerig pleidooi,
begreep niet de plotselinge rancune van den Officier
en verzocht clementie en geen intrekking van het rij
bewijs.
I
NIET HET JUISTE ADRES VOOR GELD-
OVERMAKINGEN.
De 28-jarige voeger Willem Sm., geboren te Den Hel
der, wonende te Alkmaar, 'n stevige snaak, niet afkee-
rig van een stevige hartversterking en onder alcoholl-
schen invloed tamelijk onverschillig en vechtlustig, had
reeds meermalen met den strafrechter kennis gemaakt.
Gewoonlijk echter ter zake vechtpartijtjes of weder-
dat Mr. Wrighton terug was. Hij was verscheidene we
ken weg geweest
„Ik geloof, dat ik dien Mr. Wrighton al eens gezien
heb," daoht Dolly, „maar ik kan mij niet meer herinne
ren, waar. Het verwondert mij anders niets, dat zij hier
geen van allen met hem ophebben. Hij behandelt Toby,
of hij een hond is en tegenover mij was hij ook niet
overbeleefd."
Dien volgenden ochtend om tien uur zag Dolly Mr.
Wrighton aanbellen. Zij en Toby waren in den tuin,
maar hij liep weg, toen hij het hek hoorde dichtslaan.
Martha bracht Dolly een boodschap van Mrs. Brother
ton, dat die niet verlangde voorgelezen te worden.
„Mr. Wrighton onderhoudt de Mlstress over het een
of ander," voegde de oude er knorrig bij.
Met Toby was niets meer te beginnen, tot John het
paard voor den dogcart spande en ze naar Diston re-
den.
„Die arme Mester Toby wil altijd maar uit den weg
zijn, als Mr. Wrighton ln de buurt is, en geen won
der dan ook", zei John.
Toen ze door het plaatsje reden, was Toby zóó opge
wonden, dat hij het dikwijls uitschaterde van de pret;
maar niet zoodra waren ze op den terugweg, of hy fluis
terde:
„Zou hij er nog zijn?"
Onderweg kwamen ze hem tegen; dit was dus een
groote geruststelling. Mr. Wrighton zag er niet opgewekt
uit en andermaal kwelde Dolly zich met de gedachte:
„Waar kan ik hem toch hebben gezien?"
Mrs. Brotherton was aan den lunch koeler dan ooit,
„Waar ls u den heelen ochtend geweest?" vroeg zij.
Dolly zei, dat ze met Toby in den dogcart een ritje
had gemaakt
„Laat dit nooit weer voorkomen", waarschuwde zij.
„Op den ochtend heb ik graag, dat u thuis is. En in het
vervolg verlang ik ook, dat mij wordt meegedeeld, waar
u heengaat"
Dolly bloosde. Ze had immers het onaangename gevoel,
dat Mrs. Brotherton niet tevreden over haar was. Toby
begreep hier niets van. Hij was gelukkiger dan ooit,
want hij zag zijn lievelingspudding op tafel.
.Vanmiddag zouden wij een lange wandeling maken.
Toby daoht, dat hij verftuben zou krijgen in Roughbo-
rough. Maar misschien heeft u mij noodig?"
„Ja, het is beter, dat u binnen mijn bereik blijft"
Wordt vervolgd.