Alieitti Niciws- iliintiiit- tallmllii. KEG KOFFIE GEESTELIJK LEVEN. Uitgevers- N.V. y.h. TRAPMAN Co., Schageo. Eerste Blad. In 1925 Thans 'S De ramp van de „Stanfries". Zaterdag ló Januari 1932. SCHAGEB 75ste Jaargang No. 9004 COURANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag. Woensdag. Donder dag on Zaterdag Bij inzending tot s morgens 8 uur. woitlen Adver tpidion nog zooveel mogelijk in het eeratuitkomond nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT TELEF No 20. Prijs per 3 maanden f 1.80 Losse nummers 6 cent ADVERTEN» TIëN van 1 tot 5 regels f0.85. iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inhegiepeni fTrootere let f «»rs worden naar plnntsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN. Wij achter de tralies. Ieder mensch, wie hij ook zij, kan elk oogen- blik het slachtoffer van een verschrikkelijke misdaad worden. Ieder mensch, wie hij ook zij, heeft daarom het hoogste belang bij de vraag, of dit gevaar, dat ieder oogenblik zijn leven, zijn gezondheid, zijn eigendom, zijn eer, zijn vrouw en zijn kind bedreigen kan, op de juiste wijze bestreden wordt of niet. Verkeerde behandeling van den mis dadiger in de gevangenis verhoogt dit ge vaar; een juiste behandeling kan het wel iswaar nooit geheel en al wegnemen, maar toch in veel sterker mate, dan men tot nu toe vermoed heeft, verminderen. DE aanhaling, welke ik als motto boven dit ar tikel heb geplaatst, is ontleend aan het boek, getiteld: „Wij achter de tralies". Dit boek is geschreven door den Duitschen professor Georg Fuchs, in het Nederlandsch vertaald door Anthonie Donker, voorafgegaan door een inleiding van dr. P. Bierens de Haan en uitgegeven door van I.oghum Slaterus te Arnhem. {De prijs is f3.90 ingenaaid; f 4.90 gebonden.) Georg Fuchs heeft van de twaalf jaren gevange nisstraf, waartoe hij werd veroordeeld om politieke redenen, ruim vier jaar uitgezeten. Ilij kreeg op 1 October 1927 gratie. Tijdens zijn verblijf in de ge vangenis te Ebrack in Beieren heeft hij met vele misdadigers kennis gemaakt en daardoor hun psy che, hun wezen kunnen besludeeren. Het heeft hem er toe gebracht reeds in de gevangenis zijn boek te schrijven. Ik heb 't gelezen en hen daardoor bevestigd gewor den in de sedert lang reeds in mijn gegroeide over tuiging, dat er een grondige herziening noodig is in ons oordeel over den „misdadiger" en over de manier, waarop zij moeten worden behandeld. Bij de groote massa leeft nog altijd de meening dat „het kwaad" gestraft moet worden. Hoe wei nig echter bekommert zij zich om de vraag, waaróm kwaad wordt bedreven en of misschien ook de maat schappij zelf de oorzaak daarvan is. Bedenkt zij ooil dat er, ach, zoo weinig onderscheid is tusschen mis dadigers en fatsoenlijke menschen, die buiten de ge vangenis blijven? Vraagt zij zich ooit met ernst af, of de straf iemand werkelijk beter maakt? In het algemeen is bij die groote massa slechts sprake van een zeker wraakgevoel. En zij wordi slechts zelden verontrust door de gedachte, wat het leven in een gevangenis beteekent voor hen, die daar in worden opgeborgen. Daarom vestig ik de aandacht op dit boek. Het kan zegenrijk werk doen door de menschen te gene zen van dat (meestal onbewuste) farizeïsme, hetwelk hen hard en wreed maakt tbn opzichte van den naaste, die door de omstandigheden, door abnormaal- eenzijdige ontwikkeling tot een leven vervalt, dat hem in aanraking brengt met den straffenden rech ter. Het zal hem doen inzien hoe groote talenten in de gruwelijke eenzaamheid der cel worden begra ven, omdat die talenten geen normale ontwikkelings- i kans kregen in de maatschappij. Is het niet beschamend voor onze samenleving, d.i f voor ons allen, dat prof. Fuchs dit zegt: „In het al gemeen schijnt de misdaad een met verkeerde midde len ondernomen poging te zijn om de verschrikke- lijke ellende, waarin tallooze menschen, zonder de minste kans om aan de voordeden van beschaving en cultuur ooit maar ecnigszins deel te hebben, voort- vegeteeren moeten, op een of andere wijs, eens, er- gens, op te heffen om ook iets aan hun leven te mo- gen hebben" Maar wee den ongelukkige, die deze verkeerde mid- delen toepast en met de wetten in botsing komt. Hij zal kennis maken met de rechtspleging en„onze rechtspleging is al lang geen gerechtigheid meer, is het misschien nooit geweest; zij is een uitsluitend op doelmatigheid gerichte maatregel tot bescherming r der meerderheid, die eigenlijk heel goed weet, dat zij geen recht heeft haar welvaart te handhaven door handelingen, die hoe men ze ook beschouwt, steeds wreed en onmenschelijk blijven." Ik denk hierbij onwillekeurig aan wat wijlen Clara Meyer-Wichman heeft geschreven in haar prachtboek „Misdaad, straf en maatschappij"; Recht tot straffen heeft dus zeker niet deze maatschappij, waarin een tekort is aan ontwikkelingsvoorwaarden voor de nor malen en aan liefdevolle zorg voor de abnormalen". Het is een der grootste verdiensten van den schrij ver dat hij nergens eenige poging doet om te over drijven of de dingen opzettelijk te dramaiiseeren. Hij blijft altijd sober. Maar hoe welsprekend is deze so berheid op menige bladzijde. Wie zou niet het verschrikkelijke het typisch verschrikkelijke! van het gevangenislevcn voelen wanneer hij leest: „de eigenlijke marteling, datgene dat het eigenlijk ondraaglijke, doodende is onder a! de overigens zoo verschillende helsche kwellingen in dit oord der verworpenen, is de eeuwig eender blijvende eentonigheid, de verschrikkelijke monoto nie, waarmede zij zich herhalen. In dit opzicht is de hedendaagsche gevangenis niets minder dan een tij delijk symbool der eeuwige hellestraffen, het oord der verdoemden op aarde. Ook hier is de eindelooze eentonigheid, het onafgebroken grauwe en nog eens grauwe, waarin zich al dat troostelooze steeds her haalt, de ergste foltering. De eene dag precies als de andere; afschuwelijk! De eene week precies als de an dere: afschuwelijk!" Hoe moordend het gevangenisleven is, wordt zeker niet minder duidelijk uit de meening van de gevan genisbeambten. Het heeft mij getroffen, dat prof. Fuchs dezelfde ervaring heeft opgedaan als menig ander, die met deze menschen wel eens vertrouwelijk heeft gesproken. „Ten slotte zijn wij (zoo uit zich een beambte) niets anders dan medegevangenen! Ook ons maalt 1ie met de pijnlijkste nauwkeurigheid uitge- knobbelde regeeringsmachinerie dag in dag uit met haar afschuwelijk eentonige regelmaat langzaam aan dood!" Laat men zich toch eens voorstellen wat het be teekent voor een mensch in de moderns wereld dat hij in de gevangenis gedoemd is tot zwijgen. Want „geen overtreding van de huisregels moet zoo vaak gestraft worden als die van het verbod om te spre ken. Wie het niet meegemaakt heeft, kan zich een voudig niet voorstellen met welk een begeerigheid die arme drommels, ondanks de verschrikkelijke straffen, erop uit zijn om tenminste een paar woor den haastig met een voorbijgaanden gevangene of met hun voorman op de wandeling te wisselen Men zou meenen dat zij de gewichtigste dingen op het hart hadden maar neen, wat zij te zeggen heb ben, is op zichzelf iets heel onbeduidends, zoowel voor den spreker als voor den toehoorder; het is alleen de drang slechts even één minuut het moor dend eentonige bestaan, waarin door den geestdon- denden gang van zaken overal in de wereld het „le ven" voor de hedendaagsche menschenmassa's ver anderd is, niet te behoeven te voelen." Niet te verwonderen is het, dat die gruwelijke een tonigheid, die dwang om te zwijgen dikwijls voert tot geweldige uitbarstingen aan de eene zijde en tot de meest wilde fantastische voorstellingen aan de an dere zijde. Een woest gebrul, een ontzettend gehuil barst soms los in de cellen, waarin de weerloozen zijn op gesloten. Er zijn in het boek natuurlijk verschillende typen van gevangenen besproken Het merkwaardigste type is misschien wel de gevangene Eugen Winckler. Welk een onbreekbare wilskracht in dezen mensch, die door studie in de gevangenis niet minder dan 18 ta len heeft geleerd en een schat van algemeene ken nis, verworven. En wij denken onwillekeurig aan de beteekenis, welke zulk een man had kunnen hebben voor de maatschappij, wanneer zij hem zijn kans niet had onthouden. Geen slaan in ijzeren ketenen, geen krom- sluiten in de boeien vermocht hem klein te krijgen. Adembeklemmend is het verhaal van zijn leven in de gevangenis, van zijn ontvluchting en van zijn wederom gevangen worden. En na het relaas daarvan gegeven te hebben ein digt prof. Fuchs aldus; „Ofschoon er in mijn tijd wel geen enkele beambte meer in de gevangenis was, die die uitbraak van Eugen Winckler nog zelf had meegemaakt, ging de mare daarvan nog steeds van mond tot mond als een heldenzang uit tijden, die tot sagen zijn gewor den. Alle andere uitbraken, die nadien voorgeko men waren, waren vergeten, maar deze leefde in de herinnering voort. Waarom? Omdat er een persoon lijkheid achter stond: een mensch vol tegenstellin gen! Een in aanleg eigenlijk behoorlijk mensch, met c-en levendigen geest, die gedoemd was een onmensch als het ware als zijn dubbelganger in zich mee te sleepen en die ernaar hunkerde door liefderijk be grijpen van dien onmensch verlost te worden, maar wien men niets anders weet te geven dan ambtelijk- correcte voorschriften, of om met Christus te spreken: steenen voor brood, schorpioenen voor visch!" Zeer belangrijk is het gedeelte van het boek, dat de naam draagt van „Eros in de gevangenis". De gedwongen geslachtelijke onthouding prikkelt de fantasie. „In 'n gevangenis voor mannen wordt nergens zoo veel over gesproken als over de vrouw en over vrou wen; en in een gevangenis voor vrouwen wordt ner gens zooveel over gesproken als over den man en over mannen. Ik ben in Aichach geweest, waar zich de groote centrale Beiersche gevangenis met tucht huis voor vrouwen bevindt, en ik heb verscheidene bekentenissen van de bewoonsters daarvan aange kostte een half pond koffie 50 ets. kost dezelfde kwaliteit 373 ets. Oppervlakkig, zou men zeggen, dat is maar 12% ets. per pakje goedkooper; maar hebt U al uit gerekend, hoeveel tienduizenden guldens in de huishoudingen alleen al op koffie bespaard kunnen worden? Wij hebben de oude prijzen steeds verlaagd, en de kwaliteit onveranderd superieur gelaten. Steeds versch. Bij Uw winkelier vanaf 24tot 65 ets. per half pond. Gebrand door C. KEG's Groothandel Zaandam Opgericht 1832. hoord. Maar in die gesprekken gaat het volstrekt niet altijd zoo toe als men het zich wellicht voor stelt of in romantische beschrijvingen gelezen heeft. Ja, wel laten de kreten van dierlijke bronst, het onder drukte rochelen van niet meer uit te houden begeerte, de dierlijke zinnendrift, de lage zinnelijkheid en pa thologische (d.i. ziekelijke) smeerlapperij zich hier dagelijks hooren en voelen. Maar als hier van de vrouw, ginds van den man sprake is, dan gaat dat haast altijd met een vreeselijke beschuldiging ge paard! „De vrouw is de schuld van alles!" zoo hoort men in het tuchthuis voor mannen grommen, „De mannen, door de mannen is het zoover gekomen!" klinkt het in de gevangenis voor vrouwen uit verbe ten mond. En beiden schijnen met gebalde vuisten slechts op het oogenblik te wachten, waarop zij vree- selijk wraak zullen kunnen nemen op het andere ge slacht, den duivelschen oorsprong van alle onheil en leed. Hoe wild de zinnenbegeerte hier ook tot uiting komt, toch laait ook de demonische haat op, waar mede de man aan de vrouw, de vrouw aan den man denkt in de lange jaren van opsluiting. Haat en be geerte stroomen laaiend samen tot een verterend vuur van tweevoudigen bronst Van bijzondere beteekenis is het laatste gedeelte van het boek: de gevangenis der toekomst. En het klinkt als een ernstige aanklacht tegen deze maatschappij wanneer hij het hoofdstuk „het crimi neel pathologisch gesticht der toekomst" aldus be gint: „I-Iet moderne strafrecht heeft, naar het in offi- cieele voorstellingen heet, het beginsel van wraak en vergelding geheel uitgeschakeld en beoogt nog slechts de gemeenschap tegen gevaarlijke indivi duen te beschermen .alsook het individu tegen zich zelf, daar immers zijn opsluiting hem voor verdere wandaden behoedt en in de gelegenheid stelt zich te beteren. Onder dit „zich beteren" verstaat men een proces, waarbij de misdadiger allengs even „goed" zou worden als de benadeelde gemeenschap. Een uiterst humaan beginsel! Maar is die gemeen schap, is het meerendeel der „normale" menschen werkelijk goed? Christus zegt; „Niemand is goed be halve God alleen!" Volgens mijn meening, die door allen, die actief of passief ervaring van de strafuit oefening hebben, wordt gedeeld, zou men de meeste „misdadigers" om ze op het gemiddelde zedelijke ni veau der „goede burgers" te brengen niet moeten om hoog halen, maar juist ethisch meestal aanmerkelijk moeten laten zakken, zoodat zij zich bij alle slecht heid en ruwheid, die zij bij de bevrediging hunner zelfzucht aan den dag gelegd hebben, ook nog de noo- dige listigheid, sluwe berekening, huichelarij en laf heid zouden eigen maken, waardoor de overgroote meerderheid der .normalen" in de maatschappij erin slaagt met haar slechtheid, zelfzucht en laagheid door de breede mazen van het wetboek heen te glip pen en over alles een ethisch vernisje te strijken." Is dit oordeel te hard? Is het onwaar? Mijn waarde lezers zegt dit niet te vlug. Hij weet wat hij zegt en verdedigt het op goede gronden. Dat is juist het mooie, het tragisch-mooie in dit boek, dat GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF. Garage C. NIEUWLAND, BERGEN. het noodwendig in den lezer moet breken dien waan, dat de „misdadigers" zooveel lager staan dan de brave menschen, die nooit in de gevangenis terecht komen. Er moet nog zooveel veranderen in de ziel van het volk ten opzichte van hen, die meestal door on evenwichtigheid, door verderfelijken invloed van het millieu, waarin ze opgroeien, door de liefdeloosheid der maatschappij tot strafbare daden komen. Trouwens ik zou de vraag willen stellen: hoevele van de gewone doorsnee-menschen houden zich be zig met het vraagstuk „misdaad en straf"? Wie denken er ooit aan, dat er eenige duizenden van onze medemenschen zitten opgesloten in steenen hokken, gedoemd tot een vreeselijke eenzaamheid? Welnu, dit boek plaatst ons midden in die ijskou de, liefdelooze gevangeniswereld. En...... het doet ons beseffen, dat zij, die daar verkwijnen en vergeten worden, menschen zijn als wij; menschen, in wie goede en kwade neigingen zijn saarageweven; men schen, die graag anders hadden gewild, maar die gedreven werden door verlangens, welke zij op „fat soenlijke" of op slimme wijze niet wisten te bevre digen. Dit boek dwingt ons tot de vraag: wie zijn wij zelf en wat is deze maatschappij? Zou het niet waar zijn, dat elke maatschappij de misdadigers heeft, die ze verdient? Menschen, leest dit boek en laat het in u doorwer ken, laat het in uw hart wekken deernis met de uit- gestootenen, maar bovenal liefde, welke niet wil straffen, maar redden, een liefde als die van Mathil- de von Wrede, de engel der gevangenen, waarvan ook prof. Fuchs gewaagt. ASTOR. De vermoedelijke oorzaak. Omtrent de ramp van de „Stanfries" wordt van des kundige zijde aan het „Hsbl." gemeld: Daar de zee rondom den put, waarin het wrak ligt, 3 a 3.5 m. diep is, kan het schip niet den grond hebben geraakt, daar het veel minder diepgang heeft. Aanne melijk is, dat het in een z.g. grondzee is gekomen en daardoor is gaan slingeren. Door dit slingeren is vermoe delijk de deklading opzij geschoven, zoodat het schip scheef kwam te liggen en vol liep met zeewater. Het zou dan in sterk hellenden stand zijn gezonken en onder water, op de helling van den put, verder zijn omgeslagen. Het spreekt vanzelf dat ook dit een onderstelling is zij het dan een waarschijnlijke daar volkomen zeker heid, als zij ooit valt te bereiken, pas is te verkrijgen na de lichting van het wrak. Die lichting zal nog wel een paar dagen uitblijven, daar Woensdag, wegens het slechte weer de duiker Sper- ling niets heeft kunnen uitrichten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 1