Alpieti Nitus-
Mnrttmit- LiiMlil
Vergiftigingszaak te Bergen.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
rdachte en haar vriend
voor de Alkmaarsche
Rechtbank.
UITSPRAAK IN DE
ZAAK-KUSTERS.
ad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder-
Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
n nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomcnd nummer geplaatst
Woensdag 24 Februari 1932.
SCIAGER
75ste Jaargang No. 9026
COURANT.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prij9 per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIëN van 1 tot 5 regels f0.85. iedere regel meer 15 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
om haar man met arsenicnm
uit den weg te ruimen.
pOOTE
BELANGSTELLING VAN DE ZIJDE
VAN HET PUBLIEK.
bals in ons nummer van gister reeds is meege-
diende Dinsdag voor de Arrondissements
«bank te Alkmaar de zaak tegen de echtgenoote
Jan B., Immetje B. te Bergen, die beschuldigd
1 van pogingen om haar man te vergiftigen met.
fech groen, een sterk arsenicumhoudend prae-
iat, dat haar eenige malen verstrekt heette te
[door een kaashandelaar E. te Alkmaar en die
en als medeverdachte terecht stond. De hijzonder-
pn zijn reeds gister door ons gemeld.
was zeer groote belangstelling voor de zitting
vandaag, niet alleen tot uiting komende door de
vezigheid van vele persvertegenwoordigers, doch
een zeer groot aantal nieuwsgierigen was pre-
Ook de getuigenbanken zijn geheel bezet,
or deze zitting is de rechtbank als volgt samen-
id: president Mr. Ledeboer, rechters Mrs. P. A.
is en Krabbe, griffier Mr. Couvée, terwijl het
paar ministerie vertegenwoordigd is door den
Mr. v. d. Feen de Lille.
Ie beide verdachten worden de rechtzaal binnen-
eid en hoewel het zeer wel te zien is dat hun
blijf in de gevangenis geen gunstige invloed op
physiek heeft gehad, zijn beiden rustig en
lm.
Serst volgt, het verhoor der beide verdachten.
Op de vraag van den president of verd. Immetje
die bekend heeft, bij deze bekentenis blijft, deelt
jd. mede, dat zij het haar ten laste gelegde heeft
pleegd, omdat haar echtgenoot haar bedreigd had
aar te zullen doodschieten, indien zij met den om-
Bg van mede-verd. II. E. bleef doorgaan. En zij
ilde haar echtgenoot voor zijn.
Jp de desbetreffende vraag van den president
Jelt verd. I. B. dan mede, dat in de maand Juni zij
jgonnen is met haar echtgenoot in zijn eten en thee
tiium toe te dienen ©n later Parijsch groen; jo-
um zoowel als het Parijsch groen waren haar bei-
f verstrekt dor mede-verdachte,
paar aanleiding van deze verklaring wordt ge
kird de mede-verd. H. E., die op de vraag van den
Kident waarom het jodium en Parijsch groen aan
eerste verdachte was uitgereikt, mededeelt, dat
doel ervan was om den echtgenoot van eerste
plachte sufferig en kwijnend te maken, opdat hij
b vrouw niet zou mishandelen. Het jodium nam
ikl. H. E. zelf wel in tegen verkoudheid en hij
|st dan ook dat het min of meer onschadelijk was.
laar omdat dit middel niet voldoende hielp, heeft
Brd. zijn mede-verd. I. B. Parijsch groen verstrekt.
Pt was hem bekend, de bediende van Nierop had
èt hem gezegd, dat het diende tot vergiftiging, van
Mzen. Verd. ontkent dat het doel voorzat Br. van
lieven te berooven.
De hoofdgetuige door ziekte afwezig.
i De hoofdgetuige- J. B. is wegens ongesteldheid niet
staat om als getuige te verschijnen.
Hierna wordt gehoord de getuige-deskundige Dr.
H. Pameijer, die jarenlang huisdokter van de fa-
lilie Br. is, die het verloop van de ongesteldheid
an zijn patiënt Br. mededeelt. Getuige doet dit vlak
oor de tafel, waaraan de rechtbank is gezeten en is
an ook voor de overiee aanwezigen in de rechtzaal
jecht verstaanbaar. Getuige deelt mede, welke
igenaardige ziekteverschijnselen door hem werden
econstateerd, verschijnselen die door hem aanvan-
Slijk werden toegeschreven aan besmetting middels
lijdende aan mond- en klauwzeer. Tenslotte is
een streng dieet voorgeschreven, is de ontlasting
fderzocht en het was op 22 O c tob er dat arsenicum-
jgiftiging werd geconstateerd, waarna de patiënt
op 23 October in het Centr. Ziekenhuis is opgeno-
£»#n. Een urine-onderzoek toonde aan dat na 113
Igem nog arsenicumbestanddeelen in de urine voor-
iva.m.
Op de vraag van den president of voor deze onge
steldheid van Br., getuige iets gemerkt had van de
minder goede verstandhouding tusschen man en
vrouw, deelt getuige mede, dat voor deze ongesteld
heid Br. ernstig ongesteld was geweest, waarbij zijn
vrouw hem goed verzorgde en steeds voor hem
«laar stond. Nadien is hem gebleken dat er een
Blinder goede verstandhouding ontstond en dat kwam
ook tot uiting toen de echtgenoote mededeelde dat zij
haar man geschopt was. Dat zal ongeveer an-
aemalf jaar geleden zijn geweest.
ne mededeelingen van den getuige Pameijer geven
M. f,ei(1® verdedigers, de heeren Mr. De Groot en Mr.
fliuuer Massis aanleiding tot het stellen van vragen,
oo vraagt Mr. Muller Massis of de aandoening van
nin^100 lte.niet kan ontstaan door groote toedie-
yah jodium. Volgens verklaring van getuige
ripir-J u1 Z( n walgelijke smaak, dat het onmid-
drar.ni, ultSesPuwd wordt en toediening in spijs of
1- z.ou de aandoening niet veroorzaken. Mr. Mul-
tuisrp t S1S vrJ?eg het juist is dat een broer van ge-
vronw Cni gezegd heeft op te passen voor zijn
OntiJn.', omclat zij wel eenigszins abi.o-maal zou zijn.
Mr ^„^kent dat hem hier iets van bekend is.
uuiier Massis merkt op dat de mededeeling van
getuige Pameijer t.a.v. het jodium berust op een ver
onderstelling, het is geen wetenschappelijke conclusie.
Verd. H. E. merkt op dat tegenover Br.'woonde een
juffrouw die tongblaar had.
Verd. Immetje B. deelt op de daartoe gestelde vraag
mede, dat zij met die juffrouw geen omgang had,
doch verdachte E. merkt op dat besmetting ontstaan
zou kunnen zijn door aanhalen van het kind van B.
Daarna worden gehoord de getuigen Th. L. T. Bol,
G. C. Som, A. A. Steiberg en Anth. Mortier, omtrent
het onderzoek der ontlasting en het opvangen der
urine.
Was het potje goed geborgen?
Ook aan getuige P. W. Emmelot, bediende aan het
Centr. Laboratorium voor Geneeskunde te Utrecht,
werden inlichtingen gevraagd omtrent het onderzoek
der ontlasting, waarhij Mr. Muller Massis er op wijst
dat omwisseling van den inhoud niet uitgesloten is,
immers het bewuste jampotje is gedurende een nacht
in het expeditievertrek blijven staan.
Getuige deskundige A. J. M. Kan, scheikundige aan
het geneesk. laboratorium, te Utrecht, oordeelt ver
wisseling onmogelijk, het was het eenigste pakje dat
was gekomen en de brief van Dr. Pameijer was in
het mandje waarin het jampotje was geplaatst. Ook
mej. Stas, eveneens werkzaam aan het geneesk. la
boratorium te Utrecht, werden inlichtingen gevraagd
over het onderzoek van de ten onderzoek toegezonden
ontlasting van Br.
Mej. Kan wordt nog eens gehoord over de wijze
waarop het onderzoek der urine plaats vond, waarin
een vrij groote hoeveelheid arsenicum werd gevon
den. Een geheel scheikundig betoog tusschen de ver
dedigers eenerzijds en de getuige deskundigen mej.
Kan en Dr. Pameijer en den Pres. anderzijds volgt. De
getuige-deskundige Pameijer wijst er daarbij met na
druk op dat de diagnose arsenicum-vergiftiging door
heeren deskundigen is gesteld buiten het onderzoek
van de faeses en de urine.
De zitting wordt vervolgens voor drie kwartier ge
schorst
Als de zitting hervat wordt, is het voor het publiek
bestemde gedeelte wederom geheel bezet.
Als eerste getuige-deskundige wordt gehoord de
heer H. J. Wanna, apotheker-scheikundige, die ge
hoord wordt over een zakje met opschrift: Parijsch
groen-vergif, dus zonder bijschrift waaruit zou blij
ken dat de inhoud alleen voor plantenvergif zou zijn.
Na onderzoek van de samenstelling van den inhoud
van het zakje is komen vast te staan, dat het be
vatte Parijsch groen en een gedeelte ervan is opgelost
geworden.
Door den verdediger, Mr. De Groot, wordt gewe
zen op de onvolledigheid van 't onderzoek door den
heer Wanna, niet is onderzocht de samenstelling van
den inhoud van het pakje, doch nageslagen is in een
boek hoeveel arsenicum er in Parijsch groen is.
Daarna wordt gehoord de getuige P. de Vries, be
diende van de firma Nierop en Slothouwer, die ver
klaart in eind September of begin October een ons
Parijsch groen te hebben verkocht aan verd. E. Het
wordt verkocht met de mededeeling zwaar vergif,
wat ook op het zakje vermeld wordt. Gewoonlijk
wordt slechts in het voorjaar Parijsch groen ver
kocht.
Verd. E. verklaart eind Augustus begin September,
Parijsch groen te hebben verkocht en hem is toen
gevraagd: U weet. wat er in zit, waarop bekl. bevesti
gend antwoordde.
De President wijst er verd. E. op dat hij vanmor
gen verklaard heeft, dat het Parijsch groen vergif
was voor luizen.
Verd. E. zegt dat dit betrof het eerder gekochte
zakje. Toen hij de eerste keer Parijsch groen kocht,
was door hem gevraagd naar Prijsgroen, waarop een
bediende antwoordde: U bedoelt zeker Parijsch groen,
een vergif voor luizen van vruchtboomen.
Getuige De Vries kan zich dit niet herinneren.
De volgende getuige is de lieer C. G. I-Iali, drogist
te Bergen, die met beslistheid verklaart, dat de fa
milie B. nimmer vergiften heeft gekocht, ja, hij zelfs
geen vergift in huis heeft.
Heeft het slachtoffer in levensgevaar
verkeerd?
Daarna wordt opgeroepen de getuige-deskundige
Dr. G. Hoeneveld, psycholoog te Alkmaar, die mede
deelingen doet over het onderzoek van den hoofdge
tuige Br. Het drievoudig onderzoek heeft z.i. dit re
sultaat gehad, dat allereerst gedacht, dient te worden
aan arsenicum-vergiftiging. Door de lichte stoornissen
in de ademhaling, kon de patiënt door de arsenicum-
toediening in levensgevaar gebracht worden.
De Ambtenaar van het Openbaar Ministerie wijst
er op, dat volgens verklaring van Dr. Pameijer de
patiënt voor hij naar het ziekenhuis is overgebracht,
wel in levensgevaar verkeert. Waaraan is dit gecon
stateerd? Aan de groote achteruitgang van zijn alge-
meenen toestand, antwoordt Dr. Pameijer.
Mr. Muller Massis vraagt of dit objectief beschouwd
is, waarop Dr. Pameijer zegt, ^at voor een objectief
oordeel zooveel factoren van invloed zijn. Tegenmid-
delen kunnen er tegen arsenicum niet toegediend wor
den.
Dr. Hoeneveld oordeelt ook dat Br. wel degelijk in
levensgevaar kan hebben verkeerd, het toeval speelt
hier dikwijls ook een groote rol, want als bij toedie
ning van een kleine hoeveelheid arsenicum een groote
ademhalingszenuw wordt aangetast, kan dat den
dood tengevolge hebben.
Na het scheikundig- krijgen we nu ook een ge
neeskundig betoog aan te hooren.
Dan wordt gehoord de getuige a décharge J. Groot,
fruithandelaar, te Blokker, wien gevraagd wordt of
verd. E. hem wel eens heeft geraadpleegd over zijn
fruitboomen. Bij een bezoek op 20 September is ook
wel over besproeiing van de vruchtboomen gespro
ken en of daarbij ook over Parijsch groen is gespro
ken, kan spr. zich niet meer herinneren.
De President herinnert er aan, dat in de dagvaar
ding getuige pertinent heeft verklaard voor 20 Sep
tember nimmer over Parijsch groen tegen verd- E.
te hebben gesproken.
Getuige zegt, dat zijn geheugen in dezen tekort
schiet en hij heeft nooit begrepen waarom hij in
deze zaak wordt opgeroepen.
Ook hij een samengesprek tusschen Mr. Muller
Massis en getuige Groot verklaart de laatste, dat
hij zich niet goed herinnert wat tusschen hem en
verd. E. is gesproken, wel geeft hij toe, dat hijzelf
Parijsch groen in zijn tuin heeft aangewend tegen
bloedluizen en ook Parijsch groen met tarwezemelen
tegen slakken. In Augustus, soms wel in September
wordt Parijsch groen gewoonlijk toegediend. Getuige
heeft het in Mei toegediend, bloedluizen zijn in
Augustus wel vertrokken. Het is gemakkelijk te ver
krijgen, als je wil kan je vijf kilo tegelijk koopen.
Wel staat er op vergif, maar ook wel eens niet, al
dus verklaart getuige Groot.
Nu is de beurt aan getuige mej. G. M. Wokke,
dienstbode bij de familie Br., die gëvraagd wordt
naar de verhouding van man en vrouw. Altemet
was er hommeles en op de vraag wie daar de oor
zaak van was, zegt getuige van mevrouw. De man
was evenwel ook niet vriendelijk, Mevrouw had wel
eens gezegd, „was ie maar dood." Deze verklaringn
zijn moeilijk uit getuige te halen. Soms werd cloor
de echtgenoote het eten van den man uit de keuken
vandaan naar boven gebracht, soms ging ze eerst
er mee naar de voorkamer en vervolgens naar bo
ven.
Wel voor den man, niet voor den hond.
Op de vraag van den President of hét restant eten
aan den hond mocht worden gegeven, werd door ver
dachte Ir. B. tot getuige Wokke gezegd het maar te
laten staan en dus niet aan den hond te geven. Pietje,
het zoontje, kreeg nooit melk. Meerdere malen heeft
Br. geklaagd over het beroerd smaken van de thee.
De President wijst er verd. I. B. op, dat getuige Wok
ke leelijke dingen van haar heeft gezegd, doch verd.
heeft geen aanmerkingen op deze verklaringen. Toen
zij verbood het eten aan den hond te geven, had zij jo
dium aan het eten toegevoegd. Als haar man haar had
uitgescholden, had ze wel gezegd: „was ie maar dood".
De tweede getuige a decharge is de heer E., broeder
van den verd. E., die verklaart dat E. een zeer gesloten
karakter heeft, die zijn verdriet nooit uit en waardoor
de rechtbank een verkeerden indruk van hem krijgt.
Alleen in onze zaak komen zijn zwakheden en zijn ka
rakter naar voren en getuige noemt diens groote gemak
kelijkheid. Zijn broer was een behulpzaam, goedhartig
man, geen vlotte zakenman, maar iemand die teerde
op de reputatie van zijn vader.
Op de door den heer Mr. Muller Massis gestelde
vraagt verklaart de getuige, dat hij zijn broeder niet in
staat acht een ander naar zijn leven te staan. Hij was
daar een veel te goed mensch voor en tijdens de ziekte
van zijn vrouw, was getuige's broer een voorbeeldig
echtgenoot. Als hij Br. had willen dooden, zou hij ook
verder gegaan móeten zijn met zijn eigen vrouw en het
tegendeel was waar, hij was in dien tijd buitengewoon
goed voor zijn vrouw. De jammerklachten van en de
sexueele omgang met die vrouw moeten zijn broer er
toe gebracht hebben. Wij hebben nooit geweten dat Pa
rijsch groen zulk zwaar vergif was, ook van arsenicum
wist spr .niet. Met nadruk wijst deze getuige nog eens
op het gemak en het gesloten karakter van zijn broer.
De verd. I. Br. wijst erop, dat mede verd. E. in
Bergen woonde, zij daardoor met hem in aanraking
kwam en hij haar toen had aangeraden te doen wat
zij hebben gedaan.
Mede als getuige a decharge worden gehoord de hee
ren Van den Deure te Enkhulzen en G. Grondsma, die
verd. E. schetsen als een correct, vriendelijk, joviaal,
goedmoedig man, dien zij niet in staat achten mee te
doen aan het dooden van een ander.
Een soortgelijke verklaring legt de heer Klerk, boek
houder te Oosthuizen af. Verd. E. is buitengewoon ge
makkelijk, hij had er een hekel aan, diep op de dingen
ln te gaan.
De volgende getuige a decharge is de heer Orsema,
bankwerker te Oosthuizen, die mededeelt hoe verd. E.
meerdere malen bijv. bij brand en bij gevaar van ver
drinken van een paar jongens, als helper en redder is
opgetreden. Van kind af heeft deze getuige verd. E. ge
kend, hij was een zieltje zonder zorg.
Een zieltje zonder zorg, maar die zich dan ook ge
makkelijk door Anderen liet leiden, zegt de President.
Gelooft U, vraagt Mr. Muller Massis, dat verd. E. in
staat zou zijn een ander van 't leven te berooven?
Neen, zegt getuige Orsema.
De handelsreiziger C. Willig, vertelt van een bezoek op
2 Augustus bij verd. E. en hoe toen het gesprek kwam
op de last van slakken, waaronder de tuin van verd.
E. leed en toen gezegd is dat Parijsch groen met zeme
len een best verdelgingsmiddel was.
Is dat Parijsch groen gemakkelijk te verkrijgen?
vraagt Mr. Muller Massis.
O ja, zegt getuige Willig en vanmorgen heb ik de
proef op de som genomen en heb in Hoorn een zakje
gekocht. Hier heb ik het in mijn zak, zegt spr. en hij
legt bedoeld zakje over; er staat niet op „vergif" en bij
den aankoop is niet gezegd dat het vergif was.
Met groote, belangstelling nemen de edelachtbaren ken
nis van dit zakje.
Uit de verklaringen van Mej. A. MareesNieuwland
té Schagen blijkt dat de verstandhouding tusschen de
echtelieden Br. den eersten tijd goed was, maar 'n jaar
of 3 geleden onstuimig. Vrouw Br. wilde bijv. van de
plaats en Br. wilde er blijven.
Mr. Muller Massis weet nog wel meer bijzonderheden
maar hij zal er getuige niet naar vragen.
De volgende getuige a decharge is Neeltje Snijders
Zwaan. Zij heeft tegen den verdediger van verd. E. ver
klaard, dat er tusschen de echtelieden Br. haat bestond
en niet dacht dat vei-d. E. hier de schuld van heeft.
Dan is de getuige-deskundige Dr. Kuijtbosch, psycho
loog aan het Prov. gesticht te Bakkum aan het woord,
die tot de conclusie kwam, dat verd. Immetje B. in een
dusdanige geestesgesteldheid verkeert, dat aan de ontoe
laatbare dingen een mindere waarde dient te worden
toegekend. Wel bezit verd. I. B. veel stommigheid.
De ambtenaar van het Openb. Ministerie merkt op
dat uit de correspondentie tusschen verd. I. B. met
haar man toch wel blijkt dat zij berouw heeft over haar
daad.
Dr. Kuijtbosch zegt dat hem dit niet bij het onderhoud
met verd. is gebleken, wel dat ze het vervelend vond
van haar vrijheid te zijn beroofd, en de meening had,
dat als haar man gestorven was zij een mooi leven met
mede-verd. E. zou hebben gekregen.
De verdachte E. in de vuurlinie.
Na dit uitgebreid getuigenverhoor wordt verd. E. nog
eens door den president onder handen genomen.
De President wijst hem er op, dat allereerst alles door
hem wordt ontkend, ook de ongeoorloofde verhouding
en daarna wordt erkend dat een paar flescbjes jodium
en Parijsch groen is gegeven aan verd. I. B., terwijl er
een woning is om zich met deze mede-verd. af te zon
deren. Dit alles getuigt van weinig waarheidsliefde.
Verd. E. merkt op dat de fleschjes niet aan verd. I.
B. zijn gegeven om hem (Br.) in te geven, dat moest
zij (medeverd.) zelf weten.
De President vraagt wat verd. I. B. dan met de flesch
jes moest doen.
Verd. E.: Om hem (Br.) lusteloos en kwijnend te ma
ken.
De President: Door het geven van de fleschjes heeft
u dat dan ook gewild. We zijn nu gekomen, zegt de
Pres. tot het oogenblik waarop het gewenscht is de
openbare zitting op te heffen en over te gaan tot een
zitting met gesloten deuren.
Publiek en pers moeten dus de rechtzaal verlaten.
Na een zitting van ongeveer een uur met gesloten
deuren wordt daarna de zitting geschorst tot morgen,
Woensdag, des morgens 10 uur.
De getuigen en de getuigen a decharge, zoowel als
de verdachten zijn nu gehoord. Morgen, Woensdag, volgt
nu allereerst het requisitoir, en daarna het pleidooi, zoo
wel van den verdediger van verd. I. B., Mr. C. A. de
Groot als van den verdediger van den mede-verd. E.,
Mr. Th. Muller Massis.
Verwacht wordt dat ook hiermede weer een geheelen
dag zal zijn gemoeid.
Tot 1 jaar en 6 maanden gevangenisstraf
veroordeeld.
(Reeds in een deel van onze vorige
oplaag vermeld.)
Gistermorgen heeft de meervoudige Straf
kamer van de Arrondissementsrechtbank te
Alkmaar uitspraak gedaan in de geruchtma
kende strafzaak-Kusters.
Verdachte, wien ten laste was gelegd de
verduistering van ruim f 100.000.werd ver
oordeeld tot èèn jaar en zes maanden gevan
genisstraf, met bevel tot onmiddellijke inhech
tenisneming.
De eisch was drie jaar.
Nadat deze uitspraak had plaats gehad, heeft de
heer Kusters zichzelf aangemeld en zich in arrest
doen stellen.
Ten aanzien van de overwegingen, die de rechtbank
heeft laten gelden met betrekking tot de veroordee
ling van Mr. K., kan worden meegedeeld, dat ver
dachte zich heeft schuldig gemaakt aan het misdrijf
van voortgezette verduistering van gelden, welke hij
anders dan door misdrijf onder zich had. De recht
bank neemt als bewezen aan, dat verdachte de aan
de stichting „Het Huis van Zessen" toebehoorende ef
fecten, welke hij als beheerder van die stichting on
der zich had, geleidelijk heeft verzilverd, welke we
derrechtelijke toeëigening beschouwd moet worden
als één voortgezette handeling, welke verduistering
voltooid was door den verkoop dier effecten; het
door den verdediger van verdachte, mr. P. Langeveld,
gevoerde verweer, dat de benoeming van verdachte
ais thesaurier niet rechtmatig was, niet opgaat; vol
doende is, dat hij het feitelijk beheer had. Voorts
acht cle rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat
verdachte zich in de jaren 1925 tot en met 1929 heeft
schuldig gemaakt aan verduistering van bedragen
tot een totaal van f79.650.72, welke gelden hij als be
heerder van de scholen der O. L. Vrouwestichting te
Alkmaar onder zich had. Bij deze verduistering, meer
malen gepleegd, doet het er niet, toe, of verdachte
de bedoeling had de bestaande tekorten, later weer
aan te zuiveren.
Ten aanzien van de strafmar.t overweegt de recht
bank, dat hetgeen verdachte heeft gedaan, een hoogst
ernstig misdrijf is, begaan in c...i functie, waarbij hij
schandelijk misbruik heeft gemaakt van het in hem
gestelde onbegrensde vertrouwen. Voor iemand van
zijn ontwikkeling kan niet als verzachtende omstan
digheid worden aangenomen, dat er nimmer een be
hoorlijke controle op zijn beheer werd uitgeoefend.
Als verzachtende omstandigheid wil de rechtbank
echter wel laten gelden de overweging, dat verdach
te maatschappelijk volkomen ten val is gebracht en
dat hij niet uitsluitend op eigen voordeel is uitge
weest, alsmede, dat zijn geestelijke en lichamelijke
gesteldheid ten gevolge van hetgeen hij de laatste
twee jaren heeft ondervonden, ernstig zijn geschokt.
WIELRIJDER DODGEREDEN.
Onder een vrachtauto verpletterd.
Gistermorgen, te ongeveer half acht, kwam te Ut
recht een zware, met vee geladen vrachtwagen uit
Borculo de Biltstraat uitrijden, terwijl van rechts,
van den Witte Vrouwensingel een andere auto na
derde. In plaats van voorrang te verleenen aan dezen,
laatsten wagen, probeerde de chauffeur van den vee
auto het eerst te passeeren, door ver naar links uit
te halen. Hij reed daarbij evenwel een fietser, een
27-jarige inwoner van Zuilen, omver. De fietser kreeg
den zwaren wagen over het lichaam en was op slag
dood.
De chauffeur verklaarde later, dat hij met het oog-
op zijn lading niet sterk had durven remmen.