Scfiagsr Courant
POLDER
WIERINGERWAARD.
DE LAATSTE RIT.
het drifr
naatrege.
aan ae[
a*i goed
bijzonder,
'er Ptija
srbonden,
financiën
iet bena.
eilli
5 ontdek.
t politis.
Home-,
nummer)
ieeft m».
i 200 pt
i wordei
treix
n blamr.
fkomstjj
intsteke
'ordt.
i kunnt'
aat v*
len snel-
r gecoc.
a lië.
Dinsdag 16 Februari 1932
75ste Jaargang. No 9021
Derde Blad.
;lfde té.
etië zija
20 bu.
reer met
worden
b Trinti
meld.
pt
recher-
•el doorn
5op wa-
ing zoc-
lieen de
as ver-
oorn ie
Valscb-
M«
m
aVlitk
in
daali
van»
la deiijk
igd. Hij
racK
van de
g»
i Rijks-
en stel
ge spe
llet bu-
r er ia
waren
onge-
an den
kregen
geko-
rk vin-
in den
eft ge-
naken,
resteld.
Zaterdagmiddag 3 uur vergaderden Dijkgraaf en
Heemraden niet Hoofdingelanden van den Polder
Vieringerwaard onder leiding van Dijkgraaf C. Ha
jinshuizen.
Secretaris de heer P. Ree. Afwezig Heemraad P.
j Blaauboer, wegens ongesteldheid. Hen vacature.
Mededeelingen.
felc, dat het Dag. Bestuur een uittreksel heeft
^vangen van het Kon. besluit, waarbij de'heer R.
Bakker werd benoemd tot Heemraad. De heer Bak-
j ter heeft inmiddels de eed afgelegd en Dijkgraaf wil
den heer Bakker nog geluk wenschen met deze Kon.
[benoeming cn hoopt dat hij tot zijn eigen genoegen
mede de belangen van den Polder zal helpen behar
tigen.
Ten 2e. dat van Ged. Staten bericht is ontvangen
das de uitkeering aan den Polder voor het onderhoud
der wegen over 1930 f14650 bedraagt en dat de Twee
wegen en Sluizerweg op de Provinciale wegenlijs'
voorkomen.
Verder is een besluit ontvangen behelzende de
vaststelling van de wegen op het aanvullend wegen-
plan, n.1. ongeveer £90 M. Molenweg over een hreedt
van 1.40 M. en ongeveer 300 M. Oudesluizerweg over
ao breedte van 3.80 M. Hierbij licht Dijkgraaf toe,
dit we ons hierover nu niet al te blij moeten ma
ken. want door Ged. Staten wordt later vastgesteld
wat we voor onderhoud zullen moeten betalen.
Geen overdracht der wegen.
Ingekomen is een zeer belangrijke circulaire over
de uitkeering aan onderhoudsplichtigen. Men kan de
wegen overdragen aan een ander waterschap, wat
'voor dezen Polder aan het Hoogheemraadschap zou
lijn. Te betalen vergoeding zou berekend worden
naar de uitgaven over de laatst verloopen jaren. De
vraag is nu, wat zal de Polder doen. Dijkgraaf licht
een en ander toe en zegt dat het Dag. Bestuur deze
raak uitvoerig heeft besproken en of het van belang
jou zijn om onze wegen over te dragen. Het Dag. be
stuur acht het niet in het belang van den Polder
cm over te dragen aan het Hoogheemraadschap. Alle
vegen verkeeren in goeden staat. Er blijft alleen on
derhoud over. Wij meenen. aldus Dijkgraaf, dat we
lif wel in staat zijn evenals elk ander waterschap,
toewei deze over beter technisch personeel beschikt,
jwn economisch de wegen te kunnen onderhouden,
ük hebben we 13 houten bruggen vervangen door
fctoncontructie. We zouden dan ook willen voorstel-
Ikn de wegen niei over te dragen. We kunnen niet
«plicht vorden.
Xi langdurige discussie bleek wel. dat men hef
ever het algemeen eens is met de meening van het
'Djig, bestuur.
De heer II. Koster is niet voor overdracht, evenals
de anderen, doch is het niet geheel eens met de mo-
liveering van Dijkgraaf.
Met Hlgemeene stmmen besloten om de wegen niet
over te dragen.
Iepziekte ook in den polder Wieringer-
waard.
Dan zegt Dijkgraaf, heb ik een zaak van zeer ern-
stigen aard. Vorige week werd mij medegedeeld dooi
den heer Bakker, dat bij hem op het erf boomen zijn
aangetast door iepziekte. Deze boomen zijn inmid
dels gerooid, doch er is ook een boom aan den weg
aangetast. Ik heb direct den Plantenkundigen dienst
opgebeld te Wageningen. Op vèrzoek is een stuk van
dien boom aan hen opgezonden, waarop uitvoerig
schrijven werd ontvangen, waarbij o.a. bléek dat de
boom in zeer ernstige mate door iepziekte was aan
getast. Het moest in 1930 reeds geconstateerd kunnpn
porden. Een afdoende bestrijding schijnt er niet te
xijn. De oorzaak is ook moeilijk te vinden. In deze
boomen was splintkever aanwezig. Dijkgraaf wil in
de eerste plaats dank betuigen aan den Plantenziek-
lenkundigon Dienst voor hun uitvoerig schrijven en
stelt verder voor den boom te rooien, waarvan voor
af kennis gegeven moet. worden aan het. Boschbe-
stuur. De meest krachtige maatregelen zullen we
moeten nemen.
F EU I TT ET O N
NAAR HET ENGELSCH.
IB
o2en
Zon-
HOOFDSTUK XXI.
Vroeg In den ochtend kwam Wrighton op .Sparren-
zicht". Het was koud. want af en toe viel er een kille
regen.
Dolly zat in de ontbijtkamer bij het vuur. Zij keek
naar hem op en ineens werd het haar lichter in het
gemoed, ofschoon toch dat kwellend gevoelen ook bleef.
Hij stond naast haar, streek haar liefkoozend over het
donkere haar en droeg nog de bloem in zijn knoopsgat,
di» zij hem dien vorigen avond gegeven had.
Zij wendde zich af van zijn hond, zoodat hij vroeg:
■.Ben je boos op mij, Dolly? Het spijt mij, dat ik je
liet eerder heb verteld, dat mijn naam Vastaed was.
Maar dat komt, ik werd altijd „de jonge Wrigthon" ge
hemd, als ik hier was, en na den dood van mijn oom
Bam ik officieel dien naam aan. Het was geen opzet, om
het voor je verborgen te houden. Het verwondert mij,
je het al niet gehoord hebt. Maar gisteren avond
ik, dat het je onaangenaam aandeed."
..O, neen, dat was het niet!"
Ze stond op en trad aan het venster. Hij volgde haar,
sloeg den arm om haar heen en vroeg:
..Wat was het dan. Dolly?"
Alweer ging zij van hern weg en nu ditmaal volgde
hi] haar niet, maar sloeg haar bewegingen gade.
»!k... ik... Moet je over veertien dagen trouwen?"
i.Het is geen moeten, je bent vrij..."
«Zou het niet beter zijn,... als,... we het verbraken?"
»Ik ben niet iemand, die met zich spelen laat", zei
h'3 na een oogenblik van ademlooze stilte. „Wat betee-
MM dit alles?"
Hij zag, dat zij van het hoofd tot de voeten trilde. En
zijn ring droeg zij aan den vinger. Hij begreep er niets
van,
..Als dit een grap moet heeten, Dolly, dan is die tooh
..Een
zoo heel aardig."
grap?,
De heer C. J. Blaauboer vindt het een zeer ernstig
feit, doch maakt zich bevreest dat het niet is te kee-
ren, evenals b.v. mond- en klauwzeer. Spr. is er
evenals de heer Gronemnn sterk voor alles in het
werk te stellen, verdere uitbreiding te voorkomen.
Volgend punt is een voorstel van het Dag. bestuur
om een reductie van betaalde pacht te geven aan
huurders van dijken en wegen. Voorzitter zeide, dat
bij de openbare verpachting niet alle perceelen ver
pacht zijn geworden. In overleg met de Ingelanden
was een norm gesteld van 25 lager. Toch bleven
enkele perceelen onverhuurd, welke later uit de
hand voor een nog lager bedrag zijn verpacht. Nu is
in verband daarmee van de andere pachters die reeds
gehuurd hadden, een verzoek ingekomen om reduc
tie. In 1931 was de totale opbrengst f10235, en nu was
het f6624, alzoo een teruggang van ongeveer 38
Het Dag. bestuur ziet de billijkneid van het verzoek
wel in en stelt voor hun pacht te verlagen en een
reductie te geven van 5 aan hen die op cle publieke
verpachting hebben gepacht.
De heer Groneman is er sterk voor.
De heer C. J. Blaauboer vindt 5 feitelijk nog te
weinig en had verwacht dat het Dag. bestuur nog
wel meer had verlaagd.
Heemraad Zijp lichtte nog toe. dat. de eerste percee
len grif werden gepacht. Na 7 perceelen werd het mis.
doch we konden toen niet meer terug c moesten ons
houden aan de norm van 25
De heer Blaauboer blijft van oordeel, dat het nog te
hoog is» De heeren Zijp en Visser meenen dat wan
neer dit de meening is van de ingelanden, zij daar
eerder mee voor den dag hadden moeten komen. Het
klinkt niet aardig en het lijkt wel wat op een ver
wijt aan het Dag. bestuur.
Door den heer Koster werd opgemerkt, dat de han
deling van het Dag. bestuur zeer rieel is geschied.
De heer Blaaboer zeide, het niet als een verwijt te
hebben bedoeld, doch hij had gedacht, dat het meer
had verschild. Na nog zeer langdurige discussie werd
tenslotte het voorstel van het Dag. Bestuur met al-
gemeene stemmen aangenomen.
Begxooting.
Toen we de begrooting opmaakten, aldus Dijkgraaf,
had ik zelf een groote bevrediging. In verschillende
opzichten hebben c voordeelig gewerkt. Het bron-
gasrecht is afgevoerd kunnen worden, zonder dat iets
anders verhoogd behoeft le worden
Bij de algemeene beschouwingen vroeg de heer C.
J. Blaauboer inlichtingen over de posten arbeidsloon
onderhoud wegen, tezamen f2400 en of het noodig
was drie losvaste arbeiders aan te houden.
Dijkgraaf lichtte toe. hieromtrent nog niet veel met
zekerheid te kunnen zeggen. Wanneer blijkt dat een
man gemist kan worden, zal het wel gedaan worden.
De heer Groneman wil zijn groote voldoening uiten
over het feit, dat we geen verhooging hebben.
Hierna werd artikplsgcwijze overgegaan tot de be
handeling en werden de posten voor zoover noodig
duidelijk toegelicht.
Het heeft ons getroffen, dat vorig jaar slechts voor
f3825 aan electrischen stroom werd betaald. Op de
begrooting is daarvoor een post uitgetrokken van
f 6000.
Bij volgnummer 8, aanvullend wegenplan, werd
door den heer H. Koster gezegd, dat hij op een verga
dering te Schagen vernomen had, dat de mogelijkheid
bestond, dat een 3C0 tal arbeiders uit de randgemeen
ten der Wieringermeer zouden worden ontslagen,
zoodat de gemeenten deze dan terug krijgen. In ver
band daarmede werd door snr. als een object voor
wegverbetering genoemd de coupure aan de Drie Mo
lens. wat daar een verkeersobstakel genoemd kan
worden. Bij het doorgaan der coupure bestaat er
groot gevaar voor aanrijdingen. Van beide kanten
zijn de wegen niet te overzien. Een afgraving van die
coupure zou niet hinderlijk zijn en wanneer dan de
coupure werd verbreed, zou de veiligheid van het
verkeer daar zeer mee gebaat zijn. Wanneer het Pol
derbestuur bereid werd gevonden dit werk uit te
voeren, zou het Hoogheemraadschap wel voor het
verdere onderhoud zorgen.
Dijkgraaf zeide, dat dit reeds meer een onderwerp
van bespreking is geweest. Mochten er arbeiders uit
de Wieringermeer werkloos worden, zullen we ons
gaarne met het Hoogheemraadschap in verbinding
stellen, waarvoor machtiging werd gevraagd aan de
Ingelanden. Algemeen goedgevonden.
Bij volgnummer 10 vraagt de heer C. J Blaauboer
inlichtingen over het hek aan de Kreil.
Dijkgraaf licht toe. dat de inrit naar Barsingerweg
in ieder geval wordt verbeterd
Bij volgnummer II. rente en aflossing van schuld
welke posten allemaal worden toegelicht, bleek dat
na 1939 fGOOO minder rente en aflossing moet wor
den betaald. Dit opent een perspectief voor de toe
komst.
Volgno. 13, Bijdrage aan het Hoogheemraadschap,
werd toegelicht dat de bijdrage voor staat A is be
paald op flOCO en voor staat B op f 1591.83.
Het kohier hoofdelijken omslag blijft bepaald op
fl i:De begrooting sluit op een eindbedrag van
f 74066.25, met een post onvoorzien ad f 16775.30. De
betaling van den omslag wordt gesteld op 3 termij
nen. nl. 14 Mei, 13 Augustus en 12 November.
Laatste punt is het onmnken van een aanbeveling
voor het benoemen van een Heemraad, wegens pe
riodieke aftreding tegen 1 Juli a.s. van den pas be
noemden heer R. Bakker. Deze wordt weer met al
gemeene stemmen als no 1 geplaatst, terwijl de hee
ren Groneman en Koster respect, als no. 2 en 3 wor
den gekozen.
Ze keek hem nu recht in het gelaat en daardoor werd
hij eerst gewaar, hoe slecht en ongelukkig zij er uitzag.
„Maar wat is het toch? Wat is er gebeurd?"
In één stap was hij bij haar en sloot haar in de ar
men.
„Je bent toch niet verschrikt of heb je toch niet be
zeerd? Wat is er, Dolly? Kind, wat zie je er uit!"
„Laat mij toch! Als je mij zoo in de ai-men sluit, kan
ik je niet opgeven en ik moet toch!"
„Waarom
„Vindt je het dan zelf niet?"
„Vertel toch eens. wat die onzin beduidt?"
„Dat weet je wel."
„Hoe zou ik het nu weten. Gisteren avond was je een
vroolijk, lachend kind, en nu vind ik je zóó terug!"
„Gisteren avond wist ik eerst nog niet, dat je kapi
tein Vastead was."
„Maar je bent daar nu toch niet boos meer om? Ik
heb je immers toegelicht. Waarom je mij nooit in
Vastead hoorde noemen? Heeft Smithson of Mrs. Bro-
therton daar dan nooit eens over gesproken?"
„Neen, als dit zoo was... Maar ik kan je niet opge
ven. Ik heb steeds vannacht met mijzelve overlegd. Wat
moet jc haar toch hebben lief gehad!"
„Haar liefgehad? Wie dan?"
„Daisy Brotherton, dat je dien armen Herbert dood
de!"
Hij schudde haar ruw bij den arm.
„Wat meen je? Ben je niet goed bij het hoofd?"
„Ik dacht, dat ik den moed had, om je op te geven,
maar dit is mij toch niet mogelijk. Ik heb je lief, al ben
je ook... een moordenaar!"
„Geloof je in waarheid, dat ik een moordenaar ben?"
•Hij trad een eind achteruit en het leek haar, of hij
haar door en door wilde kijken.
„Je hebt Herbert Bartie gedood. Maar niemand weet
het. Iedereen denkt, dat de mailtrein niet stopte voorbij
Lessington."
„Geloof je, dat ik Bartie doodde?"
„Ik weet, dat dit zoo was."
„Dus daarom ben je vanochtend zoo vreemd tegen
mij. Je hebt ontdekt, dat ik Vastead ben en je hebt
reeds aangenomen, dat Vastead Herbert Bartie doodde."
„Den heelen nacht heb ik er over nagedacht, Alexan-
der. Maar we zullen immers altijd in Australië blijven
en de moord is bijna vergeten; dus zal je daar veilig
zijn. Ik weet, dat je hem doodde in een vlaag van ja-
louzie. Je was op dat oogenblik verblind... Kijk,die
hand kan ik kussen!"
Rondvraag.
Door den heer C. Schenk werd gewezen op het
Zuideinde van den Barsingerweg, waar de boel wel
wat opgeknapt mag worden. Dit zal gebeuren.
De heer C. J. Blaauboer informeert hoe 't staat
met de slooien van de onderbemaling. Voldoen die
aan de maat?
Voorzitter zeide, dat geen enkele uitzondering
wordt gemaakt. Die slooten moeten op maat blijven,
we moeten daar de hand aan houden.
De heer Blaauboer merkt op, dat er slooten zijn
welke sinds jaren de hand niet aan gehouden is en
noemt b.v. al wel 10 jaar.
De heer K. Zijp meende, dat men met een oordeel
wel voorzichtig moet zijn. Er is spr. wel eens geble
ken. dat b.v. een drooge sloot t.>ch aan de maat was.
doch dit zijn misschien ander, slooten dan door den
heer Blaauboer worden bedoeld.
Dijkgraaf vraagt machtiging om zoo noodig daar de
hand aan te houden.
De heer Groneman is van oordeel, dat niet al te
streng moet worden gekeurd. Ook de heer Schenk wil
de zaak ecnigszins soepel behandelen. Dijkgraaf zegt
niet te zullen zoeken.
Verder wordt nog door den heer Blaauboer opge
merkt., dat nog zooveel rommel in de vaart wordt ge
worpen.
Dijkgraaf zou gaarne zien. dat hem dit in voorko
mende gevallen onder het oog werd gebracht.
De heer K. Kater heeft klachten gehoord over de
Kolksloot. kan dat niet eenigszins worden verlaagd?
Dijkgraaf vindt dit een lastige sloot met veel loop-
zand.. Is moeilijk in stand te houden. Spr. heeft ook
een bespreking gehad met den opzichter van het
Hoogheemraadschap Misschien is er nog wel eenige
verbetering te brengen. Het hpeft wel onze aandacht.
Door den heer K. K. Kaan werd nog gewezen op
de pannen op het polderhuis, deze zijn erg groen en
mochten wel eens „pgeknapt worden.
Dijkgraaf geeft toezegging dat dit met de schoon
maak evenals alle jaren zal gebeuren.
Onder dank voor de prettige besprekingen wordt
tegen halfzeven de vergadering gesloten.
Holl Mij. van Landbouw,
afdeeling Waard en Groet.
Vergadering van de Hollandsche Maatschappij van
Landbouw, afdeeling Waard en Groet, bij den heer S.
Kuiper te Kolhorn.
Aanwezig 20 leden.
De voorzitter, de heer P. Kistemaker, opent de ver
gadering met ongeveer de volgende woorden:
Mijne Heeren, Het bestuur heeft mij in de laatstge
houden bestuursvergadering tot voorzitter gekozen, zoo
dat ik begin met met als zoodanig voor te stellen. Het
zijn buitengewone omstandigheden, die we nu beleven,
en ik ben me er sterk van bewust, dat er heel wat van
ons gevergd zal worden. Ik hoop echter mijn taak zoo
goed mogelijk te verrichten. Tegenwoordig wordt ook
naast de organisatie veel gewerkt, wat me niet de juiste
weg lijkt. Toch zal het goed zijn, dat het hoofdbestuur
hier zijn aandacht aan schenkt, daar indien het hoofd
bestuur te kort schiet, men zich onwillekeurig tot de
andere richting wendt.
Wij kunnen op dit oogenblik ook nog een jubileum
vieren, ofschoon ik niet zal voorstellen dit feestelijk
te herdenken; de afdeeling bestaat namelijk 5 jaar. Wij
zijn het jongste kindje en worden ook wel eens het
lastigste kindje genoemd, wat echter niet hindert, als
we maar den goeden kant uitgaan.
Hierna leest de secretaris, de heer A. Schenk, de no
tulen, die onveranderd worden goedgekeurd.
De Voorzitter deelt naar aanleiding van de notulen
mee, dat de heer Jm. Blaauboer voor de afdeeling in
het crisis-comité zitting genomen heeft en de heer P.
Kistemaker in de commissie voor arbeidsbemiddeling.
Als ingekomen stukken worden o.a. behandeld.
a. Een ingekomen stuk van de gemeente Alkmaar,
dat geen vrijen toegang tot het beursgebouw verlamd
kan worden.
b. -Schrijven van het P.E.N. over de vastrechttarie
ven van de landbouwschuren. Het bestuur heeft gemeend,
deze kwestie zoo niet te laten rusten doch nogmaals
een schrijven aan het P.E.N. te richten.
c. Een schrijven van het hoofdbestuur, waarin ge
meld wordt, dat de sociale lasten van het urgentie
programma afgevoerd zijn en aan de kwestie van so
ciale lasten thans weinig te doen is.
Vervolgens wordt de rekening en verantwoording van
den penningmeester door de heeren Hannema en Saai
nagekeken. Alles wordt keurig in orde bevonden.
Opgemerkt wordt, dat de rekening van de molploeg
er iets beter voor staat, daar deze ploeg tegenwoordig
ook verhuurd wordt.
Ook de rekening van de Aankoopcommissie is geheel
in orde bevonden en het jaarverslag van den secretaris
van de Aankoopcommissie wordt onder applaus goed
gekeurd.
Tot bestuurslid van de Aankoopcommissie (aftredend
de heer P. Kistemaker, die zich niet herkiesbaar stelt)
wordt de heer A. J. Waiboer gekozen, die accepteert.
Bij de rondvraag vraagt de heer G. Geertsema, of de
commissie, die met den inspecteur van de directe be-
„Ik heb hem gedood in een vlaag van jaulouzie, niet
waar? Hij werd door het hart gestoken in den slaap is
't niet?"
e „Ja, ja, maar laten wij dit alles vergeten."
„Het is altijd beter, het huwelijksleven te beginnen
zonder van weerskanten iets voor elkaar verborgen te
houden." zei hij met een lach, zóó rauw. dat Dolly zijn
hand losliet en eenige schreden achteruittrad. „Je bent
dus volkomen zeker, dat ik hem doodde en je bent nóg
bereid, mij Maandag over veertien dagen te trouwen?
Jij... jij... die beweert, dat je mij lief hebt. gelooft, dat
ik een man kon vermoorden in koelen bloede, in zijn
slaapkamer?"
„Waarom er nog meer over te praten!" riep Dolly.
..Wij zullen zooveel goed doen, als het ons maar mogelijk
is voor de rest van ons leven."
„Denk je, dat ik een vrouw zal trouwen, die mij voor
een moordenaar houdt?... Je bent bereid, je moeder en
zuster te verlaten, om met mij alleen, een moorde
naar, naar een ver, vreemd land te gaan?"
„Ja", zei Dolly.
„Ik zie af van onza overeenkomst", smaalde hij. „Je
kunt ons engagement als geëindigd beschouwen. Mis
schien zou het raadzaam zijn, als je Mrs.. Brotherton
zoo gauw mogelijk verliet. Ze kon het wel eens niet zoo
aangenaam vinden je langer in huis te hebben. Ik zal
nog enkele weken in Engeland blijven, als je de politie
op mij mocht willen afzenden."
Ze prevelde eenige woorden.
„Pardon, ik versta niet, wat je zegt. Misschien wil je
ook geen aanklacht tegen mij indienen en liever zwijgen
over de zaak. Ik zal Mrs. Brotherton vertellen van de
verandering in onze schikkingen en met haar den dag
afspreken, dat je kunt gaan. Is Maandag te gauw?"
„Neen, Maandag is goed."
Hij was buiten zichzelven van teleurstelling en drift:
dat zij hem nu voor schuldig hield!
„Dus dat heb je alles vannacht zoo overlegd, niet waar?
En nu vanochtend ben je tot my gekomen, om in mijn
liefkoozingen vergetelheid te zoeken?"
„Ik dacht, dat je naar mij verlangde?"
„Niet onder zulke omstandigheden. Je vrouw moet in
je gelooven!"
„Als je klaar bent, zal ik gaan."
„Ja, ga!... Ga voor altijd uit mijn oogen! Ik hoop niets
liever, dan dat wij elkaar nooit zullen weerzien."
„Alec!"
Zij legde hem de handen op de schouders.
„Mijn naam is Wrighton. Zeg, wat je nog te zeggen
lastlngen over de landwaarden gesproken heeft, hleï
nog rapport vn uitgebracht heeft. Dit blijkt niet het
geval te zijn. Besloten wordt de commissie nog eens
naar den Inspecteur zal gaan, om enkele zaken nog eens
nader te bespreken.
Hierna hield de heer Ir. G. Veenstra uit Schagen een
lezing over de economie met als punt:
DE AFZET VAN ONZE
LANDBOUWPRODUCTEN.
Bij deze bespreking kan spreker 2 artikelen geheel
laten rusten en wel de tarwe en de suikerbiet, daar deze
beide gewasen. gesteund worden. Van de vele andere
gewassen zal spreker hier met het oog op den tijd
maar enkele bespreken en wel groene erwten, aardap
pelen en wel voornamelijk pootaardappelen en karwij.
Spr. begint dan met groene erwten.
Deze kunnen worden verdeeld in kleine groene erw
ten en schokkers. In de uitvoerstatistieken werden deze
soorten tot en met 1930 niet afzonderlijk aangegeven.
Tn 1931 werd voor het eerst een scheiding gemaakt. Spr.
toont dan met behulp van een grafische voorstelling
aan, dat het verschil in prijs tusschen
schokkers en kleine groenen de laatste jaren steeds
groot^r wordt, wat misschien een reden kan zijn om
zich in -de toekomst meer op den bouw van schokkers
toe te leggen.
Nederland heeft een groot overschot groene erwten,
ongeveer 60 pet. De andere 40 pet. wordt gebruikt voor
tunnenlendsche menschelijke en dierlijke consumptie en
zaaizaad.
De Nederlandsche erwten worden naar alle dealen
"an cle wereld uitgevoerd maar toch voornamelijk naar
Engeland. Frankrijk, Duitschland, België en de Ver-
oenigde Staten. Van de totale erwteninvoer in Engeland
komt bijna 30' net. uit Nederland. Concurrenten zijn Ja-
nan en Britsch-Tndië, maar de Nederlandsche erwten
zijn beter en dutirder dan de Japansche. Tot dusverre
werd den invoer van erwten geen belemmering in den
weg gelegd, doch een algemeen tarief van 10 a 15 pet.
is op handen.
In F^-ankryk is de groene erwt een zeer geliefd volks-
voedsel. De eigen beteelde oppervlakte is slechts de
helft van die in Nederland, terwijl de opbrengst ook
de helft is, zoodat de totale erwtenproductie slechts het
vierde deel van de Nederlandsche bedraagt. Er is in.
Frankrijk dan ook een tekort aan groene erwten. De
groene erwt uit Nederland is zeer gezocht; de grootste
is het meest gewild, terwijl men vooral naar donkere
kleur vraagt. Het invoerrecht bedraagt f 1.50 per 100
K.G., doch er wordt drang uitgeoefend dit te verhoogen
tot f 5. Evenals in Frankrijk zijn we ook in België de
voornaamste leverancier.
De Vereenigde Staten was tot dusverre een goede af
nemer van onze groene erwten, maar na aanneming
van de tariefwet in Juni 1930, waardoor het invoerrecht
met ruim f 4 verhoogd werd, zijn vrijwel geen erwten
meer naar Amerika uitgevoerd.
Het invoerrecht in Duitschland was voor 21 Aug. 1930
f 2.40 per 100 K.G., daarna f 9, terwijl het thans f 12 be
draagt.
De invoer in Duitschland is hierdoor sterk geslonken
en is wel tot 1/10 verminderd. Verbetering zal er wel
niet komen, daar er bij Duitschland de opeettelijke be
doeling voorzit om den roggebouw in te krimpen en
den erwtenteelt uit te breiden.
Spreker komt nu tot de vooruitzichten voor den
teelt van groene erwten, die hy als volgt samenvat:
1. De uitvoer naar Duitschland en de er. Staten is
zeer verminderd.
2. De uitvoer naar Frankrijk. België en Groot-Brit-
tannië*houdt aardig stand, buitengewone belemmeringen
worden daar niet in den weg gelegd.
3. Het aantal exportlanden is uitgebreid.
4. De Nederlandsche erwt wordt zeer geroemd.
5. De totale uitvoer in 1931 is vrijwel gelijk aan dfe
van 1930, de oogst 1931 was klein, groote voorraden zul
len niet meer in het land zijn.
6. Door de groote uitbreiding van de tarweteelt en
het waarschijnlijk constant blijven van de teelt van bie
ten en aardappelen, zal de teelt van erwten inkrimpen
en wel naar schatting met 20 pet.
Als bijzondere omstandigheden voor Noord Holland
gelden dan le. Noordelijk Noord Holland is altijd een bij
uitstek geschikt erwtenland geweest; 2e. door bezuini
gen op de uitgaven zal N.-H. niet zoo spoedig vervuilen
dan andere provinciën.
Spr. komt dan tot de conclusie, ofschool hij er natuur
lijk niet voor kan instaan: Volhouden met de teelt van
erwten.
Wat betreft de aardappelen zal spr. zich alleen be
moeien met de kleiaardappelen. De grootste afnemers
voor onze consumptieaardappelen zijn: Duitschland, Bel
gië, Groot-Brittanië, en Frankrijk, wat spreker met tal
rijke cijfers aantoont
Voor de consumptieaardappelen hebben we Duitsch
land als kooper hoofdzakelijk verloren door de hooge in
voerrechten. die voor vroege nog hooger zijn als voor
late. Over de vooruitzichten van de consumptieaardap
pelenteelt valt weinig te zeggen, omdat de opbrengst
vooral ook in andere landen, zoo verbazend beïnvloed
wordt door het weer.
Voor pootgoed ziet het er beter uit, daar de uitvoer
met jaarlijks ongeveer 30.000 ton is toegenomen, terwijl
het aantal landen dat afneemt steeds vermeerdert, o.a.
treedt Noord-Afrika tegenwoordig op als kooper.
Vooral uit Frankrijk komt de laatste jaren groote
vraag naar goedgekeurd pootgoed, terwijl ook België
veel behoefte heeft aan goed pootgoed.
hebt. Ik zal geen brieven meer van je lezen."
„Ik zal je ook niet schrijven."
Langzaam liep zij naar de deur.
„Beantwoord nog even deze vraag: als ik nu ontkende,
dat ik Bartie vermoord had. zou je mij dan gelooven?"
Moest zij nu „ja" zeggen... 't Zou voor haar van zoon
groot belang zijn! Dan zou hij haar niet voor goed weg
sturen, of hy zou haar goeden dag zeggen als vriend.
Maar een leugen wilde Dolly toch niet spreken. Dus
zei ze droevig: „Neen."
En het leek wel, of zij de schuldige en hij de rechter
was. Hij rukte de bloem uit zijn knoopsgat, wierp ze
op den grond en stampte en trapte er op met geweld.
„Geef mij mijn ring!" riep hij.
Dolly schoof 'm van haar vinger. De ring ging denzelf
den weg uit als de bloem en toen er niets meer van over
was dan een klein hoopje goud en diamantpoeder, nam
hij dit bij elkaar en wierp het in het vuur.
„Dat is het einde!" zei hij. „Jij en ik. wij kennen alkaar
in het vervolg niet meer. Wij zijn vreemden."
„Alec", prevelde zij, half als verwijt, half als een be
roep op zijn liefde.
„Hoe durf je mij zoo noemen? Waarom ga je niet?
Me dunkt, er is niets, dat je weerhoudt! Je kunt toch
niet zoozeer gesteld zijn op het gezelschap van een
moordenaar!"
„Je bent wreed!... Wreed!..." fluisterde zij en sloeg
de handen voor het gelaat.
Ineens werd hij veel zachter gestemd.
„Ik heb nooit veel gegeven om Daisy Brotherton", zei
hij, naar het venster tredend. „Dus je vergist je. als je
denkt dat ik Bartie uit jalouzie vermoordde. Dit werpt
je theorie omver, hè?"
„Goeden dag", zei ze, nu vrij kalm. „Ik denk, dat ik j«
niet weer zal zien."
„Neen. Je trein vertrekt om negen uur uit Diston. Zorg
dus, dat je Maandagochtend op tijd bent."
„Ik zal er aan denken."
Dit zeggende verliet zy het vertrek.
Gedurende de rest van den dag bleef zij op haar
slaapkamer. Een uur na haar onderhoud met Alexander
Wrighton zag zij hem het huis verlaten. Ze keek hem
na, tot hij uit het gezicht verdwenen was.
Het was haar een onmogelijkheid, om haar gedachten
te regelen. Steeds hield zij het tooneel voor oogen, dat
zij zoo juist had doorgemaakt en zij kon maar niet ver
geten de booze woorden, die hij tot haar gesproken had.
Wordt vervolgd.