Alpieti Nitus- Mnrttmit- LiiMlil Vergiftigingszaak te Bergen. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. rdachte en haar vriend voor de Alkmaarsche Rechtbank. UITSPRAAK IN DE ZAAK-KUSTERS. ad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder- Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- n nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomcnd nummer geplaatst Woensdag 24 Februari 1932. SCIAGER 75ste Jaargang No. 9026 COURANT. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prij9 per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIëN van 1 tot 5 regels f0.85. iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. om haar man met arsenicnm uit den weg te ruimen. pOOTE BELANGSTELLING VAN DE ZIJDE VAN HET PUBLIEK. bals in ons nummer van gister reeds is meege- diende Dinsdag voor de Arrondissements «bank te Alkmaar de zaak tegen de echtgenoote Jan B., Immetje B. te Bergen, die beschuldigd 1 van pogingen om haar man te vergiftigen met. fech groen, een sterk arsenicumhoudend prae- iat, dat haar eenige malen verstrekt heette te [door een kaashandelaar E. te Alkmaar en die en als medeverdachte terecht stond. De hijzonder- pn zijn reeds gister door ons gemeld. was zeer groote belangstelling voor de zitting vandaag, niet alleen tot uiting komende door de vezigheid van vele persvertegenwoordigers, doch een zeer groot aantal nieuwsgierigen was pre- Ook de getuigenbanken zijn geheel bezet, or deze zitting is de rechtbank als volgt samen- id: president Mr. Ledeboer, rechters Mrs. P. A. is en Krabbe, griffier Mr. Couvée, terwijl het paar ministerie vertegenwoordigd is door den Mr. v. d. Feen de Lille. Ie beide verdachten worden de rechtzaal binnen- eid en hoewel het zeer wel te zien is dat hun blijf in de gevangenis geen gunstige invloed op physiek heeft gehad, zijn beiden rustig en lm. Serst volgt, het verhoor der beide verdachten. Op de vraag van den president of verd. Immetje die bekend heeft, bij deze bekentenis blijft, deelt jd. mede, dat zij het haar ten laste gelegde heeft pleegd, omdat haar echtgenoot haar bedreigd had aar te zullen doodschieten, indien zij met den om- Bg van mede-verd. II. E. bleef doorgaan. En zij ilde haar echtgenoot voor zijn. Jp de desbetreffende vraag van den president Jelt verd. I. B. dan mede, dat in de maand Juni zij jgonnen is met haar echtgenoot in zijn eten en thee tiium toe te dienen ©n later Parijsch groen; jo- um zoowel als het Parijsch groen waren haar bei- f verstrekt dor mede-verdachte, paar aanleiding van deze verklaring wordt ge kird de mede-verd. H. E., die op de vraag van den Kident waarom het jodium en Parijsch groen aan eerste verdachte was uitgereikt, mededeelt, dat doel ervan was om den echtgenoot van eerste plachte sufferig en kwijnend te maken, opdat hij b vrouw niet zou mishandelen. Het jodium nam ikl. H. E. zelf wel in tegen verkoudheid en hij |st dan ook dat het min of meer onschadelijk was. laar omdat dit middel niet voldoende hielp, heeft Brd. zijn mede-verd. I. B. Parijsch groen verstrekt. Pt was hem bekend, de bediende van Nierop had èt hem gezegd, dat het diende tot vergiftiging, van Mzen. Verd. ontkent dat het doel voorzat Br. van lieven te berooven. De hoofdgetuige door ziekte afwezig. i De hoofdgetuige- J. B. is wegens ongesteldheid niet staat om als getuige te verschijnen. Hierna wordt gehoord de getuige-deskundige Dr. H. Pameijer, die jarenlang huisdokter van de fa- lilie Br. is, die het verloop van de ongesteldheid an zijn patiënt Br. mededeelt. Getuige doet dit vlak oor de tafel, waaraan de rechtbank is gezeten en is an ook voor de overiee aanwezigen in de rechtzaal jecht verstaanbaar. Getuige deelt mede, welke igenaardige ziekteverschijnselen door hem werden econstateerd, verschijnselen die door hem aanvan- Slijk werden toegeschreven aan besmetting middels lijdende aan mond- en klauwzeer. Tenslotte is een streng dieet voorgeschreven, is de ontlasting fderzocht en het was op 22 O c tob er dat arsenicum- jgiftiging werd geconstateerd, waarna de patiënt op 23 October in het Centr. Ziekenhuis is opgeno- £»#n. Een urine-onderzoek toonde aan dat na 113 Igem nog arsenicumbestanddeelen in de urine voor- iva.m. Op de vraag van den president of voor deze onge steldheid van Br., getuige iets gemerkt had van de minder goede verstandhouding tusschen man en vrouw, deelt getuige mede, dat voor deze ongesteld heid Br. ernstig ongesteld was geweest, waarbij zijn vrouw hem goed verzorgde en steeds voor hem «laar stond. Nadien is hem gebleken dat er een Blinder goede verstandhouding ontstond en dat kwam ook tot uiting toen de echtgenoote mededeelde dat zij haar man geschopt was. Dat zal ongeveer an- aemalf jaar geleden zijn geweest. ne mededeelingen van den getuige Pameijer geven M. f,ei(1® verdedigers, de heeren Mr. De Groot en Mr. fliuuer Massis aanleiding tot het stellen van vragen, oo vraagt Mr. Muller Massis of de aandoening van nin^100 lte.niet kan ontstaan door groote toedie- yah jodium. Volgens verklaring van getuige ripir-J u1 Z( n walgelijke smaak, dat het onmid- drar.ni, ultSesPuwd wordt en toediening in spijs of 1- z.ou de aandoening niet veroorzaken. Mr. Mul- tuisrp t S1S vrJ?eg het juist is dat een broer van ge- vronw Cni gezegd heeft op te passen voor zijn OntiJn.', omclat zij wel eenigszins abi.o-maal zou zijn. Mr ^„^kent dat hem hier iets van bekend is. uuiier Massis merkt op dat de mededeeling van getuige Pameijer t.a.v. het jodium berust op een ver onderstelling, het is geen wetenschappelijke conclusie. Verd. H. E. merkt op dat tegenover Br.'woonde een juffrouw die tongblaar had. Verd. Immetje B. deelt op de daartoe gestelde vraag mede, dat zij met die juffrouw geen omgang had, doch verdachte E. merkt op dat besmetting ontstaan zou kunnen zijn door aanhalen van het kind van B. Daarna worden gehoord de getuigen Th. L. T. Bol, G. C. Som, A. A. Steiberg en Anth. Mortier, omtrent het onderzoek der ontlasting en het opvangen der urine. Was het potje goed geborgen? Ook aan getuige P. W. Emmelot, bediende aan het Centr. Laboratorium voor Geneeskunde te Utrecht, werden inlichtingen gevraagd omtrent het onderzoek der ontlasting, waarhij Mr. Muller Massis er op wijst dat omwisseling van den inhoud niet uitgesloten is, immers het bewuste jampotje is gedurende een nacht in het expeditievertrek blijven staan. Getuige deskundige A. J. M. Kan, scheikundige aan het geneesk. laboratorium, te Utrecht, oordeelt ver wisseling onmogelijk, het was het eenigste pakje dat was gekomen en de brief van Dr. Pameijer was in het mandje waarin het jampotje was geplaatst. Ook mej. Stas, eveneens werkzaam aan het geneesk. la boratorium te Utrecht, werden inlichtingen gevraagd over het onderzoek van de ten onderzoek toegezonden ontlasting van Br. Mej. Kan wordt nog eens gehoord over de wijze waarop het onderzoek der urine plaats vond, waarin een vrij groote hoeveelheid arsenicum werd gevon den. Een geheel scheikundig betoog tusschen de ver dedigers eenerzijds en de getuige deskundigen mej. Kan en Dr. Pameijer en den Pres. anderzijds volgt. De getuige-deskundige Pameijer wijst er daarbij met na druk op dat de diagnose arsenicum-vergiftiging door heeren deskundigen is gesteld buiten het onderzoek van de faeses en de urine. De zitting wordt vervolgens voor drie kwartier ge schorst Als de zitting hervat wordt, is het voor het publiek bestemde gedeelte wederom geheel bezet. Als eerste getuige-deskundige wordt gehoord de heer H. J. Wanna, apotheker-scheikundige, die ge hoord wordt over een zakje met opschrift: Parijsch groen-vergif, dus zonder bijschrift waaruit zou blij ken dat de inhoud alleen voor plantenvergif zou zijn. Na onderzoek van de samenstelling van den inhoud van het zakje is komen vast te staan, dat het be vatte Parijsch groen en een gedeelte ervan is opgelost geworden. Door den verdediger, Mr. De Groot, wordt gewe zen op de onvolledigheid van 't onderzoek door den heer Wanna, niet is onderzocht de samenstelling van den inhoud van het pakje, doch nageslagen is in een boek hoeveel arsenicum er in Parijsch groen is. Daarna wordt gehoord de getuige P. de Vries, be diende van de firma Nierop en Slothouwer, die ver klaart in eind September of begin October een ons Parijsch groen te hebben verkocht aan verd. E. Het wordt verkocht met de mededeeling zwaar vergif, wat ook op het zakje vermeld wordt. Gewoonlijk wordt slechts in het voorjaar Parijsch groen ver kocht. Verd. E. verklaart eind Augustus begin September, Parijsch groen te hebben verkocht en hem is toen gevraagd: U weet. wat er in zit, waarop bekl. bevesti gend antwoordde. De President wijst er verd. E. op dat hij vanmor gen verklaard heeft, dat het Parijsch groen vergif was voor luizen. Verd. E. zegt dat dit betrof het eerder gekochte zakje. Toen hij de eerste keer Parijsch groen kocht, was door hem gevraagd naar Prijsgroen, waarop een bediende antwoordde: U bedoelt zeker Parijsch groen, een vergif voor luizen van vruchtboomen. Getuige De Vries kan zich dit niet herinneren. De volgende getuige is de lieer C. G. I-Iali, drogist te Bergen, die met beslistheid verklaart, dat de fa milie B. nimmer vergiften heeft gekocht, ja, hij zelfs geen vergift in huis heeft. Heeft het slachtoffer in levensgevaar verkeerd? Daarna wordt opgeroepen de getuige-deskundige Dr. G. Hoeneveld, psycholoog te Alkmaar, die mede deelingen doet over het onderzoek van den hoofdge tuige Br. Het drievoudig onderzoek heeft z.i. dit re sultaat gehad, dat allereerst gedacht, dient te worden aan arsenicum-vergiftiging. Door de lichte stoornissen in de ademhaling, kon de patiënt door de arsenicum- toediening in levensgevaar gebracht worden. De Ambtenaar van het Openbaar Ministerie wijst er op, dat volgens verklaring van Dr. Pameijer de patiënt voor hij naar het ziekenhuis is overgebracht, wel in levensgevaar verkeert. Waaraan is dit gecon stateerd? Aan de groote achteruitgang van zijn alge- meenen toestand, antwoordt Dr. Pameijer. Mr. Muller Massis vraagt of dit objectief beschouwd is, waarop Dr. Pameijer zegt, ^at voor een objectief oordeel zooveel factoren van invloed zijn. Tegenmid- delen kunnen er tegen arsenicum niet toegediend wor den. Dr. Hoeneveld oordeelt ook dat Br. wel degelijk in levensgevaar kan hebben verkeerd, het toeval speelt hier dikwijls ook een groote rol, want als bij toedie ning van een kleine hoeveelheid arsenicum een groote ademhalingszenuw wordt aangetast, kan dat den dood tengevolge hebben. Na het scheikundig- krijgen we nu ook een ge neeskundig betoog aan te hooren. Dan wordt gehoord de getuige a décharge J. Groot, fruithandelaar, te Blokker, wien gevraagd wordt of verd. E. hem wel eens heeft geraadpleegd over zijn fruitboomen. Bij een bezoek op 20 September is ook wel over besproeiing van de vruchtboomen gespro ken en of daarbij ook over Parijsch groen is gespro ken, kan spr. zich niet meer herinneren. De President herinnert er aan, dat in de dagvaar ding getuige pertinent heeft verklaard voor 20 Sep tember nimmer over Parijsch groen tegen verd- E. te hebben gesproken. Getuige zegt, dat zijn geheugen in dezen tekort schiet en hij heeft nooit begrepen waarom hij in deze zaak wordt opgeroepen. Ook hij een samengesprek tusschen Mr. Muller Massis en getuige Groot verklaart de laatste, dat hij zich niet goed herinnert wat tusschen hem en verd. E. is gesproken, wel geeft hij toe, dat hijzelf Parijsch groen in zijn tuin heeft aangewend tegen bloedluizen en ook Parijsch groen met tarwezemelen tegen slakken. In Augustus, soms wel in September wordt Parijsch groen gewoonlijk toegediend. Getuige heeft het in Mei toegediend, bloedluizen zijn in Augustus wel vertrokken. Het is gemakkelijk te ver krijgen, als je wil kan je vijf kilo tegelijk koopen. Wel staat er op vergif, maar ook wel eens niet, al dus verklaart getuige Groot. Nu is de beurt aan getuige mej. G. M. Wokke, dienstbode bij de familie Br., die gëvraagd wordt naar de verhouding van man en vrouw. Altemet was er hommeles en op de vraag wie daar de oor zaak van was, zegt getuige van mevrouw. De man was evenwel ook niet vriendelijk, Mevrouw had wel eens gezegd, „was ie maar dood." Deze verklaringn zijn moeilijk uit getuige te halen. Soms werd cloor de echtgenoote het eten van den man uit de keuken vandaan naar boven gebracht, soms ging ze eerst er mee naar de voorkamer en vervolgens naar bo ven. Wel voor den man, niet voor den hond. Op de vraag van den President of hét restant eten aan den hond mocht worden gegeven, werd door ver dachte Ir. B. tot getuige Wokke gezegd het maar te laten staan en dus niet aan den hond te geven. Pietje, het zoontje, kreeg nooit melk. Meerdere malen heeft Br. geklaagd over het beroerd smaken van de thee. De President wijst er verd. I. B. op, dat getuige Wok ke leelijke dingen van haar heeft gezegd, doch verd. heeft geen aanmerkingen op deze verklaringen. Toen zij verbood het eten aan den hond te geven, had zij jo dium aan het eten toegevoegd. Als haar man haar had uitgescholden, had ze wel gezegd: „was ie maar dood". De tweede getuige a decharge is de heer E., broeder van den verd. E., die verklaart dat E. een zeer gesloten karakter heeft, die zijn verdriet nooit uit en waardoor de rechtbank een verkeerden indruk van hem krijgt. Alleen in onze zaak komen zijn zwakheden en zijn ka rakter naar voren en getuige noemt diens groote gemak kelijkheid. Zijn broer was een behulpzaam, goedhartig man, geen vlotte zakenman, maar iemand die teerde op de reputatie van zijn vader. Op de door den heer Mr. Muller Massis gestelde vraagt verklaart de getuige, dat hij zijn broeder niet in staat acht een ander naar zijn leven te staan. Hij was daar een veel te goed mensch voor en tijdens de ziekte van zijn vrouw, was getuige's broer een voorbeeldig echtgenoot. Als hij Br. had willen dooden, zou hij ook verder gegaan móeten zijn met zijn eigen vrouw en het tegendeel was waar, hij was in dien tijd buitengewoon goed voor zijn vrouw. De jammerklachten van en de sexueele omgang met die vrouw moeten zijn broer er toe gebracht hebben. Wij hebben nooit geweten dat Pa rijsch groen zulk zwaar vergif was, ook van arsenicum wist spr .niet. Met nadruk wijst deze getuige nog eens op het gemak en het gesloten karakter van zijn broer. De verd. I. Br. wijst erop, dat mede verd. E. in Bergen woonde, zij daardoor met hem in aanraking kwam en hij haar toen had aangeraden te doen wat zij hebben gedaan. Mede als getuige a decharge worden gehoord de hee ren Van den Deure te Enkhulzen en G. Grondsma, die verd. E. schetsen als een correct, vriendelijk, joviaal, goedmoedig man, dien zij niet in staat achten mee te doen aan het dooden van een ander. Een soortgelijke verklaring legt de heer Klerk, boek houder te Oosthuizen af. Verd. E. is buitengewoon ge makkelijk, hij had er een hekel aan, diep op de dingen ln te gaan. De volgende getuige a decharge is de heer Orsema, bankwerker te Oosthuizen, die mededeelt hoe verd. E. meerdere malen bijv. bij brand en bij gevaar van ver drinken van een paar jongens, als helper en redder is opgetreden. Van kind af heeft deze getuige verd. E. ge kend, hij was een zieltje zonder zorg. Een zieltje zonder zorg, maar die zich dan ook ge makkelijk door Anderen liet leiden, zegt de President. Gelooft U, vraagt Mr. Muller Massis, dat verd. E. in staat zou zijn een ander van 't leven te berooven? Neen, zegt getuige Orsema. De handelsreiziger C. Willig, vertelt van een bezoek op 2 Augustus bij verd. E. en hoe toen het gesprek kwam op de last van slakken, waaronder de tuin van verd. E. leed en toen gezegd is dat Parijsch groen met zeme len een best verdelgingsmiddel was. Is dat Parijsch groen gemakkelijk te verkrijgen? vraagt Mr. Muller Massis. O ja, zegt getuige Willig en vanmorgen heb ik de proef op de som genomen en heb in Hoorn een zakje gekocht. Hier heb ik het in mijn zak, zegt spr. en hij legt bedoeld zakje over; er staat niet op „vergif" en bij den aankoop is niet gezegd dat het vergif was. Met groote, belangstelling nemen de edelachtbaren ken nis van dit zakje. Uit de verklaringen van Mej. A. MareesNieuwland té Schagen blijkt dat de verstandhouding tusschen de echtelieden Br. den eersten tijd goed was, maar 'n jaar of 3 geleden onstuimig. Vrouw Br. wilde bijv. van de plaats en Br. wilde er blijven. Mr. Muller Massis weet nog wel meer bijzonderheden maar hij zal er getuige niet naar vragen. De volgende getuige a decharge is Neeltje Snijders Zwaan. Zij heeft tegen den verdediger van verd. E. ver klaard, dat er tusschen de echtelieden Br. haat bestond en niet dacht dat vei-d. E. hier de schuld van heeft. Dan is de getuige-deskundige Dr. Kuijtbosch, psycho loog aan het Prov. gesticht te Bakkum aan het woord, die tot de conclusie kwam, dat verd. Immetje B. in een dusdanige geestesgesteldheid verkeert, dat aan de ontoe laatbare dingen een mindere waarde dient te worden toegekend. Wel bezit verd. I. B. veel stommigheid. De ambtenaar van het Openb. Ministerie merkt op dat uit de correspondentie tusschen verd. I. B. met haar man toch wel blijkt dat zij berouw heeft over haar daad. Dr. Kuijtbosch zegt dat hem dit niet bij het onderhoud met verd. is gebleken, wel dat ze het vervelend vond van haar vrijheid te zijn beroofd, en de meening had, dat als haar man gestorven was zij een mooi leven met mede-verd. E. zou hebben gekregen. De verdachte E. in de vuurlinie. Na dit uitgebreid getuigenverhoor wordt verd. E. nog eens door den president onder handen genomen. De President wijst hem er op, dat allereerst alles door hem wordt ontkend, ook de ongeoorloofde verhouding en daarna wordt erkend dat een paar flescbjes jodium en Parijsch groen is gegeven aan verd. I. B., terwijl er een woning is om zich met deze mede-verd. af te zon deren. Dit alles getuigt van weinig waarheidsliefde. Verd. E. merkt op dat de fleschjes niet aan verd. I. B. zijn gegeven om hem (Br.) in te geven, dat moest zij (medeverd.) zelf weten. De President vraagt wat verd. I. B. dan met de flesch jes moest doen. Verd. E.: Om hem (Br.) lusteloos en kwijnend te ma ken. De President: Door het geven van de fleschjes heeft u dat dan ook gewild. We zijn nu gekomen, zegt de Pres. tot het oogenblik waarop het gewenscht is de openbare zitting op te heffen en over te gaan tot een zitting met gesloten deuren. Publiek en pers moeten dus de rechtzaal verlaten. Na een zitting van ongeveer een uur met gesloten deuren wordt daarna de zitting geschorst tot morgen, Woensdag, des morgens 10 uur. De getuigen en de getuigen a decharge, zoowel als de verdachten zijn nu gehoord. Morgen, Woensdag, volgt nu allereerst het requisitoir, en daarna het pleidooi, zoo wel van den verdediger van verd. I. B., Mr. C. A. de Groot als van den verdediger van den mede-verd. E., Mr. Th. Muller Massis. Verwacht wordt dat ook hiermede weer een geheelen dag zal zijn gemoeid. Tot 1 jaar en 6 maanden gevangenisstraf veroordeeld. (Reeds in een deel van onze vorige oplaag vermeld.) Gistermorgen heeft de meervoudige Straf kamer van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar uitspraak gedaan in de geruchtma kende strafzaak-Kusters. Verdachte, wien ten laste was gelegd de verduistering van ruim f 100.000.werd ver oordeeld tot èèn jaar en zes maanden gevan genisstraf, met bevel tot onmiddellijke inhech tenisneming. De eisch was drie jaar. Nadat deze uitspraak had plaats gehad, heeft de heer Kusters zichzelf aangemeld en zich in arrest doen stellen. Ten aanzien van de overwegingen, die de rechtbank heeft laten gelden met betrekking tot de veroordee ling van Mr. K., kan worden meegedeeld, dat ver dachte zich heeft schuldig gemaakt aan het misdrijf van voortgezette verduistering van gelden, welke hij anders dan door misdrijf onder zich had. De recht bank neemt als bewezen aan, dat verdachte de aan de stichting „Het Huis van Zessen" toebehoorende ef fecten, welke hij als beheerder van die stichting on der zich had, geleidelijk heeft verzilverd, welke we derrechtelijke toeëigening beschouwd moet worden als één voortgezette handeling, welke verduistering voltooid was door den verkoop dier effecten; het door den verdediger van verdachte, mr. P. Langeveld, gevoerde verweer, dat de benoeming van verdachte ais thesaurier niet rechtmatig was, niet opgaat; vol doende is, dat hij het feitelijk beheer had. Voorts acht cle rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte zich in de jaren 1925 tot en met 1929 heeft schuldig gemaakt aan verduistering van bedragen tot een totaal van f79.650.72, welke gelden hij als be heerder van de scholen der O. L. Vrouwestichting te Alkmaar onder zich had. Bij deze verduistering, meer malen gepleegd, doet het er niet, toe, of verdachte de bedoeling had de bestaande tekorten, later weer aan te zuiveren. Ten aanzien van de strafmar.t overweegt de recht bank, dat hetgeen verdachte heeft gedaan, een hoogst ernstig misdrijf is, begaan in c...i functie, waarbij hij schandelijk misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde onbegrensde vertrouwen. Voor iemand van zijn ontwikkeling kan niet als verzachtende omstan digheid worden aangenomen, dat er nimmer een be hoorlijke controle op zijn beheer werd uitgeoefend. Als verzachtende omstandigheid wil de rechtbank echter wel laten gelden de overweging, dat verdach te maatschappelijk volkomen ten val is gebracht en dat hij niet uitsluitend op eigen voordeel is uitge weest, alsmede, dat zijn geestelijke en lichamelijke gesteldheid ten gevolge van hetgeen hij de laatste twee jaren heeft ondervonden, ernstig zijn geschokt. WIELRIJDER DODGEREDEN. Onder een vrachtauto verpletterd. Gistermorgen, te ongeveer half acht, kwam te Ut recht een zware, met vee geladen vrachtwagen uit Borculo de Biltstraat uitrijden, terwijl van rechts, van den Witte Vrouwensingel een andere auto na derde. In plaats van voorrang te verleenen aan dezen, laatsten wagen, probeerde de chauffeur van den vee auto het eerst te passeeren, door ver naar links uit te halen. Hij reed daarbij evenwel een fietser, een 27-jarige inwoner van Zuilen, omver. De fietser kreeg den zwaren wagen over het lichaam en was op slag dood. De chauffeur verklaarde later, dat hij met het oog- op zijn lading niet sterk had durven remmen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1932 | | pagina 1