Cursusvergadering van de Vereeniging van Oudleerlingen
der Rijkslandbouwwinterschool te Schagen.
Voordeelen van betalingen door overschrij
vingen en de rol, die de Coöp. Boeren
leenbanken daarbij voor den Landbouw
zouden kunnen vervullen.
In het Noordhollandsch Koffiehuis van Mevr. Wed.
Zwaag te Schagen, werd Maandag 18 Januari
1932, des morgens half elf, de tweede cursusverga
riering in dit jaar gehouden, waarbij de heer Th. J.
Visser, hoofdinspecteur van de Centrale Bank te
Utrecht, een inleiding hield over: „Voordeelen van be
talingen door overschrijvingen en de rol, die de
Coöp. Boerenleenbanken daarbij voor den Landbouw
zouden kunnen vervullen.
De opening.
De heer P. J. Kistemaker, Kolhorn, opent de ver
gadering met de mededeeling dat door verhindering
van den voorzitter, den heer I\. Koster Jz., Midwoud,
aan hem als vice-voorzitter de leiding dezer verga
dering is opgedragen. En spr. doet dit met buiten
gewoon veel genoegen, omdat men weer in zoo groo-
ten getale is opgekomen. Het is voor het bestuur een
groote voldoening als de leden in grooten getale op
komen, omdat daaruit blijkt, dat het bestuur met het
aan de orde stellen van het onderwerp een goede
keus heeft gedaan. Spr. heet dan in het bijzonder
welkom het eerelid den heer Ir. G. Veenstra en den
heer Th. J. Visser, die het op de agenda vermelde
punt zal inleiden. We leven in een tijd waarin be
zuinigd moet worden, waar bezuinigd kan worden,
een tijd waarin bespaard moet worden waar be
spaard kan worden.
Spr. gelooft wel dat het de bedoeling van den heer
visser is, den klemtoon te leggen op de besparingen,
die door overschrijvingen kunnen worden verkregen.
Wel zal die betalingsmethode voor ieder persoonlijk
niet zoo'n groote bate beteekenen, maar in het alge
meen is zij voor den landbouw toch wel van betee-
kennis. Spr. hoopt dat het den heer Visser zal mogen
gelukken de vergadering de voordeelen van de over
schrijvingen bij te brengen, wat den geachten inlei
der ook wel zal gelukken. (Applaus).
Spr. heet evenwel nog in het bijzonder welkom
Mej. Klerk, kassier der Boerenleenbank te Schager-
brug, wier aanwezigheid op hoogen prijs wordt ge
steld.
De rede van den heer Visser.
De heer Th. J. Visser, verkrijgt nu het woord en
zegt dat de uitnoodiging om zijn onderwerp te behan
delen, van 't Bestuur is uitgegaan. Spr. wilde aan
vankelijk wel van de uitnoodiging af, omdat hij het
onderwerp een beetje droog vindt, minder plaesant
in den tijd, die in het teeken van de crisis staat. Im
mers, de inleiding zal niet kunnen dienen om aan
te toonen het middel om de crisis tot oplossing te
brengen. Maar toch zijn er wel belangrijke besparin
gen te verkrijgen, als overschrijvingen per giro
veelvuldig wordep toegepast.
De voordracht, welke ik zal houden, zegt spr., wil
ik splitsen in drie deelen en wel:
lo. Een zeer beknopt overzicht van den ontwikke
lingsgang dér volken, wat het gebruik van geld be
treft, waarin we de overschrijving als middel tot be
taling, tot vereffening van schulden, reeds eeuwen
terug zullen ontdekken.
2o. De voordeelen aan de betaling door overschrij
ving verbonden.
3o. De rol, welke de Coöperatieve Boerenleenban
ken daarbij voor den landbouw zouden kunnen ver
vullen.
De ontwikkelingsgang der volken.
De betaling door overschrijving is zeer eenvoudig.
In haar eenvoudigsten vorm komt ze tot stand door
afboeking van de rekening van den schuldenaar en
bijboeking op de rekening van den schuldeischer.
Ze is een zeer gemakkelijk middel ter voldoening
van geldelijke verplichtingen. Ze is echter een van
de betalingsmiddelen principieel verschillend met
b.v. het bankpapier. Er is ook overeenkomst. Beide
zijn n.1. z.g. fiduciaire betaalmiddelen, dit zijn be
taalmiddelen, waarvan de stoffelijke waarde (nage
noeg) nihil is.Deze betaalmiddelen worden echter on
derscheiden in die, aan welke door den Staat de hoe
danigheid van wettig betaalmiddel is toegekend en
die, welke de hoedanigheid van wettig betaalmiddel
missen.
Ons Nederlandsche bankbiljet behoort tot de eer
ste groep, het girobiljet (het verzoek tot overschrij
ving) tot de tweede groep met de chèque en den wis
sel. Het bankbiljet luidt verder aan toonder, het be
hoort tot de circulatiemiddelen, het girobiljet gaat
niet van hand tot hand, kan slechts dienen voor ééne
betaling, is geen circuleerend betaalmiddel.
De betaling door middel van giro is de eenvoudig
ste manier van schuldvereffening zonder verplaat
sing van ruilmiddelen.
Het is ook de meest moderne wijze van schuld
vereffening. Met deze wijze van het doen van beta
lingen betreden we, volgens Pierson, het vierde tijd
perk van den ontwikkelingsgang der volken wat be
treft het geldwezen, n.1. het tijdperk, waarin men het
grootste deel der betalingen leert bewerkstelligen door
overschrijvingen en het geld in de meeste gevallen
een zuiver ideëele rol gaat, vervullen.
In den primitieven toestand der volken, in de
vroegste tijden der menschelijke samenleving had
men zeer waarschijnlijk geen behoefte aan ruil- of
betaalmiddel. Ieder of iedere groep van menschen
voorzag in eigen, behoeften.
Men mag echter wel aannemen, dat al spoedig
een toestand intrad, waarin de eene groep menschen
meer van een bepaald artikel produceerde dan voor
eigen gebruik noodzakelijk en dat een andere groep
aan dat artikel behoefte had, terwijl er overvloed
was van andere goederen. Het ligt voor de hand, dat
hier dan een ruilverkeer tot stand kwam. Men ruilde
de goederen tegen andere van gelijke behoefte en
waarde; de goederen werden overgedragen in natura.
We zijn hier in de periode van de „Naturaltausch
wirtschaft."
Om den ruil tot stand t,e brengen voert men later
een tusschenstof in. Verschillende zaken deden daar
voor dienst. Vee schijnt een zeer belangrijke rol als
ruilmiddel, betaalmiddel en waardemeter, als geld,
te hebben gespeeld. Men kan dit o.a. afleiden uit de
Latijnsche benamingen voor vee. n.1. pecus, terwijl
het Latijnsche woord voor geld: pecunio is.
Gegevens omtrent het z.g. vee-geld zijn volgens
meerdere schrijvers te vinden in Noorsche- en IJs-
landsche rechtstukken. In Noorwegen was de vol
wassen, melkgevende koe het ruilmiddel, de „Kugil-
di". Naar den maatstaf van dit koegeld werden de
dingen gewaardeerd.
Het vee bezat echter niet de eigenschappen, welke
men aan een goed ruilmiddel mag stellen. Het werd
b.v. niet zonder bezwaar door elkeen aanvaard. Het
was onderhevig aan ziekte en sterfte, zoodat het,
wanneer het vandaag nog waarde had, het morgen
vrijwel waardeloos zou kunnen zijn.
Als deugdelijker ruilmiddel deden dan ook de me
talen, eerst koper, later ook de edele metalen hare
intrede.
In den beginne werden de stukken metaal gewo
gen, later gestempeld en van bepaalde merkteeke-
nen voorzien; eerst door bijzondere personen, later
door de overheid, die gewicht en gehalte waarborgde
We zijn in de periode van de „Geldwirtschaft", de
periode, waarbij geld als intermediair, als tusschen-
stof bij den ruil van goederen fungeert.
Gemunt goud en zilver worden als de meest ge
schikte ruilmiddelen beschouwd.
Het verkeer tusschen de grootere bevolkingsgroe
pen werd mogelijk.
De ontwikkeling van dit verkeer leidde weer tot
invoering van een rekeningseenheid, waarin de prij
zen van goederen en diensten en de grootte van gel
delijke verplichtingen werd uitgedrukt.
De rekeningseenheid is iets abstracts, is niet iets
tastbaars als de geldeenheid. Ze is bestaanbaar zon
der bepaalde geldsoort tot grondslag.
Zoo bestond hier in Holland in de 17e eeuw de
Amsterdamsche bankgulden. Het was geen bepaalde
munt, maar vertegenwoordigde een hoeveelheid fijn
zilver. Men rekende in deze eenheid, drukte de prij-
zijn er in uit, maar het was niet mogelijk daarin te
betalen. Het was een vaste eenheid, waarmede di
kooplieden konden werken.
Met de bestaande munten was dit niet wel mo
gelijk. Vooreerst omdat men nog niet volledig de
kunst verstond om goede, gave stukken van steeds
hetzelfde gewicht, denzelfden vorm en dezelfde samen
stelling te slaan, zoodat verminkte stukken in om
loop kwamen en snoeiers hun slag sloegen, terwijl
de overheid ook niet altijd even scrupuleus was en
zelf de munt verzwakte.
Het behoeft geen betoog dat geleidelijk de zwaar
dere munten uit het verkeer verdwenen (door om-
'smelting) en de lichtere door geldwisselaars ter be
schikking van het publiek werden gehouden. Nog
erger werd het toen ook de kassiers, door de overheid
aangestelde hetzelfde kunststukje gingen uitvoeren
als de geldwisselaars.
Zaanlandsche kooplieden, wien het langzamerhand
te machtig werd de groote hoeveelheid baar geld heen
en weer te dragen, brachten het bij deze kassiers
en konden er, wanneer ze het noodig hadden om een
crediteur te betalen, weer over beschikken. Later
kon die beschikking ook plaats vinden tegen een z.g.
kassiersbriefje. De debiteur overhandigde dit aan
zijn crediteur, die tegen inlevering daarvan het geld
kon ontvangen.
De kassiers hadden echter zoodoende veelal belang
rijke bedragen in bewaring, waarmede ze naar har
telust konden snoeien en knoeien. Dit deden ze dan
ook.
Om deze misbruiken tegen te gaan richtte de Am
sterdamsche vroedschap in het begin der 17e eeuw
de Amsterdamsche Wisselbank op.
Wie een bepaalde hoeveelheid zilver bij de bank
deponeerde, werd naar gelang er fijn zilver in zat,
gecrediteerd voor een zeker aantal z.g. Bankguldens,
Over het tegoed kon hij weer beschikken, hetzij in
fijn zilver, hetzij in anderen vorm.
In de meeste gevallen geschiedde het zoo, dat geen
fijn zilver werd overgedragen, maar dat om een cre
diteur te betalen een verzoek aan de bank werd ge
richt om uit de rekening een zeker bedrag, naar de
rekening van den crediteur over te schrijven.
Hiermede doet dus al in de 17e eeuw de overschrij
ving, de giro, hare intrede in het betalingsverkeer.
Dit giroverkeer troffen we In andere landen ook
reeds aan. In 1407 werd te Genua de Casa di San
Giorgio gesticht. De kooplieden onderhielden bij
haar een rekening en voldeden elkander door over
schrijving van de eene rekening naar de andere.
Behalve in Amsterdam bestonden in Rotterdam en
Middelburg eveneens stedelijke girobanken. De giro-
banlc te Hamburg was van buitengewone beteekenis.
We hebben gezien dat deze girobanken hoofdzake
lijk waren opgericht in verband met de verwarde
munttoestanden. Ze schiepen het bankgeld, aan
welke waarde niet kon worden getornd, zoolang het
metaal dat het bankgeld vertegenwoordigde, bij de
bank berustte. De openbare girobanken verloren
echter haar reden van bestaan toen het muntwezen
was geordend.
De overschrijving raakt van de baan en een nieuw
ruilmiddel en betaalmiddel verschijnt op het tooneel,
n.1. het bankbiljet.
Interessant is het ook hiervan in het kort de oor
sprong na te gaan.
In Engeland schijnt het zijn ontstaan te danken
te hebben. Het was er niet erg pluis onder de regee-
ring van Karei I. Om dezelfde redenen als de Amster
damsche Kooplieden het bij de Amsterdamsche Giro-
en wisselbank deponeerden, brachten de Engelscne
kooplieden het goud bij de goudsmeden.
Deze werkten anders dan de Amsterdamsche Wis
selbanken. De goudsmid crediteerde niet den deposant
in zijn boeken, maar hij gaf hem een ontvangstbe
wijs, een recepis. Met deze ontvangstbewijzen betaal
den de kooplieden elkaar.
De vordering van den Londenschen koopman werd
gedocumenteerd door dit bewijs, dat oorspronkelijk
op naam, later aan toonder luidde.
De Londensche goudsmid deed een eigenaardige er
varing op. Het bleek hem, dat het goud dat in bewa
ring gegeven werd, nooit in zijn geheel werd opge
vraagd. Er bleef, door de circulatie; der recepissen,
steeds een flinke voorraad in den kelder. Dit bracht
hem op een lumineus idée. Het surplus of een ge
deelte ervan kon hij uitleenen tegen hooge rente,
zoodat aan deze handelwijze door hem aardig wat
verdiend werd. Die ondervinding en ontdekking van
den Londenschen goudsmid, voortaan bankier, is van
groote, overwegende beteekenis geweest, voor de fi-
uantieele en economische geschiedenis van de we
reld. Door de uitgifte van de ongedekte biljetten kon
den de zaken belangrijk worden uitgebreid.
We zien in Engeland in 1G94 de Bank van Enge
land verschijnen, welke het recht werd toegekend tot
uitgifte van bankpapier, eerst zelfs zonder, later
m e t mctaaldekking.
In Frankrijk probeert John Law het, onder het
motto „meer geld, meer nijverheid" en laat de druk
pers lustig draaien. liet werd een fiasco.
In verschillende landen van Europa en in Amerika
worden banken en bankjes opgericht, welke papier
geld in circulatie brengen. Meerdere malen zit de
staat er achter om op gemakkelijke wijze aan mid
delen te komen.
In ons land werd in 1814 de Nederlandsche Bank
opgericht met het recht bankbiljetten af te geven.
De kassiers en bankiers voerden daartegen een
grooten strijd; ze voelden zich in hun bestaan be
dreigd.
Ze moesten echter de vlag strijken en de kassiers
briefjes en kassierspromessen, die zulk een groote
overeenkomst hadden met de bankbiljetten, mochten
ze niet meer in omloop brengen.
Ook de Londensche goudsmeden zagen in den Bank
van Engeland hun concurrent. Zij gaven reeds do
z.g. goldsmithnote uit en de chèque.
Op den duur waren ze echter niet opgewassen te
gen de Bank van Engeland. De Bank krijgt het fei
telijk© monopolie tot het uitgeven van bankpapier,
daar aan grootere bankiershuizen de uitgifte wordt
verboden.
In 1844 wordt de Wet, de z.g. Peel Act aangenomen,
waarbij de Bank van Engeland alléén en uitsluitend
biljetten mag afgeven.
Dan verschijnen in Engeland da eerste banken, wel
ke geen papier in omloop brengen. Ze zijn uitstekend
depositöbank. Ze ontvangen deposito's van het pu
bliek beleggen deze in wissels of geven daaruit cre-
dieten. Van geldwisselinsiituten weiden de banken
m hoofdzaak credietinstituut. Als geldwisselinstituut
konden ze niet anders dan afwachten. Ze gaven geen
aanleiding aan het ruilverkeer en konden het niet
beinvloeden. Als credietinstituut gaan ze een rol van
overwegende beteekenis vervullen. Handelstransac
ties, welke zonder bankcrediet niet mogelijk waren
geweest, worden thans bestaanbaar.
Naarmate het crediet in het binnen- en buiten-
landsch verkeer uitgebreider werd, werd de betee
kenis der banken overwegender.
Door de ontwikkeling van het credietverkeer van
de zijde van het publiek door het geven van depo
sito's van de zijde van de bank door het geven van
voorschotten, ontstaat groote uitbreiding van het
chèque- en giroverkeer. De chèque mag zich eerst
in een steeds toenemende belangstelling verheugen,
daarna steekt het giroverkeer, dat vroeger reeds be
kend was en daarna weer in onbruik raakte, den kop
op en verkrijgt een ongekende uitbreiding.
Tot zoover M.H. een zeer beknopt en natuurlijk zeer
onvolledig historisch overzicht
De voordeelen aan de betaling door over
schrijving verbonden.
Thans iets over de voordeelen:
De betaling door overschrijving is een zeer gemak
kelijk middel tot voldoening van geldelijke verplich
tingen. De schuldvereffening wordt er wel zeer door
vereenvoudigd.
Men behoeft geen geldsommen in huis te houden
of tegen betalingstijdstip (b.v. aan huren of pachten)
m huis te halen.
Men heeft geen speciale bewaarplaats noodig voor
het geld.
Men loopt geen kans zijn geld te verliezen door
brand, inbraak, diefstal of roofoverval.
(Een inbreker, dief of eenig ander bandiet zal zich
niet vergrijpen aan girobiljetten, omdat ze voor hem
toch van geen waarde zijn.)
Men bespaart zich tijd en moeite.
Men loopt geen gevaar, zooals l>ij storten of in ont
vangst nemen van gelden zich met tellen te ver
gissen. i
Men kan zich bij verkoop de opbrengst van zijn
producten op zijn rekening doen overschrijven en
behoeft er niet achteraan te loopen om zijn vorde
ring te innen.
Men heeft de zekerheid, dat de betaling per giro
aan den juisten persoon geschiedt.
Men heeft bij de betaling per giro terstond het be
wijs van betaling in handen.
Voor de boekhouding heeft men deugdelijke beleg
stukken.
Als ongelukkige belastingbetaler heeft men tenmin
ste nog dit voordeel, dat men niet urenlang in de
rij behoeft te wachten om zijn geld kwijt te raken.
De overschrijving heeft ook voordeelen boven de
chèque.
lo. Vervalsching is onmogelijk.
2o. Risico bij zoekraken wordt uitgeschakeld.
3o. Betaling aan onrechtmatigen houder onmo
gelijk.
4o. Ontvanger van chèque moet toch nog steeds
de chèque aanbieden of aan zijn bonk ter incasso
geven, wat steeds tijd en renteverlies oplevert.
Het behoeft verder geen betoog, dat een zoover mo
gelijk doorgevoerd giroverkeer nog grootere economi
sche voordeelen in zich bergt.
Zoo staat er in het gedenkboek bij het 25-jarig be
staan der Reichsbank te lezen:
„De voordeelen worden nog grooter, wanneer het
giroverkeer eenmaal vasten voet heeft gekregen. Dan
is de mogelijkheid van algeheele opvraging der ge
zamenlijke saldi geheel buitengesloten, daar de handel
ook in tijden van crisis het gemak van het giro
verkeer niet kan ontberen en daarom zijn tegoed
noit geheel zal wegtrekken.
Dientengevolge kan de bank de girosaldi gebrui
ken voor het verleenen van crediet op korten termijn.
Dat heeft een zeer belangrijke besparing van con
tant geld tengevolge.
Op grond van credietverleening komen de girosaldi
aan den eenen kant weder ten goede aan het vrije
geldverkeer, aan den anderen kant worden zij zelf
door credietverleening geschapen.
De girogelden zijn daarom niet alleen met het oog
op hun totale grootte aan geringe veranderingen on
derhevig, en dus te gebruiken voor verleening van
crediet, doch zij verhoogen bovendien ook de regel
matigheid der gezamenlijke bedrijfsmiddelen, welke
de Reichsbank ten dienste staan, en maken daardoor
ook mogelijk, dat van uitgifte van bankpapier en het
daartegen verworven bedrijfskapitaal een nuttiger en
meer gelijkmatig gebruik kan gemaakt worden.
Wegens de voordeelen zien we dan ook een voort
durende uitbreiding van het giroverkeer.
De Nederlandsche Bank maakt er vooral na 1914
propaganda voor. In de eerste oorlogsjaren werd
zelfs de mogelijkheid geschapen van giroverkeer met
en tusschen niet rekeninghouders der Nederlandsche
Bank. In een communiqué in Augustus uitgegeven,
staat o.a.:
„De Nederlandsche Bank maakt verder opmerk
zaam, dat in deze tijden van bemoeilijkt geldverkeer
verrekening door overschrijving zeer in het belang
van handel en industrie, ja in het belang van de ge-
heele bevolking is. De Nederlandsche Bank verzoekt
Heeren kassiers, bankiers en andere groote lichamen
om bij voorkeur in deze dagen van betaling door giro
gebruik te maken.
Het boekje „Beschrijving van den werkkring der
Nederlandsche Bank vermeldt o.a. het volgende:
Aan personen, instellingen enz. kan aan elk harer
kantoren (Hoofdbank, Bijbank en Agentschappen
dus Correspondentschappen niet) een rekeningcou
rant worden geopend.
De rekening wordt gecrediteerd voor overschrijvin
gen, in opdracht en uit het saldo van andere reke
ninghouders. Deze overschrijvingen kunnen zijn ten
behoeve van den rekeninghouder zelve of op diens
rekening worden geboekt ten behoeve van een derde.
Hij kan ten laste zijner rekening overschrijvingen
bewerkstelligen naar het credit van eene andere re
kening bij de bank. Ook kan hij bedragen laten over
schrijven naar het credit van eene rekening gehouden
bij een derde, mits deze derde een rekening bij de
Bank onderhoudt.
Voor deze overschrijvingen behoort hij' zich te be
dienen van de formulieren, door de Bank vastgesteld
en kosteloos bij haar verkrijgbaar. De provisie be
draagt, ongeacht de over te schrijven som. f 0.10 per
giro, van giro's boven een aantal van 2500 per half
jaar f0.05 per stuk
We maken hier ook kennis met een bijzondere wij'-
ze van gireeren. n.1. de telegrafische giro. Overschrij
vingen naar rekeningen bij andere bankkantoren
kunnen telegrafisch uitgevoerd worden tegen eene
provisie van 1/10 per mille met een minimum van
f2.50 per stuk. Telegrafische overschrijvingen tus
schen Amsterdam en Rotterdam en omgekeerd, wor
den zonder aanzien van het bedrag tegen een vast
tarief van f 2.50 per stuk uitgevoerd.
Over creditsaldi wordt geen rente vergoed.
Hoewel de Nederlandsche Bank veel doet om het
verkeer te bevorderen, is hare inrichting toch een be
zwaar voor een groote uitbreiding.
Anders is het bij de grootere commerciëele banken,
welke zeer vele provinciale relaties hebben, als
Twentsche Bank, Amsterdamsche- en Rotterdamsche-
en Incassobank.
De overschrijving blijft niet beperkt tot de relats,
van een en dezelfde bank. Er kunnen oversckrijvit
gen plaats hebben naar welke bank ook, indien .j«s
slechts een rekening heeft bij de grootbanken. Q*
door tusschenkomst van de Nederlandsche Bank
dit mogelijk.
Een geweldige uitbreiding van het overschrijving,
verkeer heeft iri 1919 plaats gevonden door de stil
ting van den Postchèque- en Girodienst. Het aanu
bij- en afschrijvingen bedroeg in 1930 respectievelL-
ruira 15 en ruim 13 millioen gulden.
In een handig boekje „Gids voor rekeninghouder
waar het nut van betaling door overschrijving hors
de contante vereffening uiteengezet wordt, word»
ook beschreven dc verrichtingen, welke mogelijk zij;
We zien daarin de samenwerking met do NederlaS
sche Bank en met postadiminstraties van vele Eut
peesche landen.
Ook met Marokko.
Teneinde de overschrijving daarheen te bespoet1
gen is de mogelijkheid geopend, om de opdrach>
tot bijschrijving voor zoover mogelijk per luchtp*
te doen verzenden.
Betalingen aan rijksontvangers en andere betalt
gen aan het Rijk kunnen geschieden op de postre^.
ning van den Rijksontvanger of andere betrokU
instellingen of ambtenaren.
Ook betalingen aan de Raden van Arbeid, beiaü
gen ingevolge de Ongevallenwet 1921 of Land-
Tuinbouwongevallenwet 1922. betaling volgens Inr:
liditeitswet of Vrijwillige Ouderdomsrente kunnen;
de hetreffende postrekeningen geschieden.
We maken nog kennis met de z.g. automatisti
overschrijvingen. Bedragen, welke rekeninghoudr
periodiek verschuldigd zijn aan andere rekening!*
ders, zooals contributie, belastingen, kosten voor»
electriciteit, telefoon kunnen worden voldaan da
middel van overschrijvingen, in welk geval de reb
ninghouders daarvoor geen girobiljetten behoeven;
te vullen. Meer van dezen postchèque- en girodies
te vertellen ligt buiten de strekking van deze in*
ding. Belangstellenden verwijs ik naar het genos
de boekje.
Nog wil spr. er enkele gegevens uit noemen, k
treffende dc rechten welke voor de overschrijvi
Worden berekend. Rechten voor stortingen, beschs
king per chèque en reispostchèqueboekjes laat ik
daar ik het heden uitsluitend over overschrijving!
heb, buiten beschouwing.
lo. Alle overschrijvingen van eene Nederland.*;
postrekening op een andere geschieden koste»
voor elke overschrijving van een postrekening»
eene girorekening bij de Nederlandsche Bank,;
omgekeerd f0.10.
Voor elke overschrijving op een rekening-couns
bij een buiten la ndschen postchèque- f
girodienst:
a. bij bedragen niet hooger dan f2.000.fl
voor elke f 100.of gedeelte van f 100.—i
een minimum van f0.10.
b. bij bedragen boven f 2.000.f 1.venna
derd met f0.05 voor elke f500.of gedet:
van f500.boven f2.000.
Zooals ik reeds zeide, zullen de voordeelen u
het giroverkeer verbonden zich te sterker doen ge
len, naarmate de mogelijkheid tot gireeren zichïf
strekt over een zoo groot mogelijk aantal personaf
De rol van de Coöp. Boerenleenbank
De Boerenleenbanken zijn nu wegens haar talrj
heid en hare uitbreiding over alle deelen des ia:
en hare verbinding door raiddel van de Centrale
de Nederlandsche Bank en grootere commerci
banken en den Postchèque- en Girodienst in een
gunstige conditie.
De rol welke de boerenleenbanken in het giro
keer kunnen vervullen, zullen we thans trachten
een te zetten. We zullen bij de behandeling tevei
gelegenheid hebben nog enkele voordeelen, ook
voordeel van rentebesparing nader uiteen
Begin 1922 heb ik in de Raiffeisenbode', het
cieel orgaan van de Centrale Bank, reeds in en
artikelen eenige propaganda gemaakt voor
systeem en de verschillende wijzen van oversc'
ving behandeld.
Spr. zal het giroverkeer thans hier behandelen,i_
der in technische en boekhoudkundige bijzonde
den af te dalen.
Ik veronderstel de volgende mogelijkheden:
A. Het giroverkeer tusschen de rekeninghouders!
dezelfde boerenleenbank onderling.
B. Tusschen rekeninghouders der eene boerenle
bank met rekeninghouders van een andere k
renleenbank.
C. Tusschen rekeninghouders van eene boerenl»
bank met rekeninghouders (niet-boerenleenfe
keu) van de Centrale Bank.
D. Tusschen rekeninghouders van de Centrale Bs
(niet Boerenleenbanken) onderling.
E. tusschen rekeninghouders van de boeren leente
ken met rekeninghouders van een andere insaf
ling, waarvan de Centrale rekeninghouder is.
A. Het giroverkeer tusschen rekeninghouders n
eenzelfde boerenleenbank onderling.
2o.
3o.
ho
de
is
trs
ve
kr
ge
Oc
on
he
ve
ge
of
pc
OY
ri<
va
bc
1°
2°
3°
af
o\
ee
bc
d(
dt
3.
be
ti<
d
d
d
d
(e
tij
de
lei
ho
in
ho
Wi
dien nu 1
iet geld
natut
rom op c
Hier heeft men den eenvoudigsten vorm van gi
ren. De rekeningen van schuldenaar en sein
eischer komen in hetzelfde boek voor.
Een goed gebruik hiervan zouden kunnen maks
lo. rekeninghouders voor het doen van betaling
aan hun mededorpsgenooten, die ook een reü
ning bij de boerenleennank hebben.
2o. de leden der Aankoopvereenigingen voor de b
taling der betrokken goederen;
3o. de zuivelfabrieken voor de periodieke uitbw
ling der melkgelden;
4o.de veilingen voor de uitbetaling van de f
brengsten der geveilde producten.
Nemen we aan, dat eene rekeninghouder A bij:
Boerenleenbank te 11, een schuld heeft te vereffent
met een anderen rekeninghouder B bij dezelfde W
renleenbank. De betaling dier schuld gaat dan n:
veelal op de volgende wijze:
Eerstgenoemde rekeninghouder komt ten kan»
der boerenleenbank, haalt het geld van zijn spar,
boekje of van zijn boekje voor loopende rekening!
gaat vervolgens naar zijn schuldeischer, dien hij
contanten voldoet. Deze laatste maakt het
wanneer hij het niet direct noodig heeft
lijk weer rentegevend en brengt het daarom
volgende zitting van den kassier weer naar de b?
renleenbank terug.
De kassier (die het geld eerst van de Centrale Ba:
heeft laten komen, waarvo or hij een orderbïll
moest opzenden, geteekend door twee bestuursled!
(die niet altijd dicht in zijn buurt wonen), heeft!
geld per aangeteekenden brief ontvangen, hetge=
hem een loop naar het postkantoor heeft gekost. Ve
volgens heeft hij het geld moeten natellen, daar:
weer bij uitbetaling moeten voortellen. Daarbij n»
een kwitantie worden ingevuld en geteekend,
dagboekpost gemaakt met overboeking in Groothof
f of III. De kassier moet nu weer, wanneer B kon;
datzelfde geld of een gedeelte ervan in ontvang!
nemen en zorgvuldig natellen, een stortingsbewijs!:
ten teekenen, het bedrag in het spaarboekje of re!
ningcourantboekje bijschrijven, weer een daghoj
post maken met overboeking in het betreffende Grof
boek èn misschien weer tellen en naar het pof
kantoor loopen om het op te zenden naar de Centra
Bank. Hij lieeft intusschen nog het in de tegf
woordige tijdsomstandigheden niet geringe risico v*
overval geloOpen.
Men voelt uit deze opsomming, dat de overscM
ving een veel eenvoudiger oplossing is. De reken»
houder die zijn schuld moet betalen, verzoekt peN
robiljet om uit zijn rekening het bedrag van E
schuld over te schrijven op de rekening van den*
deren rekeninghouder zijn schuldeischer.
De kassier van de Boerenleenbank heeft bij
vangst van een dergelijk giro-biljet niets anders1
doen dan de rekening van A, den eersten reken»