Bont Allerlei. Geestes-Sport en Uersen-Gymnastiek II n Hl S5 K m IÉ II UB s Een oud verhaal VOOR ONZE DAMMERS VOOR ONZE SCHAKERS rnk w jij J| SI m Dat na veertig jaar weer actueel geworden is. Verschil van meening. Vraagstuk No. 897 Vraagstuk No. 898. u rVENTJES DENK»! Vraagstuk No. 899. ÜHP n fü fff jg Vraagstuk No. 900.. (Vervolg). Het kind ontving dat geld en ging daarna weltevree verder. Dirk zei niets van hetgeen hij gedaan had en het viel Wolmers op, hoe goedig die grijze oogen er uitzagen, toen hij tegen het meisje zeide: Nou mot je teugen moeder zegge, dat je morgen bij 'r zal blaijve, want dat je nog erg loof benne. Za je da doen. me kind? Dag hoor! Ook vertelde hij zijn goedheid nooh aan Piet, noch aan Wolmers, waaruit men kon opmaken, dat deze goed heid rechtstreeks kwam van uit zijn hart en geen ijdel- heid de drijfveer was. Dirk Mage was dom en onopgevoed, maar, daarvan was Wolmers overtuigd, uiterst goedig. Doet een dergelijke ervaring gewoonlijk aangenaam aan, op Wolmers had zij juist de tegenovergestelde uit werking. Het hinderde hem. dat hij zich moest beken nen, dat de blik, dien hij in Dirk's karakter mocht slaan, zoo in zijn voordeel sprak. En waarom 't hem hinderde, och, die vraag legde hij zich niet voor. maar anders had hij haar stellig weten te beantwoorden. Hield hij het er straks voor, dat alleen zijn forsche gestalte het kon zijn, die Trijntje boeide, er was thans geen twijfel aan. of het was in de eerste plaats zijn goe dige inborst waardoor hij zich voelde aangetrokken Met een krachtigen handdruk zei Dirk de heeren vaarwel en verzuimde niet, de complimenten te doen aan de huisgenooten. Doe de groetenis an je vader en an Traijntje en zöo. Dank je, ik zal het doen; breng insgelijks mijn groeten aan je ouders over. Wolmers zag hem na en keek later nog eens naar hem om, terwijl hij langzaam herhaalde: Was daat... Ja, dat was 'm nu. Wat zeg je van mijn aanstaan den zwager? 't Is onbegrijpelijk! Ja, onbegrijpelijk is 't, maar komt 't je nu ook nog onbegrijpelijk voor, dat ik me zoo'n heel klein beetje tegen deze keuze van mijn zuster verzet? Waarlijk niet. Maar hoe kon je dan daareven zeg gen, dat je je zuster in haar keuze wel zou helpen, ja, het reeds eenigszins DEEDT? Ik ben bezig, die twee van elkaar te verwijderen, en dan geloof ik, dat men zich evenzeer met de geschie denis bezighoudt, als wanneer men ze tot elkaar brengt. Volkomen juist! En je bemoeiing is zeer verklaar baar, maar hoe staan de zaken op 't oogenblik? Dat kon beter. Hoezoo? Die correspondentie staat me niet aan. Praat dan eens met haar en zeg openlijk je gevoe lens over dien Mage. Of ik dat al niet deed! En Tranen, tranen natuurlijk! Ja, als ik er aan denk, hoe weinig zij vroeger om hem gaf, dan is het me in één woord onverklaarbaar, waardoor zij zich tegen woordig zoo tot hem aangetrokken gevoelt. Zoo. mocht ze hem vroeger niet? Weineen! Ja. ze was altijd vriendelijk tegen hem en als ik met zijn passie spotte, dan trok zij partij. Daarom heb ik dat bijna nooit gedaan, vooral nu ik zekerheid meende te hebben verkregen, dat dit ..partij trekken" geheel alleen uit een gevoelvan waardeering voortvloeide; een soort van dankbaarheid, begrijpelijke erkentelijkheid voor de onderscheiding, waarmee, hij haar steeds behandelde. En is die correspondentie sinds lang zoo toegenomen, of heb je al lang bespeurd, dat hare meening betreffen de Dirk werd gewijzigd? Ja, dat dateert vanaf zyn ziekte. Gunst, wat vreemd! Och. niet zoo erg. Hij heeft longontsteking gehad, hm. hm!" Bij dat „hm, hm!" schudde Piet zacht schouderop halend het hoofd en liet zich zelf in de rede vallend, daarop volgen: Ja, ik geloof dat de oude heer Mage en zijn vrouw hierin ook een minder mooie rol spelen en hebben ge speeld. Hoezoo? Och. het fijne weet ik er niet van en zal daar ook wel nooit geheel achter komen, maar dat, wat ik ver moed, houd ik in dezen voor de waarheid, en daarvoor heb ik alle reden. Ga, door!" zei Wolmers, na een poos geduldig te hebben gewacht, tot Piet verder zou vertellen. Hij moest daaraan herinnerd worden, want diep denkend liep hij voort, met zijn hoofd bij eiken stap even knikkend, ter wijl zijn byna gesloten lippen een geluid voortbrachten dat tusschen fluiten en blazen het midden hield. Daar om vroeg Wolmers eindelijk: Wat voerden die oudelui uit? Ja. wat voerden ze uit? Dat weet ik niet. Maar wel weet ik, dat de ouwe Mage bij vader is gekomen, een poos met hem heeft gesproken, en daarna tamelijk opgewekt is heengegaan. En wat zou dat? Jawel, heb maar geduld! 's Middags aan tafel zei Trijntje: „Vader, u hebt er toch wel aan gedacht, om naar Dirk te vragen, toen de oude heer Mage van morgen bij u was? Neen, kind, dat deed ik niet. Dat had u toch wel moeten doen. Vindt je dat? vroeg vader met belangstelling, ter wijl hij Trijntje scherp aanzag. Het kind bemerkte het echter niet en toen ze heel kalm en koud antwoordde: „Och ja, zijn zoon is zoo ziek, hij heeft longonsteking" en daarna niets meer zei. toen vervolgde vader: Het was niet noodig, dat ik er naar vroeg, want hij vertelde het al uit eigen beweging. Dirk is een hee- leboel beter. Het gevaar is geweken. Maar nu kwam de oude Mage mij een verzoek doen, of eigenlijk jou. M?! Ja, Dirk heeft je in zijn ziekte gedurig geroepen. Natuurlijk wartaal gesproken, maar hij was toch onop houdelijk met je bezig. Nu hij beter wordt, praat hij nog steeds over je. Piet wachtte een oogenblik. schudde het hoofd en zei, meer tot zichzelf dan tot Wolmers: „verdeed handig!" toen vervolgde hij: Trijntje zei niets, maar had een kleur. Toen vroeg vader: „En weet je. wat ze nu zoo graag wilden?" „Neen!" „Dat jij eens bij Dirk kwaamt. Ze dachten dat het zoo goed voor hem zou zijn. Ze hebben er den dokter over gesproken, en die oordeelde het ook uitmuntend. Hoe denk je daarover?" „Wat hebt u Mage gezegd?" „Dat je het doen zoudt." „Maar vader!" „Wat is er?" „Hij wordt immers beter en u weet toch. dat het tus schen ons..." „Ja, ja, ik weet alles, maar ik weet ook. dat je dien armen drommel daar niet altijd door vergeefs zult laten roepen." „Neen, dat is zoo, maar..." „Och kom, geen „maren" alsjeblieft; 't zou ook wat wezen, om daar eens een keer naar toa te gaan. Kort en goed; ik heb het beloofd, omdat ik dacht, dat je hart op de rechte plaats zat. Nu, moet je zelf maar weten, wat je te doen staat." Weer wachtte Piet een poosje en zei toen eenigszins korzelig, als ergerde hem het verhalen: Enfin, om nu die heele geschiedenis verder op te rakelen, zal wel niet noodig zijn. Je begrijpt hieruit al voldoende, dat Trijntje het voorzichtiger vond, om niet te gaan. Zij heeft dat ook zelfs, even voor ze zich klaar maakte, om heen te gaan, nog duidelijk tegen vader ge zegd ik had nJ. na den eten nog kans gezien, om haar onder handen te nemen maar het einde was, dat ze ging; vader zette door. Och, dat bezoek was niet zoo erg geweest. Trijntje hield niet van hem, en wanneer hij nu werkelijk om haar heeft geroepen... maar zie je, die vervloekte leugen! Piet maakte bij dien uitroep een grooten pas en in dien pas lag een onderdrukten stamp, Welke leugen?" vroeg Wolmers. Eens op een avond kwam Trijntje naar me toe (ze was 's middags weer naar Mage geweest) en zei, haar handje op mijn schouder leggende, en me verlegen aanziende: „Zeg, Piet, heb jij Dirk Zondagsavonds of in de week wel eens hier op het erf gezien?" „Wanneer?" „Ja, ongeveer een week vóór hij zoo ziek werd." „Neen, hoe dan „Hij moet hier heel dikwijls geschilderd hebben, op hoop van mij te kunnen spreken, maar in de week. vóór hij die longontsteking kreeg, vooral. Het was toen zulk onstuimig weer." „Dan zal hij het toen beet hebben gekregen." „Ja, dat is 't 'm juist." „Wat bedoel je?" „Nu. dan ben i k toch eigenlijk oorzaak, dat hij zoo ziek is geworden." „Zeg, meid, ben je mal? Dat is toch wel een beetje te ver getrokken. De verantwoordelijkheid..." „Ja, dat weet ik wel!" viel ze me in de rede. „Maar als hij nu toch eens niet weer zoo gezond wordt als hij was, de arme jongen hoest zoo leelijk." Hierbij zag ze me weet zoo vreemd, verlegen, bij na angstig aan. Ik zie nog haar bleek gezichtje, toen ze me vertelde, dat Dirk soms heele nachten in weer en wind op het erf moest hebben doorgebracht. Aan zijn moeder zou hij hebben gezegd, dat hij laar wenschte te sterven. „En zie je", zoo vervolgde ze. terwijl een paar dikke tranen langs haar wangen rolden, „wanneer hij dus niet weer geheel herstelt, dan geloof ik, dat ik daar altijd een zekere wroeging over zal houden, en dat ge looft Dirk's moeder ook." En dat gelooft Dirk's moeder ook! Nog hoor ik het haar zeggen, nog zie ik de smart, die toen uit haar oogen sprak, nog herinner ik me de overtuiging, waar mede ze die woorden herhaalde, de woorden, die voor mij een licht deden opgaan over den dwependen harts tocht, waarvan ik Dirk nooit had verdacht. Ik begreep ineens, dat moeder Mage listig partij had weten te trekken van de ziekte, en dat Trijntje goed op weg was, om het slachtoffer te worden van die slinksche streek, van dien leugen. Dat heb je haar toch gezegd, hoop ik. Neen. niet direct. Ik begreep, dat zij onder den in vloed stond der opgedischto verhalen, en ik hield het daarom voor verstandiger, om haar niet te kwetsen. In het gunstigste geval zou ik haar argwaan gaande ma ken, en zij mist den tact, om dien te verbergen, zoodat moeder Mage, listig als zij is. tot dubbel overleg en voorzichtigheid zou zijn aangespoord. Maar zij weet het dan n u toch? Ja, of liever, ik heb het haai- gezegd, maar zij wil het niet gelooven. Och, dat komt omdat ik de zaak al heel dom aan heb gepakt. Hoezoo? Wel. na die woorden: „En dat gelooft Dirk's moeder ook", heb ik me niet weten te bedwingen, en ik zei, dat ze niet meer naar de Mage'E toe moest gaan: dat ze niet waren te vertrouwen. Ik liet mij door mijn drift meeslepen en zei toen een boel leelijks zonder mijn mee ning te motiveeren. Het onverstandige daarvan zag ik eerst in, toen Trijntje haar hoofd fier ophief en me toevoegde: „Piet, ik had van jou niet verwacht, dat je zou kwaadspreken." Ik wilde haar toen alles zeggen, maar ze wilde niet meer naar me luisteren en ging heen. Later ben ik er op terug gekomen en heb toen de noo- dige verklaring gegeven, doch zij verweet me opnieuw, dat ik lasterde. En hoe denkt ze nu over Dirk? Ik geloof, dat ik olie in het vuur heb geworpen. Het naarste van de historie is, dat ik in deze zaak haar vertrouwen niet meer heb. Zij vertelt me niets meer van Dirk, spreekt me nooit meer over de familie. Ik weet, dat ze onlangs heel druk met vader heeft gepraat. Na afloop van het gesprek heeft ze zich in haar kamer teruggetrokken, en ik kon met geen mogelijkheid nagaan, waarover ze het hebben gehad. Ik verwacht natuurlijk over Dirk, maar ik vraag er niet naar. Ik heb hoop, dat zij daardoor eerder tot mij zal komen. En die briefwisseling is in den laatsten tijd toege nomen, zeg je hè? Ja! Wordt vervolgd. Goud-reserven op den bodem dei zee. Het is zeer bekend, dat er gedurende den wereld oorlog vele schepen op zee gezonken zijn, die een kost bare goudlading vervoerden. Zeer vaak kwam het voor, dat schepen goud, zilver en andere metalen van het eene land naar het andere wilden brengen. Zij werden dan onderweg door duikbooten van een vijandelijke natie getorpedeerd en de zeekasteelen zoowel als hun kostbaren inhoud verdwenen in de golven. Na den tor- log begon men pogingen in het werk te stellen, de op den bodem der zee rustende schatten te trachten naar de oppervlakte te brengen. In vele gevallen is dat reeds gelukt. Zoo kent men de „Laurentic", een gezonken schip dat gelicht werd en aan boord waarvan men een groote som gelds vond, die geheel aan de verzekerings maatschappij terugviel, die indertijd de schade van het gezonken schip gedragen had. Op het oogenblik is men bezig, de bij Ushant gezonken stoomboot „Egypte te lichten, die een lading aan boord heeft gehad van vijf ton goud en vijf en veertig ton zilver. De zoo bekende Lusitania zou ruim 13 millioen gulden of om precies te zijn 13.200.000 gulden in Dollars en papiergeld van Amerika naar Engeland vervoeren. Op het oogenblik zoeken vele booten van bergingsmaatschappijen naai het wrak van het schip, en men hoopt in het komende voorjaar het schip te kunnen lichten, waarbij üiepzee- duik-apparaten gebruikt zullen worden. Maar niet alleen zijn er wrakken van schepen op den zeebodem te vinden, die in den loop van den oorlog tot zinken zijn gebracht, ook uit veel vroeger tijden bewaart de zee overblijfselen van schepen, die kostbare lading aan boord gehad moeten hebben. Vooral moeten er schatten aan edelmetalen gezonken zijn. Booten, zoo als de in 1912 zoo rampspoedig vergane „Titanic" men weet, dat dit schip tegen een ijsberg voer heb ben meestal kostbaarheden zooals edele metalen en edelgesteenten aan boord. Zooals ook nu nog het geval is. kwamen vroeger goud en zilver van over zee. De schepen, die deze schatten met zich voerden, waren niet zoo bestand tegen storm en ruwe zee als tegen woordig het geval is. zelfs met de kleinste zeeschepen. Ontelbaar veel zeilschepen werden een prooi der go'ven. Maar ook bij ontmoetingen op zee met vijandelijke schepen of zeeroovers werden soms schepen tot zinken gebracht, die een riike lading in hadden. Men denke hierbij aan de Arma.da. of onoverwinnelijke vloot, die in 1588 tot zinken werd gebracht en aan de tallooze -i-ver- schepen, die belaagd werden op weg naar het Pyre- neesche schiereiland. De meesten van deze schepen ver voerden goud en zilver. Bekend is de in 1597 gezonken Santa Margaretha. die een schat van negen millioen gulden vervoerde. Een ander schip, dat ook- al jaren en jaren op den zeebodem rust. is de „Monmoth". Ook dit schip had een groot kapitaal te vervoeren. Terwijl men er tot nu toe niet aan kon deniken, deze acnepen, wier ligging op den bodem der zee wel genoegzaam be kend is. te lichten, zijn de middelen die men ervoor noodig heeft technisch thans zoover geperfectioneerd, dat men plannen in deze richting heeft gemaakt. Groote schatten aangoud en zilver zouden naar boven worden gebracht, en het lijdt geen twijfel, of het slagen der plannen zou een goeden invloed hebben op de schat kisten van vele staten. Van een hond wiens leven geen „hondenleven" is. (Londen). Neen, het is heuseh geen hondenle ven. dat Mlck, Engelands beroemdste hazewindhond leidt. Veel meer is het 't leven van een held, een rid der zonder vrees of blaam, een gevierd sportwonder waarin deze Mick zich verheugen mag. In de twee jaren die er verliepen sinds hij met zijn baas en ver zorger, als een wel mooie, maar totaal onbekende haze windhond naar Londen kwam. heeft Miokie alle prijzen, voor wedrennen uitgeloofd, weggesleept. Voor honden wedrennen natuurlijk. Z\jn honden-wieg. oftewel mand je, stond in een klein Iersch dorpje, in het graafschap Wlcklo. Daar voedde zijn baas, pater Brohy hem. in diens vrije uren op. tot een waren wonderhond. ïn Lon den won Miok al dadelijk den Derbyprijs. Daar deed Het zich ook een liefhebber voor hem op, en deze. dj» middellijk inzag, dat Mickie een groote toekom* zich had, kocht het dier voor 12.000 gulden, Toea* kocht hij hem weer aan den directeur van een ven ging voor wedrennen van hazewindhonden, Aru^ Kempron, voor den prijs van 240,000 gulden, Maai- nieuwe meester heeft nog nooit spiit gehad van overdreven hoogen prijs, dien hij voor het dier moest. In de laatste jaren heeft Mick het niet onap kapitaaltje van 120,000 alleen aan prijzen voor zijn j verdiend. Om nog niet te spreken van de sommee hij op wedrennen kreeg, van de eereprijzen, als t ren bokalen en schalen, die het dier won en waas Mlck soms met een blik van innige verachting Een hondje, dat nog eens de moeite waard is! j Kinderbaden in de open lacht f~I midden in Parijs. W1 (Parus) Een lid van den Parijschen gem« van^i' raad, de heer Robert Bos, heeft een origineel en aHeen gewoon aardig voorstel in den raad gebracht, Hij de namelijk voor, om de bassins in eenige der Pa^ plantsoenen en parken (en dat zijn er nog al wat); de allerkleinste kindertjes, die' voor baden in aanmeti komen, zwembassins in te richten De heer Bos dadelijk bij, dat het geen origineel idee van hen" want hij heeft het overgenomen uit de Grieksche fc* stad Athene Daar bestaan dergelijke zweminrichth voor de kleintjes al een paar jaren en iedereen j vol lof over, niet het minst de kinderen zelf De fc mels, die nog te jong zijn voor het groote Dassin, km drang, in de ondiepe waterbakken der fonteinen heerlijk bi neiging en spelen. En niet alleen Parijs moest dergelijke gel* echapp< heden openstellen, maar ook buiten de stad moesj bassins kunnen maken, waar de kinderen heerlijk' zond en frisch naar hartelust in het water kunnen j teren, Natuurlijk alleen des zomers Het zou zoo kn worden ingericht, dat kinderen vanaf een jaar tv. jaar of zes, zeven, gebruik konden maken van het! sin dat zou worden opengesteld, zoodra de tempera het toelaat Er zou voldoende toezicht moeten kinderen zouden de reglementen betreffende orde»; giene stipt in acht moet nemen Het is zeer zeker i voorstel dat het overwegen waardi s. En als in Aü een dergelijke instelling goed werkt, dan Is het i: andere stad toch ook wel te probeeren? o'ntspai die fee eerste zich v< male c van tij voor ec zijn da om kol Hierbij onder leiding van GEO VAN DAM. van A. D. Querido. Zwart: 10. Wit: 10. De diagramstand behoort te luiden: Zwart: 10 schij ven op 913, 16, 18. 19 en 36. Wit 10 schijven op 24, 25, 28—30, 33. 38, 39. 41 en 42. Wit speelt en wint! OPLOSSING VRAAGSTUK No. 889. Eindspel van I. Presburg. De diagramstand in cijfers was: Zwart 4 schijven op 5. 22, 23 en 26. Wit 1 dam op 16. Het komt dikwijls voor, dat in standen van één dam tegen vier schijven, waarin remise geforceerd kon worden, deze overslen wordt alleen door onvoldoende eindspelkennis. Nadere bestudeering is dan ook zeer wenschelijk, vooral voor de zwakkere spelers. In bovenstaanden stand wordt als volgt de remise behaald: Wit 167 (zwart 2328); 711. Hiermede wordt zwart verplicht zijn derde schijf los te spelen, daar wit de zwarte schijven 22 en 28 vast houdt. (Zw. 2631), Op 510, wit 112 en 2-13 of 2—19. Wit zet voort met 11—2 (22—27); 2—19 27—32); 19—38 (28—33). 35—24 (33—39); 24—19 (32—38); 19—24 (3843)24—13 31—36 of 37); 13—22 remise!!! van H. Bolton. Zwart: 1. De diagramstand behoort te luiden: Wit Kd3,Pél en Pf4 (door promotie verkregen). Zwart Któ speelt en forceert mat in veertien zetten op uer zame en interessante wijze. van hel den m« drijven. De ti den wc het noc lijke ft April g heele begint nieuw ten en krijgen gelaten] hand. Bij d vroeger aanleid! Bij de feest, v een hoe zich o< een ho eenige tefeest, één vai heeren ongelijk éênmae lateren invloed Van de Roi gat. z< werd d Als i menscl men, d ten dc uiterlij! voor e» van de liepen i ren en plechtij Berndc nieren zen sto overal i OPLOSSING VRAAGSTUK No. 890, van S. Loyd. De diagramstand In cijfers was: Wit Kh5, Pal, Ph3 en drie pionnen op b2, c2 en g3. Zi Tc8, LdS. Pa8 en zes pionnen op a3, b6, b7, e Weenink schrijft van dit probleem in zijn Schaakprobleem": Laat ons deze vijfzet, het thema" eens bekijken. Lloyd maakte het in Morphy Chess Rooms" voor de vuist weg, wsl ongelooflijke humbug vond, omdat „men" niet niaal was als Lloyd Maar op die schaakclub -chouwers geweest en er is op dit probleem (Even kalmeeren: een Amerikaan wedt op altal ook op schaakproblemen; verwensch dus „Americanisme" en lees verder) Lloyd wedde Dennis Julien, een thans vergeten problemist, een probleem kon maken, waarvan Julien niett*.: kon aanwijzen, dat het voornaamste mat ga! maakte toen dit en zijn partner zei terstond: „Palü mat en b5 misschien ook" „En pion bb2?" vroeg! „Die geeft natuurlijk nooit mat", zei Julien, ds' dat men bij een probleemkenner van zijn krach: met zulke flauwiteiten moest aankomen. Eens zien: Wit b2—b4ü Dreigt zoowel Td5 als Tf5. niet meer door Tc5 te pareeren is. Zwart dus Tra mede de torenlijn verstoppend door het offeren vs zwarten toren. Wit b4xc5, zw. a3a2. KlaarbS dient Pal niet om mat te geven, doch slechts 02 nieuw* a2 te stoppen. Wit c5—c6! Nu dreigt alweer Td5a Maar zwart schijnt 't mat tot den zesden zet 9 nen rekken door: Ld8c7. Nu volgt op Td5, Lg3. Lel en op Tf5, Lf4! Wit speelt echter c6xb7ü ..Hd Sammie!" Zwart ad libitum en nu wit als b7x a8D mat!!! Ik zal me van verder commentaar onthouden' DE FLESCH EN DE KURK". De flesch kost met de kurk t 1,10, De flesd f 1.meer dan de kurk. Wat kost dus ieder? a b c d Wit: e 4. f g h „DE GEKNAKTE BAMBOES" Een 10 voet hooge bamboes is ergens geknakt öïen oji nu bij het ombuigen de top van de bamboes erg* grond, dan is deze top van het ondereinde 2 wijderd. Op welke hoogte is de bamboes geki OPLOSSING VRAAGSTUK No. 89L De som met de ketting. De smid behoefde daarvoor slechts één van - stukken, van drie schakels elk, open te breken «I ieder der vier overblijvende stukken tussdw* schakels te klinken om In totaal slechts drie open en weer dicht te maken. OPLOSSING VRAAGSTUK No- 8^- Nog een lastig sommetje. Dat kalf kostte f 40.Nemen we de proef ft*- dan blijkt dit de juiste uitkomst te zijn. Hij evenveel procenten als het kalf kostte, dus is van f 40.— dus f 16.—. Het kalf bracht ln koop f 56.op, ergo was de inkoopsprijs f is f 40.—.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 18