De kaste der verstootenen.
Verkiezingsstrijd in Syrië.
H
Zaterdag 30 Januari 1932.
SCHAGER COURANT.
Tweede biad. No. 9012
Uit het land van
Gandhi.
ND vT 2 IOOZe Verheid op den duur door middel
t^-'noarnatie het maatschappelijk evenwicht
weer zal herstellen.
ra
inne:
wini
DE LAATSTE RIT.
(S 1 o t-a r t i k e 1)
-IEMAND zal kunnen ontkennen, dat het eeuwen-
(V oude Britsch-Indische rijk heden een grooten
I tijd doormaakt; het is het object van een ge
weldig -historisch proces, dat den toenemenden
invloed van de Europeesche beschaving in het Oosten
begeleidt. De modernere regeeringsmethoden en wijzen
van beheer hebben tezamen met een nog toenemend
aantal scholen, fabrieken, spoorwegen en last not least
het overal doordringende autoverkeer veel van het uiter
lijk aanzien van het land gewijzigd. Tusschen de eerbied-
waardige oude paleizen en majestueuse tempels rijzen
eroote warenhuizen en hotels op en blazen reusachtige
5 fabrieksschoorsteenen hun dampen de lucht in. Motor
rijwielen en lange files van auto's vervangen meer en
meer de "zeis en ossen: de heilige koeien komen meer
en me> het gedrang. Veel van het oude, dat Britsch-
Indië zij- specifiek karakter gaf. wordt geleidelijk be-
j dolven 'onder hetgeen Westersche nieuwigheden ook
daarginds weten in te voeren, veel van wat eeuwen lang
zijn bestaan ongewijzigd had weten te handhaven.
Toch is ondanks het vele, dat uiterlijk andere vormen
aanneemt, één ding precies gelijk gebleven. Dit is het
kastensysteem, dat ongetwijfeld als het gevaarlijkste en
meest verderfelijke tevens te beschouwen is, dat het
tegenwoordige Indië uit zijn verleden heeft overgehou
den niet alleen, doch tegelijkertijd in sterke mate heeft
'aangekweekt. Vele Indiërs van naam o.m. de bekende
dichter Tagore, zijn dan ook werkelijk overtuigd, dat het
geheele kastensysteem, zooals dit nu nog steeds van
-kracht is, een onding is, en de grondoorzaak van de
tionale zwakheid en sociale misstanden van Britsch-
ië. Tagore gaat zelfs zoo ver, dat hij de intellectueele
lassen beschuldigt, te weinig oog te hebben voor de
eeselijke gevolgen, die de verdeeling in zoovele onver-
mengbare volksgroepen en -groepjes niet alleen voor
een groot deel der eigen bevolking doch eveneens voor
den geheelen politieken toestand heeft
Ruim 280.000.000 aanhangers der Hindoesohe
godsdiensten, d.i. ruim 85 pet. der totale Britsch-
Indische bevolking, leven nog steeds in streng
j kastenverband. In al deze groepjes met meestal
minder goed klinkende namen, beslist uitsluitend
het toeval der geboorte onherroepelijk over
(Jemands geheele huiselijk en maatschappelijk le
ven, over zijn eten en drinken, zijn kleeding en
r beroep, maar bovenal over zijn huwelijk en de
Jmaatschappelijke achting, die hem door lieden
van andere geboori;rang in de toekomst zal wor
den toegedragen. Nuar den inhoud der oude Hin-
doesche geloofsboeken heeft Brahma tot heil der
wereld de vier hoofdkasten geschapen uit zijn
eigen lichaamsdeelen. Van zijn mond vormde hij
de Brahmanen, van zijn armen maakte hij de
krijgslieden (Ksatryas), uit zijn dijbeenen ont-
stondende handelaren (Vaicyas) en tenslotte uit
zijn voeten de paria's (Sudra's). De Brahmanen-
groep die evenals de andere weer in een aantal
kasten en onderkasten is verdeeld draagt den
naam, die haar steeds geluk zal aanbrengen bij
alles wat men op deze wereld moge verrichten of
ondernemen. De Brahmaan is het erkende hoofd
der gemeenschap. De naam van de groep der
strijders ls reeds de uitdrukking van een gewel
dige krachtscapaciteit cn als zoodanig is zijn le-
ven in alle opzichten beschermd. De kooplieden
J ontleenen rijkdom aan hun naam, dien zij dan ook
aUQ zeker zijn, tijdens hun leven deelachtig te worden.
Naar de oude boeken vormen deze drie stam
men gezamenlijk de basis der geheele samenleving
en van alles wat bestaat. De Brahmanen, die
steeds het voornaamste deel vertegenwoordigen,
worden beschouwd als resultaat van alles wat
Jicht en goed is. Buiten deze drie menschengroepen ech
ter. staan de paria's, die reeds aan hun benaming een
veelheid van minder goede tot uiterst verachtelijke
eigenschappen verleenen. In tegenstelling tot de hoog
ste kaste der Brahmanen, behooren de paraia's gelijk
de olifanten en tijgers tot het rijk van de duisternis,
e heilige boeken, die van de overige groepen lange
|®eschry vingen geven, noemen van de paria's alleen den
naam.
Gandhi wiens heele leven en werken het symbool is
gïweest tegen de vele verkeerde toestanden die boven-
Vin w „Lvc,r1f,e"ng met ZlCh bracht' e6l0°«' dal d«
a pzti ,ev Brahmaan. dia zich tegenover een andere
tA S Wn T", a' hCeft «sd™Sa"- *>1 i" kUn volgend
leven als lid van een lagere kaste worden geboren, t-r-
T,l sïri,tod,de Paria meer en meer de Slepen der
.thTelt Bradimanen zal naderen! Met dat alles verlangt hij
echter niet de geheele afschaffing van het stelsel. Hij
j rast
Sca
ilier.
imes,
N HEL'
WA*
a fi-
irk in
aak.
FtAIÜEC
feullteton
naar het engelsch.
M
v n .flen winkel binnen!" commandeerde Wrighton
r* olly- En toen tot den man: „Laat het pistool zak-
i' 6en t00n' of: een trompet in de keel had",
zooais de winkelierster naderhand zei tegen degenen,
Wien zij de scène vertelde.
L Het P^tool zwaaide op en neer, maar het ging niet
haar beneden.
Met streng gelaat trad Mr. Wrighton op den man toe,
schudde hem het pistool uit de hand en greep hem toen
den kraag.
L 1)6 ongelukkige viel neer, of hijzelf een schot had ge-
MFiKli ®en" Het was echter een bui van vallende ziekte.
hfc" «Kom eens naar buiten, Mrs. Wilson", riep Mr. Wrigh-
ton de winkelierster toe. „Hij zal u geen kwaad doen."
j De man had het schuim op den mond en bood een
«eerniswaardigen aanblik.
..Ik wil hem niet in mijn huis hebben," zei de vrouw,
ndere dorpelingen weigerden ook, want er bestond niet
'Veel sympathie voor de ruwe mijnwerkers.
i De man was nu bewusteloos, had den zakdoek van
^Mr. Wrighton tusschen de tanden geklemd, omdat hij
üanders op zyn tong zou bijten. Met moeite haalde hij
idem.
De dogcart van den Manor kwam voorbij en de eige-
aar zei:
"Dan moet hij maar naar mijn huis vervoerd wor-
n* _als jullie hem geen van allen hebben wilt."
..Wat, sir!... Nadat hij getracht heeft u neer te schie
ten?"
e EEM® ..Help mij maar, hem er in te krijgen," zei Wrighton.
lad's^. Niemand durfde wat tegen zeggen; dus werd de zieke
in den dogcart getild en kreeg de groom de boodschap
mee:
340 - „Zeg aan de huishoudster, dat ze goed voor hem
LADzorgt, en rijd dan onverwijld naar den dokter
,jJa, sir."
wenschte vier hoofdgroepen te behouden, zonder echter
hun ontelbare onderlinge verdeelingen toe te staan. De
wetten der overerving behooren z.i. tot de absolute
waarheden der natuur terwijl bovendien duidelijk :s
gebleken, dat de verdeeling in kasten het Hindoeïsme
voor ondergang heeft bewaard. De erkenning dezer
historische verdienste neemt echter niet weg dat de
minder goede hedendaagsche toestanden worden ver
oordeeld.
De Paria's worden beschouwd als de laagste sociale
klasse van Britsch-Indië en worden de „onaanraakba-
ren" (untouchables) genoemd, Oorspronkelijk behoo-
rend tot overwonnen volksstammen, werden zij slechts
geroepen tot het verrichten van de z.g. onreine beroe
pen, zooals het looien en tanen van huiden, en het
schoonhouden der straten. Als belooning ontvingen zij
de resten van voedsel, die anders aan honden zouden
zijn gevoerd, terwijl zij in vele gevallen zelfs waren
genoodzaakt het vleesch van krengen te eten om in het
leven te blijven. Door de uitoefening van hun beroep
stonden zij dus reeds in een slechten reuk: daarbij was
hun voeding onzuiver, terwijl de algeheele verwaarloo-
zing van de zijde der overheid den toestand in hooge
mate verergerde. Het aanraken dezer menschen is voor
hoogere kasten verboden en zelfs het loopen in hun
schaduw wordt reeds geacht een verontreinigenden In
vloed te hebben De laagste klassen van de trein, waarin
zij alleen mogen reizen, zijn zeer slecht onderhouden cn
vormen dikwijls de haard van een der vele besmettelijke
ziekten, waardoor Britsch-Indië nog steeds wordt be
zocht.
De indeeling der kasten staat los van de bestuursin-
deeling, die door de Engelsche regeering is gemaakt.
Practisch echter heeft zij een overwegenden invloed op
het maatschappelijk leven van Indië. De kaste heeft
meestal een raad van vijf leden, die toeziet dat nie
mand verboden werk verricht of andere overtredingen
of zonden begaat. De straffen zyn in overeenstemming
met de draagwijdte van het gepleegde feit. Dit kan o m.
zijn: het eten of drinken in gezelschap van iemand uit
een lagere kaste of sub-kaste, het hebben van een ge
schonden oor of neus of te zijn geslagen door iemand
gestooten en zijn daardoor zelf tot de paria's van het
Britsche keizerrijk geworden. De ongerechtigheid, die
wij van Engeland ondervinden, is slechts klein, verge
leken bij de groote smarten, die wij den paria's heWben
toegevoegd."
Het oude Indië heeft op deze woorden weer zijn
krachten verzameld en het is reeds midden in den
strijd tegen de Europeesche beschaving, een strijd, die
het met zooveel inspanning en vertrouwen voert, dat
zelfs de diepst ingewortelde tradities worden prijsge
geven. Het levenslot van ontelbaar velen zal daardoor
worden verlicht.-
J. A. C.
BLOEDIGE ONLUSTEN IN EEN SPROOKJESSTAD-
ONDERLINGE STRIJD DER ARABIEREN.
ZACHTE HEELMEESTERS EN STINKENDE
WONDEN.
(Van onzen reizenden correspondent).
Een der schamele hutten, waarin de paria's, de laagst
staande klasse, zyn ondergebracht.
van een lage of onreine kaste. De straffen, die worden
opgelegd zijn in diverse landstreken verschillend, de
strafbare feiten worden er naar een andere maatstaf
gewaardeerd, zij zijn b.v. boeten, publieke beschamingen
of uitsluiting van de gemeenschap, voor eenigen tijd
Zoodoende worden de grenzen tusschen de kasten dus
stevig in stand gehouden.
Alleen het woord van Gandhi was in staat, deze
scheidingsmuren wat te verlagen. Ofschoon in principe
niet tegen het stelsel, wil hij echter niet erkennen, dat
de eene groep van menschen automatisch beter is en
hooger staat, dan de andere. „Integer-deel", zoo zegt hij,
moeten eerst allen gelijk zijn; wanneer wij, Indiërs in
de wereld als melaatschen worden behandeld, dan is de
eenigste oorzaak te zoeken bij de omstandigheid dat
wy zelf een vijfde deel van ons eigen ras niet beter
hebben behandeld. Wij hebben den paria uit ons midden
DAMASCUS, Dec. 1931.
ET groote oogenblik voor mij naderde, het oogen-
blik, dat ik de terugreis zou aanvaarden naar
het vaderland, maar nog vóórdat ik mijn kof
fers had gepakt, kon ik aanschouwen hoe in de
oude, heilige stad Damascus bloed vloeide, menschen
in de straten stervend neerstortten, gewonden getrans
porteerd werden naar de hospitalen. Schoten knalden,
een helsch oproer woedde, dat echter dadelijk na het
ingrijpen der Franschen bedaarde.
Het waren de verkiezingen, welke aanleiding gaven
tot de wanorde en het verlies van menschenlevens. De
bevolking van Syrië zou een volksvertegenwoordiging
mogen kiezen. Dit zou de eerste stap zijn naar vrijheid
en zelfstandigheid op democratischen grondslag. Het
denkbeeld was prachtig, doch men had er slechts bij
vergeten, dat de Aziaten hier niets gevoelen voor demo
cratie omdat zij er niets van begrijpen. Het recht van
den sterkste is voor hen het eenig begrijpelijke principe
en dus koesteren ze geen bezwaar tegen verkiezingen,
maar deze verkiezingen moeten dan plaats hebben
volgens een systeem, hetwelk in overeenstemming is
met dat van het recht van den sterkste. Eerst moet er
daarom worden gevochten om uit te maken, wie de
leiding bij de verkiezingen en de controle op de stembus
heeft. De partij, welke bij dezen strijd de overwinning
behaalt, zorgt dan wel. dat ze bij de door haar be
waakte en gecontroleerde stembussen de meerderheid
verkrijgt.
Voordat de verkiezingen in Syrië plaats hadden, was
dus de groote vraag, welke partij of welke groep van
partijen de verkiezingen zou leiden. Republlkeinsche
nationalisten, monarchisten met verschillende sympa
thieën. gematigden, allen hoopten een zekeren invloed
uit te kunnen oefenen en de controle van de stem
bussen te kunnen verkrijgen. Aan al deze berekeningen
werd een einde gemaakt doordat de Fransche hooge
commissaris tijdelijk het bewind in handen nam, hierbij
gesteund door een commissie ingezetenen van alle
schakeering. De Franschen wenschten vrije verkiezin
gen, welke werkelijk een uitdrukking zouden zijn van
den volkswil. De felle nationalisten en monarchisten,
kleine groepen, waren van den aanvang af hiermede
niet geheel tevreden. Zij. maar vooral de nationalisten,
waren slechts zeker van een voor hen gunstig resultaat,
indien zij de kiezers konden terroriseeren.
De Franschen dreven hun onpartijdigheid zoover, dat
zij de handhaving van de orde op den verkiezingsdag
geheel overlieten aan de gemeentelijke, grootendeels
Arabische politie en de inlandsche gendarmerie. Men
moest niet kunnen zeggen, dat de Franschen door mi
litair- of politie-vertoon de bevolking hadden willen inti-
mideeren Dit was zeer nobel, maar getuigde niet van
een bijzonder goeden kijk op de geestesgesteldheid der
Arabieren, speciaal der nationalisten, Dit goed vertrou
wen en dit idealisme der Fransche gezaghebbers werden
de aanleiding tot de hevigste wanorde en het wreedste
bloedvergieten. Reeds enkele dagen vóór den datum
der verkiezingen vochten de Arabieren onder elkander.
Een paar monarchisten werden door republikeinsche
nationalisten op barbaarsche wijze afgeranseld en ln het
water geworpen. Een der nationalistische voormannen
liet uit het dorp vanwaar hij afkomstig is. een paar
honderd boeren en landarbeiders naar Damascus komen;
een soort legertje, bestemd om de tegenstanders van
dezen natlonalistischen voorman respect in te boeze
men. Toen de Syrische politie, waarschijnlijk op 'n wenk
van de Franschen, de aanwezigheid van zulk een strijd
bare groep in de stad verbood, gingen er reeds veront
waardigde stemmen op. welke spraken van „onderdruk
king" en „onrechtvaardigheid". Wat waren dat nu "oor
verkiezingen, waarbij men niet eerst eerlijk om het bezit
van en de controle op de stembussen mocht vechten?
Den dag van de verkiezingen werd het een wilde ben
de, waarbij de Arabische bevolking, in het bijzonder de
nationalisten, zich van haar slechtste zijde deed kennen.
Er was een geregelde aanval georganiseerd tegen de
Syrische politie en gendarmerie, dus tegen de eigen
landslieden, om de stembussen te veroveren en dus de
eerlijk opgezette verkiezingen te verijdelen. Ergerlijk en
De groom tikte aan zijn pet; Mr. Wrighton werd stipt
gehoorzaamd door zijn bedienden.
Harry Smithson reed het dorp binnen; hij was op weg
naar „Sparrenzicht" en vroeg wat er gebeurd was.
Een koor van stemmen antwoordde hem.
„Wie heeft geschoten? Welke mijnwerker? Ik kan
er geen touw aan vastmaken", zei hij tot Dolly.
Ze lichtte toe, wat er had plaats gehad. Hij Verschoot
van kleur, toen ze sprak van een pistool.
„We zullen allen nog doodgeschoten worden. Maar ik
rijd nu dadelijk naar Diston en waarschuw de politie."
„Mr. Wrighton heeft den mijnwerker naar de Manor
gezonden, om verpleegd te worden. Ik geloof, dat de
man zelf niet wist, wat hij deed, toen hij dreigde te
schieten. Maar Mr. Wrighton bleef zeer kalm. Hij heeft
hem het pistool uit de handen geslagen."
„Dat zou iedereen gedaan hebben," zei Harry Smithson.
„Maar de man moest in verzekerde bewaring zijn ge
nomen. Zal ik voor je naar de politie in Diston rijden,
Wrighton?"
„Neen, ik zal er niets van zeggen. Het pistool was
niet geladen."
„Niet geladen?... Ha. ha! Die is goed! En Miss Marston
hield het nogal voor zoo'n moedige daad."
Zijn spotternij joeg Dolly een bloe naar de wangen.
„Hij wist niet. dat het niet geladen was", zei ze boos.
„Zeg. Wrighton voel jij je niet een held?" ging Smith
son voort .dat je Miss Marston voor een ongeladen pi
stool hebt gered?"
„De moed was dezelfde," zei Dolly.
„Juist Miss", meende een oude man, die al in dienst
was geweest bij den oom van Mr. Wrighton. ,A1 had
het ook een kanonlading gehad dan zou Mr. Wrighton
precies hetzelfde hebben gedaan."
„Die is goed!" bleef Harry Smithson maar lachen,
„Nu, ik zal eens vertellen, hoe u gered werd voor een
ongeladen geweer. Miss Marston!"
„Laat mijn naam er als 't u blieft buiten", zei Dolly
hooghartig. „Het pistool was niet op mij gericht; ik was
er toevallig bij."
„Nu genoeg daarvan. Smithson." kwam Wrighton zelve
te hulp. „Niemand werd eenig leed toegebracht en om
dat die man nu toevallig een oud. verroest pistool had
bemachtigd, hoeven wij nog niet te denken, dat we allen
vermoord worden. Ik heb een afspraak in Diston. Ga
je mee zoo ver?"
„Neen, ik wilde Toby wat laten zien. Mag ik met u
mee naar „Sparrenzicht", Miss Marston?"
„Zooals u wilt," zei ze koud.
En zoo liep hij, met den teugel over den arm gesla
gen. naast Dolly voort.
„U vindt het toch waarlijk niet zoo'n wonder van moed
van Wrighton?" vroeg hij. „Iedere man zou het gedaan
hebbei), dat verzeker ik u! En ja, hij heeft nu het
Victoria-kruis, maar ik geloof, dat dit meer geluk dan
wijsheid was. Niemand heeft hem er nooit van hooren
spreken."
„Een man spreekt in den regel niet van zijn eigen
dapperheid!"
„Neen; maar... Nu, ik wil Wrighton niet afbreken,
maar u hebt zelf gezien, hoe voorzichtig hij rijdt."
„Lord Darton zei, dat hij het beste reed van het heele
gezelschap.
„Die is een groot vriend van Wrighton. En, zooals
ik nu zie, is u ook sterk vooringenomen."
„Ik kan alleen niet uitstaan, dat ware moed be
schimpt wordt, Mr. Smithson! Dan luister ik liever niet
en deedt u misschien beter, verder te rijden."
,,'t Spijt mij, dat ik u ergernis bezorgde. Vergeef mij."
Smithson was toch dikwijls zoo'n aardige, gezellige
kameraad geweest, dus vergaf zij het hem dan ook
maar en werd er verder over neutrale onderwerpen ge
praat
Maar toch was hij dien middag niet in haar achting
gerezen en een paar dagen later viel hij haar nog meer
tegen.
Zij en Toby waren naar een boschje gewandeld in het
dal, even buiten Dalend, De schemering begon al in te
vallen, want Toby was zoo zeker geweest, dat de bloe
men er groeiden, dat hij had aangedrongen op een gron
dig onderzoek. Ze liepen vlug, want Martha had hen
gewaarschuwd, om toch vooral te zorgen, thuis te zijn,
als het donker begon te worden, omdat er overal mijn
werkers in den omtrek dwaalden,
Daar hoorden zij een paard komen aandraven. Dc
ruiter leunde voorover in het zadel en dreëf met zweep
en sporen zijn paard steeds tot sneller rijden aan.
„Harry! Harry!" riep Toby verrukt.
En het scheelde niet veel, of hij had een trap van het
paard gehad, zóó roekeloos galoppeerde de ruiter voort.
„Redt u! De mijnwerkers zitten mij achterna!"
En hij draafde voort, doodsbleek en klappertandend.
„Wat ls er? Wat is er?" vroeg Toby verschrikt.
Even moest Dolly lachen om het dwaze van het ge
stuitend was de wijze, waarop deze aanval plaats had.
Voorop werden in de aanvalskolonne gezet vrouwen en
kinderen, onmondige, gesluierde vrouwen en onmondige
kinderen, die niet konden begrijpen, waarom het eigen
lijk ging. Deze vrouwen, die niet anders zijn dan Ha-
vinnen, om niet te zeggen „gevangenen" waren door hun.
heeren en meesters gecommandeerd en tot fanatisme
opgezweept door de bewering, dat zy optraden in het
belang van den Mohamedaanschen godsdienst tegen,
menschen, die samenwerkten met ..ongeloovigen',
dat wil zeggen Christenen, Joden, en afgescheiden Mo-
hamedanen.
Gedekt door vrouwen en kinderen begonnen de „na
tionalisten" de menschen van hun eigen natie, Syrische
politie en gendarmerie, te bekogelen met steenen en
léege flesschen. Er knalden ook revolverschoten en hier
en daar stortte een Syrische politieman bloedend neder,
zonder dat de Syrische gewapende macht van de waper.s
gebruik maakte. Alle ruiten van het stadhuis en van
het Syrische regeeringsgebouw werden verbrijzeld, doch
tegen het gebouw van het Fransche hooge commissari
aat werd niets ondernomen en de Europeanen liet men
met rust
Het was een strijd niet tegen Europeanen, doch van
Arabieren onder elkander. De nationalisten, die zoo hard
hebben geschreeuwd, dat Europa langzamerhand meen
de hen te moeten beschouwen als de vertegenwoordigers
van de geheele bevolking, vreesden eerlijke verkiezingen,
welke de meerderheid wel eens zouden kunnen brengen
aan meer gematigde en minder anti-Europeesche ele
menten. Vandaar de verwoede aanvallen tegen eigen
landgenooten.
De Syrische regeeringsgebouwen, waar de stembus
sen stonden, een beroep op de Franschen en een af dee
ling Fransche soldaten, verscheen op het groote plein
in het centrum der 6tad en dit maakte een oogenblik
indruk. Toen echter bleek, dat ook de Fransche solda
ten bevel hadden zich van geweld te onthouden, kregen
de wilde aanvallers weder moed. Een hagel van stee
nen en leege flesschen daalde neder op de Franschen,
die met het schuim van woede om de monden werkeloos
bleven en daarmede het bewijs gaven van een buiten
gewone discipline. De opwinding bij het kleine Fran
sche detachement werd evenwel zoo groot, dat de na
tionalistische aanvoerders angst kregen en daarom het
parool uitgaven: „Naar de Christenwijk", waarheen zich
dadelijk een wilde menigte, voor een groot deel bestaand
uit het schuim der stad, in beweging zette.
De Christenwijk van Damascus is niet een „Europee-
sche" wijk. De bewoners zijn er grootendeels niet-Mo-
hamedaansche Oriëntalen, R.K. of orthodox geworden
Arabieren, ook Joden. De onlusten dreigden te ontaar
den in een algemeene plundering en moordpartij, zooals
zy in deze streken reeds zoo dikwijls zijn voorgekomen,
en zooals zij weder zijn te verwachten, zoodra de Fran
sche troepen geheel uit het gebied zullen zijn terugge
trokken.
Een handjevol Syrische gendarmerie verdedigde den
toegang tot den Christenwijk. Van de zijde der aanval
lers knalden revolverschoten, eenige gendarmen vielen,
en een bloedbad scheen niet meer te voorkomen. De
bewoners van de Christenwijk waren radeloos. Toen
eindelijk kon de Fransche hooge commissaris ertoe be
sluiten krachtig in te laten grijpen. Hoornsignalen weer
klonken, cavalerie verscheen, detachementen infanterie
volgden en er werd bekend gemaakt dat de handhaving
van de orde van dat oogenblik aan het Fransche garni
zoen was toevertrouwd. In een ommezien veranderde de
toestand. Er viel geen schot meer en nergens behoefde
van de wapens te worden gebruik gemaakt. Hier en daar
was er een stevig Fransch soldaat of onder-officier, die
een schreeuwenden Arabier eenige flinke opstoppers gaf,
en dat was alles.
De verkiezingen waren intusschen opgeschort. Den
volgenden dag had de begrafenis plaats van vijf slacht
offers, aiTen Syrianen, die gevallen waren tengevolge
van het „idealisme" van enkelen, die het Syrische volk
hadden willen gelukkig maken met een modern demo
cratisch regeeringssysteem, waarvoor het nog bij lange
niet rijp is.
De bevolking, zelve ontzet door de gebeurtenissen, gaf
enkele dagen later een verpletterende meerderheid aan.
de gematigde partijen en stelde de wilde nationalisten
in het ongelijk.
Deze bloedige gebeurtenissen, noodlottige gevolgen
van een dilettantisch idealisme, vormden mijn laatste
indrukken in dit schoone, zonnige land.
J. K. BREDERODE.
val; de eene man reed door, slechts bedacht op eigen
behoud, en de andere drong zich tegen haar aan om be
scherming.
Die lach had Toby ai gerustgesteld. Hij lachte mee
en dacht niet meer aan gevaar.
Maar juist om den hoek van den weg kwamen ze
een troep jonge mannen en opgeschoten jongens tegen
die zwaaiden met hun stokken en onmiddellijk riepen,
toen ze die twee zagen:
„Heb je hem gezien?... Bang als een wezel was hijt
Maar we zullen hem wel leeren."
„Daar gaat hij," zei Toby, met den vinger de richting
aanwijzend, waar Smithson verdwenen was.
„Zoo. Nou, een anderen keer krijgen we hem dan
wel! Hebt u niet een kleinigheid voor ons, Miss?"
„Neen, niets", zei Dolly kortaf.
„En u, heerschap?"
Toby voelde in zijn zakken.
„Je moet hun niets geven", fluisterde zij hem in. „Het
zijn maar jongens".
Een man met ongunstig uiterlijk trad op hen toe en
zei:
„Je moet beiden je zakken omkeeren. Dit is de zoon
van Mrs. Brotherton en het is bekend, hoe zij over de
staking denkt. Ze is koek en ei met Wrighton.
„Keer je zakken om, Toby" zei Dolly, die begreep, dat
in stipte gehoorzaamheid juist hun redding lag.
Met bevende vingers keerde hij ze om en er zat ook
in het geheel geen los geld in; wel van allerlei rommel:
touwtjes, steentjes en stukjes gekleurd lak. Dit was nu
weer zijn laatste amusement.
De jongens lachten en gierden, maar de jongsten on
der hen staken met gretigheid die roode, witte en
blauwe pijpen bij zich.
Dolly keerde haar zak ook om: er was niets in dan
een zakdoek
„Dus nu kunnen wij verder gaan?" vroeg zij.
De jongeren zouden dit wel toegelaten hebben, maar
die eene belhamel zei:
„Stil! Zóó zullen ze er niet afkomen! Ze dragen goede
kleeren en onze vrouwen en kinderen hebben vodden aan
het lijf. Ze moesten maar eens ruilen, vindt jullie ook
niet?"
Een jonge man pakte Toby bij de schouders.
„Die jas is van mij", zei hij.
Een ander greep zijn hoed.
„En die hoed zal mjj wel staan."