Bont Allerlei.
Geestes-Sport en Uersen-Gymnastiek
II
n
Hl
S5
K
m
IÉ
II
UB
s
Een oud verhaal
VOOR ONZE DAMMERS
VOOR ONZE SCHAKERS
rnk
w
jij
J|
SI
m
Dat na veertig jaar weer actueel
geworden is.
Verschil van meening.
Vraagstuk No. 897
Vraagstuk No. 898.
u
rVENTJES DENK»!
Vraagstuk No. 899.
ÜHP
n
fü
fff
jg
Vraagstuk No. 900..
(Vervolg).
Het kind ontving dat geld en ging daarna weltevree
verder.
Dirk zei niets van hetgeen hij gedaan had en het viel
Wolmers op, hoe goedig die grijze oogen er uitzagen,
toen hij tegen het meisje zeide:
Nou mot je teugen moeder zegge, dat je morgen
bij 'r zal blaijve, want dat je nog erg loof benne. Za je
da doen. me kind? Dag hoor!
Ook vertelde hij zijn goedheid nooh aan Piet, noch
aan Wolmers, waaruit men kon opmaken, dat deze goed
heid rechtstreeks kwam van uit zijn hart en geen ijdel-
heid de drijfveer was.
Dirk Mage was dom en onopgevoed, maar, daarvan
was Wolmers overtuigd, uiterst goedig.
Doet een dergelijke ervaring gewoonlijk aangenaam
aan, op Wolmers had zij juist de tegenovergestelde uit
werking. Het hinderde hem. dat hij zich moest beken
nen, dat de blik, dien hij in Dirk's karakter mocht
slaan, zoo in zijn voordeel sprak. En waarom 't hem
hinderde, och, die vraag legde hij zich niet voor. maar
anders had hij haar stellig weten te beantwoorden.
Hield hij het er straks voor, dat alleen zijn forsche
gestalte het kon zijn, die Trijntje boeide, er was thans
geen twijfel aan. of het was in de eerste plaats zijn goe
dige inborst waardoor hij zich voelde aangetrokken
Met een krachtigen handdruk zei Dirk de heeren
vaarwel en verzuimde niet, de complimenten te doen aan
de huisgenooten.
Doe de groetenis an je vader en an Traijntje en
zöo.
Dank je, ik zal het doen; breng insgelijks mijn
groeten aan je ouders over.
Wolmers zag hem na en keek later nog eens naar
hem om, terwijl hij langzaam herhaalde:
Was daat...
Ja, dat was 'm nu. Wat zeg je van mijn aanstaan
den zwager?
't Is onbegrijpelijk!
Ja, onbegrijpelijk is 't, maar komt 't je nu ook nog
onbegrijpelijk voor, dat ik me zoo'n heel klein beetje
tegen deze keuze van mijn zuster verzet?
Waarlijk niet. Maar hoe kon je dan daareven zeg
gen, dat je je zuster in haar keuze wel zou helpen, ja,
het reeds eenigszins DEEDT?
Ik ben bezig, die twee van elkaar te verwijderen,
en dan geloof ik, dat men zich evenzeer met de geschie
denis bezighoudt, als wanneer men ze tot elkaar brengt.
Volkomen juist! En je bemoeiing is zeer verklaar
baar, maar hoe staan de zaken op 't oogenblik?
Dat kon beter.
Hoezoo?
Die correspondentie staat me niet aan.
Praat dan eens met haar en zeg openlijk je gevoe
lens over dien Mage.
Of ik dat al niet deed!
En
Tranen, tranen natuurlijk! Ja, als ik er aan denk,
hoe weinig zij vroeger om hem gaf, dan is het me in
één woord onverklaarbaar, waardoor zij zich tegen
woordig zoo tot hem aangetrokken gevoelt.
Zoo. mocht ze hem vroeger niet?
Weineen! Ja. ze was altijd vriendelijk tegen hem
en als ik met zijn passie spotte, dan trok zij partij.
Daarom heb ik dat bijna nooit gedaan, vooral nu ik
zekerheid meende te hebben verkregen, dat dit ..partij
trekken" geheel alleen uit een gevoelvan waardeering
voortvloeide; een soort van dankbaarheid, begrijpelijke
erkentelijkheid voor de onderscheiding, waarmee, hij
haar steeds behandelde.
En is die correspondentie sinds lang zoo toegenomen,
of heb je al lang bespeurd, dat hare meening betreffen
de Dirk werd gewijzigd?
Ja, dat dateert vanaf zyn ziekte.
Gunst, wat vreemd!
Och. niet zoo erg. Hij heeft longontsteking gehad,
hm. hm!"
Bij dat „hm, hm!" schudde Piet zacht schouderop
halend het hoofd en liet zich zelf in de rede vallend,
daarop volgen:
Ja, ik geloof dat de oude heer Mage en zijn vrouw
hierin ook een minder mooie rol spelen en hebben ge
speeld.
Hoezoo?
Och. het fijne weet ik er niet van en zal daar ook
wel nooit geheel achter komen, maar dat, wat ik ver
moed, houd ik in dezen voor de waarheid, en daarvoor
heb ik alle reden.
Ga, door!" zei Wolmers, na een poos geduldig te
hebben gewacht, tot Piet verder zou vertellen. Hij moest
daaraan herinnerd worden, want diep denkend liep hij
voort, met zijn hoofd bij eiken stap even knikkend, ter
wijl zijn byna gesloten lippen een geluid voortbrachten
dat tusschen fluiten en blazen het midden hield. Daar
om vroeg Wolmers eindelijk:
Wat voerden die oudelui uit?
Ja. wat voerden ze uit? Dat weet ik niet. Maar
wel weet ik, dat de ouwe Mage bij vader is gekomen,
een poos met hem heeft gesproken, en daarna tamelijk
opgewekt is heengegaan.
En wat zou dat?
Jawel, heb maar geduld! 's Middags aan tafel zei
Trijntje: „Vader, u hebt er toch wel aan gedacht, om
naar Dirk te vragen, toen de oude heer Mage van
morgen bij u was?
Neen, kind, dat deed ik niet.
Dat had u toch wel moeten doen.
Vindt je dat? vroeg vader met belangstelling, ter
wijl hij Trijntje scherp aanzag. Het kind bemerkte het
echter niet en toen ze heel kalm en koud antwoordde:
„Och ja, zijn zoon is zoo ziek, hij heeft longonsteking"
en daarna niets meer zei. toen vervolgde vader:
Het was niet noodig, dat ik er naar vroeg, want
hij vertelde het al uit eigen beweging. Dirk is een hee-
leboel beter. Het gevaar is geweken. Maar nu kwam
de oude Mage mij een verzoek doen, of eigenlijk jou.
M?!
Ja, Dirk heeft je in zijn ziekte gedurig geroepen.
Natuurlijk wartaal gesproken, maar hij was toch onop
houdelijk met je bezig. Nu hij beter wordt, praat hij nog
steeds over je.
Piet wachtte een oogenblik. schudde het hoofd en
zei, meer tot zichzelf dan tot Wolmers: „verdeed handig!"
toen vervolgde hij:
Trijntje zei niets, maar had een kleur. Toen vroeg
vader:
„En weet je. wat ze nu zoo graag wilden?"
„Neen!"
„Dat jij eens bij Dirk kwaamt. Ze dachten dat het
zoo goed voor hem zou zijn. Ze hebben er den dokter
over gesproken, en die oordeelde het ook uitmuntend.
Hoe denk je daarover?"
„Wat hebt u Mage gezegd?"
„Dat je het doen zoudt."
„Maar vader!"
„Wat is er?"
„Hij wordt immers beter en u weet toch. dat het tus
schen ons..."
„Ja, ja, ik weet alles, maar ik weet ook. dat je dien
armen drommel daar niet altijd door vergeefs zult laten
roepen."
„Neen, dat is zoo, maar..."
„Och kom, geen „maren" alsjeblieft; 't zou ook wat
wezen, om daar eens een keer naar toa te gaan. Kort en
goed; ik heb het beloofd, omdat ik dacht, dat je hart
op de rechte plaats zat. Nu, moet je zelf maar weten,
wat je te doen staat."
Weer wachtte Piet een poosje en zei toen eenigszins
korzelig, als ergerde hem het verhalen:
Enfin, om nu die heele geschiedenis verder op te
rakelen, zal wel niet noodig zijn. Je begrijpt hieruit al
voldoende, dat Trijntje het voorzichtiger vond, om niet
te gaan. Zij heeft dat ook zelfs, even voor ze zich klaar
maakte, om heen te gaan, nog duidelijk tegen vader ge
zegd ik had nJ. na den eten nog kans gezien, om haar
onder handen te nemen maar het einde was, dat ze
ging; vader zette door. Och, dat bezoek was niet zoo erg
geweest. Trijntje hield niet van hem, en wanneer hij nu
werkelijk om haar heeft geroepen... maar zie je, die
vervloekte leugen!
Piet maakte bij dien uitroep een grooten pas en in
dien pas lag een onderdrukten stamp,
Welke leugen?" vroeg Wolmers.
Eens op een avond kwam Trijntje naar me toe
(ze was 's middags weer naar Mage geweest) en zei,
haar handje op mijn schouder leggende, en me verlegen
aanziende: „Zeg, Piet, heb jij Dirk Zondagsavonds of
in de week wel eens hier op het erf gezien?"
„Wanneer?"
„Ja, ongeveer een week vóór hij zoo ziek werd."
„Neen, hoe dan
„Hij moet hier heel dikwijls geschilderd hebben, op
hoop van mij te kunnen spreken, maar in de week. vóór
hij die longontsteking kreeg, vooral. Het was toen zulk
onstuimig weer."
„Dan zal hij het toen beet hebben gekregen."
„Ja, dat is 't 'm juist."
„Wat bedoel je?"
„Nu. dan ben i k toch eigenlijk oorzaak, dat hij zoo
ziek is geworden."
„Zeg, meid, ben je mal? Dat is toch wel een beetje te
ver getrokken. De verantwoordelijkheid..."
„Ja, dat weet ik wel!" viel ze me in de rede. „Maar
als hij nu toch eens niet weer zoo gezond wordt als hij
was, de arme jongen hoest zoo leelijk."
Hierbij zag ze me weet zoo vreemd, verlegen, bij
na angstig aan. Ik zie nog haar bleek gezichtje, toen
ze me vertelde, dat Dirk soms heele nachten in weer
en wind op het erf moest hebben doorgebracht. Aan zijn
moeder zou hij hebben gezegd, dat hij laar wenschte te
sterven. „En zie je", zoo vervolgde ze. terwijl een paar
dikke tranen langs haar wangen rolden, „wanneer hij
dus niet weer geheel herstelt, dan geloof ik, dat ik daar
altijd een zekere wroeging over zal houden, en dat ge
looft Dirk's moeder ook."
En dat gelooft Dirk's moeder ook! Nog hoor ik
het haar zeggen, nog zie ik de smart, die toen uit haar
oogen sprak, nog herinner ik me de overtuiging, waar
mede ze die woorden herhaalde, de woorden, die voor
mij een licht deden opgaan over den dwependen harts
tocht, waarvan ik Dirk nooit had verdacht. Ik begreep
ineens, dat moeder Mage listig partij had weten te
trekken van de ziekte, en dat Trijntje goed op weg was,
om het slachtoffer te worden van die slinksche streek,
van dien leugen.
Dat heb je haar toch gezegd, hoop ik.
Neen. niet direct. Ik begreep, dat zij onder den in
vloed stond der opgedischto verhalen, en ik hield het
daarom voor verstandiger, om haar niet te kwetsen. In
het gunstigste geval zou ik haar argwaan gaande ma
ken, en zij mist den tact, om dien te verbergen, zoodat
moeder Mage, listig als zij is. tot dubbel overleg en
voorzichtigheid zou zijn aangespoord.
Maar zij weet het dan n u toch?
Ja, of liever, ik heb het haai- gezegd, maar zij wil
het niet gelooven. Och, dat komt omdat ik de zaak al
heel dom aan heb gepakt.
Hoezoo?
Wel. na die woorden: „En dat gelooft Dirk's moeder
ook", heb ik me niet weten te bedwingen, en ik zei, dat
ze niet meer naar de Mage'E toe moest gaan: dat ze
niet waren te vertrouwen. Ik liet mij door mijn drift
meeslepen en zei toen een boel leelijks zonder mijn mee
ning te motiveeren. Het onverstandige daarvan zag ik
eerst in, toen Trijntje haar hoofd fier ophief en me
toevoegde: „Piet, ik had van jou niet verwacht, dat je
zou kwaadspreken."
Ik wilde haar toen alles zeggen, maar ze wilde niet
meer naar me luisteren en ging heen.
Later ben ik er op terug gekomen en heb toen de noo-
dige verklaring gegeven, doch zij verweet me opnieuw,
dat ik lasterde.
En hoe denkt ze nu over Dirk?
Ik geloof, dat ik olie in het vuur heb geworpen.
Het naarste van de historie is, dat ik in deze zaak haar
vertrouwen niet meer heb. Zij vertelt me niets meer
van Dirk, spreekt me nooit meer over de familie. Ik
weet, dat ze onlangs heel druk met vader heeft gepraat.
Na afloop van het gesprek heeft ze zich in haar kamer
teruggetrokken, en ik kon met geen mogelijkheid nagaan,
waarover ze het hebben gehad. Ik verwacht natuurlijk
over Dirk, maar ik vraag er niet naar. Ik heb hoop,
dat zij daardoor eerder tot mij zal komen.
En die briefwisseling is in den laatsten tijd toege
nomen, zeg je hè?
Ja!
Wordt vervolgd.
Goud-reserven op
den bodem dei zee.
Het is zeer bekend, dat er gedurende den wereld
oorlog vele schepen op zee gezonken zijn, die een kost
bare goudlading vervoerden. Zeer vaak kwam het voor,
dat schepen goud, zilver en andere metalen van het
eene land naar het andere wilden brengen. Zij werden
dan onderweg door duikbooten van een vijandelijke
natie getorpedeerd en de zeekasteelen zoowel als hun
kostbaren inhoud verdwenen in de golven. Na den tor-
log begon men pogingen in het werk te stellen, de op
den bodem der zee rustende schatten te trachten naar
de oppervlakte te brengen. In vele gevallen is dat reeds
gelukt. Zoo kent men de „Laurentic", een gezonken
schip dat gelicht werd en aan boord waarvan men een
groote som gelds vond, die geheel aan de verzekerings
maatschappij terugviel, die indertijd de schade van het
gezonken schip gedragen had. Op het oogenblik is men
bezig, de bij Ushant gezonken stoomboot „Egypte te
lichten, die een lading aan boord heeft gehad van vijf
ton goud en vijf en veertig ton zilver. De zoo bekende
Lusitania zou ruim 13 millioen gulden of om precies te
zijn 13.200.000 gulden in Dollars en papiergeld van
Amerika naar Engeland vervoeren. Op het oogenblik
zoeken vele booten van bergingsmaatschappijen naai
het wrak van het schip, en men hoopt in het komende
voorjaar het schip te kunnen lichten, waarbij üiepzee-
duik-apparaten gebruikt zullen worden.
Maar niet alleen zijn er wrakken van schepen op den
zeebodem te vinden, die in den loop van den oorlog
tot zinken zijn gebracht, ook uit veel vroeger tijden
bewaart de zee overblijfselen van schepen, die kostbare
lading aan boord gehad moeten hebben. Vooral moeten
er schatten aan edelmetalen gezonken zijn. Booten, zoo
als de in 1912 zoo rampspoedig vergane „Titanic"
men weet, dat dit schip tegen een ijsberg voer heb
ben meestal kostbaarheden zooals edele metalen en
edelgesteenten aan boord. Zooals ook nu nog het geval
is. kwamen vroeger goud en zilver van over zee. De
schepen, die deze schatten met zich voerden, waren
niet zoo bestand tegen storm en ruwe zee als tegen
woordig het geval is. zelfs met de kleinste zeeschepen.
Ontelbaar veel zeilschepen werden een prooi der go'ven.
Maar ook bij ontmoetingen op zee met vijandelijke
schepen of zeeroovers werden soms schepen tot zinken
gebracht, die een riike lading in hadden. Men denke
hierbij aan de Arma.da. of onoverwinnelijke vloot, die in
1588 tot zinken werd gebracht en aan de tallooze -i-ver-
schepen, die belaagd werden op weg naar het Pyre-
neesche schiereiland. De meesten van deze schepen ver
voerden goud en zilver. Bekend is de in 1597 gezonken
Santa Margaretha. die een schat van negen millioen
gulden vervoerde. Een ander schip, dat ook- al jaren en
jaren op den zeebodem rust. is de „Monmoth". Ook
dit schip had een groot kapitaal te vervoeren. Terwijl
men er tot nu toe niet aan kon deniken, deze acnepen,
wier ligging op den bodem der zee wel genoegzaam be
kend is. te lichten, zijn de middelen die men ervoor
noodig heeft technisch thans zoover geperfectioneerd,
dat men plannen in deze richting heeft gemaakt. Groote
schatten aangoud en zilver zouden naar boven worden
gebracht, en het lijdt geen twijfel, of het slagen der
plannen zou een goeden invloed hebben op de schat
kisten van vele staten.
Van een hond wiens leven
geen „hondenleven" is.
(Londen). Neen, het is heuseh geen hondenle
ven. dat Mlck, Engelands beroemdste hazewindhond
leidt. Veel meer is het 't leven van een held, een rid
der zonder vrees of blaam, een gevierd sportwonder
waarin deze Mick zich verheugen mag. In de twee
jaren die er verliepen sinds hij met zijn baas en ver
zorger, als een wel mooie, maar totaal onbekende haze
windhond naar Londen kwam. heeft Miokie alle prijzen,
voor wedrennen uitgeloofd, weggesleept. Voor honden
wedrennen natuurlijk. Z\jn honden-wieg. oftewel mand
je, stond in een klein Iersch dorpje, in het graafschap
Wlcklo. Daar voedde zijn baas, pater Brohy hem. in
diens vrije uren op. tot een waren wonderhond. ïn Lon
den won Miok al dadelijk den Derbyprijs. Daar deed
Het
zich ook een liefhebber voor hem op, en deze. dj»
middellijk inzag, dat Mickie een groote toekom*
zich had, kocht het dier voor 12.000 gulden, Toea*
kocht hij hem weer aan den directeur van een ven
ging voor wedrennen van hazewindhonden, Aru^
Kempron, voor den prijs van 240,000 gulden, Maai-
nieuwe meester heeft nog nooit spiit gehad van
overdreven hoogen prijs, dien hij voor het dier
moest. In de laatste jaren heeft Mick het niet onap
kapitaaltje van 120,000 alleen aan prijzen voor zijn j
verdiend. Om nog niet te spreken van de sommee
hij op wedrennen kreeg, van de eereprijzen, als t
ren bokalen en schalen, die het dier won en waas
Mlck soms met een blik van innige verachting
Een hondje, dat nog eens de moeite waard is! j
Kinderbaden in de open lacht f~I
midden in Parijs. W1
(Parus) Een lid van den Parijschen gem« van^i'
raad, de heer Robert Bos, heeft een origineel en aHeen
gewoon aardig voorstel in den raad gebracht, Hij
de namelijk voor, om de bassins in eenige der Pa^
plantsoenen en parken (en dat zijn er nog al wat);
de allerkleinste kindertjes, die' voor baden in aanmeti
komen, zwembassins in te richten De heer Bos
dadelijk bij, dat het geen origineel idee van hen"
want hij heeft het overgenomen uit de Grieksche fc*
stad Athene Daar bestaan dergelijke zweminrichth
voor de kleintjes al een paar jaren en iedereen j
vol lof over, niet het minst de kinderen zelf De fc
mels, die nog te jong zijn voor het groote Dassin, km drang,
in de ondiepe waterbakken der fonteinen heerlijk bi neiging
en spelen. En niet alleen Parijs moest dergelijke gel* echapp<
heden openstellen, maar ook buiten de stad moesj
bassins kunnen maken, waar de kinderen heerlijk'
zond en frisch naar hartelust in het water kunnen j
teren, Natuurlijk alleen des zomers Het zou zoo kn
worden ingericht, dat kinderen vanaf een jaar tv.
jaar of zes, zeven, gebruik konden maken van het!
sin dat zou worden opengesteld, zoodra de tempera
het toelaat Er zou voldoende toezicht moeten
kinderen zouden de reglementen betreffende orde»;
giene stipt in acht moet nemen Het is zeer zeker i
voorstel dat het overwegen waardi s. En als in Aü
een dergelijke instelling goed werkt, dan Is het i:
andere stad toch ook wel te probeeren?
o'ntspai
die fee
eerste
zich v<
male c
van tij
voor ec
zijn da
om kol
Hierbij
onder leiding van GEO VAN DAM.
van A. D. Querido.
Zwart: 10.
Wit: 10.
De diagramstand behoort te luiden: Zwart: 10 schij
ven op 913, 16, 18. 19 en 36. Wit 10 schijven op 24, 25,
28—30, 33. 38, 39. 41 en 42. Wit speelt en wint!
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 889.
Eindspel van I. Presburg.
De diagramstand in cijfers was: Zwart 4 schijven op
5. 22, 23 en 26. Wit 1 dam op 16. Het komt dikwijls
voor, dat in standen van één dam tegen vier schijven,
waarin remise geforceerd kon worden, deze overslen
wordt alleen door onvoldoende eindspelkennis. Nadere
bestudeering is dan ook zeer wenschelijk, vooral voor
de zwakkere spelers. In bovenstaanden stand wordt
als volgt de remise behaald: Wit 167 (zwart 2328);
711. Hiermede wordt zwart verplicht zijn derde schijf
los te spelen, daar wit de zwarte schijven 22 en 28
vast houdt. (Zw. 2631), Op 510, wit 112 en 2-13 of
2—19. Wit zet voort met 11—2 (22—27); 2—19 27—32);
19—38 (28—33). 35—24 (33—39); 24—19 (32—38); 19—24
(3843)24—13 31—36 of 37); 13—22 remise!!!
van H. Bolton.
Zwart: 1.
De diagramstand behoort te luiden: Wit Kd3,Pél
en Pf4 (door promotie verkregen). Zwart Któ
speelt en forceert mat in veertien zetten op uer
zame en interessante wijze.
van hel
den m«
drijven.
De ti
den wc
het noc
lijke ft
April g
heele
begint
nieuw
ten en
krijgen
gelaten]
hand.
Bij d
vroeger
aanleid!
Bij de
feest, v
een hoe
zich o<
een ho
eenige
tefeest,
één vai
heeren
ongelijk
éênmae
lateren
invloed
Van
de Roi
gat. z<
werd d
Als i
menscl
men, d
ten dc
uiterlij!
voor e»
van de
liepen i
ren en
plechtij
Berndc
nieren
zen sto
overal i
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 890,
van S. Loyd.
De diagramstand In cijfers was: Wit Kh5,
Pal, Ph3 en drie pionnen op b2, c2 en g3. Zi
Tc8, LdS. Pa8 en zes pionnen op a3, b6, b7, e
Weenink schrijft van dit probleem in zijn
Schaakprobleem": Laat ons deze vijfzet, het
thema" eens bekijken. Lloyd maakte het in
Morphy Chess Rooms" voor de vuist weg, wsl
ongelooflijke humbug vond, omdat „men" niet
niaal was als Lloyd Maar op die schaakclub
-chouwers geweest en er is op dit probleem
(Even kalmeeren: een Amerikaan wedt op altal
ook op schaakproblemen; verwensch dus
„Americanisme" en lees verder) Lloyd wedde
Dennis Julien, een thans vergeten problemist,
een probleem kon maken, waarvan Julien niett*.:
kon aanwijzen, dat het voornaamste mat ga!
maakte toen dit en zijn partner zei terstond: „Palü
mat en b5 misschien ook" „En pion bb2?" vroeg!
„Die geeft natuurlijk nooit mat", zei Julien, ds'
dat men bij een probleemkenner van zijn krach:
met zulke flauwiteiten moest aankomen. Eens
zien: Wit b2—b4ü Dreigt zoowel Td5 als Tf5.
niet meer door Tc5 te pareeren is. Zwart dus Tra
mede de torenlijn verstoppend door het offeren vs
zwarten toren. Wit b4xc5, zw. a3a2. KlaarbS
dient Pal niet om mat te geven, doch slechts 02 nieuw*
a2 te stoppen. Wit c5—c6! Nu dreigt alweer Td5a
Maar zwart schijnt 't mat tot den zesden zet 9
nen rekken door: Ld8c7. Nu volgt op Td5, Lg3.
Lel en op Tf5, Lf4! Wit speelt echter c6xb7ü ..Hd
Sammie!" Zwart ad libitum en nu wit als
b7x a8D mat!!!
Ik zal me van verder commentaar onthouden'
DE FLESCH EN DE KURK".
De flesch kost met de kurk t 1,10, De flesd
f 1.meer dan de kurk. Wat kost dus ieder?
a
b
c
d
Wit:
e
4.
f
g
h
„DE GEKNAKTE BAMBOES"
Een 10 voet hooge bamboes is ergens geknakt öïen oji
nu bij het ombuigen de top van de bamboes erg*
grond, dan is deze top van het ondereinde 2
wijderd. Op welke hoogte is de bamboes geki
OPLOSSING VRAAGSTUK No. 89L
De som met de ketting.
De smid behoefde daarvoor slechts één van -
stukken, van drie schakels elk, open te breken «I
ieder der vier overblijvende stukken tussdw*
schakels te klinken om In totaal slechts drie
open en weer dicht te maken.
OPLOSSING VRAAGSTUK No- 8^-
Nog een lastig sommetje.
Dat kalf kostte f 40.Nemen we de proef ft*-
dan blijkt dit de juiste uitkomst te zijn. Hij
evenveel procenten als het kalf kostte, dus
is van f 40.— dus f 16.—. Het kalf bracht ln
koop f 56.op, ergo was de inkoopsprijs f
is f 40.—.