«cliager Courant Derde Blad. DE LA\TSTE RIT. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. 'es zoownj tienb«k'! Woensdag 27 Januari 1932. "drn'S'. 75ste Jaargang. No. 9010 «'adeshr- nng du< Patriot erre var ve«l m dan de ""Ebrieven over "rjSlngeland. 23 Januari 1932. NKELE weken geleden las ik met groote be langstelling een lange en zeer interessante beoordeeling van een Spaansch boek, Dora Barbara van Romulo Gallegos, die in een -elsche vertaling verschenen is bij Jonathans Cape. beoordeeling was zóó goed, dat ze me haast deed duiten het boek te koopen. Dat haast is nog niet llemaal geworden, maar Dora Barbara staat op 'n lijst van boeken, die ik bij gelegenheid wil koo- i, en dus venvacht ik het nog wel eens in mijn ikenkast te zien prijken. >na Barbara herinnerde me in de allereerste ,ts aan een boek, dat 1111 al weer een paar jaar "jrkclijk mijn eigendom is. De koop van dat boek, de lezing er van, was een eigenaardige geschie- nis, waarover ik me, eerlijk gezegd, wel een klein etjo schaam. Op zekeren dag, toen ik, zooals vaak voorkomt, stil eld voor een tweedehandsch boekenwinkel in Am- V'Cjrdam, zag ik daar voor een heel bescheiden prijs, -11 gulden, geloof ik, een Engelsch boek liggen van n tegenwoordigen Poet Laureate, den Hofdichter Spiaaenhn Masefield. Nu is een hoek van Maseficld altijd ==-l de moeite waard gekocht te worden. Bovendien nnnerde ik me den titel als dien van een van zijn zij cdkende romans. Zonder lang aarzelen werd ik daar- 11 endi-(i eigenaar van Sard Harker, en enkele oogenblik- emaahin later was ik al in de lectuur er van verdiept, lerd jieh op dit oogenblik het boek voor me liggen, >neel«n heb de bladzijde opgezocht, die me op een zeer jrenaardige wijze deed opschrikken. Het was pa- waded.jia 02. En de roman begint, wat niet elke roman sld hetijet, op pagina 1. Ik vermeld dit, hoewel het tot maafy ijn groote schande is. 'ee en zestig bladzijden had ik gelezen, en met ïgstelling gelezen. Ik had kennis gemaakt met 71. held van het verhaal, den zeeman Sard Harker, n aiuj| ^acj geiezen van zijn vreomde droomen. En toen, enaietij bladzijde 62, leende Sard een fiets. Dat Was bovenaan op de pagina. Plotseling werd fct mij heel vreemd te moede. Bestond er een geestes dsWf|?an^ hc Ie lei !erwantschap tusschen den beroemden schrijver en mijn tot heden nog steeds zeer onhe- anap^oemden persoon? Want vóór ik nog een letter verder "wezen had, wist ik, dat Sard die fiets wel leende ttiferUaar nooit terug geven zou. En ik wist ook, waar 1X1 rua dal n*e* doen zou» cn allerlei andere dingen, m nu zoutjen moeten volgen, zag ik duidelijk voor /eta **®laas' de zoete droom van geestesverwantschap Maafuurd*> maar kee' Po hooge opinie, die ik van ^"izelf gekoesterd had, verdween, en maakto plaats n andere, een lage, een heel, heel erg lage. ïaandTaarfle lczor' ik merkte, dat ik Sard Harker al eer- is wer ^ad gelezen. Ik had een boek gekocht, dat ik al zich ionde' zondor me te herinneren, dat ik het kende. c gaarrKer nog» ik had bladzijden in dat boek opnieuw Kp.pjelezen, zonder te merken, dat ik een bekende ge nkosts"edcn's voor mc liad- 1 heel ^oor deze' laat ik ^et nu (maar« om me zöl' tc ken. f°?sten, professorale vergeetachtigheid, zou ik mis stand. -cJlien we' ©enige verontschuldigingen kunnen aan- s en ■Peren' maar dat zal ik op het oogenblik niet doen. and) wou u verteljen» waarom de beoordeeling van Hiür i**013* Barbara me aan Sard Harker deed denken. dieJ wiet waar? j" A Dona Barbara speelt op de groote Venezuelaansche h* r.'ak,on- 1° de bespreking van het werk kwam ik aan aar volgende gedeelte: eren lPp deze eenzanjc vlakten dwalen groote kudden is de re' *roePan hflJf wilde paarden, en ontelbare groepen unina^rten' w?terstroomen doorsnijden die vlakten, en iiddelKft.water n°g vecl gevaarlijker dan het land: het ui. kos'/u verblijfplaats van kaaimannen, woest en reus- hi" o«T van electrische palingen, wier schok uw üeonon»* verlamt, en het. doet zinken. De ondiepe plaat- it. or „Swai heid li e worde iedere F. Ei FEUILLETON <en brengs NAAR HET ENGELSCH. 11 u het terugnemen: Anders gooi lk het uit het gesteM. «^ei-raampje." UitgfZli.bleef n°K aihjd bet stilzwijgen bewaren. uen .»"V'er pond is een aardig bedrag. U zoudt er heel wat in. '°r kunnen koopen." Hij hield even op, maar zij gaf l erlei teeken van leven. „Voor den laatsten keer: ra. Ut u het terugnemen?" an\>fl,,Neen!" zei Dolly luide- ïn_ s°boof het raampje open; een ijskoude 1 C. wicht stroomde binnen. „Nog eens: wilt u..." „Neen, en andermaal neen!" riep zij. ;n ter -„Daar gaat het dan!" sgevlnf'Dit zeggende nam hij de handvol geld en wierp dit 1 den weg. ed. M^Yerwoed staarden zij elkaar aan. Daarop wendde hij 1 raf*i st hoofd af en klemde de lippen vast opeen, daar hij le vch geweld moest aandoen, om niet in toorn uit te bij te trsten. g 'S| TDoI,y f«>k zich terug in haar hoekje en vroeg op een g van on, even ijzig als de lucht, die binnenstroomde: enden. 1 Misschien wilt u het raampje sluiten?" Zwijgend haalde hij het op en trok zich toen ook te- Zan g 'n een hoek van den coupé, rd gwpolly moest in slaap zijn gevallen. Ze schrikte wakker bijeenw merkte toen, dat zij alleen zat, aan alle kanten in sens en plaids. De trein stond stil aan 't station en R S ®rauwe ochtendlicht brak al door. —-Sr werd haar een kop warme koffie gebracht met de Ddschap: „Ik moet u van dien heer zeggen, dat hij in jper, d'a coupé rooken is gegaan." pToninÊ13® betaalde den man voor de koffie. Er waren nu ■staan maar een paar stuivers over en haar laatsten shil- g. Maar die drank verkwikte haar wel. één keer werd er gestopt, eer zij Diston bereikten. vo«r"nÜK minuten moest er aan het station gewacht wor- Wrighton zelve kwam niet bij haar, maar hü liet van f den buffetjongen vragen, wat zij wilde eten en de Ze nam een koP thee met e€n krentenbroodje: bon*- lieten haar finantiën niet toe. or de Diston stond Toby te wachten. Hq danste om haar HA, Van blijdschap over het weerzien. zijj was uitgeput van vermoeienis en van gebrek aan ■edsel. Het was nu bijna twee uur; zij had geen maal bruikt sinds dien vorigen dag met den lunch en Helen id verzuimd haar zuster sandwiches mee te geven. sen in dat water worden onveilig gemaakt door groote pijlstaartroggen, die een stekel op hun rug dragen. Trap er op, en de sterkste veehoeder, een man, die van zijn jeugd af gewend is geweest aan de ergste beproevingen, schreit als en kind, en smeekt zijn vrienden hem dood te schieten, en een eind te maken aan zijn leven, aan zijn ellende." Dit nu is een van de vele avonturen, die John Maseficld zijn Sard Harker doet ondervinden. Sard, die zijn op bladzijde 62 geleende fiets is kwijt ge raakt, verkeert in tijdnood, zooals de heeren scha kers dat noemen. Zijn schip vertrekt dien avond, en hij heeft maar een heel korten tijd om aan boord te komen. Hij is in een voor hem vreemd land, en weet heg noch steg. Maar als echte zeeman heeft hij rich- tingsgevoel, en om tijd te winnen, neemt hij een korten weg,'die, zooals meestal in zulke gevallen, een langen zal bliiken te zijn. Erger nog, het is heelemaal geen weg. Sard komt aan water, en zwemt er over. Hij komt aan ander water, en zwemt cr over. Hij bereikt de kust, maar komt terecht in drijfzand. Om het te ontwijken, wil hij een stuk zwemmend door de zee afleggen, dicht langs de kust houdend. Hij is voorzichtig, want hij weet, dat er haaie 1 zijn langs de kust. En dan: „Hij was juist tot aan zijn dijen in het water en was van plan te gaan zwemmen, toen hij plotseling een hevige pijn in zijn linkervoet voelde. Zijn eerste gedachte was: „Ik heb op een doorn ge trapt", en daarna: „Het is een slang";'toen, terwijl de pijn als een lange, heete stekende stroom naar bo ven ging door zijn been, wist hij de waarheid, hij had op een pijlstaartrog getrapt. Hij hinkte het water uit en het strand op, en voelde het bloed in zijn voet veranderen in vitriool, en als vitriool naar zijn hart strooraen. Een allesoverheerschende pijn deed hem zich neerwerpen op het strand. Hij trachtte zijn been uit te strekken, maar dat was een marteling, die niet te verdragen was. Hij trachtte op zijn been te knielen, en het boven de knie af te binden, maar de pijn maakte hem zóó misselijk, dat hij er niet mee kon doorgaan. Hij trachtte te gaan liggen, maar dat was niet te verduren. Steunend rolde hij van de eene op de andere zij, stond dan waggelend op, hinkte ver der, hijgde van pijn, en viel neer. Hij had nooit pijn gekend in zijn leven, behalve de gewone pijnen, die het zeemansberoep meebrengt, maar thans proefde hij de volle maat. Hoewel hij viel, hield de pijn niet op, zij beet hem, toen hij lag, zij werd erger. Hij begroef zijn gezicht in het zand, hij klauwde door het zand met zijn han den. Toen scheen het vergif hem rond te slingeren en dubbel te vouwen. Het scheen zijn aderen te ver branden. zijn spieren te verschrompelen en elke ze nuw tot een boodschapper van foltering te maken". En zoo gaat Masefield voort, ons te vertellen, wat het zeggen wil met den stekel van een pijlstaartrog kennis te maken. We kunnen eigenlijk niet dankbaar genoeg zijn, dat we in een land leven, waar wel eens wat veel water mag zijn, maar waar dat water in elk geval fatsoenlijk bevolkt is. Een bloedzuiger is wel het ergste, wat we er tegen kunnen komen. Toch is, volgens de beoordeeling van Dona Barba ra, de pijlstaartrog nog niet eens het ergste, wat een menscli kan ondervinden, die het waagt, de wateren van de Venezuelaansche vlakten over te zwemmen, of door te waden. „Het water bevat een nog gevaarlijker vijand voor mensch en dier, dan een van de reeds genoemde. Dat is de Caribe, het kleine vischje, dat, als de zwem mer toevallig een wondje heeft, bloed ruikt, in groote scholen op hem afkomt en in ongelooflijk korten tijd verslindt." Als iemand soms nog lust gevoelt, een bezoek aan Venezuela te brengen, kan ik hem den raad geven, eerst nog eens Dona Barbara aan te schaffen, en te zien, welke verrassingen het land zelf voor hem heeft Je kunt het water in elk geval links laten lig gen, maar het land is niet beter, en het is eenigs- zins moeilijk, zoowel land als water te vermijden. Wij meenen vaak reden te hebben om over ons land te klagen. We rollen van de eene verkoudheid in de andere,en het mist, en het regent, en het wil niet vriezen, wanneer het,daar de tijd voor is, maar wat we ook hebben, we missen de pijlstaartrog, en dat is wel een dankzegging waard. VOOR DEN POLITIERECHTER. Zitting van Maandag 25 -Januari. BOTER AAN DEN GALG GESMEERD. Op 27 April 1931 verscheen voor den politierechter in de flatteerende uitrusting van cavalerist, voorheen het onfeilbare recept om alle dienstmeisjes het hoofd op hol te brengen, de toenmaals 19-jarige Adr. S. uit Heer- hugowaard, die zich had te verantwoorden voor een delict, dat niet op veel consideratie recht kon geven. Hij had namelijk een landbouwer, bij wien hij geregeld de Polder-heraut bracht en waar hij wel eens op 'n bakje koffie werd genoodigd, ontlast van f 135, die hij in een onbewaakt moment uit een kast in de huiskamer had ontvreemd. Het jonge mensch beloofde alstoen beterschap en werd, mede om zijn militaire carrière niet te schaden, voorw. veroordeeld tot 3 maanden gevangenistraf met 3 proefjaren. Aanvankelijk gaf hjj als cavalerist geen reden tot klagen, tot op een gegeven oogenblik zijn booze lust om bij een ander in de kast te snuffelen, hem weer bekroop en hij uit het kastje van een wa penbroeder een klein bedrag aan geld inpikte. Dat was natuurlijk een gevaarlijke manipulatie, voor al met het oog op de drie maanden, die bij een herval ling in de zonden, nog voor hem klaar lagen. En zoo kwam het. dat de Inmiddels ook als cavalerist onder dankbetuiging voor de bewezen diensten ontslagen, Adri- aan heden In gesloten zitting opnieuw zijn opwach ting moest maken, met aanbieding van gratis pension In de „Parapluie" te Haarlem. De heer Oolders, rapporteur der R.K. reclasseerings- vereeniging te Alkmaar werd daarbij gehoord en ons later medegedeeld, dat de ten uitvoerlegging van de voorwaardelijke straf was bevolen. HET DRONKEN MAKEINDE EN KWAAD BROUWENDE VADERLANDSCHE BROUWSEIL. De kleermaker Rleuwert Tj. te Den Helder, vertoont ln normalen toestand inderdaad engelachtige eigen schappen, doch wanneer hij zich overdadig heeft gelaafd met het vuurwater van Schiedam, is zijn optreden conform aan de gedragingen van het listige heerschap, dat in de opera „Faust" zulk een onsympathieken rol speelt Zulks ondervond op 30 Augustus onze goede brigadier tot zijn niet onverdeeld genoegen, toen hij den beschonken naaldridder naar het arreetantenlokaal moest overbrengen en daarbij zulk een geweldig verzet had te breken, dat hij bijna verplicht was 's avonds over te gaan tot een vervroegde verwisseling van on- „Dit moet u eens drinken", zei Wrighton en stond naast haar met een glas sherry. Toby deinsde terug. Zij voelde dat zij het noodig haxi en daarom nam zij dan ook het glas van hem aan en dronk, met een gezicht of het vergif was. Wrighton ging nu weg en ze reed met Toby naar „Sparrenzicht". Martha had voor den lunch gedekt en gezorgd, dat er een heerlijk knappend vuurtje brandde. Mrs. Brother- ton kwam haar verwelkomen en zei, hoe zij hoopte, dat Miss Marston een aangename reis had gehad. ,Mr. Wrighton zei, dat hij u in Londen tegemoet zou komen, anders had ik u wel toegestaan, om te wachten tot Maandag. Ik heb niet graag, dat dames 'a nachts alleen reizen, maar onder zijn geleide wist ik, dat u vei lig was," Toby bleef er bij, terwijl zü den hinch gebruikte en hielp met den pudding. Hij vertelde," wat hij in dien tijd gedaan had en telkens noemde hij den naam van Mr. Smithson. „Is die hier druk geweest?" vroeg zij. „O, ja, heel dikwijls. Hij vroeg altijd, wanneer u weer terug zoudt zijn. En morgen brengt hij toch zoo'n mooi machinetje mee!" Elerlijk gezegd had zij in het geheel niet meer aan Harry Smithson gedacht; of liever: hij was op den ach tergrond gedrongen door Wrighton. Ze vond het een aardige, vroolijke jongen, zooals er honderden zijn, maar tegenover de sterk sprekende persoonlijkheid van Wrigh ton, was hij natuurlijk geheel in het niet verzonken. Dolly onderhield zichzelve over haar houding tegen over Mr. Wrighton. Hij was heel goed voor haar ge weest, had uitstekend voor haar gezorgd en zich niet meer aan haar opgedrongen, dan noodig was. Wat zou ze begonnen zijn zonder zijn hulp?... Die episode met dat eerste-klaskaartje joeg haar wel weer het bloed naar het gelaat, maar ze had dan toch gezien, dat hij ook vlam kon vatten en ondanks haarzelve dwong de zelfbeheer- schlng, die hij bij die gelegenheid getoond had, haar toch eerbied af. Dien avond bracht hij zijn gewone bezoek aan Mrs. Brotherton. Ze zaten op hun oude plaatsen: Dolly in haar hoekje bij het vuur, Mr. Wrighton en Mrs. Bro therton aan tafel: het was alles precies, zooals vóór zij ging. Ze praatten over politiek en over de laatste boe ken. „Miss Marston moet maar vroeg naar bed gaan", hoorde zij ineens Wrightons stem en schrikte wakker, want ze had zitten knikkebollen. „Ja, doet u dat", drong nu ook Mrs. Brotherton. Dolly gaf haar de hand en bleef staan bij Mr. Wrighton Hij hield de deur voor haar open. „Ik heb u nog niet bedankt," zei ze. „Mrs. Brotherton ii, dat ze mij aan uw zorg had opgedragen. Dat wist ik niet." „Als u het zoo wilt opvatten," zei hij ernstig. dergoederen. Evenwel, toen Rieuwert ter zake terecht stond, werden zijn goede eigenschappen nog eens opge haald en besloten hem tot heden op de proef te stellen. Thans werden de resultaten van dit experiment door den heer Wiggers aangeboden. Het proefkonijn was echter niet aanwezig, maar dit scheen zijn schuld niet te zijn. De inlichtingen luidden gunstig, dus werd het probeersel aangenomen en verdachte voorw. veroordeeld tot 2 maanden gev. met 3 proefjaren. MET ARM EN BEEN GEWERKT. De te Venhulzen geboren, wonende en werkende heer Folkert G. gaf op een dag in December 1931 aan leiding tot een bezoek op de zitting van den Politie rechter, naar aanleiding van het feit, dat hij zijn dorpsgenoot Th. J. Raven tegen den grond sloeg en hem vervolgens een kwaadaardige slag in de lies toe diende. Volgens bewering van Folkert, die heden te recht stond, zou Raven minder eervolle praatjes om trent zijn persoon hebben rondgestrooid. Hij was vol gens dien heer een kwartjesman of een i& onderkrui per. Deze onaangename ervaring gaf verdachte echter nog geen vrijheid om Raven af te drogen en hij werd dan ook behoorlijk gecorrigeerd door een geldboete van f 15 of 15 dagen hechtenis. HET DOEL LEELLJK VOORBIJ GESTREEFD. EZen 40-jarige scheepmaker te Broek op Bangendijk, getooid met den historlschen naam van Jan de W., .iad getracht den Raad van Arbeid er tusschen te nemen, door een rentekaart ten behoeve van zijn knecht Jan de Haas gedurende het tweede halfjaar 1931 te beplak ken met reeds gebruikte rentezegels van 60 cent. Deze „linke" streek mocht hem echter niet voldoende geluk ken, zooals bleek uit zijn verschijning heden voor den politierechter. De verdachte beweerde dat de zegels niet gebruikt waren, maar eerst hadden gestaan op naam van een ander persoon, voor wien ze niet waren inge leverd. Hij had toen de zegels afgeweekt en van nieuwen uatum voorzien. Een gevaarlijke tak van „Huisvlijt", die den economischen patroon kwam te staan op f 30 boe te of 30 dagen hechtenis. EEN WERKLOOZE. DIE NIET VOLDAAN WAS OVER DE BEDIENING AAN DE ARBEIDSBEURS. De 24-jarig los werkman Jan H. wonende te Alkmaar, presenteerde zich in kwaliteit van verdachte, omdat hij op 15 December 1931 aldaar een employé van de Ar beidsbeurs, de heer C. Bakker, zou hebben mishandeld, door hem te slaan, terwijl hij voorts niet had voldaan aan de vordering van twee andere bevoegde ambtena ren van het Instituut om zich uit het lokaal van de Arbeidsbeurs te verwijderen. De verdachte zag in zich zelf geen schuld en ver meende destijds in zijn volste recht te staan. Verdachte „Het was heel vriendelijk van u, dank u wel." Hij boog. Geen van beiden staken ze de hand uit. Mr. Smithson kwam met het machinetje voor Toby. Hij was dezelfde als altijd. Hij mocht zich in het eerst dan al verslagen hebben gevoeld door Dolly's weigering; hij was nu weer geheel hersteld van dien schok en even druk en opgeruimd en ongedwongen als vóór dien tijd. „De kastanjebruine wacht op u, Miss Marston. Zoo- dra de vorst ophoudt, moeten wij weer een ritje doen. De volgende week zal er een samenkomst zijn, zoowat vijf mijlen hier vandaan. Hij was verbaasd en teleurgesteld, toen Dolly zei, dat ze niet wilde meerijden. „Wat nu, Miss Marston! Maar dat meent u toch niet?" „Zeker. Ik rijd niet meer." „Dat is toch niet om..." stamelde hij, „om.., wat lk gezegd heb?" „Gedeeltelijk wel." „Kom, Miss Marston, beschouwt u dat dan nu als af gedaan." „Neen, maar lk vind ook, dat rijden niet past voor een dame van gezelschap. En ik wil een model In mijn soort zijn. Dus voortaan geen jagen en rijden maar ijve rig werken en bezig zijn." „U... een model gezelschapsdame?" herhaalde hij half ongeloovig. „Dat zult u eens zien. Toby en ik hebben al heel veel dingen afgesproken, die wij samen doen zullen. Wij be- binnen morgenochtend." „U wilt zeker een paard van Wrighton leenen?" „Ik denk er niet aan! Zooals ik zeg: ik wil niet meer jagen. Ik geloof nu, dat het verkeerd was, dat ik het ooit begon. Ik zal dus evenmin een paard van Mr. Wrighton leenen als een van u." Zijn gelaat helderde op. „Dat u geen paard van Wrighton wilt aannemen, vind ik best. Maar berijd u dan mijn kastanjebruine. Kom, Miss Marston, het leven is maar zoo kort. Ieder is zich- zelven verplicht er zooveel mogelijk van. te genieten." „Ik rijd niet meer," zei Dolly vastbesloten. Het was haar wel een opoffering. Het leek maar zoo'n eenvoudig iets, om zijn paard te gebruiken, maar zij wilde geen verplichtingen hebben aan den man, die zij toch niet trouwen zou. Harry Smithson ging dus teleurgesteld heen; een soort troost was het hem intusschen, dat Wrighton toch ook niet winnen zou bij zijn verlies. Van Mr. Wrighton volgde nu hetzelfde aanbod: of ze niet zijn paard wilde berijden. Maar kortaf sloeg Dolly dit van de hand. Ze kón zich maar niet overwinnen, om beleefd te zijn tegenover den man, die toch zoo vriendelijk was geweest voor haar. .Misschien is het ook verstandiger, om niet te rijden," zei hij. „Ondergeschikten moeten zich niet dezelfde weelde veroorloven als degenen, die boven hen staan. ontkende de bevoegdheid dezer ambtenaren om hem te gelasten zich te verwijderen. De heer Bakker had de inschrijving geweigerd, om dat verdachte en zijn broeder niet bekend stonden als arbeiders, doch als handelaars in casu venters langs de huizen. Verdachte beweerde 5 jaar lang werkzaam te zijn geweest op Eik en Linden. Ook had hij gewerkt in den wijnhandel van den heer Geels. Eerst later had hij zich onledig gehouden met stoelenmatten. De politierechter meende dat in deze dagen vooral, de ambtenaren soepel moeten zijn. Over het algemeen genomen maakte deze getuige een niet bepaald schitterenden indruk. De politierechter achtte zich zelfs gedrongen getuige op het gewicht van den eed te wijzen. Ook werd besloten om den directeur v. d. Heuvel telefonisch te ontbieden. Intusschen werd gehoord de heer Van Zutphen, amb tenaar aan de Arbeidsbeurs en M. H. B., en onder dit verhoor erkende verdachte dat hij om handelsgeld had verzocht Hij was voor korten tijd met zijn moeder en broeder van Egmond aan Zee gekomen. Getuige had verdachte geadviseerd zich schriftelijk tot maatschappelijk hulpbetoon te wenden om steun. De heer v. Zutphen, ex-rijksveldwachter, verklaarde voorts te hebben gehandeld op algemeene lastgeving van den Directeur. Het bleek dat verdachte later, toen zijn moeder f 5 steun werd verleend, ondanks het voorgevallene, een schriftelijk excuus had ingezonden. De heer v d. Heuvel, inmiddels gearriveerd, word daarop gehoord en deze verklaarde niemand last te hebben gegeven, verdachte het lokaal uit te zetten. Het personeel heeft een algemeene machtiging, den directeur te vervangen bij diens absentie. De directeur was dien zelfden ochtend niet door den get. Bakker opgebeld, wel te voren. Overigens had de Directeur zijn spijt uitgedrukt over het gebeurde. Dergelijke incidenten waren hem niet aangenaam. Ten slotte werd nog gehoord de heer Elte, die even eens een resumé gaf van het gebeurde. Niet werd door getuigen aangenomen, dat verdachte opzettelijk naar den heer Bakker had geslagen. De Officier stelde de keus tot verwijzing naar den rechter-commissaris of een vrijspraak, omdat de zaak niet duidelijk is, wat de mishandeling aanbelangde. Terzake hulsvredebreuk requireerde de officier als nu f 7 boete of 7 dagen. Vonnis f 5 boete of 5 dagen. EENIGE ONAANGENAAMHEDEN TUSSCHEN DAMES. SCHREETUWENDE KINDEREN IN RECHTSZAAL! Mej. Hendrika B., echtgenoote Joh. L. N. te Alkmaar, de zaal binnentredende met een baby op den arm en een ietwat grooter dochter aan de hand, zou op 14 Dec. mej. K. de Wilde, wed. Roos, een klap In het gelaat hebben gegeven. Het vervaarlijk geschrei van de ver schrikte kleintjes, die blijkbaar in de rechtszaal zich niet op hun gemak bevonden, maakte het volgen van deze gewichtige zaak niet gemakkelijk. Eisch f 8 boete of 8 dagen. Vonnis f 5 boete of 5 dagen. Voor zoover e het konden verstaan, was moeder N. het niet met a dagvaarding eens. HELD E RSCHE RUITENVERBRIJZELAAR. DRANK GAF ALWEER DE INSPIRATIE! In den nacht van 13 op 14 Dec. werd te Den Helder een winkelruit ingeslagen in den schoenhandel van Bata. welke ruit een handelswaarde vertegenwoordigde van f 40. Den niet verschenen heer C. B. werd dit feit ten laste gelegd en verdachte, die destijds beschonken was, veroordeeld tot f 25 boete of 25 dagen. DE GESCHORSTE MOTORRIJDER DIE OM GEEN VERBIEDEN GAF. De bankwerker Jan de B. te Den Helder, had ondanks hem voor den tijd van 1 jaar de bevoegdheid van motor rijden was ontzegd, toch nog van dat rijbewijs gebruik gemaakt, hetgeen op 12 December door den brigadier der gem.-politie, Kramer, werd geconstateerd. De schor sing was verdachte opgelegd als gevolg van zijn woest rijden. Ook had hij op 12 Dec. nogal wat alcoholhouden de dranken verwerkt. Eisch 1 maand gevangenisstraf. Vonnis conform. E3EN SCHOENKLOMP GEBEZIGD ALS TUCHTMIDDEL. De 38-jarige landbouwer Pieter B. te Den Helder stond terecht ter zake mishandeling van den klompenhande laar W. Volkers, welke handelsman hij op 19 December met een exemplaar van een gekocht schoenklompenpaar, dat niet aan den eisch voldeed, 'n mep in het gelaat had toegebracht. Volgens verdachte waren de klompen na één uur gebruik al stuk. Volkers weigerde zijn erf te verlaten, nam een dreigende houding aan en toen gaf verdachte hem een duw. Bij de politie had hij de zaak minder onschuldig voor gesteld, toen had hij toegegeven, den man voor den grond geslagen en hem bloedend verwond te hebben. De Officier hield zich aan de eerste en meest spontane verklaring en vorderde f 30 boete of 30 dagen. Uit spraak: f 25 boete of 25 dagen. Ik ben het geheel met u eens." „Dat komt anders niet veel voor," spotte zij. „Ja, het is wel Iets bijzonders," gaf hij toe. ,Toch zul len wij binnenkort goede vrienden zijn." ,Denktu?... Neen. dat geloof ik niet", zei ze en begaf zich aan haar bezigheden. Dat Wrighton dat geld uit het portierraampje had gegooid, bleef haar nog altijd een bittere herinnering. Wat had ze voor die vier guinjes niet kunnen koopen: een paar schoenen, een paar handschoenen, port voor haar brieven naar huis en wat niet al! Zij liep nu nog in den modderigen tuin en over de natte velden in dezelfde dunne schoenen, die zoozeer de ergernis hadden gewekt van Mr. Wrighton. Martha had ook al eens onder haar aandacht ge bracht, dat zij nog ziek zou worden, als ze met die sohoentjes bleef loopen. Maar Dolly had lachende ge antwoord, dat zij nooit kou vatte! Hierin werd ze toch gelogenstraft, want kort daarop had zij pijn in de keel. Ze was niet ziek genoeg, om in bed te blijven, maar ging naar beneden en bleef bij het vuur zitten met koortsachtlg-verhoogden pols, terwijl ze zich toch dood moe en ellendig voelde. Martha was heel goed voor haar; Mrs. Brotherton ook voor haar doen, zoo vriendelijk als zij wezen kon» maar toch verlangde Dolly naar haar moeder en Helen. „U zit hier in de tocht", zei Mr. Wrighton, toen hij zijn gewone avondbezoek bracht „Dit is een gemakke lijker stoel. Gaat u daar in zitten." En hij schoof den stoel aan den anderen kant van het vuur, waar de trek van de deur haar niet hinderen kon. „En dan moet u hier uw voeten op leggen" ging hij voort. Heeft u ook zoo iets wat naar een kussen lijkt, in huis, Mrs. Brother ton?" Martha ging er een halen. Dit schoof Wrighton zoo zorgzaam achter haar hoofd, dat zij nu heel makkelijk geinstalleerd was. „Zoo gaat het beter, is 't niet? En nu om negen uur naar bed. U heeft toch een vuurtje op uw kamer?" „Ja, sir", zei Martha voor haar. Dolly zat te knikkebollen in haar stoel en na een tijdje gleed het kussen onder haar hoofd weg. Zoo zacht en handig als de beste ziekenverpleegster het hem niet zou verbeterd hebben, schoof hij het weer terug. Om precies negen uur ging zy naar bed en dien vol genden ochtend was de pijn in haar keel haast weg. Maar de diensten van Mr. Wrighton had zij niet ver geten. Zou hij Mrs. Brotherton verteld hebben van de vier guinjes. Dien volgenden ochtend riep deze Dolly op haar ka mer. Ze zat aan haar schrijftafel, met haar chèqueboek open vóór zich. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 9